1874. N°. 126. Woensdag 21 October. 32 Jaargang. AANBESTEDING. Schadelijke Belastingen, Uitgever A. A. BAKKER Cz. Bureau: MOLENPLEIN, N°. 163. PROVINCIALE WATERSTAAT VAN NOORDHOLLAND. HELDERSCHE EN NIEUWEDIEPER COURANT „Wij huldigen het goede." Verschijnt Dingsdag-, Donderdag- en Zaturdag namiddag. A.bonnement8prijs per kwartaal1.30. franco per post - 1.65. Prij« der Adverteatiën V«n 14 regels 60 cent, elke regel meer 15 cent. Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend. Eiken Donderslag vertrekt de mail naar Oost-Indië via Brindisi. Laatste ligting 's avonds 6 uur. De sluiting der mail naar Padang en Batavia, te ver zenden per mailboot Sumatra, geschiedt den 24 Oct., na aankomst van trein II (N. Holl. Spoorweg) ten 7.30 's avonds. Op Donderdag den 5 November 1874, des namiddags ten half drie ure, zal aan het lokaal van het Provinciaal Bestuur van Noordholland, te Haarlem, bij enkele inschrijving worden aanbesteed: a. Het driejarig onderhoud van de provinciale Pettemer zeewering. b. Het driejarig onderhoud van de Heldersehe zeewering. De bestekken zijn, tegen betaling van 20 cents per exemplaar, verkrijgbaar aan het lokaal van het Provinciaal Bestuur voornoemd, aan het bureau voor buitenlandsche paspoorten op den Oudezijds Achterburgwal tegenover het Walepleintje te Amsterdam en, voor zooveel betreft het bestek van het werk sub b. vermeld, bij den opzigter van den Provincialen Waterstaat W. Ph. DE KRUI.TPP, te Helder. Nadere inlichtingen kunnen worden verkregen bij den Hoofd ingenieur van den Waterstaat te Haarlem en bij den Ingenieur J. M. E. WELLAN, te Alkmaar. „Dank zij de vrij algemeene welvaart, klom de opbrengst van alle middelen van inkomsten en mag de financiëele toestand gunstig heeten" dus verzekerde onlangs de Koning bij de opening der Wetgevende Kamers. Er zal wel geen bezwaar kunnen gemaakt worden tegen het ver band in de woorden van den koninglijken sprekerhoe meer welvaart, des te ruimer vloeien de inkomsten; wel vaart heerscht hier, de opbrengsten zijn ruim, dus is die ruimte een gevolg van de heerschende welvaart. Bij de 8.) Ben had haar verkocht, eene oorspronkelijke novelle, door AE. Intusschen was het inwendige van het kasteel geheel veranderd, nieuwe meubels, prachtige behangsels, mollige tapijten, kristallen lichtkroonen zag men allerwege. Nu het huis in orde was kwamen de bezoekers, de omwonende laudedellieden met hunne vrouwen en dochters. Hortense hulde zich eens zoo diep in den mantel harer onverschilligheid, zij ontving alle bezoekers met zooveel koude trots en koele minachting, dat niemand lust gevoelde nader met haar kennis te maken en blijde was het sombere huis met zijn statige bewoners den rug te kunnen toekeeren. De baron, die gehoopt had met zijn sehoone jonge vrouw te kunnen pronken en pralen, was zeer verstoord over haar gedrag. Hij deed haar de scherpste verwijten en bragt haar in herinnering, wie zij was voor haar huwelijkde dochter van een koopman, die zonder het geld zijns vriends een ellendig bankroetier had moeten worden. Dit kon de ongelukkige vrouw niet verdragen. Baron Eddistone had reeds vóór de zaken haar vaders zoo slecht stonden, aanzoek om Hortense's hand gedaan, zij had hem afgewezen en hem, toen hij bleef aandringen, verhaald dat haar hart een ander toebehoorde. Hij had daarom gelagchen en hare liefde een gril genoemd. Daar zij echter bij hare weigering volhardde, had hij van Waller's speculatiegeest gebruik gemaakt en was geëindigd met te overwinnen. Dit verweet zij hem nu in scherpe bittere woorden. „Ontken het niet," zeide zij minachtende, toen hij loochende haar gekocht te hebben, „tusschen mijn vader en u ben ik verhandeld als het ijzer uit de mijnen. Gij hebt een groote som betaald voor het fraaije meubelstuk, dat gij in uw huis wildet plaatsen, waarmede ge pronken zoudt, maar nu zult ge ervaren dat een vrouwenhart niet zoo handelbaar is als ijzer." In stomme verbazing staarde baron Eddistone in het koene tartende gelaat zijner vrouw. Welk eene magt zag hij tegenover zich geplaatst! Zou hij zulks trotsereu, dulden? „Ik zal u wel weten te dwingen, mevrouw!" zeide hij somber en verliet haar. Na dien tijd oefende hij een stelsel van tirannie over haar uit dat haar bijna ondragelijk was. Dag aan dag leed zij gruwelijk onder zijn slecht humeur, zijne vernederende woorden, zijne koele spotternijen. Hij hield de brieven harer moeder, die dierbare brieven, achterwege of gaf ze haar slechts na vele dagen wachtens hij berispte haar over allerlei zaken in tegenwoordigheid des doctors, die een geheim genoegen in deze handelwijze vond en Eddistones wrok aanvuurde. Van tijd tot tijd beantwoordde de baron de bezoeken zijner naburen, dan moest Hortense hem vergezellen en stil en koud zat zij naast hem in het prachtige rijtuig. Somwijlen ontvingen zij uitnoodigingen van dezen en genen en op enkele dezer partijen verschenen zij, waar Hortense zich dan duchtig verveelde. De gastheeren waren meestal uwe opgeblazen mannen, die van land- en bergbouw leefden, indiening der Staatsbegrooting Voor 1875, weinige dagen later, liet de minister van Financiën zich eenigermate in denzelfden zin uit, maar toch weder anders. Hij sprak van „de steeds klimmende opbrengst der belastingen, die als de thermometer zijn, waarnaar de nationale welvaart wordt beoordeeld." Dat is inderdaad anders: de Koning stelde de, trouwens niet weêrsproken, meening voorop, dat ons land welvaart geniet; maar de minister zegt: de be lastingen brengen meer op, hare opbrengsten zijn een maatstaf van de welvaart, ergo gaat het den lande zeer goed. Zij' g'j 'f, lezer! met de redenering van den minister eens, gaat het u voorspoediger dan vroeger, toen uwe belastingen lager waren, of brengt gij zelfs het meerdere gemakkelijker op en kunt gij u het hooger bedrag voldoende verklaren door de waardevermindering van het geld? Gij schudt het hoofd? Maar er zijn immers in de laatste 20 jaren verschillende belastingen, accijnsen op eerste levensbehoeften, afgeschaft en geene nieuwe ingevoerd; en stijgt nu niet te min de opbrengst, dan blijkt het toch, dat wij in volkrijkheid en in rijkdom beide vooruitgaan? Gij schudt alweer het hoofd, gij houdt ons een paar aanslagbiljetten, een van nu en een van 20 jaren geleden voor, en gij vraagt of, daar uw toestand dezelfde gebleven is, wij het groot verschil in bedrag uit de u ten bate gekomen afschaffing van accijnsen, of uit de waardeverminderng van het geld kunnen ver klaren. Gij klaagt dus over opdrijving der belastingen, en gij zijt het volstrekt niet eens met den maatstaf van den minister. Wel moest het zoo zijn, dat de opbrengst der middelen een trouwe afspiegeling was van de genoten wordende welvaart, en dat de bijdragen der ingezetenen in de behoeften van den Staat zich regelden naar den meerderen of minderen voorspoed welke aan hen ten deel valt. Maar onze belastin gen zijn er volstrekt niet op ingericht om aan deze eischen te voldoen. Wij hooren van behoudslieden wel eens waar schuwen tegen een „roekeloozen greep" in het belasting- stelsel, alsof in onze verschillende belastingen een spoor van stelsel, van samenhang, van gezonde grondslagen, van billijke toepassing in verhouding tot de draagkracht der ingezetenen te vinden ware! Ons „stelsel," om het zoo eens te noemen, is zoo ongeschikt mogelijk voor den door den minister bedoelden thermometer. Onder de 78 miljoen, in 1873 aan directe- en indirecte belastingen, in- en uitgaande rechten en accijnsen verkregen, bevonden zich niet minder echte afstammelingen van hunne roofzuchtige voorvaderen. De vrouwen waren dom en verlegen, bedeesd tegenover Hortense met haren kouden trots en statige manieren; de jonge meisjes waren nog iets linkscher en verlegener. Jonge mannen ontmoette zij weinig, die waren deze eenzaamheid ontvlugt, studeerden in de steden, of zwierven in de groote wereldde enkelen, die er waren deden voor hunne vaders in ruwheid niet onder. Nu en dan gaf baron Eddistone eenige partijen, waarbij zijn vrouw natuurlijk tegenwoordig moest zijn. Zij zat dan ook als een marmerbeeld tusschen hare gasten en sprak zeer weinig gedurende den avond. Zoo kwam de winter; zijn sneeuw bedekte de berghelling als met een warmen hermelijnen mantel, zijn koude stolde de rivieren en beekjes en vijvers, zoodat zij in gladde spiegels veranderden, zijn ij zei sierde de naakte takken der boomen en deed hen in het winterzonnetje als met diamanten en robijnen beladen glinsteren. Hortense kon nu niet zoo veel meer zwerven in den omtrek, eenzaam sleet zij hare uren in het slot met teekenen, lezen en muziek maken; zij was een vrouw met een zeer ontwikkelden geest en verdroeg de behandeling van haren echtgenoot met een fleren trots, die hem een gevoel van vernedering bereidde, dat hem ondragelijk was. Hij verbood haar weldra het lezen harer geliefkoosde boeken en gaf haar eenige naar zijn eigen smaak. Ook wilde hij dat zij niet anders dan kerkmuziekj zou spelen. Zijlegde echter zijn boeken weg, liet de piano ongeopend en zette zich voor haar venster aan den bergweg, waar zij tuurde naar de heldere sueeuwpaden, de graauwe wolken en naakte boomen, en waar donkere schaduwen over haar gelaat vlogen. Alsing, die jaloersch op haar was, omdat hij voor des barons huwelijk diens eenige vertrouweling was geweest en nu vreesde dat Hortense zijn plaats zou innemen, deed al wat in zijn vermogen was om het vuur van haat en tweedragt aan te wakkeren. Hij had gemakkelijk spel, want Eddistone wrokte evenzeer tegen zijne gemalin, wier koele onverschilligheid en onverzettelijke trots hem dagelijks hinderden. Hij had haar hare boeken afgenomen in de hoop haar daarmede te plagen en haren wil te buigen, haar te zien schreijen en om hare vrijheid te hooren smeekendoch niets van dit alles, zij was bedaard gebleven, had zich nimmer beklaagd en scheen een onverstoorbaar humeur te bezitten. Zulk een trotseren van zijn magtigen wil was hem nimmer voorgekomen. Had hij haar niet boven haren stand verheven? had hij haar niet met luister en pracht omringd? had hij haar niet uit geldelijke ongelegenheid gered? bezat hij dus geen regt op hare dankbaarheid? Van dank baarheid was evenwel geen spoor te bemerken; integendeel had zij hem eens verweten dat hij haar gekocht had, toen hij wist dat zij zich niet vrijwillig geven wilde; alsof hare eerste weigering iets anders dan een preutsche meisjesgril was geweest? En dan al had hij haar gekocht, des te meer regt meende hij te hebben om haar onderdanig en dankbaar te zien. Hij was te veel egoïst en te veel door zelfvergoding verblind om te bedenken, dat zoo jong en schoon een wezen moeilijk een man beminnen kon, die haar grootvader kon dan 17 miljoenen als accijns op het gedestilleerd, een cijfer dat zeer te betreuren is en zeer doet twijfelen aan de ver betering van den algemeenen toestand des volks; er, meer dan 111 miljoenen aan zegel-, registratie- en hypotheek rechten, die al zeer weinig met de welvaart, vaak met het tegendeel daarvan, in verband staan. En toch hebben het gedestilleerd en de pas genoemde rechten het meest bijge dragen tot de aanzienlijke vermeerdering der middelen in de laatste jaren, terwijl patent en personeel geen grooten vooruitgang toonen in verhouding tot de toenemende bevol king, en de in- en uitgaande rechten niet voor beduidende vermeerdering van handel en scheepvaart pleiten. De zeer geklommen successie-rechten getuigen van de waarde vermeerdering der bezittingen, nauw verwant aan de waarde vermindering van het geld, weinig echter voor de algemeene welvaart. Registratie- en hypotheekrechten zijn gedeeltelijk te be schouwen als eene vergoeding voor de waarmerking en inschrijving in de openbare registers van autentieke akten en als zoodanig zeer goed te verdedigen, gedeeltelijk als middelen tot stijving der schatkist, die in vele gevallen voor de belanghebbenden zeer bezwarend zijn. Het registra tierecht drukt vooral den eigendomsovergang van onroerend goed, waarvan het 4 percent, plus de 38 opcenten, bedraagt, en houdt de ruiling van grond, zoo wenschelijk voor de betere samenvoeging van eigendommen, tegen. De eenzijdig heid dezer belasting springt in het oog als men bedenkt, welke kolossale waarden in effecten ter beurze verhandeld worden, zonder aan eenig recht onderworpen te zijn. Zij schept een privilegie voor de vaste goederen in de doode hand, waarvoor nimmer weder een recht van overgang valt te betalen, en voor de groote bezittingen van aanzienlijke personen, welke onverkocht blijven en zoolang mogelijk van vader op zoon overgaan. Ja, men kan in het algemeen zeggen, dat de goederen der vermogenden, de perceelen waarin bloeiende zaken gedreven worden, veel minder van eigenaar veranderen en het registratierecht opbrengen dan de kleinere, minder winstgevende bezittingen, die bij over lijden of bij achteruitgang van den eigenaar verkocht worden en vaak meermalen in weinige jaren haren cijns aan de schatkist brengen. Dat de heffing dezer hooge rechten veel vuldig aanleiding geeft tot het ontduiken ervan, laat zich denken. Erger nog drukt het registratierecht de hypothecaire zijn; dat zij een vreugdeloos leven aan zijn zijde sleet; dat zij van al wat haar dierbaar was geweest ver verwijderd wasdat zij alles had opgeofferd toen zij hem volgde. Hij dacht er niet aan haar hart door zachtheid te winnen, haar leven te veraangenamen, haar trots te leiden, die aan zich zelf overgelaten met zijn zwaar harnas haar teeder hart dreigde te verpletteren. Hij dacht alleen aan wat hij meende dat hem toekwam en het kwam hem niet voor den geest dat een roos, aan licht en zonneschijn gewoon, niet tieren kan op den top eens bergs waar de noordenwind hare blaadjes vernielt, of in een donkere kamer waar licht en lucht ontbreken. Zoo was dan haar leven werkelijk beklagenswaardig te noemen, aan den willekeur van twee mannen overgelaten, die haar beiden om verschillende oorzaken wrok toedroegen. Katrijne zag dit alles, zag hare meesteres magerder en bleeker worden en kon eindelijk niet langer zwijgen. Op zekeren dag bragt zij haar de boodschap over, die mevrouw Waller haar bij het afscheid gegeven had en meende dat nu de tijd gekomen was om tot die liefhebbende moeder terug te keeren. Maar Hortense gebood haar te zwijgen en nimmermeer zulke woorden te uiten, wanneer zij niet voor altijd wilde verwijderd worden. Katrijne staarde haar verschrikt in het bleeke gelaat en de fonkelende oogen, maar zij wist dat de jonge vrouw meende wat zij zeide en nimmer op hare woorden terug kwam, en stil ging zij heen met een zueht en een bede voor het welzijn harer dierbare meesteres. Zoo verstreken eenige wintermaanden, Hortense waagde zich moedig in de sneeuw en bezocht op hare wandelingen de mijnwerkerswoningen, waar zij spoedig een welkome verschijning werd. Wel bleef zij statig en stil, maar het medelijden met de arme lieden, die zoo wreed door haren echtgenoot behandeld werden temperde haren trots. Zij lenigde hunne armoede waar zij kon, troostte de weduwen der verongelukte mijnwerkers, vervaardigde klee deren voor de kinderen en liet, toen de sneeuw alle gemeenschap met de buitenwereld verbroken had en er hongersnood dreigde te ontstaan, in het kasteel brood bakken, dat bij honderde ponden te gelijk werd uitgedeeld. Al spoedig droeg men haar op de handen en noemde haar de goede vrouw van het slot. Deze handelingen wareu Alsing niets naar den zin. Hij zag zijn invloed verminderen en den hare toenemen. Verstoord sprak hij met den baron over de liefdadigheid zijner gemalin, verdraaide vele zaken, wist ze in een hatelijk licht te plaatsen en bewerkte daardoor dat Eddistone haar het betreden der armen woningen verbood. Maar Hortense zweeg ditmaal niet; zij verzette zieh tegen haren tiran en wees hem op den ongelukkigen toestand zijner onderhoorigen. Zij verweet hem zijn onmenschelijke handelwijze en eischte een beter loon, goed onderwijs en behoorlijk geneeskundig toezigt voor die lieden, welke hem, ten koste hunner gezondheid, ja vaak zefs ten koste van hun leven de schatten der aarde bragten. Hij lachte om hare woorden, noemde haar een dweepster, een philanthrope, die ziekezuster had moeten worden en herhaalde zijn verbod. Zij overtrad het echter en ging voort op den eenmaal ingeslagen weg.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1874 | | pagina 1