1874. N°. 124.
Vrijdag 16 October.
32 Jaargang.
BEKENDMAKING.
QUARANTAINE.
Uitgever A. A. BAKKER Cz.
Bureau: MOLENPLEIN, N°. 163.
HEFFING VAN SCHOOLGELD.
GEMEENTERAAD.
HELDERSCHE
EN NIEUWEDIEPER COURANT.
„Wij huldigen het goede."
*•<5 Vèrschijnt Dingsdag-, Donderdag- en Zaturdag namiddag.
Abonnementsprijs per kwartaal 1.30.
'«t 0 franco per post - 1.65.
Prijs der Adverteatiën Van 14 regels 60 cent,
elke regel meer 16 cent.
Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend.
Eiken Donderdag vertrekt de inail naar Oost-Indië
vla Brindisi.
Laatste ligting 's avonds 6 uur.
De sluiting der mail naar Padang en Batavia, te ver
zenden per mailboot Sumatra, geschiedt den 24 Oct., na
aankomst van trein II (N. Holl. Spoorweg) ten 7.30 'savonds.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS der gemeente HELDER
maken bij deze bekend, dat, even als vroeger, van den 16 dezer
tot en met den 15 April 1875, de quarantaine zal gehouden worden
achter in het Nieuwediep bij het Nieuwewerk, en dat alle vroegere
bepalingen opzigtelijk het stoppen of ankeren en in quarantaine
liggen in den mond van de haven, van volle kracht blijven
zullende de schepen aldaar de eerste visitatie moeten ondergaan,
na welke visitatie de visiteur der quarantaine, indien daartegen
geene bedenkingen bestaan, vrijheid verleent om naar het Nieuwewerk
te verhalen of te zeilen; doch ingeval er onverhoopt ziekts of
besmetting aanwezig of te vermoeden is, zoodanige schepen zal
gelasten, om in den mond der haven aan den Steenendam te
meeren, alwaar zij tot nadere orders van Hoogerhand steeds zullen
bewaakt worden.
Het zal échter aan schepen, welke slechts aan visitatie zonder
quarantaine onderworpen zijii, vrijstaan, om de visitatie op de reede
af te wachten, indien het met hun belang in strijd is om in het
Nieuwediep te komen.
Ieder wordt ernstig gewaarschuwd, om zich zonder schriftelijke
vergunning van den heer Directeur en Kommandant der Marine,
aan boord van quarantaine-schepen te begeventen einde zich te
vrijwaren voor de toepassing der zware straffen welke op de over
treding zijn vastgesteld.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
Helder, STAKMAN BOSSE, Burgemeester,
den 12 October 1874. L. VERHEY, Secretaris.
De BURGEMEESTER der gemeente HELDER brengt, voor
zooveel noodig, de belanghebbenden ouders in herinnering, dat het
schoolgeld voor hunne Kinderen over het YIERDE KWARTAAL
DEZES JAARS, vóo'r den EERSTEN NOVEMBER a. s. ten
kantore van den Ontvanger dezer gemeente moet zijn betaald.
Helder, De Burgemeester voornoemd,
den 14 October 1874. STAKMAN BOSSE.
Er was eens een....
Neen, geen fabeltje! vertel geen fabeltje, wij zijn te
oud en te wijs geworden voor fabelen en zij passen niet
in de ernstige omgeving van de politiek.
Welnu, 't zal geen fabel en geen sprookje zijn. Er
was dan eens ergens een klein land met eene groote
hoofdstad. Die hoofdstad werd geregeerd door een acht
baren en wijzen raad, en soms liet die raad een regel van
millioenen neêrdruppelen, die de oogfcn van allen verblindde.
Enkelen waren er wel die hunne blindheid toeschreven aan
tranen, en die tranen aan hooge belastingen, maar die
enkelen behoorden tot de oppositie en telden niet mede.
Eens op een dag, toen de zon in 't water scheen, en de
vreugde deed ontluiken in de harten der menschen, gingen
de burgemeester en de wethouder van die groote hoofd
stad op reis, en...
Zijt gij wel zeker, dat bet geen fabeltje is
Volkomen zeker, burgemeesters zijn in 't geheel niet
fabelachtig!... en op hunne reis zagen zij veel, wat zij
opschreven in hun zakboekje, en noteerden „om te be
spreken met den directeur van publieke werken." Maar
voornamelijk keken zij rond in Ëngelsche havensteden, ze
bewonderden de trotscbe zeekasteelen, de bewegelijke stoom-
booten, die laadden en losten aan de groote kaden, en de
loodregt uit het water oprijzende walmuren, waardoor de
kostbare lading der schepen onmiddelijk zonder tijdverlies
op den wal en in de pakhuizen kon worden overgebragt.
Dat was zeer mooi, en zeer doelmatigeen schat van tijd,
het levenselement van de stoomvaart, werd daardoor uit
gewonnen; enkele uren waren voldoende om de zwaarst
bevrachte Atlantische stoomer te ledigen, en in staat te
stellen weêr met eene nieuwe lading den weg over den
oceaan in te slaan. Daarna kwamen zij weêr terug van
hun uitstapje uit de vreemde havens, en zeiden, dat zij 't
ook zoo willen hebben. De directeur van publieke werken
sloeg de handen aan den arbeid, maakte plannen en teeke-
ningen, de eerste steen werd gelegd door 't dochtertje van
de een of andere autoriteit met een wit japonnetje aan, en
een zilveren troffeltje in de hand, de muziek klonk over
het terrein, vlaggen wapperden, talrijke toaster, waaronder
zelfs welsprekende, vierden den bloei van de hoofdstad, en
de voortreffelijkheid van de mannen, die uit eigene oogen
waren gaan zien, werd verheerlijkt in couranten, waarin
die mannen geen aandeelen en waarop die mannen geen
invloed hadden. Welgemoed togen de ploegen sterke
mannen aan aard- en metselwerk, en spitteden en graafden,
metselden en timmerden twee, drie jaar lang; toen waren
de kaaimuren en de pakhuizen gereed, de millioenen ver
werkt en de premieleening van de hoofdstad was al dien
tijd boven den prijs der uitgifte genoteerd geworden, het
geen bewees, dat sommige bankiers beter rekenen dan
sommige wetgevers.
Zoo was dan 't werk gereed, en de schepen hadden nu
slechts te komen om behandeld en gefiteerd te worden,
zooals alleen groote en rijke koopsteden schepen behandelen
kunnen. Er kwamen dan ook schepen, maar niet velen,
lang niet zoovelen, als men verwacht had. Waarom niet?
Omdat ja omdat ze er eigenlijk niet komen konden.
Er was wel eene manier om langs eene soort van groote,
landelijke trekvaart naar de hoofdstad te komen, een vaart
vol bogten door groene weilanden met grazende koeijen,
langs welvarende dorpen en in 't groen verloren stadjes,
eene vaart, waarin een zeeschip ongeveer even gemakkelijk
zich bewoog, als een man zich beweegt in de kleêren van
een kind, maar die landelijke reis kostte veel geld en veel
tijd. In vervlogen jaren, toen een togt naar Indië negen
maanden duurde, en men reizen naar Amerika bij weken
berekende, maakten die meerdere kosten en dat tijdverlies
een onbeduidend verschil op eene reederij-rekening. Maar
sedert de stoomvaart bij dagen had leeren rekenen, en
soms bij uren telde, sints de stoombooten de zeilschepen
verjaagden, en de vaartuigen van groot charter, de kleinere
uit de vaart verdreven, was dat romantische kanaal een
zeer ongelukkige toegang naar de hoofdstad geworden. Nu
was men wel al sints jaren bezig om een ander kanaal te
graven, een regte weg van flinke afmetingen, maar heel
veel succes had „men" daar nog niet mede gehad. „Men"'s
geschiedenis was in de eerste plaats een verslag van gel
delijke moeijelijkheden, en eerst in de tweede plaats de
•wordingshistorie van een kanaal. De ingang van dat kanaal
werd gevormd door hoofden, die hoofden door beton
blokken, en tusschen die hoofden verzamelde de stroom
het zand, zoodat het veel aardiger aan badgasten, dan aan
varenslieden scheen. Buitendien was het weerstandsver
mogen van die hoofden berekend op mooi, stil weêr, en
telkens verkoos de storm die met meer geweld aan te
vallen, dan zij konden verdragen. Allerlei commissiën
hadden er bij gestaan, en het hoofd geschud en verklaard,
„dat het wel houden zou als 't niet waaide," maar helaas I
het waaide altijd weêr. Dat was eene teleurstellingIndien
het gras niet groeide op de nieuwe kaden, dan was 't
alleen, omdat eene politie-verordening zulks verbood, en
de nieuwe ambtenaren ten dienste der scheepvaart, haven
meesters, opzigter en sjouwerlieden, tot tijd en wijle, dat
de schepen komen zouden, bezig gehouden werden met wieden.
Ziet, dat kon niet. Het kostte, wat het wilde, het
nieuwe kanaal moest klaar komen. En het kwam klaar;
veel geld was er mede gemoeid, veel meer, dan noodig
zoude zijn geweest, om het werk dadelijk goed te maken;
„men" moest schadeloos gesteld worden, en de Staat in de
plaats treden van „men," maar het kanaal kwam tot stand.
Dat het wat veel gekost had kwam er eigenlijk niet veel
op aan, omdat het land, waarvan dit verhaal spreekt, de
gewoonte had, geld uit Indië te laten komen, als 't geld
noodig had
Welk een gejuich, toen de eerste mailboot aanlegde aan
de nieuwe kade, toen de eerste passagiers met wangen
gekleurd door de tropische zon, met een gevolg van bruine
haboe's en kleine kinderen, voet aan wal zetten in de
hoofdstad, toen een detachement suppletie-troepen, het
eerste, voor deze gelegenheid begeleid door de muziek van
de schutterij, op de nieuwe kade geschaard stond, op het
teeken van inscheping te wachten. Welk eene vreugde
en toen weldra een tweede, een derde schip, en eindelijk
eene kleine vloot gebruik maakte van het nieuwe vaar
water en vastgemeerd lag aan de zware ringen, die in de
muren waren gemetseld, meende men, dat de toekomst de
wijsheid kroonen zoude, die een open oog had gehad voor
verwachte behoeften.
Maar hoe lang duurde het? Het duurde ongelukkig
zeer kortde eerste strenge winter gaf een gevoeligen
schok aan de overtuiging van de voorstanders der nieuwe
werken. Een paar mailbooten en enkele vracht-stoom
schepen werden door het ijs aan de kostbare kaden vast-
gesloten; groote kapitalen lagen renteloos, de groote onder
nemingen, van een deel van haar materiëel tijdelijk be
roofd, zetter, met groote inspanning de regelmatige dienst
voort; kleinere staakten dien, door den nood gedwongen.
Maar allen besloten zij, en zij zwoeren het bij hun groot
boek, een eed, die voor een koopman minstens even plegtig
is, als die bij een geslagte kip voor een Chinees, qu'on ne
les y prendrait plus. 's Winters zouden hunne schepen nooit
meer opstoomen naar Amsterdam, maar aan den mond van
het kanaal blijven liggen, 's Winters alleen? Men begon
te berekenen, dat het heen en weêr varen door het kanaal
minstens een dag tijdverlies kostte, een dag renteverlies
veroorzaakte, een dag loon en voeding voor scheepsvolk
en beambten, eenige uren voeding voor passagiers vereischte,
en dat de assurantie voor de vaart in het kanaal betrek
kelijk hoog was; die uitgaven vermenigvuldigende met het
aantal reizen, kwam men tot een heel aardig cijfer, en
vond, dat de liefhebberij om aan de mooije kaden in de
hoofdstad, die loodregt uit het water oprezen, toch vrij
duur gekocht was. Toen zich die overtuiging eens geves
tigd had, stoomden de booten niet meer op naar de
hoofdstad, maar losten hunne ladingen aan den mond van
het kanaal, vanwaar een spoorweg passagiers en goederen
onmiddelijk vervoerde naar de hoofdstad. Weêr had de
politie-verordening werk om te zorgen, dat zich niet los
zinnige grassprietjes tusschen de steenen waagden. Verlaten
werden de nieuwe kaden wel niet weêr, want nog altijd
kwamen daar de schepen, wier lading geheel of grooten-
deels bestemd was voor de eerste stad van het landje.
Maar de pakketvaart, het regelmatige stoombootverkeer op
den oceaan, liet zijn rook niet dwarrelen over de breede
kaden, en zijn fluiten wekte de echo niet. Aan den
mond van het kanaal verrezen pakhuizen en steigers; in
een oud boek vond men eene voorspelling uit vervlogen
tijd, die beval te graven bij de derde duin links twintig
voet diep. Gravende vond men een steen, en daarop deze
woorden „Wet van 2 Januarij 1892, Stbl. No. 1: IJmui-
den wordt tot eene zelfstandige gemeente verheven.
In de hoofdstad meende men, dat men beter gedaan had
de kostbare kaden daar te leggen, waar de pakhuizen ver
rezen waren, en dezelfde courant, die den burgervader en
zijn regterhand had geprezen over hun uitstapje naar den
vreemde, maakte nu de opmerking, dat iedereen wel kon
begrijpen, dat werken, die nuttig en noodig zijn in eene
zee haven, niet noodzakelijk zijn voor eene door een kanaal
toegankelijke binnenstad; dat verschil van ligging noodza
kelijk verschil van behoeften meêbrengt.
Ik wist wel dat het een fabeltje was.
Geen fabel.
Eene voorspelling dan?
Ook niet.
Wat dan?
Eene poging...
Ridendo dicere?
Misschien, maar in elk geval om een vraag te doen,
en een bescheiden twijfel te uiten. (f)
Zitting van Dingsdag den 13 October 1874.
Voorzitter de heer Burgemeester.
Tegenwoordig 15 ledenafwezig de keeren de Breuk en Hugenholtz.
De notulen der vorige zitting worden gelezen en goedgekeurd.
Aan de orde wordt gesteld de vaststelling der gemeente-begrooting,
dienst 1875. Het door de Commissie van rapporteurs, bestaande
uit de keeren de Lange, Giltjes en Maalsteed opgemaakt verslag
van het in de afdeeling gehouden onderzoek luidt gunstig. De
leden hebben zich met de begrooting geheel vereenigd en hebben,
onder inwachting van de noodige voorstellen tot nadere regeling
van het lager onderwijs in deze gemeente, met belangstelling kennis
genomen van 't plan om eene der scholen beschikbaar te stellen
uitsluitend voor betalende leerlingen, met verhoogd schoolgeld en
opname van het Meer Uitgebreid Lager Onderwijs. De ongunstige
toestand der gemeente-financiën was niet onopgemerkt gebleven en
deed het_ uitzigt geboren worden om met der tijd naar middelen
om te zien tot afdoende verbetering. Ten aanzien der begroo
tingen voor 't Weeshuis en 't Burgerlijk Armbestuur waren geene
aan- of opmerkingen in bet midden gebragtbij die der Schutterij
bad men even als vorige jaren den wensch uitgesproken om de
tractementen der hoornblazers in plaats van op f 52 op f 40 voor
ieder te bepalen. Nadat de Voorzitter aan de Commissie van
rapporteurs, namens de vergadering, had dank gebragt en geen der
leden over dat rapport het woord verlangde, werden de verschillende
posten van ontvang en uitgaaf aan de goedkeuring der leden onder
worpen. De onderscheidene deelen en 't geheel der begrooting
werden met eenparige stemmen goedgekeurd en de begrooting der
gemeente vastgesteld tot een bedrag van f 164,652.664.
Met eenparige stemmen worden mede goedgekeurd de begrootingen
van bet Algemeen Weeshuis, het Burgerlijk Armbestuur en de
dienstdoende Artillerie-Schutterij, respectivelijk tot een bedrag van
f 15422.89, f 10250 en f 1265. Met algemeene stemmen was
het traotement voor ieder der 4 hoornblazers der Schutterij, in plaats
van op f 52, op f 40 gesteld.
Op voorstel van het Dag. Best. wordt besloten om weder voor
den tijd van één jaar bij de Hooge Regering aanvraag te doen
tot verlenging der concessie aan den heer M. L. van Gelder als
houder van de Bank van Leening in deze gemeente.