1874. N". 143.
Zondag 29 November.
32 Jaargang.
Uitgever A. A. BAKKER Cz.
Binnenland.
IIELDERSCHE
E\ NIEUWEDIEPER COURANT.
«Wij huldigen het goede."
Verschijni Dingsdag-, Donderdag-en Zaturdag namiddag.
Abonnementsprijs per kwartaalf 1.30.
f> f, franco per post - 1.65
Bureau: MOLENPLEIN, N°. 163.
Prijs der Advertentiën Van 14 regels 60 cent,
elke regel meer 15 cent.
Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend.
Eiken Donderdag vertrekt de mnïl nnnr Oost-Inrtië
vin Brindisi.
Laatste ligting 's avonds 6 uur.
VERGADERING van den RAAD der gemeente ANNA
PAULOWNA, op Dingadag den 1 December 1874,
des namiddags ten 2 ure.
De Voorzitter,
C. E. PERK.
1. Ontslag en benoeming hulponderwijzers.
2. Benoeming leden Burgerlijk Armbestuur.
3. Vaststelling suppletoir Kohier Hoofdelijken Omslag,
dienst 1874.
4. Vaststelling reglement Brandweer.
5. Mededeeling ingekomen stukken.
HELDER en NIEUWEDIEP, 28 November.
Z. Ex. de minister van Marine heeft gisteren Zr. Ms.
stoomschip Leeuwarden geïnspecteerd, dat thans tot vertrek
gereed ligt.
Door het provinciaal bestuur van Zuidholland is benoemd
tot hoofdopzigter bij den provincialen Waterstaat de heer
A. E. J. Graat, gemeente-bouwmeester alhier.
De vereeniging ,,'t Geluk" alhier deed zich jl. Donderdag
avond in Tivoli voor de eerste maal hooren. Een paar tooneel-
stukjes werden, vooral ook in aanmerking genomen het
kortstondig bestaan van dit gezelschap, vrij goed ten tooneele
gebragt. Enkele vertooners gaven zelfs blijken van zeer
goeden aanleg. De voorstelling geschiedde ten voordeele
van schipper Kok, die zijn schuit in den jongste» storm
heeft verloren. Een zeer talrijk publiek was er tegenwoordig.
Gisteren avond gaf de heer W. Kuijk met de
zangschool Euphonia, op veler verlangen, eene herhaling
van het op 12 dezer gehouden concert, 't Publiek toonde
deze gelegenheid te waardeeren; de zaal was weder goed
bezet. De aangekondigde stukjes werden achtereenvolgens
Eene doopplcgtlglieid nnn het Engelsche Hof.
Welligt boezemt eene doopplegtigheid aan liet Engelsche hof
genoeg belangstelling in om er eenigzins uitvoerig bij stil te staan.
Maandag 23 dezer, te kwartier over één nre des namiddags,
heeft op het paleis van Buckingham de plegtige doop van den zoon
van den hertog en de hertogin van Edinburgh overeenkomstig de
gebruiken der Engelsehe staatskerk plaats gehad. De plegtigheid
werd bijgewoond door de Koningin, de Keizerin van Rusland, den
Prins en de Prinses van Wales, den hertog en de hertogin van
Edinburgh, Prinses Beatrice, den Grootvorst Cesarewitch, den
hertog van Cambridge, Prins Edward van Saksen-Weimar en Prins
Louis van Baltenburg. Voorts waren tegenwoordig de Russische
gezant, graaf Scliouvaloff, en de minister van Buitenl. Zaken, graaf
Derby; de premier, de heer Disraëli, was door ongesteldheid ver
hinderd tegenwoordig te zijn. De dienstdoende geestelijken waren
de aartsbisschop van Canterbury, de deken van Windsor en de deken
van Westminster, hofpredikers der Koningin en de hofprediker van
den Prins van Wales. Voorts waren tegenwoordig de trrootwaar-
digheidsbekleeders van het huis der Koningin, het gevolg der
Keizerin van Rusland en de heeren en dames, die het gevolg
uitmaakten van de andere aanwezige vorstelijke personen, benevens
een dertiental personen, die bijzondere uitnoodigingen hadden
ontvangen.
De koninklijke familie kwam in de Carnarvon-zaal, liet overige
gezelschap in het Groene salon hijeen. De doopplegtigheid had
plaats in de beneden Bogenzaal van het paleis, die door de Koningin
was gekozen om reden der nabijheid van de vertrekken der Keizerin.
De doopvont was nabij het venster, dat op den tuin uitziet, geplaatst,
en de bovengenoemde geestelijken stonden daaromheen. Aan de
eene zijde was de Koningin gezeten met de vertegenwoordigers der
getuigen en met den Prins van Wales, die met de Koningin de
eenige persoonlijk tegenwoordige getuigen waren. De Keizerin
van Rusland en de leden der vorstelijke familiën, die geene getui
gen waren, zaten aan de andere zijde van het vertrek. De gasten
en de heeren en dames van het gevolg stonden aan wederzijde,
en verscheidene der hoogere bedienden van de Koningin, de
Keizerin en den hertog van Edinhurg woonden insgelijks de pleg
tigheid bij.
De Bogenzaal wordt ook de 53-zaal genoemd, omdat zij de
portretten bevat der hooge persoonlijkheden, die in 1853 de Koningin
bezocht hebben, ter gelegenheid van den doop van Prins Leopold;
de portretten namelijk van den Koning en de Koningin van Hannover,
de Prinses van Pruissen, thans Keizerin van Duitschland, wijlen
Prins Hohenlohe, Prinses Mary, thans hertogin van Teek, en Prins
Leopold zelf als kind. De zaal bevat bovendien onder anderen
de portretten van den hertog van Genua en van den hertog en de
hertogin van Brabant, die insgelijks in 1853 de Koningin hebben
bezocht.
Getuigen hij den doop waren: de Koningin, de Keizer van
Rusland (vertegenwoordigd door den Grootvorst-Troonopvolger),
heel lief uitgevoerd. Ouders en belangstellenden bragten
ook nu met de in feestdosch getooide jeugd een regt
genoegelijken avond in Tivoli door.
Z. M. zal zich Maandag a. s. ten 8j nre, vergezeld
van Z. K. H. Prins Alexander en Prins Hendrik naar
Ginneken begeveD, ter bijwoning van de onthulling van het
nieuwe gedenkteeken. Van daar zal Z. M. de Koning
terstond naar 't Loo vertrekken.
Beroepen bij de Herv. gemeente te Kampen ds. C. Knap,
pred. te Kralingen.
Door het provinciaal bestuur van Noordholland is
jl. Donderdag aanbesteed1. Het driejarig onderhoud der
Rijkszeewering op het eiland Wieringen; daarvoor was de
minste inschrijver de heer J. Poppen, te Wieringen, voor
f 4497 per jaar. 2. Het driejarig onderhoud der duinen
op het eiland Vlieland; daarvoor was de minste inschrijver
de heer den Hartog, te Petten, voor f 5300 per jaar.
3. Het driejarig onderhoud van Rijkstelegraaflijnen in de
provincie Noordholland, benoorden het IJ in 6 perceelen:
daarvoor waren de minste inschrijvers: voor het eerste
perceel de heer J. Leguit, te Zaandam, voor f 448 per
jaar; voor het tweede perceel de heer G. Honijk, te Pnrmerend,
voor f 424 per jaar; voor het derde perceel de heer J. de
Raat, te Alkmaar voor f 290 per jaar; voor liet vierde
perceel de heer S. Koning, te Texel, voor f 124 per jaar;
voor het vijfde perceel de heer W. Hillenius, te Texel,
voor f 194 per jaar; voor het zesde perceel de heer P. van
Nessen, te Houtrijk en Polanen, voor f 1875 per jaar.
Bij de Hollandsche Spoorweg-Maatschappij is benoemd
tot inspecteur der beweging de heer H. F Guichard,
vroeger als zoodanig werkzaam bij de Maatschappij tot
exploitatie van Staatsspoorwegen.
In den nacht van den 20 op 21 dezer werd inbraak
gepleegd in de schuur van D. de V., landbouwer te Beemster.
Den volgenden morgen bleek het, dat het horologie, de
zilveren tabaksdoos en sigarenkoker van den knecht, benevens
een vijftal kazen ontvreemd waren. Terstond viel er kwaad
vermoeden op J. B., die 't vorige jaar als knecht bij
D. de Y. gewoond had. De rijksveldwacht heeft de
vermiste zilveren voorwerpen ook gevonden op een verborgen
plaats bij het huis van den verdachte, die thans in de
de Keizer van Duitschland (vertegenwoordigd door den hertog van
Connaught en Strathearn), de Prins van Wales, de Kroonprinses
van Duitschland (vertegenwoordigd door hare zuster, Prinses Chris-
tiaan van Sleeswijk-Holstein), en de regerende hertog van Saksen-
Coburg en Gotha (vertegenwoordigd door Prins Christiaan van
Sleeswijk-Holstein).
Toen het gezelschap en daarna de vorstelijke familie gezeten
waren, leidde de lord chamberlain den jongen Prins de Bogenzaal
binnen. Z. K. H. werd gedragen door de eerste baker en vergezeld
door lady Emma Oshorne, hofdame der hértogin van Edinburg.
Toen de aartsbisschop het gebed aanving, gaf de eerste baker den
Prins aan de Koningin over, die Z. K. H. aan den aartsbisschop
overreikte, en toen de dienst zoover gevorderd was, vroeg de
aartsbisschop de getuigen, met welke namen het kind zou worden
genoemd. De Koningin antwoordde: „Alfred Alexander William
Ernest Albert", en de aartsbisschop doopte hem met die namen.
De kleine Prins was gekleed in een mantel, jurk en muts van
Honiton-kant, zijnde dezelfde kleederen, waarin al de kinderen der
Koningin en die van den Prins van Wales gedoopt zijn.
Na den afloop der plegtigheid begaven zich de Koningin, de
Keizerin en de leden der koninklijke en keizerlijke familiën naar
de 44-zaal, aldus genoemd ter herdenking aan eenige gebeurtenissen
van het jaar 1844, namelijk den dood van 's Prinsen-gemaals
vader, wiens buste in de zaal geplaatst is; de geboorte van den
hertog van Edinhurg van wien insgelijks hier eene buste wordt
aangetroffen, hem als kind voorstellende; bezoeken in dat jaar aan
de Koningin gebragt door Keizer Nicolaas van Rusland, Koning
Frederik August van Saksen, Koning Lodewijk Philips, Koning
Leopold I en diens gemalin, den tegenwoordigen Keizer van Duitsch
land, en anderen. In deze zaal werd een luncheon gebruikt. De
overige gasten gebruikten een luncheon in de schilderijen-galerij,
aan hetwelk de grootmeester van Hr. Ms. huis de volgende feest
dronken instelde: „Z. K. H. Prins Alfred van Edinburgh," „de
Koningin," „de Keizer en de Keizerin van Rusland," „de hertog
en de hertogin van Edinburgh."
Na het luncheon vereenigden de gasten zich in het Groene salon,
alwaar de Koningin door den grootmeester werd binnengeleid en
de Russische gezant, graaf Scliouvaloff, haar door den Grootvorst-
Troonopvolger werd voorgesteld.
H. M. droeg een zwart satijnen kleed, twee rijen groote parels,
waaraan een diamanten kruis en de Victoria- en Albert-Orde; de
Prinses van Wales was gekleed in het karmozijn-rood satijn, met
eene polonaise van dezelfde kleur opgemaakt met bont, en zij droeg
dezelfde ridderorde; de hertogin van Edinburgh droeg een kleed
van rosé zware geribde zijde, opgemaakt de rok met plooisels van
hetzelfde, en een tunique van ligte rosé crêpe de chine, rijk gegar
neerd met kant en vederen, robijnen oorringen en halsketting, met
paarlen en diamanten, oorbellen en broche, en de Victoria- en
Albert-Orde; Prinses Christiaan van Sleeswijk-Holstein droeg een
bruin fluweelen kleed, opgemaakt met bont, paarlen en juweelen
ornamenten, en dezelfde ridderorde, evenals Prinses Beatrice, die
gekleed was in blaauwe zijde, opgemaakt met blaauw fluweel.
gemeente Akersloot woont. Hij ontkent echter den diefstal
gepleegd te hebben.
Te Amsterdam staat teregt zekere Monterozzi,
beschuldigd door een leiding naar de gasbuizen op straat
gas gebrand te hebben zonder medeweten van de directie
dor fabriek en alzoo ook zonder betaling.
Na eene drie-en-veertigjarige trouwe evangelie
bediening in de gemeente te Hoorn en te Amsterdam, is
door den kerkeraad der Herst. Evang. Luthersche gemeente
te Amsterdam, aan den Wei-Eerwaarden Zeer Geleerden
Heer G. W. Stemler, op zijn verzoek een eervol emeritaat
verleend, ingaande 1 Februarij 1875.
Ook te Amsterdam heeft zich een geval van water
vrees, veroorzaakt door een hondenbeet, voorgedaan. Onder
de hevigste pijnen is jl. Donderdag avond, bij het vervoer
naar bet gasthuis, een jongeling van zeventien jaren aan
die verschrikkelijke ziekte bezweken.
Donderdag avond heeft Mina Kruseman te Amsterdam
andermaal haar lezing: „Kunst en Kritiek" gehouden.
Zij liet er een kleine inleiding over haar eerste verschijning
op het tooneel aan voorafgaan. De strijd waarin zij zich
gemengd ziet, zal zij eerst met den dood opgeven. Ronduit
erkende zij, dat „Een huwelijk in Indië" een slecht, een
mislukt drama is. Wederom betreurde zij de tegenwerking
welke een Nederlander en bijzonder Multatuli van zijn
landgenooten ondervindt. Is hij een vreemde, hij is welkom.
Zij wees op den heer Linde, maar voegde er tevens bij,
dit te zeggen zonder iets aan zijn groote talenten te kort
te doen, integendeel betuigde ze onbevooroordeeld haar
bewondering.
Uit Haarlem verneemt men, dat reeds een derde
persoon, een jongmensch, als slagtoffer der arsenicum
vergiftiging is overleden. Een der reeds begraven lijken is,
op last van de justitie, opgegraven.
Te 's Hage is jl. Donderdag aanbesteed, het maken
en stellen van den metalen bovenbouw voor de viaduct te
Rotterdam; minste inschrijver de heer John Cocqueril, te
Seraing, voor f 473,460.
Bekend is het droevig lot van den in Atsjin blind-
geschoten officier Comfurius. Volgens den Haagschen
correspondent van de N. Midd. Ct. is thans in den nacht,
Een lijkrede van Tictor Hu go.
Aan het graf van mad. Meurne, een dochter van den schilder
Granger, een leerlinge van David, heeft Victor Hugo de volgende
toespraak gehouden
„De vrouw, aan welke wij een laatsten groet komen brengen, is
liarer "sekse tot eer geweest. Zij was dapper en zachtaardig. Zij
bezat alle lieftalligheden om te beminnen, en alle kracht om te
kunnen lijden. Zij laat haren levensgezel achter, Paul Meuriee,
een verlichten en fleren geest, een der edelste mannen van onzen
tijd. Buigen wij ons voor dit eerbiedwaardige graf. Ik was
getuige bij hun huwelijk. Zoo gaan de dagen voorbij. Ik heb
hen beiden, op jeugdigen leeftijd, haar zoo schoon, hem zoo schitterend
voor menschelijke en goddelijke wetten hun toekomst zien verbinden
en elkander in 's levens dageraad en vol hope de hand zien geven.
Ik heb gezien hoe deze twee zielen het gebied der liefde binnen
traden, die de ware ingang des levens is. Is hetgeen wij thans
aanschouwen de uitgang daarvan? Neen. Want het hart, dat blijft,
houdt niet op te beminnen en de ziel, die ontvlugt, blijft leven.
De dood is een nieuwe ingang, niet tot meer liefde, want de liefde
hier beneden is volmaakt, maar tot meer licht. Sinds dat heldere
uur aan den beginne, tot aan het droeve uur, waarin wij ons
thans bevinden, zijn deze beide voortreffelijke geesten elkander
tot steun geweest. Hoedanig het leven ook zij, wanneer het
zoo wordt doorgebragt is het goed. Zij, die bewonderens
waardige vrouw, schilderes, musicienne, artiste, had alle gaven
der natuur ontvangen en zou in alle opzigten trotsch hebben
mogen wezen; maar zij was bovenal fier op den weerschijn, die
van haren roem op hem afstraalde; zij deelde in zijn succes; zij
voelde zich gelukkig, door de toejuichingen, waarmede hij op het
gebied van theater en litteratuur werd begroet. Sinds zijn de
tijden der beproeving gekomen; met stoïsche kalmte heeft zij ze
afgewacht. In onze dagen moet de schrijver des noods een strijder wezen.
Wee het talent, dat geen geweten laat doorschemerenPaul
Meuriee wil de vrijheid, den vooruitgang, de waarheid en de regt-
vaardigheid en hij aanvaardt al de consequenties daarvan. Om die
reden begaf hij zich op zekeren tijd in hechtenis. Zijn vrouw
begreep die nieuwe glorie en was zij tot dien dag slechts goed
geweest, sedert werd zij groot. Later, toen de rampspoeden zijn
gekomen, toen de beproeving de proportiën eener publieke ramp
i aannam, was zij dan ook gereed voor alle zelfverloochening en
toewijding. De geschiedenis dezer eeuw heeft onvergetelijke dagen.
Van tijd tot tijd verschijnt in de menschheid de een of andere
'j verheven eigenschap der vrouw; men zou zeggen dat in die uren,
waarin de geschiedenis vreeselijk wordt, de ziel der vrouw de
gelegenheid aangrijpt en aan de ziel van den man een voorbeeld
geven wil. De oudheid had de Romeinsche vrouw; de nieuwere
tijden zullen de Eransche vrouw hebben. Het beleg van Parijs
heeft ons getoond wat de vrouw vermag te zijn. Het gaf ons
waardigheid, standvastigheid te aanschouwen, het geduldig dragen
van ontberingen en ellende, blijdschap te midden van den angst;
I op den diepsten grond van de ziel der Fransche vrouw zijn vader-