Benoeming-en, enz.
STATEN-GENERAAL.
België.
Frankrijk.
de liefdadigheid moge met zulke „behoeftigen" zeer behoed
zaam zijn.
Een bijdrage tot de kennis der bedelarij vindt men in
de Arnh. Crt.
„Eene vrouw, p. m. 35 jaar oud (zich veelal noemende
wed. Bouwman, met 7 hongerige kinderen, waarvan twee
lingen nog zeer jong), meldt zich gewoonlijk 's avonds om
werk vragende bij de stadgenooten aan, en eindigt met te
bedelen. Op die wijze zou zij soms 's avonds 25 a 30
gulden zaamgebedeld hebben. Bedoelde vrouw blijkt, bij
informatie, te zijn geen weduwe, nimmer getrouwd en heult
's avonds om de hoeken der afgelegen buurten met militairen."
Het Kon. Nederl. Meteorologisch Instituut te Utrecht
heeft zes medailles, van de Association scientifique de
France ontvangen, toegekend aan de gezagvoerders op de
groote vaart J. Kruisinga, A. Dekker, J. G. Lucas, R.
Eau, J. F. Graadt van Roggen en N. J. de Vries, voor
hunne uitmuntende journalen, aan het instituut ingezonden
in 1871—1872.
Jl. Zaturdag is te Breda, in den ouderdom van 82
jaren, overleden de heer E. G. van der Plaat, gepensioneerd
vice-admiraal, commandeur der orden van den Nederlandschen
Leeuw en de Eikenkroon, ridder van verschillende buiten-
landsche orden enz. enz.
Men meldt uit Over-Betuwe, dd. 1 dezer, aan de
Arnh. Crt.:
„Wij zouden stellig wat meer van ons doen hooren, als
de zaken in deze streken niet dag in dag uit haar gewonen,
vervelenden loop hielden. Bijzondere gebeurtenissen, der
vermelding waardig, zijn op het platte land witte raven.
Men loopt hier langs te veilige wegen, dan dat verdrinken
of doodslaan, bankroet gaan of schatrijk worden, alledaag-
sche dingen zouden zijn. Evenmin zijn hier op het gebied
van kunsten en wetenschappen veel goede halmen te ver
zamelen. Wij kunnen die gevoegelijk resumeren in het
werkwoord: potten. Wij spreken (tusschen twee haakjes
gezegd) hier en gros en laten de vele gunstige uitzonde
ringen buiten rekening.
Ja wij zouden wel wat vaker schrijven, maar de vrees
weerhoudt ons dikwijls. De buitenman maakt soms ophef
van dingen, die den stedeling totaal koud en onverschillig
doen blijven. Een voorbijganger met een vreemd gezigt,
een dame, om het even oud of jong, mooi of leelijk, maar
die men nog nooit gezien heeft, een nieuwe hoed van de
buurvrouw, enz. enz., z'y'n voor den dorper voorwerpen
van belangstelling en bespreking. Terwijl in de stad zich
de meest mogelijke geluiden onder elkander vermengen,
is op een dorp elk geluid afzonderlijk waar te nemen, het
geen zeer geschikt is om het gehoor te cultiveren. Als
men b. v. des avonds rustig zit te lezen of te schrijven,
kan men aan den voetstap van een voorbijganger hooren
wie die voorbijganger is, ja sterker: men brengt die stappen
in verband met het dagelijksch leven van hun eigenaar,
en men weet op een prik werwaarts zij gaan of van
welke plaats zij komen. Zóó komen wij onwillekeurig
onderling op de hoogte van ons intiem levendientenge
volge hangt onze belangstelling aan de onbeduidendste zaken
blijft onze horizon beperkt en neemt onze geest geen
hoogere vlugt, dan volstrekt noodig is. Zóó komt het, dat
wij oppervlakkig en bekrompen zijn, dat wij achterstaan
bij den man uit de stad, dat wij in gang, kleedij en houding
overal en altijd het dorpswapen met ons ronddragen. Toch
hebben wij ook in dit opzigt vele gunstige uitzonderingen,
want wij hebben beschaafde en ontwikkelde lieden, die
onverdroten, te midden van deze omgeving van eigen
wijsheid en stijfheid, op het aambeeld des vooruitgangs
hameren. Talrijk zijn tegenwoordig op vele onzer dorpen
de mannen die, begrijpende dat beschaving en aankweeking
van kunstzin welvaart en genot schenken, door hun handel
en wandel een werkdadigen strijd voeren tegen den geest
van flaauw- en laauwheid, van stilstand en achteruitgang.
Hier zijn het plaatselijke autoriteiten en onderwijzers, daar
weêr zijn het landbouwers en fabrikanten, die de handen
aan den ploeg slaan om het veld des geestes te bearbeiden.
Wat ons betreft, wij verwachten weinig goede vruchten
van het volwassen geslacht; men buigt niet gemakkelijk
oude boomen en een hoofdfout ten deze is daarenboven,
gebrek aan geestelijk kapitaal. De middenstand heeft zijn
schooltijd, die hoogstens vijfjaren geduurd heeft, doorgebragt
uitsluitend op dorpsscholen, en wat waren voor 20 of 30
jaren over het algemeen de dorpsmeesters? Waar geen
kapitaal is, kan men geen rente verwachten; daarom is
onze hoop meer op de toekomst gevestigd. Het lager onder
wijs is merkelijk verbeterd en uitgebreidhet toezigt op de
scholen is strenger geworden, de onderwijzers bezigen meer
tact bij het straffen en het prijzen hunner leerlingen en het
begrip van vele ouders, dat kinderen werken moeten, heeft
vrij algemeen plaats gemaakt voor een beter, namelijk, dat
kennis kapitaal is. Er is echter iets in de tegenwoordige
kinderen, dat ons minder bevalt. Wij vinden hen buiten
de school zoo dood.
Zij zingen en spingen en schreeuwen nu wel,
Maar doen voor de rest aan geen kinderlijk spel.
Wij speelden na schooltijd met ballen en knoopen
Aan touwtjes geregen, met knikkers bij hoopen;
Wij hadden de zakken met keisteenen vol;
Wij dreven den hoepel en sloegen de tol.
De kinderen van heden men ziet ze krakeelen
En springen en dansen, in stede van spalen.
Als dit een vrucht van den vooruitgang is, dan is het
een slechte vrucht, want in het kinderspel zit de eerste
spoorslag tot strijden en overwinnen. Bij het oudere
geslacht raken de gezellige bijeenkomsten ook hoe langer
hoe meer uit de mode. In vroegere dagen was b. v., ter
gelegenheid van de slagt het „vetprijzen" een heel feest.
Buren en vrienden kwamen 's avonds ten huize van den
vriend, bij wien men een koe of e'en varken geslagt had,
en niet zelden werd een groot deel van het geslagte, plus
de noodige drank tot doorspoeling, onder vrolijken kout
zoek gemaakt. Tegenwoordig eet ieder het zijne op: dit
is zeker voordeeliger, maar minder gezellig. Op de meeste
dorpen, en dit is wezenlijk een voorregt, houdt men in de
wintermaanden nutsvergaderingen of doet men aan de
rhetorica. Men kan hiermede veel nut stichten, als men
bij het toelaten van leden niet al te exclusief te werk gaat.
Hoewel wij geen voorstanders zijn van totale emancipatie,
kunnen wij toch, dunkt ons, gerust blijven streven naar
meer ontwikkeling, zoolang bij den middenstand de woorden
genot en jenever synoniem blijken te zijn. Financiëel heeft
deze stand geen verbetering noodig, want er wordt geld
genoeg verdiend. De ambachtsman o. a. werkt, hier zoowel
als elders, per uur. Vroeger was de dag verdeeld in
„schoftenthans is men onbeschofter geworden en heeft
men den dag, volgens de moderne tijdrekenkunde, verdeeld
in uren. Dit kost den werkgever grof geld en hij zou
zich dit welligt nog getoosten, als hij daarvoor altijd goed
werk ontving, maar dit laat soms ook nog veel te wenschen
over. De leerjaren van den ambachtsman zijn doorgaans
te kort: hij is te vroeg baas en daardoor een baas zonder
kennis en oordeel. Daarom leveren de meeste huizen, bij
de noodige gemakken, veel ongemakken op. Tochtige
ramen, niet sluitende deuren, lekke daken, bevende muren,
krakende vloeren en schommelende kappen zijn in onze
woningen gewone verschijnselen. Bij slecht werk komt
gemeenlijk nog dagdieverij. Het werkvolk houdt veel van
raadsvergaderingen. Zoo'n raad van werkvolk heeft plaats
op ongezette tijden en ongelegen plaatsen en kan somtijds
heel lang duren, maar wordt meestal, zonder hamerklop,
gesloten als men onraad merkt. Geen wonder, dat het
volk in de goede dagen dikwijls overmoedig wordt en zich
te buiten gaat in schiedammer, zoodat het menigmaal door
den baas of den werkgever op het onverwachts wordt weg
gejaagd. Het is een hooge zeldzaamheid, als men bij een
karwei van eenig aanbelang van het begin tot het eind
hetzelfde werkvolk houdt. Overhemden, boorden, manchetten
en cols worden tegenwoordig door baas en knecht gedragen
en het moet niemand verwonderen, ter gelegenheid van
een kermis of een ander feest, in de minste herberg cham-
pagnekurken te hooren knallen. Het edele vocht (Veuve
Clicquot zaliger gedachtenis) streelt in deze dagen meer de
verhemelten van den werkman dan die van de lui van
goeden huize, welke zich gewoonlijk met een eenvoudig
grogje moeten vergenoegen. Zóó veranderen de tijden. In
het kaartspel kan men soms geen boeren van heeren onder
kennen, maar in het dagelijksche leven onderscheidt men
hoegenaaamd geen standen meer. Vroeger was een timmer
mans- of metselaarsknecht blijde, als hij met zijn liefste
eens te voet naar de Arnhemsche, Nijmeegsche of' Tielsche
kermis of naar de Wageningsche beestenmarkt mogt trekken;
tegenwoordig laten zij doodeenvoudig den huurkoetsier met
een tentwagen of vigilante verschijnen, ten einde de in
stoffen laarsjes gestoken voetjes hunner aangebedenen voor
nat te vrijwaren.
Goede knechten zijn zeldzaamheden en goede meiden
schier nergens te vinden. Het ouderwetsche geslacht van
dienstbaren, die de armen uit de mouwen dorsten steken en
die hart hadden voor hun meesters en meesteressen, is,
zoo het schijnt, van het aardrijk verdwenen. Wij bemoeijen
ons niet gaarne met keukenzaken, al drijven wij dit systeem
niet zóó ver door, als J. Immerzeel jr. ons in zes regelen
van den staatsman Just vertelt, maar hebben des niet ie
min wel eens een geopend oor voor de gegronde klagten
onzer dames. In hoofdzaak komen de hoedanigheden van
de hedendaagsehe meiden hierop neder: slordig, vooral op
haar ondergoedpronk- en praatziekonattent, ten gevolge
waarvan vele kinderen builen aan het hoofd hebben, vele
goede beten onsmakelijk en onoogelijk ten disch worden
gebragt, vele glazen, borden, kopjes en schoteltjes genekt
worden, vele lepels en vorken spoorloos verdwijnen en veel
waschgoed in de podde raakt.
Enkele meiden maken, tot verhooging harer deugden,
nog een aanslag op uw leven, door bijv. op behendige wijze,
tusschen licht en donker, een emmer voor een deur, een
blik en stoffer op een trap of een theestoof midden in een
kamer te plaatsen.
In ééne zaak is het keukenpersoneel volkomen op de
hoogte, t. w. in het vragen om hoog loon.
Waar moet het heen? Waar moet het eindigen? Het
hooge loon verbetert van de meeste dienstbaren den toestand
niet. Een groot deel van de huurpenningen wordt door
sommige meiden besteed aan linten, strikken, crinolines en
mutsen; de kastelein maakt goede zaken met de overtollige
dubbeltjes van vele knechten. Denzelfden weg gaan dikwerf
de centen van den ambachtsgezel, die daarenboven niet
zelden den geheelen Maandag anticipeert op de verdiensten
van de vijf volgende dagen. Het opgedreven loon, in plaats
van nut te stichten, werkt bij velen ontzenuwend en demo
raliserend.
Hetgeen wij hier schrijven is niet overdreven, al hebben
wij alleen de schaduwzijde gemeld. Bij al dat slechte hebben
wij ook nog veel goeds; en de goede, fatsoenlijke bazen
en knechten, die wij in ons midden hebben, worden door
ons te meer op prijs gesteld, omdat zij verreweg de minder
heid uitmaken.
Wij leveren van daag veel jeremiades. Wij hopen bij
gelegenheid ook wat zonneschijn te geven."
Jl. Donderdag, de gedenkdag van het 20jarig bestaan
der Theologische school te Kampen, werden Docenten en
Studenten aangenaam verrast door een brief van den heer
Groen van Prinsterer, inhoudende een assignatie van f 500,
ten geschenke aan deze inrigting.
Naauwelijks heeft het middel van dr. Sasse tegen de
hoest het burgerregt gekregen en is de rumflesch, mits
onder bijvoeging van de noodige hoeveelheid eerste soort
klontjes en vijgen, een geoorloofd artikel geworden op de
tafels onzer hoestende medeburgers, of het ondervindt eene
mededinging, waaraan het moeijelijk het hoofd zal kunnen
bieden.
Het nieuwe hoestmiddel, waarop in de Wetenschappelijke
Bladen de aandacht gevestigd wordt, onderscheidt zichvan
het vorige door bijzondere onkostbaarheid, ook loopt men
geen gevaar, zooals bij het eerste, zoete rum wat lekker te
gaan vinden. De mededeeling van de Wetenschappelijke
Bladen luidt als volgt:
Volgens dr. Brown Sequard kan men een opkomende
hoestbui tegengaan door de lippen in de nabijheid van den
neus te drukken, evenals men door drukking op zijde van
den neus het niezen beletten kan. Eene drukking vóór en
digt bij het oor doet de hoest en ook de hik bedarende
laatste evenwel niet zoo goed als de hoest. Men kan
ook het hoesten voorkomen door de tong sterk tegen het
verhemelte aan te drukken. Als bewijs, dat de wil op
hoesten grooten invloed kan uitoefenen, haalt Brown Sequard
het woord van een Fransche ziekenverpleegster aan„de
eerste die hoest, wordt op diëet gesteld:" het hoesten was
in haar zaal eene zeldzaamheid.
Drie middelen voor één en alle even goedkoop!
Bij de opgravingen te Herculanum heeft men het
levensgroote zilveren borstbeeld van een jonge vrouw opge
dolven 't is zeer goed bewaard gebleven.
Op een procureursrekening te A. vond iemand den
volgenden post: Ik ben 's nachts wakker geworden en heb
aan uwe zaak gedacht, f 1.30.
Benoemd tot directeur van het postkantoor te Amsterdam de
heer J. J. Smith, thans directeur van het postkantoor te Utrecht.
Herbenoemd tot burgemeester van Vlissingen de heer H. P.
Winkelman.
Tweede Hamer.
Zitting van Dingsdag 8 December. De discussie over het
lager onderwijs is voortgezet. Een aantal sprekers en ook de
minister hebben het woord gevoerd. De laatste heeft verwezen
naar zijne vroegere verklaringen bij het adres van antwoord, maar
zou in overweging nemen of welligt kon overgegaan worden tot
benoeming eener staatscommissie tot onderzoek welke wijzigingen
in de wet noodig zijn. De heer Moens is daar zeer tegen. De
heer Kuijper heeft daarop gerepliceerd.
Zitting van Woensdag 9 December. De beraadslaging over
het lager onderwijs is in 't algemeen voortgezet. De minister heeft
nog eenige punten naar aanleiding van het debat toegelicht, en
omtrent den aandrang tot spoedige indiening eener wijzigingswet
herhaald, dat het aan hem niet zal liggen en hij niet vertragen
zal. De heer van Naamen kwam er tegen op dat men de nog
niet volledige uitkomsten der wet van '57 aan die wet zelve toe
schreef, niettegenstaande aan de uitvoering, ook door toedoen der
opvolgende regeringen, nog zooveel ontbreekt, zoowel wat de opleiding
der onderwijzers als de te geringe subsidiën aan hulpbehoevende
gemeenten betreft.
De heer Kappeijne heeft een korte dupliek geleverd op de rede
van den heer Kuijper, en, zich verdedigende tegen onverdiende
kwalificatiën, heeft hij zijn stelsel nader uiteengezet. Het subsidi
eeren van confessioneele scholen zou de ondergang van ons openbaar
schoolwezen zijn. De heer Berch van Heemstede blijft zich ver
zetten tegen staatsdwang en staatsmonopolie, en meent dat van de
andere zijde geen toenadering gewild wordt. Hij ontwikkelt het
restitutiestelsel, door den heer Kuijper bedoeld, en ziet in de toe
passing er van alleen heil voor het godsdienstig element op de school.
Eindelijk zijn de algemeene beraadslagingen gesloten, en is de
heer Moens overgegaan tot de toelichting en aanprijzing zijner
bekende amendementen tot verhooging der jaarwedden voor de
opleiding van onderwijzers; voor twee nieuw op te rigten kweek
scholen tot vermeerdering der toelagen aan kweekelingen en hulp
onderwijzers bij de rijkskweekscholen, en tot verhooging met een
halve ton van den post voor speciale inrigtingen van onderwijs.
Onderscheidene sprekers hebben zich zoowel vóór als tegen de
amendementen van den heer Moens verklaard of hunne stem van
nadere inlichtingen afhankelijk gemaakt.
De minister, ook de bedoeling van den voorsteller apprecieerende,
kan zich niet met de amendementen vereenigen.
Hij zelfs heeft reeds vermeerderingen op de begrooting gebragt,
en ziet geen kans zóó spoedig twee geheel nieuwe kweekscholen op
te rigten.
Zelfs als de Kamer het geld zou toestaan, zou de minister niet
kunnen verzekeren het te zullen gebruiken. Over het eerste amen
dement op art. 174 staakten de stemmen, namelijk 36 tegen 36.
Het tweede amendement (rijks kweekscholen) werd verworpen
met 37 tegen 36 stemmen. De zitting duurt voort.
Uit het ontvangen voorloopig verslag betreffende de voordragt
ten behoeve der Amsterdamsche Kanaalmaatschappij blijkt, dat in
de afdeelingen der Kamer de meeste leden, ondanks de groote
offers welke reeds voor het Noordzee-kanaal werden gebragt, de
indiening van deze wetsontwerpen met genoegen hadden gezien,
omdat zij Tan oordeel waren dat het kanaal tot eiken prijs moet
tot stand komen.
Buitenland.
Te Brussel en in de omstreken der stad hoort men in
de laatste weken veel spreken van herhaalde nachtelijke
overvallen. Vooral bij de Avenue du Midi moeten deze
hebben plaats gehad. In de Rue des Tanneurs werd dezer
dagen een jongmensch van zijn horloge, een gouden keten
en een medaillon beroofd.
De vorige week is te Parijs door de doofstommen
aldaar de 162ste verjaardag der geboorte van den abt de
1'Epée met een banket gevierd. Een ooggetuige schrijft,
dat men zich geen denkbeeld maken kan van den treurigen
zonderlingen, letterlijk onbeschrijfelijken indruk, dien dat
schouwspel geeft. Vrolijke gezigten, levendige gebaren en
doodsche stilte! De toasten werden door middel van de
vingerspraak ingesteld. Een der bedienende knechts, die
volgens gewoonte bij het aanbieden van den wijn den naam
van het merk overluid noemde, werd in hooge mate ver
legen, toen zijne stem alleen weerklonk en hij op hetzelfde
oogenblik zich zijner onnadenkendheid bewust werd. De
man maakte het echter toen nog erger, door met schaam
rood gelaat eene verontschuldiging uit te stotteren. „Toen
ik de zaal verliet," schrijft de berigtgever, „had ik letterlijk
behoefte geluid, geraas te hooren. De drukte, het gewone