1874. N°. 122. Zondag 11 October, 32 Jaargang. Uitgever A. A. BAKKER Cz. Burean: MOLENPLEIN, N°. 163. Binnenland. UELDERSCHE EY YIEUWEDIEPER COURANT. ,Wij huldigen het goede.9' Verschijnt Dingsdag-, Donderdag- en Zaturdag namiddag. Abonnementsprijs per kwartaal 1.30. J franco per post - 1.65. Prijs der Adverte&tiën Ven 14 regels 60 cent, elke regel meer 15 cent. Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend. Glken Donderdag vertrekt de mail naar Oost-Indië vla Brlndlgi. Laatste ligting 's avonds 6 uur. De sluiting der mail naar Padang en Batavia, te ver zenden per mailboot Sumatra, geschiedt den 19 Oct., na aankomst van trein II (N. Holl. Spoorweg) ten 7.30 's avonds. De VOORZITTER van den RAAD der gemeente HELDER brengt ter openbare kennis, dat DE RAAD ZAL VERGADEREN op DINGSDAG den 13 OCTOBER e. k., des AVONDS ten ZEVEN ure. Helder, den 10 October 1874. De Voorzitter voornoemd, STAKMAN BOSSE. PONTEN TER BEHANDELING: 1. Rapport onderzoek begrooting en besluiten belastingen 1875. 2. Concessie Bank van Leening. 3. Mededeeling van ingekomen stukken. HELDER en NIEUWEDIEP, 10 October. In zijne vergadering van gisteren avond is door het kiescollege der Hervormde gemeente alhier het navolgende alphabetisch gestelde twaalftal predikanten zamengesteld ds. Bouman, te Kolhorndr. Bruins, te Aartswoud ds. Je Hol, te Bedijkte Schermer; ds. Jentink, te Petten; ds. Kamp, te Hekelingendr. van Maanen, te Winkel dr. Meijboom, te Veendam; ds. Pareau, te Anna Paulowna; ds. Prins, te Nieuwendam; dr. Riet, te Wijdenes; ds. Vrenden- berg, te Varsseveld; ds. van Zetten, te Heerhugowaard. Léon Gambetta, vergezeld van twee heeren, is jl. Donderdag in deze gemeente geweest en heeft o. a. een bezoek gebragt aan het Prov. Observatorium van den heer W. Ph. de Kruijff. Het ijzeren raderstoomschip Merapi, gebouwd voor rekening van het departement van Marine en bestemd voor de koloniale dienst in Oost-Indiii, is jl. Donderdag te Eeijenoord met goed gevolg te water gelaten. 5.) Men had haar verkocht, eene oorspronkelijke novelle, door AE. Zij had van het terras een fraai uitzigt op de bergwereld, die statig en zwijgend voor baar lag; in de verte alleen hoorde zij een dof geruisch en geklop, het gerucht dat de mijnwerkers in de groeven op een aanmerkelijken afstand maakten. Haar oog verloor zich in de menigvuldige kronkelpaden en grillige scheuren en kloven; digt bij haar groeiden hooge dikke boomen, zoodat hare hand de takken kon grijpen. Het pad voor haar was weinig betreden en met steenen, omgevallen boomstammen, woeste planten, doode takken, dorenstruiken, mos en allerlei andere dingen bedekt. De afgevallen bladeren hadden er ieder jaar een vruchtbare mest gespreid, zoodat er duizend plantjes welig tierden, wie de lente op dit warme beschutte plekje reeds met liefelijk groen en kleine bloempjes getooid had. Zelfs op het terras groeide en bloeide het welig en klimopplanten hadden zich aan deze zijde om bet geheele gebouw geslingerd. Bekoord en aangetrokken door bet woeste, stoute natuurtooneel, waarmede de dreigende wolken, die als groote schaduwen voorbijvlogen zoo wonderlijk overeenkwamen, daalde Hortense de breede trappen af en schreed langzaam op den bergweg voort. Bij een kleine bogt bleef zij getroifen staan. Op een rotsklomp vlak voor haar verhief zich een geweldige boom, van reusachtigen omvang, zijn stam was echter door stormwind of bliksem half afgeknot, nieuwe takken sloegen hunne reuzeuarmen naar alle zijden uit en waren reeds half met welig groen bedekt. Het zonderlingste aan dezen boom waren zijne wortels, zij lagen voor een groot gedeelte bloot en worstelden als het ware om in den grond te komen. In de grilligste vormen en de zonderlingste gedaanten bogen, kromden, klemden en wrongen zij zich, taai en bard als pezen alle bedwang ontwijkende; liever de rots, waar zij op rustten, splijtende, dan een anderen doortogt te banen. Kleine plantjes hechtten zich aan hen vast, hetgeen zij geduldig toelieten, maar grooteren ver stikten zij met ruw onbarmhartig geweld; het was een worsteling van de levende natuur met de versteende, en de rotsklomp was reeds half daarin bezweken. Nir- staarde Hortense in mijmering weggezonken naar den boom, toen J^atrijne bij haar kwam en haar vriendelijk bezorgd over hare onvoorzichtigheid om zoo vroegtijdig zonder iets gebruikt te hebben uit te gaan berispte, er tevens bijvoegende dat zij ligt verdwalen kon. Hortense haalde de schouders op, alsof het haar onverschillig was wanneer zij verdwaalde en keerde naar het kasteel terug. „Het is hier eeii mooije natuur," zeide zij. Katrijuc zag haar verbaasd aan. Het was niet mogelijk die leelijke woeste bergen en verwaarloosde paden mooi te vinden, meende zij. Het ontbijt stond in een zaal, die op den tuin uitzag, waar Hortense dadelijk een blik in wierp. Zij zag niets als een doolhof van boomen en struiken, door hooge steenen muren afgesloten, van aanleg was geen spoor te bekennen. De baron trad binnen, wenschte baar statig goeden morgen en beiden zetten zich aan het ontbijt. Hij begon over den tuin te spreken en vertelde dat er sints vijftig jaren niet in gewerkt was; bij wilde hem nu echter laten aanleggen, Te dikwijls zijn er in de laatste jaren uit den vreemde aanbiedingen tot deelneming aan geldleeningen tot ons gekomen, welke zachtst genoemd, van zeer dubieuzen aard waren, dan dat men niet roet vreugde eene gelegenheid tot geldbelegging zou begroeten, welke, zoowel wat liet soliede als het voordeelige betreft, niets te wenschen over laat. Als zoodanig toch mogen wij in gemoede de leening aanbevelen, welke door de stad Amsterdam wordt uitgegeven ter bestrijding der onkosten van talrijke werken van open baar nut. Uit de voorwaarden, door burgemeester en wet houders dier stad ter publieke kennis gebragt, blijkt namelijk o. a. het volgende. Het nominaal bedrag der leening is f 21,000,000, verdeeld in aandeelen van f' 100 of seriën van f 1000, uitgegeven wordende tegen den koers van 871 pCt. De rente, ad 3 pCt., ingaande 1 Oct. jl. is betaalbaar bij halfjaarlijksche coupons, vervallende 1 Jan. en 1 Julij, welke te Amsterdam bij voldoening van gemeente belasting in betalÏDg worden aangenomen. De aflossing geschiedt in 68 jaren, terwijl elk jaar een bedrag van f 804,100 ter verzekering der betaling op de gemeente- begrooting wordt uitgetrokken en alle middelen der gemeente daarvoor verbonden zijn. De eerste aflossing heeft op 15 Dec. e. k. plaats, en vervolgens worden in de eerst volgende tien jaren drie en daarna twee trekkingen per jaar gehouden, met gezamenlijke premiën van f 100,000, f 50,000, f 25,000, f 10,000, en talrijke kleine premiën, terwijl elk aandeel minstens met f 100 wordt afgelost. Terwijl wij onzen lezers zeer aanbevelen kennis te nemen van de bijzonderheden dezer leening, in de algemeen ver krijgbaar gestelde prospectussen vermeld, en daardoor met eigen oogen zich van het degelijke en voordeelige dezer door de hoofdstad aangeboden financiëele operatie te over tuigen, maken wij nog indachtig, dat de inschrijving op deze leening is opengesteld alleen op Dingsdag 13 Oct., van 10 uur 's voormiddags tot 4 uur 's namiddags, aan de kantoren, in de hierachter opgenomen advertentie genoemd. Bij het departement van Oorlog moet het plan in overweging zijn om, op het voorbeeld van hetgeen daar omtrent bij de marine te Nieuwediep bestaat, een eigen slagterij voor de infanterie in de garnizoenen op te rigten. De stukken bronzen geschut, in Atsjin veroverd, zijn haar smaak zou daarbij in acht genomen worden. Zij boog even. Hij vroeg nu hoe haar hare kamers bevielen. Zij kon er nog niet over oordeelen, zeide zij stijf. Hij maakte eenige verontschuldigingen over het ameublement, wierp de schuld biervan op hun haastig huwelijk en beloofde alles een ander aanzien te zullen geven en prachtige meubelen te zullen ontbieden, want op geld behoefde hij niet te zien. Zij antwoordde niets als een droog „natuurlijk," en hierbij bleef het gesprek steken. Na het ontbijt begaf zich de baron naar zijn kamer om eenige opzigters en arbeiders te spreken en Hortense, alleen gebleven, liet de huishoudster bij zich komen. Deze dame, een toonbeeld van leelijkbeid, was zeer verheugd toen de barones haar hooghartig mededeelde dat zij niet van plan was zich in iets met het huishouden te bemoeijen en verzocht om de gunst het kasteel aan hare nieuwe gebiedster te mogen laten zien. Hortense bewilligde hierin en vond Katrijnes opmerkingen bevestigd. Zij zeide niet veel op de talrijke aanwijzingen der huishoudster en jufvrouw Aagje zag haar nu en dan van ter zijde aan, zich in stilte over hare jeugd en schoonheid verwonderende. Wanneer Hortense die blikken opmerkte klemde zij de lippen stijf op elkander, maar overigens bleef haar gelaat strak en onbewegelijk. Na het kasteel gezien te hebben, ging Hortense naar de zaal, die als woonkamer werd aangeduid, en waar dezelfde tegenstrijdigheid van ameublement heerschte; zij zette zich voor een der ramen, die uitzigt op de rivier hadden en op den weg welke gewoonlijk slechts door mijnwerkers, arme vrouwen, kleine kindereu en een enkelen reiziger betreden werd. De dreigende wolken ontlastten nu geweldige regenvloeden, de vreedzame rivier bruischte en klotste en de stormwind floot gierend door het gebergte. Hortense bleef bedaard dit oproer gadeslaan, geen levende ziel kwam voorbij, eenige bergzwaluwen vlogen angstig heen en weder. De regen viel eentonig op de straatsteenen, diepe geulen en plassen vormden zich, alles zag er nat en somber uit, en de eenzame vrouw bleef turen naar den regen, naar de rivier, naar den overstroomden weg en naar de wolken, terwijl hare gedachten verre, verre heen vlogen naar de woning harer kindsebheid. Zoo kropen de uren voorbij. De pendule, een ouderwetseli ding, dat een harp voorstelde, in welker liandvatsel men den slinger kon zien bewegen, sloeg eindelijk vier uren. Hortense rilde, zij stond op, zag eens in de eenzame kamer rond, streek zich met de hand over het voorhoofd en kreeg een gevoel alsof zijoud werd. Kort hierna trad Katrijna binnen en berigtte haar dat zij de koffers ontpakt had. Hortense luisterde verstrooid, nam een boek en verdiepte zich in eene denkbeeldige wereld, die niets met de hare gemeen had, Katrijne verdween weder en kort na haar verscheen de baron. Hij vond het koud in de kamer en gelastte een vuur in den haard aan te leggen, maar nog voor er eenige warmte uitstroomde ging Hortense zich kleeden voor het diner. Zij deed haar zwart fluweelen kleed van den vorigen dag aan en teruggekomen voerde de baron haar naar de eetzaal, waar in stijve deftigheid het diner een aanvang nam. Er was voor nog een persoon gedekt en weldra verscheen een schraal, kaal gekleed man I te 's Hage aangebragt en in de Rijksgieterij geplaatst. Later zullen op de Rijksmunt daaruit medailles voor de deelneming aan den krijg in Atsjin worden geslagen. Beroepen te Gapinge de heer J. W. Nijenhuis, pred. te Eijerland op Texelte Waal en Koog op Texel de heer L. Boonacker, candidaat. Jl. Donderdag vierde mr. C. Ie Clercq, secretaris generaal bij het departement van Buitenlandsche Zaken, den dag waarop hij 50 jaar bij dat departement werkzaam was geweest. De ambtenaren van het departement zijn hem gezamenlijk komen gelukweDschen en hebben hem eenige prachtwerken ten geschenke aangeboden. De zware regens der laatste dagen hebben te Wieringen het lage land meerendeels onder water gezet. Jl. Woensdag namiddag is te Wieringen op de hoogte van Westerland een tjalkschipper over boord geslagen en verdronken. De gedenkdag van Alkmaars ontzet in 1573 werd jl. Donderdag op de gewone wijze gevierd, door het uit steken der vlaggen, het houden eener feestrede enz. Des avonds gaven de vereenigde tooneellisten eene voorstelling, getiteldMoederliefde en Heldenmoed of de Gevangenis op het Slot 's Gravensteen te Antwerpen." Het feest werd met een réunie en bal besloten. Op de vee-tentoonstelling te Hoorn zijn de volgende prijzen toegekend: Voor stieren, geboren in 1874, met de meeste en beste kenmerken van veel melkgevend ras, aan J. Man, te Beemster. 1ste prijs; J. Goezinne, te Oosterblokker, 2de pr. F. Bakker, te Wijdenes, prijs van het bestuur. Voor het beste en schoonste stierkalf, geb. in 1874, aan J. Wit, te Midwoua, 1ste pr.; C. Winder, te Avenhorn, 2de pr.; P. Rus Pz., te Schermer, prijs van het bestuur. Voor een koe die de meeste en beste kenmerken heeft van veel melkgeven, onbepaald welken ouderdom, aan D. Munnikhuis, te Beemster, 1ste pr.J. Tiel, te Hoorn, 2de pr.H. Kok, te Binnenwijzend, prijs van het bestuur. Voor rammen, geb. in Noordholland 1874, aan A. F. Sieuwerts, te Alkmaar, 1ste pr.H. de Baard, te Ooster blokker, 2de pr.J. Goezinne, te Oosterblokker, 3de pr. Voor inzending buiten programma, aan D. Munnikhuis, in de deur, die buigend naderde. De baron stelde hem als doctor Alsing aan zijn sckoone vrouw voor. De doctor had een geel bleek gelaat, kleine flaauwe oogjes, die bijwijlen onaangenaam flikkerden, een hoekige gestalte, dunne haren en een baardelooze kin. Bedeesd zette hij zich neder, nam zijn servet, vouwde het zoo voorzichtig mogelijk uit, waarna hij zijn deel van de soep ontving en onder een drukkende stilte begon te eten. De baron was te deftig om te praten, zijne vrouw te onverschillig, de doctor scheen te bedeesd. Eindelijk merkte de laatste met een zacht stemmetje eerbiedig aan: „Gode zij dank heer, dat wij u weder gezond en gelukkig in ons midden hebben." De baron knikte statig, als wilde hij zeggen: „Ga voort." Alsing vervolgde: „En met zulk eene schoone dame aan uwe zijde om de hoogste plaats hier in huis in te nemen en op de waardigste wijze te vervullen, waarlijk er is dubbele reden om den Heer daarvoor te danken." „Zeer juist aan gemerkt," zeide de oude heer; in llorteuses oogen speelde een dreigende flikkering. De vorige stilte begon weder te heerschen. De bedienden kwamen met vleesch en groenten. Op eens hief de doctor het hoofd op en zeide: „Als ik eerbiedig vragen mag, mevrouw de barones, hoe bevallen u deze streken?" „Ik kan er nog niet over oordeelen," antwoordde de dame stroef. „U treft het ook juist zeer onaangenaam met het weder, maar als de zon schijnt kan het hier zeer schoon zijn. De plantengroei is hier weelderig en er zijn in deze streken verscheidene zangvogels." Zijn flaauwe bewondering was hier ten toppunt gestegen en zonk weder in het niet. Daar Hortense niets zeide, sprak haar gemaal deftig „Mevrouw i zal de bergwereld zeker willen leeren kennen en daar gij, mijnheer Alsing, hier zoo goed bekend zijt, zoudt ge haar den weg kunnen wijzen." De doctor haastte zich te zeggen dat dit hem een groote eer zou zijn, doch Hortense zeide koel dat zij liever alleen wandelde, en nu trok Alsing zijn oogleden naar de hoogte, op een wijze dat Hortense dacht: „Welk een valsch gezigt heeft die man." Onbewust van hare slechte meening zeide de doctor„Ik ben geheel bewondering voor uw moed om alleen het gebergte te durven ingaan, doch men kan ligt verdwalen, mevrouw. De wegen zijn kronkelend, menigmaal ontbreekt een vasten steun aan den voet, diepe kloven openen zich soms plotseling en als men een hoogen berg beklommen heeft en waant een fraai uitzigt te zullen genieten, bemerkt men soms plotseling dat men zich bedrogen heeft: de hooge rots doet een somber dal ontdekken en is aan alle andere kanten ingesloten. Zoo gaat het ook wel eens in het leven. Vaak waant men het hoogste bereikt te hebben en bemerkt dan, dat men zich vergist heeft en zulke vergissingen zijn treuriger; men kan niet anders dan houden wat men heeft om niet alles te verliezen." Er was een geheimen zin in deze woorden, Hortense gevoelde dit. Hij bragt haar een soort van spcldeprik toe als wraak voor hare onbeleefde weigering. Haar strak gezigt veranderde evenwel niet, doch in haar binnenste dacht zij: Wanneer hij nu reeds zoo iets durft zeggen, wat zal hij dan later doen en een somher voorgevoel benevelde haar gemoed. Weder volgde een doodsche stilte. Hortense at niet meer en j speelde me> haar servetring, een prachtstuk van goud met smaragden

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1874 | | pagina 1