1874. N°. 153. Woensdag 23 December. 32 Jaargang. BURGERLIJKE STAND. Uitgever A. A. BAKKER Cz. B i n nenla n d. HELDERSCHE EN VIEUWEDIEPER COURANT. „Wij huldigen het goede." Verschijnt Uingsdag-, Donderdag- en Zaturdag namiddag. Abonnementsprijs per kwartaal f 1.30. franco per poat - 1.65. Bureau: MOLENPLEIN, N°. 163. Prijs der Advertentiën Van 1—4 regel» 60 cent, elke regel meer 15 cent. Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend. Voor aangiften van Geboorten en Overlijden zal de Secretarie der gemeente Helder op ZATURDAG en ZONDAG e. k. GEOPEXB zijn, des middags van 12 tot 1 ure. Helder, den 22 December 1874. De Ambtenaar van den Burgerlijken Stand der gemeente Helder, STAKMAN BOSSE. HELDER en NIEUWEDIEP, 22 December. Blijkens berigt uit Rio-Janeiro is Zr. Ms. stoomschip Cura9ao, kommandaut kapt. ter zee van de Velde, den 19 dezer aldaar aangekomen. Aan boord was alles wel. Jl. Zaturdag is alhier van Hellevoetsluis aangekomen Zr.Ms.stoomkanonneerbootEver (Staunch model),kommandant lnit. ter zee 1ste kl. F. K. Engelbrecht. Dit vaartuig zal hier dokken. Het schip Island Belle is van af de Schorren alhier in vlot water gebragt en in de haven gesleept. De heer J. C. de Leeuw, van Anna Paulowna, hield gisteren avond in het lokaal Musis Sacrum zijne aange kondigde lezing over de indijking van het Wieringermeer. Spreker schetste het uitvoerbare en wenschelijke dezer zaak en wees op de voordeelen die dit voor de welvaart van ons gewest zal hebben. De heer Cohen Stuart, van Alkmaar, verduidelijkte het gesprokene door aanwijzing van een en ander op de daartoe in het lokaal aanwezige kaarten. De Werklieden-Vereeniging: „Door orde en spaar zaamheid tot welvaart" heeft, naar wij vernemen, op de baan van eigen lots-verbetering weder eene belangrijke schrede voorwaarts gedaan. Zij heeft eene spaar- en hulpkas opgerigt. Kent Indische Geschiedenis, door Al. „Een knap meisje, maar wat scherp." Dat had Arendine eens moeten hooren. Voorzeker zou haar oordeel over den nieuwen neef niet zeer gunstig zijn geweest. Nu wist zij van den prins geen kwaad en zeide des morgens tegen Lénore: Ik geloof dat neef Anton een goede aanwinst voor onzen kring zal zijn." „Denk je," kwam Lénore onverschillig. „Ja, zeker denk ik dat," zeide Arendine scherp, „maar je hebt ook niet naar hem omgekeken, waardoor waart ge gisteren avond toch zoo stil?" „Hoe kon ik vroolijk zyn?" lispelde Lénore, terwijl tranen hare lieve oogen verduisterden, „het was gisteren de sterfdag van mijn goeden oom en mijn prettige jeugd bij hem doorgebragt kwam mij zoo sterk in de gedachten, dat ik er geheel door ontroerd werd." Arendine had hare vriendin onder het spieken opmerkzaam aan gezien. Toen trad zij vleijend naderbij en zeide, haar de lange lokken streelende: „Voelt ge je niet gelukkig bij ons, mijn lieve?" „Dat weet je wel beter Arendine, waar kan ik een beter te huis vinden?" luidde het antwoord. „Toen oom stierf heeft je papa mij liefderijk tot zich genomen en in u heb ik een zuster gevonden, maar daarom mag ik mijn dierbaren doode, die bij mij de plaats van vader en moeder vervulde, toch wel betreuren, niet waar?" „O zeker mijn hartje, dit gevoel is natuurlijk," zeide Arendine. „Niet waar?" vervolgde de kleine en liet haar hoofdje aan den boezem der donkere vrouw rusten, „ik zou ongevoelig wezen als ik het verledene geheel vergelen kon, dan zou ik uwe liefde en achting ook niet verdienen." Een onuitsprekelijk spotachtige uitdrukking vloog over Arendines schoon gelaat. Lénore merkte hier echter niets van, want zij hield de oogen neergeslagen en zag in den kus der vriendin niets als vriendschap en welwillendheid. „Maar wees nu niet langer zoo treurig Noortje en babbel wat vroolijks met mij," zeide Arendine, „want waarlijk liefje, je oogen zullen rood worden van al die tranen en daar moeten wij meisjes voorzigtig mede zijn; evenwel je voelt je nog altijd een weinig als een vreemde bij ons. Dit zal echter mettertijd wel anders worden, wanneer een meer teedere naam, dan die van vriendinnen ons aan elkander bindt. Lénore bloosde en zuchtte even. „Spreek daar niet van, lieve Arendine, ik ben nog zoo jong," lispelde zij. „Och kom, hier in de Oost is men spoedig genoeg oud, mijn moeder was vijftien jaar toen zij trouwde en gij zijt reeds zestien," kwam Arendiue, die zelve al in de twintig was en daar niet zonder *pijt aan dacht. „Maar ik behoef toch nog niet te trouwen," hernam Lénore angstig. „Wel neen, wie zou je daartoe willen dwingen. Mijn broeder zal geduld oefenen en als je dat verlangt een Jaeob wezen, die zeven jaar om Rachel diende of hoe was dat ook weer in die oude geschiedenis? Maar je bent wel gelukkig Noortje, dat je een man met zwarte oogen krijgt," liet Arendine haars ondanks op deze woorden volgen. „Waarom?" vroeg Lénore verwonderd. „Zwarte oogen zijn altijd mijn ideaal geweest," sprak Arendine. Een heimelijk lachje vloog als een zonnestraaltje over Lénores aanvallige trekken. Al was zij den vorigen avond afge trokken geweest, zoo had zij toch zeer goed gezien dat Anton zwarte •oogen had en om hare vriendin te plagen merkte zij losjes aan: „Wel Arendine ik daeht dat je bruine oogen zoo mooi vondt, want geen maand geleden, toen kapitein de Bres hier was, zeide je dat tegen hem en ik ben zeker, dat hij dit zeer aardig vond, want hij heeft immers bruine oogen?" „Zij is toch zoo onnoozel Volgens het reglement van die inrigting kan ieder deel nemer der spaarkas zelve de som bepalen, die hij 's wekelijks storten zal; het minste bedrag eener wekelijksche storting is 5 cents, het hoogste f 2.50. De sommen die men uit deze kas kan ter leen bekomen mogen niet hooger zijn dan f 25. De geleende gelden kunnen terug betaald worden in wekelijksche termijnen van 25 tot 50 cents. De renten, die op de gelden vallen welke men ten gebrnike bekomt zijn voor den tijd van 3 maanden 2 pCt.voor 6 maanden 3 pCt.; voor 9 maanden 4 pCt.en voor 1 jaar 5 pCt. De geldsommen, die in den loop van een boekjaar ten gebruike zijn ontvangen, moeten bij het einde van dat jaar afbetaald zijn. De voordeelen die er zijn verkregen, wor den onder de deelnemers verdeeld. Gaarne vestigen wij de aandacht op deze voor den werk mansstand zoo hoogst belangrijke inrigting. Menigeen toch zou vaak niet onbelangrijk voordeel kunnen behalen, als hij in 't bezit was van eenig daarbij onontbeerlijk geld. Wij wenschen dat deze nieuwe inrigting in ruime mate moge bijdragen tot bevordering van de welvaart der werklieden. Het stoomschip Japan, van Jokohama naar Hongkong bestemd, is op den 17 dezer in de nabijheid van laatstge noemde haven door brand vernield. Er zijn nog slechts weinig passagiers en manschappen der equipage aangekomen, en men vreest dat velen bij de ramp het leven hebben verloren. Volgens bij de reederij ontvangen schrijven van Batavia, ontving de Ned.-Ind. Stoomv.-Maatsch. juist even voor bet vertrek der mail van 12 Nov., een telegram van Ban- joewangie van den volgenden inhoud. „Nederl. schip Gerard Pieter Servatius strandde heden nacht drie mijlen zuidelijk van hier, seinde stoomboot-assistentie. Rocbussen stoomde derwaarts; hulp echter onnoodig geacht, daar schip reeds zinkende was." De equipage, waarvan toen nog niets bekend was, is blijkens sedert ontvangen telegram van Batavia gered. niet als ik dacht," prevelde Arendine binnensmonds. „Wat zegje?" vroeg Lénore. „Of we eens uit rijden zullen gaan. 't Is prachtig weêr." „Zeer gaarne," antwoordde Lénore. Weldra zaten de beide dames in een open rijtuig. Bernard vergezelde haar. Deze jonge man oefende het eervolle ambacht van leeglooper uit. Hij was even als zijn zuster in de Oost geboren, maar had in Nederland een gedeelte zijner jeugd doorgebragt en aan een der akademies aldaar een graad gehaaldwaarin hij dien graad behaald had, was echter niemand duidelijk, maar daar hij deze onderscheiding overal bij te pas bragt, noemde men hem „de visch," hetgeen zijn spotachtige zuster niet onbekend was en waarmede zij haar broeder onbarmhartig plagen kon. Over het geheel bestond er niet veel sympathie tusschen dit tweetal. Slechts in één ding waren zij het volkomen eens, Damelijk in hun gedrag tegenover Lénore. Beiden putten zich uit om haar allerlei attenties te bewijzen, beiden overstelpten haar met betuigingen hunner liefde. Een onpartijdig toeschouwer zou gezegd hebben dat beiden haar als een kostbaren schat met Argusoogen bewaakten en haar als twee spinnen met een net van zorg en beleefdheden omgaven. Lénore kon hierby volkomen voor een onnoozel vliegje doorgaan, dat zich in hare onwetendheid steeds vaster liet omstrikken. Ook nu weder werden Lénores wenschen als bevelen opgevolgd. Men volgde den weg dien zij ^anwees, men beaamde alles wat zij goedvond en keurde alles af wat haar misnoegen opwekte. Arendine vulde haar hoofdje op met denkbeelden over prachtige toiletten en Bernard fluisterde tot haar van zijn liefde en staarde haar zoo diep in de violetblaauwe oogen, dat zij die verlegen nedersloeg. Toen zij te huis kwamen stond de oude heer uit zijn gemakkelijken stoel op om haar een kus te geven en informeerde teeder naar de gezondheid zijner lieveling, alsof zij zoo pas uit een zware ziekte hersteld was, hetgeen haar bloeijende kleur weersprak. Lénore was van lieverlede aan al deze kleine zorgen en oplettend heden zoo gewoon geraakt, dat zij er niets onnatuurlijks meer in vond. Zij woonde nu reeds drie jaren bij den heer van Dam en zooals de zaken zich lieten aanzien zou zij misschien weldra zijn dochter worden, want Bernard bewees haar voortdurend zijn hulde en zij nam die stilzwijgende aan, zonder zich evenwel nog met hem verloofd te hebben, niettegenstaande Arendine haar daartoe onophoudelijk zoo zacht mogelijk trachtte te dwingen, maar de kleine Lénore was wel een weinig eigenzinnig en verkoos somtijds, zoo ook in dit geval, haar eigen hoofdje te volgen. Anton van Dam werd een trouw bezoeker van zijn ooms woning. De oude heer zag hem gaarne, Arendine koketteerde met hem en Bernard introduceerde hem in alle mogelijke uitspanningsplaatsen, waar de dartele jeugd het leven vaak met al te volle togen genoot. Bernard was haantje de voorste bij alle vermaken en gedroeg zich buiten zijn vaders huis volstrekt niet als de verklaarde minnaar eener beschaafde jonge dame. Anton vermoedde dan ook volstrekt niet, dat hij naar Lénores hand doDg, tot hij het op een morgen uit Arendines mond vernam. Onze luitenant was vroeg uitgereden en daar hij nimmer het huis zijns ooms voorbij ging zonder er zich even op te houden, week hij ook nu niet van die gewoonte af, stapte binnen en vond Aren dine geheel alleen in de voorgalerij. De sehoone nicht lag zeer gemakkelijk in een schommelstoel en rookte een cigarette. Een wit morgengewaad omhulde haar bevallige gedaante en de weelderige zwarte haren dwaalden ongevloehten om haar met een warmen tint gekleurd gelaat. Zij reikte Anton lachende de hand en noodigde Naar de N. Rott. Crt. verneemt, zal de kapt. ter zee W. K. van Gennep met 1 Jan. bij 's Rijks werf te Amsterdam worden gedetacheerd, om bij de verdere inrigting van Zr. Ms. ramtorenschip Koning der Nederlanden tegen woordig te zijn, waaruit tevens blijkt, dat het voornemen bestaat aan dien hoofd-officier het bevel over genoemden bodem bij eventuëele indienststelling op te dragen. De heer Fransen van de Putte, oud-minister van Koloniën en lid der Tweede Kamer, heeft zich na afloop der parlementaire werkzaamheden voor geruimen tijd naar het buitenland begeven. Beroepen bij de Christelijk Geref. gemeente te Alkmaar ds. A. H. Gezelle Meerburg, pred. te 's Gravendeel. Door Z. M. den Koning van Pruissen, Duitsch Keizer, is aan C. Hoefnagel en E. Backer, zeelieden te Urk, die de redding van twaalf schipbreukelingen bestuurd en met levensgevaar het wrak der Hamburgsche stoomboot „Urania" van het eiland Norderny op 17 Dec. 1873 gered hebben, ieder een medaille met het lint, en aan de matrozen R. Korf, J. Backer, E. en G. Hoefnagel, die tot deze mensch- lievende daad meewerkten, ieder vijftig thaler (f 87.50) toegekend. De gemeenteraad te Hoorn heeft in zijne vergadering van den 8 dezer benoemd tot makelaar den heer H. C. Carbasius, die op den 16 dezer door de arrondissements-regtbank aldaar als zoodanig is beëedigd. In de week van 13 tot en met 19 dezer bedraagt het aantal der in Amsterdam aan de mazelen overledenen 26. Het Handelsblad meent, dat de waarnemende burge meester van 's Bosch door de opvoering van „Pariser Leben" te verbieden zijne bevoegdheid niet overschreden heeft. Hij schijnt echter zijn verbod uitgevaardigd te hebben in den vorm van een algemeen voorschrift valt politie. Dit gaat zeker niet aan. Daartoe is de burge meester alleen bevoegd in geval van oproerige beweging of andere stoornis der openbare orde (art. 184 tot 187 hem uit op een zelfde stoel naast haar plaats te nemen, waarna zij levendig en geestig als altijd een gesprek met hem begon. Anton luisterde vergenoegd en amuseerde zich uitstekend. Eindelijk vroeg hij naar Lénore en vernam dat deze jonge dame uitgegaan was. „Er is een zieke negerin, die zij een versnapering brengt. Onze lieve Lénore is een uitmuntende liefdezuster, zeide Arendine. Eenmaal haar 1ot onderwerp hebbende, vervolgde het meisje over haar vriendin. Zij vertelde aan Anton den vroegen dood harer ouders, waardoor zij bij een oom was opgevoed, die haar nu drie jaren geleden eveueeus door den dood ontvallen was. Hij droeg de verdere zorg voor haar aan papa op, besloot Arendine, en nu zal zij wel altijd bij ons blijven, want mijn broeder is met haar geën- gageerd." Anton sprong overeind. „Wat zeg je, is Bernard met dat meisje verloofd?" riep hij verbaasd. „Ja zeker, wat steekt daarin, ik ben regt blijde zulk een lieve zuster te krijgen," zeide Arendine en hare schitterende oogen waren nu koud en hard van uitdrukking, hetgeen Anton niet opmerktehij was weder in zijn stoel teruggezonken en rookte stilzwijgend verder. „Bernard heeft mij daar nooit iets van verteld," zeide hij eindelijk. „Dat wil ik wel gelooven, ik ben een praatster. De zaak moet vooreerst nog geheim blijven volgens Lénores wensch, dus zwijgt hij er geheel over," hernam Arendine. Anton vond het minder gepast de reden zijner verwondering aan zijn nicht mede te deejen. Hij wierp het gesprek op iets anders, maar besloot Bernard eens duchtig de les te lezen. Dit voornemen volvoerde hij nog dienzelfden avond, toen Bernard hem voorsloeg naar een inlandsch feest te gaan, waar braaf gedanst en gedronken zou worden. De jonge losbol hoorde zijn neef bedaard aan, lachte om diens zedige denkwijze, wist door allerlei fraaije redeneeringen diens argumenten te ontzenuwen en troonde hem mede naar het feest, waar hij de dolste van allen was. Anton bemerkte al spoedig dat het den Moriaan geschuurd was zijn neef tot betere inzichten te willen brengen, maar voor het eerst sloeg hij na dien morgen Lénore, die hij tot dusver voor een kind had aangezien, oplettend gade en een zeker medelijden voor een treurig lot, dat zij in hare onschuld te gemoet ging, vervulde zijn hart. Zijn kameraden plaagden hem druk over zijn veelvuldige bezoe ken bij den ouden oom. „Kom jongen, spreek op," zeide Froken, „wie zal het wezen, de bruine of de zwarte?" „'t Is of je van paarden spreekt," hernam Anton verontwaardigd. „Hij is ingepikt hoor," schaterde kapitein de Bres. „Och laat mij met rust," bromde Anton wrevelig, „kan een jong mensch dan nimmer een huishouden waar volwassen dochters zijn zonder inzichten bezoeken Dit is de vloqk van het gezellig verkeer, geloof ik." „Nu, nu, neem de zaak zoo erg niet op, we plagen je maar wat," zei Froken goedhartig en Antons opgeruimdheid keerde weder. De goede jongen wist het zelf niet, wat hem zoo gedurig naar zijn ooms woning dreef. Arendines geestige scherts kon hem wel aangenaam bezig houden, hare pikante manieren trokken hem aan, maar hij was volstrekt niet op haar verliefd en Lénore was verloofd, op haar kon hij het dus niet wezen, meende hij. Intusschen blééf hij een getrouw bezoeker, zonder zich verder rekenschap van zjjn handelwijze te vragen, Die onwetendheid duurde echter niet lang. Op een fraaijen dag werd zijn gevoel hem maar al te duidelijk. De meeste woningen op den weg naar Weltevreden zijn omringd van smaakvolle tuinen met schitterende bloemen en welig groen. Lénore hield veel van bloemen. Zij plukte zelve die sehoone

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1874 | | pagina 1