1874. N°. 148. Vrijdag 11 December. 32 Jaargang. EERSTE KENNISGEVING. NATIONALE MILITIE. OPROEPING TER INSCHRIJVING. Binnenland. Uitgever A. A. BAKKER Cz. HELDERSCHE EA iVIEUWEDIEPER COURANT „Wij huldigen het goede." Verschijnt Uingsdag-, Donderdag-en Zatuedag namiddag. Abonnementsprijs per kwartaalf 1.30. franco per post - 1.65 Bureau: MOLENPLEIN, N°. 163. Prijs der Advertentiën Van 14 regels 60 cent, elke regel meer 15 cent. Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend. Eiken Donderdag vertrekt de mail nnnr Oost-Indië via Brindisi. Laatste ligting 's avonds 6 uur. De sluiting der mail naar Padang en Batavia, te ver zenden per mailboot Prins Hendrik, geschiedt den 11 Dec., na aankomst van trein II (N.H.Spoorw). ten 7.32 's avonds. BURGEMEESTER en WETHOUDERS der gemeente HELDER; Gezien de artt. 15 tot 20 der Wet betrekkelijk de Nationale Militie, van den 19 Augustus 1861 (Staatsblad No. 72;) Brengen de navolgende wetsbepalingen ter kennis van de ingezetenen: Dat alle mannelijke ingezetenen, die op den 1 Januarij aanstaande hun 191c jaar zullen zijn ingetreden, verpligt zijn zich ler inschrijving voor de Militie aan te geven tusschen den 1 en 31 Januarij aanstaande. Zij die zich na den 31 Januarij, doch voor den 31 December 1875 ter inschrijving aanmelden, worden alsnog ingeschreven, doch verbeuren eene boete van f25 tot f100. En dat zij, die eerst na het intreden van hnn 19de jaar, doch voor het volbrengen vao hun 20ste jaar, ingezetenen wordeD, eveneens tot die aangifte verpligt zijn, zoodra zij de hoedanigheid van ingezeten verkrijgen. Dat voor ingezeten wordt gehouden 1. Hij, wieus vader, of, is deze overleden, wiens moeder, of, zijn beiden overleden, wiens voogd ingezeten is, volgens de Wet van 28 Julij 1850 (Staatsblad No. 44), luidende artikel 3 dier Wet aldus: „Gevestigd of ingezetenen zijn, die binnen het Rijk in Europa hebben gewoond: „a. Gedurende de drie laatste jaren. „b. Gedurende achttien maanden na aan het bestuur hunner woonplaats het voornemen tot vestiging te' hebben verklaard. „Nederlanders zijn: gevestigd of ingezetenen, die gedurende de laatste achttien „maanden hunne woonplaats binnen het Rijk in Europa hebben gehad. „Nederlanders, die ter zake van 's Lands dienst in een vreemd land wonen, „worden voortdurend als ingezetenen beschouwd „De bepalingen van ingezetenschap, in bijzondere wetten voorkomende, gelder „alleen voor zooveel betreft de onderwerpen in die wetten behandeld." 2. Hij, die geene ouders of voogden hebbende, op 1 Januarij aanstaande gedurende de laatste achttien maanden in Nederland verblijf zal hebben gehouden. 3. Hij, van wiens ouders de langst levende ingezeten was, al is zijn voogd geen ingezeten, mits hij binnen het Rijk verblijf houdt. Dat voor ingezeten niet gehouden wordt de vreemdeling, behoorende tot een Staat, waar de Nederlander niet aan de verpligte krijgsdienst is onderworpen, of waar ten aanzien der dienstpligtigheid het beginsel van wederkeerigheid is aangenomen. Dat voor de Militie niet wordt ingeschreven 1. De in een vreemd Rijk achtergebleven zoon van een ingezeten, die geen Nederlander is; 2. De in een vreemd Rijk verblijf houdende ouderlooze zoon van een vreemdeling, al is zijn voogd ingezeten. 3. De zoon van den Nederlander, die ter zake van 's lands dienst in 's Rijks Overzeesche bezittingen of Koloniën woont. Dat de inschrijving behoort te geschieden 1. Van een ongehuwde in de gemeente, waar de vader, of, is deze overleden, de moeder, of, zijn beiden overleden, de voogd woont; 2. Van een gehuwde en van een weduwnaar, in de gemeente waar bij w^ ent 3. Van hem, die geen vader, moeder of voogd heeft, of door dezen is achtergelaten, of wiens voogd buitens 's lands gevestigd is, in de gemeente waar hij woont; 4. Van den bniten 's lands wonenden zoon van een Nederlander, die ter zake van 's lands dienst in een vreemd land wooDt, in de gemeente waar zijn vader of voogd het laatst in Nederland gewoond heeft. En worden diensvolgens bij deze opgeroepen alle mannelijke ingezetenen dezer gemeente, die in dezen jare den 18jarigen leeftijd hebben bereikt of nog zullen bereiken, en mitsdien degenen, die geboren in den jare 1856, op den eersten Januarij 1875 hun 19de jaar znllen zijn ingetreden, om zich ter inschrijving voor de Militie, bij ben, Burgemeester en "Wethouders, aan te geven in het Raadhuis der gemeente op den 2den of een der volgende dagen van de maand Januarij des morgens tusschen 9 en 12 ure; zullende zij, die eerst na het intreden van hun 19de jaar, doch voor het volbrengen van hun 20ste, ingezeten worden, en dus mede verpligt zijn, zoodra zij die hoedanigheid verkrijgen, zich ter inschrijving voor de Militie aan te geven, de aangifte kunnen doen ter plaatse en uur hierboven omschreven. Burgemeester en Wethouders verwittigen verder de ingezetenen: Dat," welke aanspraak op vrijstelling van dienst iemand ook zoude vermeenen te hebben, de aangifte ter zijner inschrijving niettemin behoort te geschieden, terwijl bij ongesteldheid, afwezigheid of ontstentenis, zijn vader, of is deze overleden, zijne moeder, of, zijn beiden overleden, zijn voogd tot bet doen van aangifte gehouden is. Dat ter voorkoming van onaangenaamheden, welke voor de ingeschrevenen volgen moeten uit eeoe verkeerde spelling van naam of nit eene onjniste opgave van den dag der geboorte, de belanghebbenden moeten medebrengen een Extract uit hun geboorte-acte, hetwelk kosteloos kan worden verkregen. Verzuim van aangifte ter inschrijving wordt gestraft volgens de Wet. Burgemeester en Wethouders voornoemd, Helder, STAKMAN BOSSE, Burgemeester. 4 December 1874. L. VERHEY, Secretaris. HELDER en NIEUWE DIEP, 10 December. In de op jl. Dingsdag gehouden vergadering der sociëteit Mars vervulde de heer P. H. Polak de spreekbeurt. De spreker behandelde het onderwerp„De pligten van een soldaat," en deed in aanschouwelijke tooneelen, aan het krijgsmansleven ontleend, uitkomen hoe de militair zich jegens zijne meerderen en tegenover zijne kameraden heeft te gedragen en welke verpligtingen hij heeft te volbrengen jegens Vaderland en Koning. In eene volgende bijeen komst zal de spreker het tweede deel zijner lezing vol brengen. Zijn wij wel ingelicht, dan heeft de heer Polak dit geschrift in der tijd Z. M. den Koning aangeboden en daarop H. D. dank en goedkeuring vernomen. Per telegraaf is van Soerabaija, dd. 5 dezer, berigt ontvangen, dat het Nederlandsch schip Cornelia Mathilda, van Java naar Amsterdam, op de Meindertsdroogte, aan den noorder-ingang van Straat Bali, gestrand en verlaten is. Schip en lading zullen geheel weg zijn. Een gedeelte der bemanning is gered. -- Beroepen te Leeuwarden de heer E. F. Kruijff, pred. te Velp. Aangenomen het beroep naar Dordrecht door ds. G. A. Rademaker, pred. te Sneek. Bedankt voor het beroep naar Groningen door ds. C. J. G. van Hoogstraten J.Fzn., pred. te Almelo. De heer C. H. van Vlooten, pastoor hij de oud- Katholieke gemeente te 's Hage, is benoemd tot kanunnik van het aartsbisschoppelijk kapittel van Utrecht. Het hoofdbestuur van het Nederl. Onderwijzers- Genootschap heeft aan mr. S. van Houten, lid der Tweede Kamer, het honorair lidmaatschap aangeboden als blijk van erkentelijkheid voor zijne aanvankelijk geslaagde pogingen tot wettelijke regeling van den kinderarbeid. Tot lid van den gemeenteraad te Schagen is jl. Dingsdag bij herstemming gekozen met 64 stemmen de heer Jan Schenk. De heer K. Numan, bekwam 60 stemmen. Jl. Vrijdag nacht is te Zuidscharwoude een brutale diefstal gepleegd ten huize van den landbouwer Kramer, nadat deze met zijn gezin zich ter ruste had begeven. Terwijl de dief of de dieven bezig waren werd de vrouw verschrikt wakker, maar was door angst, na eene bedreiging vernomen te hebben, buiten staat haren man te wekken en om hulp te roepen. De dieven verwijderden zich met f 200 aan geld en eenig goud en zilverwerk, dat zij met behulp der sleutels, welke zij uit den zak der vrouw haalden, uit het kabinet weggenomen hadden. Dezer dagen is te Hoorn tot stand gekomen een Crediet-en Deposito-Bank, onderden naam van „Westfriesche Crediet- en Deposito-Bank," met een kapitaal, aanvankelijk groot honderd duizend gulden. Commissarissen zijnmr. W. C. J. de Vicq, lid der Provinciale Staten van Noord holland en burgemeester van Hoorn, G. Boldingh, oud-notaris, en F. Kroon, wethouder aldaar. De Bank zal hare werkzaamheden aanvangen op 2 Januarij 1875. Paulus Petrus Hendricus Alexander Tieman, Alias Baron van Ittersum, de bekende opligter, stond jl. Dingsdag voor de arrondissements-regtbank te Amsterdam teregt. Men zal zich herinneren, dat deze persoon aldaar met een vreemdeling, den lieer v. d. W., uit Harlingen, kennis maakte, onder voorgeven dat hij baron van Ittersum heette en student te Leiden was. Op dien naam deed hij in de Amstelstraat groote bestellingen bij een zadelmaker en voorzag zich en zijn nieuwen vriend van kostbare wandel stokken. Zooals men weet werd Tieman in van Lier's Theater gevat. Ter teregtzitting bekende hij het hem ten laste gelegde het O. M., bij monde van mr. Op ten Noort, eischte een gevangenisstraf voor den tijd van 5 jaren benevens een geldboete van f 25, en het vonnis der regtbatik kwam daarmede overeen. Dit is op 28jarigen leeftijd reeds de vierde veroordeeling. De heer Róssing heeft in eene vergadering der Amster- damsche afdeeling van 't Ned. tooneelverbond verklaard, dat mejufvr. Mina Kruseman is opgetreden met een harp in de borst, een kruis in 't hart en een zwaard in de hand. Dat is eene heele inventaris en de revolver ontbreekt nog. Wij zijn in staat gesteld, zegt de Amst. Crt., onder de oogen onzer lezers te brengen het volgende uittreksel van een brief van Thiers aan een zijner boezemvrienden. In dien brief, dd. 4 dezer, zegt de ex-president der Fransche republiek: „Gij vraagt mij hoe de toestand der partijen is, hij de hervatting van de werkzaamheden der Nationale Vergadering. Ziehier wat ik er over denk. De monarchalen (legitimisten en Orleanisten) zijn magteloos en ontmoedigd. De ernstigste partij is die, welke de gematigde republiek wil, definitief gevestigd en bekrachtigd. Doch de radicalen en de communards benadeelen de zaak zeer erg, en aan hen is het te danken dat de imperialistische partij zoo merkbaar vooruitkomt. Er zijn twee soorten van imperialisten 1. dezulke (monarchalen en zelfs republikeinen), die, ofschoon noode, liever aan het keizerrijk zich zouden onderwerpen (subtraient) dan de Commune zien herleven; 2. een kleine maar werkzame kern van gemoedelijke BonapartisteD, voor welke de jeugdige Napoleon IV een priester, een held is, die aan de energie zijns vaders het verstand zijner moeder paart. (Gelooven zij het Ik weet het niet, maar zij zeggen het.) Maar nog eens, Napoleon IV heeft alleen dan kans, waDneer de radicalen voortgaan met het doen van zulke zotheden, als bij de laatste verkiezingen voor de Kamer en bij de jongste verkiezingen voor den Parijschen gemeente raad. Deze raad, zoo als hij is zamengesteld, is de roeder- geboorte der Commune van 1871. Ik geloof dat hij voor het oogenblik wel kalm zal blijven; hij zal zijne bedoelingen verheelen, geen enkel radicaal besluit nemen, zelfs vermijden het uiten van wenscheu die ontevredenheid met of verzet tegen de regering zouden kunnen verraden, en op deze wijze zorgen dat hij niet ontbonden worde. Doch laat maar de minste oproerige beweging in Parijs ontstaan, en gij zult zien dat de gemeenteraad het masker afwerpt en trachten zal Parijs en Frankrijk te regeren. Arm land Welk een vooruitzigt Men schrijft uit Amsterdam aan het U. D. „Het heeft hier, vooral bij allen, die bij den graan- en oliehandel zijn betrokken, een hoogst pijnlijken indruk gemaakt, dat de firma P. Honig van Koog a/d Zaan hare betalingen heeft gestaakt. Tegen heden is eene conferentie van crediteuren belegd en waarschijnlijk zal het wel tot eene schikking komen, zoodat een faillissement zal worden voor komen. Tot nu toe pleegde men van de leden dezer Zaansche familie te zeggen, dat zij voor elk bedrag goed zijn. Ik citeer dit slechts om u een denkbeeld te kunnen geven van de kolossale teleurstelling, die teweeggebragt werd door den brief van procureur Kuhn, waardoor de crediteuren bijeengeroepen werden." De voorloopige uitslag van het geregtelijk onderzoek in zake de vergiftiging te Haarlem kan thans worden gepubliceerd als volgt Vrijdag 6 Nov. kwam het eerste ziektegeval in de familie H. voor, namelijk van den heer H. zei ven, terwijl Zondag d. a. v. zijne vrouw onder dezelfde verschijnselen (hevige benaauwdheid, pijn in de maag, brakingen, enz.) ongesteld werd. Van dien tijd af zijn deze heide steeds lijdende gebleven, terwijl zij ook r.u nog in hoogst zorge- lijken toestand verkeeren. Een paar dagen later zijn een bij de familie inwonende tante en het elfjarig dochtertje insgelijks aangetast. Toen dit meisje in den morgen van 17 Nov. overleden was, verzocht de geneesheer dr. F., het lijkje te mogen openen, ten einde de kwaal te kunnen opsporen, waaraan bijna de geheele familie (ook de beide broeders hadden enkele verschijnselen gehad, terwijl ook de dienstbode ziek naar huis is gegaan) lijdende was. Na aanvankelijke weigering werd hem toegestaan de maag nit het lijkje te nemen. Bij een door prof. Gunning hierop ingesteld onderzoek werd nu de aanwezigheid van een groote hoeveelheid arsenicum album geconstateerd. Toen het berigt hiervan in Haarlem kwam, was ook de tante tamelijk plotseling overleden. Het onderzoek van haar lijk heeft doen zien, dat ook haar dood aan het gebruik van arsenicum moet worden toegeschreven. Bij zulk een serie van vergiftigingen viel natuurlijk aan geen ongeluk te denken. De vermoedens, zoowel van de familie, als van de inmiddels gewaarschuwde justitie vielen terstond op de 20jarige dochter Sophia, daar zij de eenige is, die den ge- heelen tijd van 622 Nov. gezond is gebleven, en ook alleen tot het plegen der feiten in de gelegenheid kon geweest zijn. Nadat het voorloopig onderzoek een week geduurd had werd zij dan ook op rekwisitoir van den officier van justitie in hechtenis genomen. Bij de daarop gevolgde verhooren was haar honding echter zoodanig, dat men terstond aan krankzinnigheid, hetzij werkelijke of gefingeerde, moest denken. Op de verklaring van den geneesheer der gevangenis, dat zij lijdende is aan tempo- raire manie (voortspruitende uit hysterie) is zij jl. Maandag naar het gesticht Meerenberg overgebragt. Aan de doctoren van dat gesticht zal nu worden opgedragen, een onderzoek in te stellen zoowel naar haar tegenwoordigen toestand als naar haar toerekenbaarheid gedurende het tijdvak van Nov. jl. (D.) Jl. Zondag is te 's Hage plotseling overleden generaal Sas, oud-chef van de geneeskundige dienst bij de Iandmagt. Te Rotterdam heeft eene somnambule, in het dagelijksch leven slaapvrouw genaamd, teregtgestaan. Zij genas de lieden, of genas ze niet, met lindebladeren, stroop, slaolie, zoethout, kina, terpentijn, gnldenkruid, en berkentakken, een en ander nog al onschuldig. De eisch is f 200 boete of eene maand gevangenisstraf. Het „Bureau ter informatie naar behoeftigen" te Rotterdam is, door ingestelde onderzoekingen, tot de over tuiging gekomen dat bij het ontwerpen en rondgaan met inteekenlijsten voor z. g. hulpbehoevenden vaak de schan delijkste practijken en bedriegerijen worden gepleegd. Men drijft met zulke lijsten een formelen handel; voor een, waarop men de handteekening van den burgemeester heeft weten te verkrijgen, wordt f 25 betaald. Soms worden eenige goedklinkende namen eenvoudig buiten weten van de betrokken personen op zulk een lijst geplaatst. Waarschuwing tegen dergelijke opligterijen ten behoeve van lediggang en dronkenschap is dus niet overbodig, en

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1874 | | pagina 1