1875. N°. 6.
Woensdag 13 Januarij.
33 Jaargang.
BEKENDMAKING.
Uitgever A. A. BAKKER Cz.
HEFFING VAN SCHOOLGELD.
Binnenland.
HELDERSCHE
EN NIEIIWEDIEPER COURANT
„Wij huldigen hot goede."
Verschijnt Dingsdag, Donderdag en Zaturdag namiddag.
Abonnementsprijs per kwartaal1 30.
franco per post - 1.65.
Bureau: MOLENPLEIN N°. 163.
Prijs der Advertentiën: Van 14 regels 60 Cents,
elko regel meer 15 Cents.
Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend.
KIken Donderdag vertrekt de innil naar Oost-Indië
vlo llrfndisi.
Laatste ligting 's avonds 6 uur.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS der gemeente HELDER
doen te weten,
dat door den Raad dier gemeente, in zijne vergadering van den
13 October 11. is genomen het volgende besluit:
De Raad der gemeente HELDER
Gelet hebbende op zijn besluit van den 8 Augustus 1865 tot
heffing eener belasting op tooneelvertooningen en andere openbare
vermakelijkheden, goedgekeurd bij Koninklijk besluit van den
9 Jannarij 1866 No. 73,
Besluit
Art. 3 van gemeld besluit te wijzigen als volgt:
De belasting op de vermakelijkheden in het eerste artikel onder
letter b vermeld, zal bedragen
Voor de ondernemers of houders van huizen waar in den regel
dagelijks of des avonds gedanst of muziek gemaakt wordt, per
maand twaalf gulden, en voor zoodanige huizen, waaraan vergunning
is verleend tot later open blijven, vijftien gulden per maand.
Voor alle andere daar vermelde vermakelijkheden in huizen of
gebouwen, bepaaldelijk tot danszalen ingerigt, per dag of avond
drie gulden, en voor zoodanige vermakelijkheden in kleine herbergen
of tapperijen, per dag of avond een gulden.
Voor het maken van muziek des nachts bij bijzondere vergunning,
van 12 tot 1 uur, een gulden, en voor elk uur later twee gulden.
De invordering geschiedt overeenkomstig de verordening tot
invordering, vastgesteld bij besluit van 5 September 1865.
Welk besluit is goedgekeurd bij Koninklijk besluit van den 21
December 1874, No. 17, waarbij is aangehaald de verordening
vastgesteld bij raadsbesluit van den 5 September 1865, bevattende
de voorschriften waarnaar de invordering zal plaats hebben.
En is hiervan afkondiging geschied waar het behoort den
31 December 1874.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
STAKMAN BOSSE, Burgemeester.
L. VERHEY, Secretaris.
De BURGEMEESTER der gemeente HELDER brengt, voor
zooveel noodig, de belanghebbende Ouders in herinnering, dat het
Schoolgeld voor hunne Kinderen, over het eerste kwartaal dezes
jaars voor den eersten Februari] aanstaande ten kantore van den
Ontvanger dezer gemeente moet zijn betaald.
Bij gebreke daarvan worden de Leerlingen niet op de Scholen
toegelaten.
Helder, De Burgemeester voornoemd,
den 11 Januarij 1875. STAKMAN BOSSE.
Fritz Heutcr's „Louize.'
Hoe Reuter zijne Louize vond, heeft hij zelf in zijn bock „hoe
ik aan een vrouw kwam" met veel humor geschilderd; hij ver
haalt ook hoe er na zijne verloving een zeer schoone tijd voor
hem aanbrak. Maar wat zijne Louize hem was en hoe langer zoo
meer werd, hoe zij met zijn hart en zijn geheele wezen zoo innig
samengroeide, dat zeide hij slechts aan den vriend, of het lag in
zijn stem, wanneer hij tot haar zeide: „mijne lieve Louize," of het
blonk in zijne oogen, wanneer zijn blik op haar rustte.
Toen Louize Kuntze, de dochter van een Mecklenburgsch pre
dikant, onzen Reuter te Treptone hare hand gaf, leefde hij in
bekrompene omstandigheden. Hij was zijn loopbaan als schrijver
nog niet begonnenniemand vermoedde toen den zoo rijk begaafden
dichter in hem. Louize alleen kende zijn beminnelijk en braaf
hart en zij heeft trouw gehouden, wat zij hem toen beloofde, name
lijk: in blijde en droeve dagen bij hem te blijven, zoo trouw als
een mensch zijn belofte houden kan.
Vroolijk en vol levenslust, opwekkend en opvroolijkend heeft zij
hem ter zijde gestaan, en wanneer hij ziek werd, verpleegde zij
hem, zooals slechts een moeder haar kind verplegen kan. Hij was
haar levensdoel, zijne wenschen waren de hare geworden, en de
band, die hen eenmaal met elkander verbonden had, was door den
tijd, die hun leed en lief aanbracht, vaster en inniger geworden.
Zij schenen onafscheidelijk voor altijd en hunne harten zijn dat ook
gebleven. Zij waren als twee boomen, wier wortels in denzelfden
grond zijn vastgehecht en wier kronen zich tot één schaduwdak
vereenigd hebben. En onder dat dak zat men zoo vertrouwelijk
en gevoelde men zich volkomen te huis. Hun waren geen kinderen
ten deel gevallen, maar zij zeiven waren kinderen gebleven, die
vrij en vol deelneming voor anderen het leven beschouwden; als
kinderen schertsten zij met elkander, en als ze elkaar dan zoo
vroolijk aanzagen, geloofde men telkens weder twee kinderen te
zien. Reuter, wiens humor hem tot den dood bijbleef, was zijn
vrouw in het schertsen de baas, en wanneer zij dan uit scherts
grommende den terugtocht wilde aannemen, reikte hij haar lachend
de hand, alsof hij zeggen wilde„Laten wij niet twisten, Louize.
In liefde en goedheid zijt ge mij de baas.
Hoe gaarne verhaalde hij uit zijn vroeger leven, uit die dagen,
toen door zijne vrouw die wonderschoone tijd voor hem aange
broken was, waarnaar hij in zijne moeielijke jaren zoo verlangd
had! Hoe gelukkig hadden deze beide menschen geleefd, zelfs
toen hunne uiterlijke omstandigheden nog zeer bekrompen waren!
HELDER en NIEUWEDIEP, 12 Januarij.
De bevolking der gemeente Helder bedroeg op 31 Dec.
1873, met inbegrip van de later ingeschreven personen,
10330 mann., 9823 vrouw.: te zamen 20153. In den loop
van 1874 zijn geboren 432 mann., 386 vrouw.; en hebben
zich in de gemeente gevestigd 716 mann., 669 vrouw.
overleden zijn 216 mann., 195 vrouw.; naar elders zijn
vertrokken 724 mann., 492 vrouw.; zoodat de bevolking
vermeerderd is met 208 mann., 368 vrouw.; totaal 576
personen, en op 31 Dec. 1874 bedroeg 10538 mann.,
10191 vrouw.; totaal 20729 inwoners. Hieronder waren
gerekend 280 personen belioorende tot de land- en 997
tot de zeemagt met inbegrip van het korps mariniers.
Er werden in 1874 gesloten 185 huwelijken 146 tusschen
jongemans en jongedochters, 14 tusschen jongmans en
weduwen, 18 tusschen weduwnaars en jongedochters en 7
tusschen weduwnaars en weduwen. Getal echtscheidingen 2.
De betrekkelijke sterfte was 1 op 49.
Aantal tweelinggeboorten 10.
Het aantal ingeschrevenen in deze gemeente voor de
loting der nationale militie in 1875 bedraagt 167.
Die loting zal dit jaar plaats hebben in deze en de
naburige gemeenten op de navolgende dagen der maand
Febr.te Alkmaar den 8 en 9, te Heerhugowaard den 10,
te Winkel den 11, te Medemblik den 12, te Enkhuizen
den 13, te Hoorn den 15 en 16, te Purmerend den 17,
te Edam den 18, te Schagen den 20, te Helder den 22
voor de ingeschrevenen uit deze gemeente en den 23sten
voor die uit de gemeenten Texel, Vlieland, Terschelling,
en Wieringen.
Het nieuwe Loge-gebouw in de Koningstraat werd
jl. Zaturdag met veel plegtigheid ingewijd. Men roemt zeer
de doelmatigheid van het gebouw en de nette uitvoering
door de aannemers, de heeren Vos en Duinker.
Jl. Zaturdag is door de commissie tot het examineeren
van varenslieden te Rotterdam als eersten stuurman geëxa
mineerd, de heer W. Ellmer, leerling aan de School voor
de Zeevaartkunde van den onderwijzer A. J. Leijer, alhier.
Men berigt dat te Alkmaar een landbouwschool zal
worden opgerigt met subsidie van het rijk.
Den heer Vreede, tot dusver controleur van den
waarborg van goud- en zilverwerken, commandant van het
korps scherpschutters, te Alkmaar, werd jl. Zaturdag vóór
zijn vertrek naar zijne nieuwe standplaats (Leeuwarden)
Welk een afzonderlijke kleine wereld had wederzijdsche en innige
liefde niet om hen heen geschapen! Met onbetaalbare humor ver
haalde hij hoe nederig zijne Louize steeds geweest was. Toen zij
nog in Neu-Brandenburg woonde, strekten hare wenschen zich niet
verder uit dan tot een klein huis, dat daar midden op het veld
stond en door twee linden beschaduwd werd. Vervolgens schildert
hij dat huis nauwkeurig; het was klein en nederig; uit de verte
en wanneer de linden groen waren, zag het er aardig uit; maar
in den winter floot de wind door de dunne muren, de weg naar
het huis was dan met sneeuw bedekt en de bladerlooze boomen
stonden er zeer treurig bij.
Dan weder schildert hij het eerste middagmaal na zijn huwelijk,
toen zijn jonge vrouw nog niet genoegzaam ingewijd was in de
geheimenissen der huishouding en der kookkunst. Ijverig bezig
om hem het leven aangenaam te maken en voor het middageten
te zorgen, stond zij in de keuken. De spijslijst luidde voor dien
dag: fricandelles. Terwijl zij er mede bezig was der.e klaar te
maken en het geheim van de juiste verdeeling van vleesch, eieren
en wittebrood trachtte te doorgronden, kreeg zij bezoek van eene
vrouw, die als een uitstekende kokin bekend stond en die eens
een blik in de jonge huishouding wilde slaan. Haastig verborg zij
het half toebereide gerecht, omdat zij een duister vermoeden had,
dat het toch niet naar alle regelen der kookkunst was klaargemaakt.
Toen het bezoek was afgeloopen, ging zij weder naar de keuken,
want het middaguur naderde en ze wilde haar Fritz niet laten
wachten. Zorgvuldig werden de ballen vleesch in de pan te bra
den gelegd, maar pas bevonden zij zich in de gesmoltene boter,
of ze zetten aardig uit en vielen uit elkander, even als sneeuw
voor de zon, want, zooals Fritz zeide„wanneer het goede frican-
dellen zijn, hebben ze hun eigen wil," en ditmaal deed de al
te rijkelijke toevoeging van eieren en wittebrood nog het hare.
Toen het fatsoen eenmaal verloren en niet meer te herstellen was,
werden de fricandellen in de breedte gebraden en door de jonge
vrouw welgemoed in den vorm van een koek op tafel gebracht.
„Wat is dat, Louize?" vraagde de jonge echtgenoot, het nieuwe
gerecht nieuwsgierig bekijkende.
„Dat zijn fricandellen, lieve Fritz," antwoordde dc jonge vrouw
haastig.
Nog eens wijdde Reuter de grootste opmerkzaamheid aan het
gebak.
„Neen, Louize, dat zijn pannekoeken," riep hij toen.
Een echte huisvrouw laat echter haar man nooit te diep in de
keukengeheimen doordringen en ofschoon het gerecht in vrij nauwe
betrekking stond tot pannekoeken, antwoordde Louize toch:
door genoemd korps en dat van de muziekanten der stedelijke
schutterij eene serenade gebragt, waarbij de toejuichingen
van de zijde van bet Alkmaarsche publiek toonden, dat liet
den vertrekkende niet aan warme toegenegenheid ontbrak.
Ds. E. César Segers, predikant bij de Ned. Herv.
gemeente te Leiden, beeft in de voormiddag-godsdienst
oefening van jl. Zondag bekend gemaakt, dat bij voor do
benoeming tot director van het Seminarie te Batavia
bad bedankt.
De Friesche Crt. houdt de volgende lijkrede op
wijlen bet ijs: «Het was prachtig ijs! 't Was er zoo stil
in gekomen, dat bet wel vlak en bard moest zijn. Een
dankbaar gebruik werd gemaakt van de gelegenheid tot
schaatsrijden, en vooral van het jonge volkje, dat eene
onschatbare kerstvacantie bad om zich te oefenen in de
nationale gymnastiek. Een goede winter, dat is een
winter met sterk en bard ijs vormt een geheel geslacht
van flinke schaatsenrijders. Wat zijn er onder de tegen
woordige goede rijders niet velen, die in den winter van
'39 hun sporen op het ijs hebben verdiend! Voor het
houden van togtjes of het houden van hardrijderijen is het nog
geen winter geweesthoe glad en hard het ijs ook ware,
het ijs was niet sterk genoeg, en als men niet kan ver
trouwen op hetgeen men onder de voeten heeft, dan is er
de aardigheid af. Intusschen waren alle preparatieven reeds
gemaakt. De herbergiers hadden ontzaglijke hoeveelheden
drank en ververschingen ingeslagen; de winkeliers hadden
de petroleum in prijs verhoogd; sterke deerns met van
levenslust stralende oogen hadden den «lytsfeint» naar baas
smid gestuurd met «de redens,» «scherp slijpen en goed
nakijken» was het wachtwoord. Met goede redens kon
Maaike haren Kloris afwachten en zou het Sjoukje, die
er zoo vast op staat en er zoo kant heenrijdt, gemakke
lijker vallen uit te zien naar «den regten Jozef.» O, die
ijsgeschiedenissen weten wat! Er worden in Friesland veel
meer liefdesverbindtenissen aangeknoopt op het ijs, dan in
de danszaal, 't lijkt er niet naar! Jongens, die zich
aan geen blaauwtje wagen, vragen toch ligt het voorwerp
hunner stille genegenheid, om «op te leggen,» bij
weigering trekt men zich dat niet aan, «vragen staat vrij»
en «'t weigeren er bij.»
Een streep door de rekening van hen, die zich reeds
een hemel van genot hadden voorgesteld van dezen winter.
Zaturdag ochtend tracteerde ons op een sneeuwstorm en in
den namiddag van dien dag trad de dooi in. Niet minder
dan een vijftigtal hardrijderijen moesten in de volgende
dagen plaats hebben; alles voorbij! Duizenden guldens,
bestemd voor prijzen en voor de bestrijding der feestkosten,
„Neen, lieve Fritz, het zijn goede fricandellen en ze smaken
zeer goed."
En met een ijver, alsof het geluk van het pas gesloten huwe
lijk er van afhing, at ze van het twijfelachtig gerecht.
Nog vele jaren daarna lachte Reuter op de vroolijkste wijze
over dezen maaltijd, en wanneer zijne vrouw dan de eer van hare
fricandellen trachtte te redden, riep hij lachend:
„Neen, Louize, het waren toch pannekoeken."
Er lag iets treffends en roerends in dat wederzijdsch schertsen
en plagen van deze beide voortreffelijke menschen, want nooit ein
digde het onaangenaam; het was een vroolijk spel, waarachter zich
de innigste liefde verborg.
Ja, Reuter beminde zijne Louize innig, want zij was hem alles
wat een goede vrouw slechts zijn kan, en meer dan eenmaal gedu
rende zijne laatste ziekte, wanneer zij 's nachts onvermoeid aan
zijn bed waakte, vatte hij hare hand, drukte die aan zijne lippen
en dankte haar met zijne eenvoudige, maar zoo tot het hart spre
kende woorden, voor al hare liefde en goedheid. Weinige dagen
voor zijn dood, toen hij zijn naderend einde reeds vermoedde,
vraagde hij haar, of zij wel eens een mensch had zien sterven.
Haar golden zelfs in droevige uren al zijne gedachten en zorgen.
„Gij zult mij toch missen, Louize," zeide hij op zijn ziekbed tot
haar, „eu hoezeer miste zij hem, toen zijn mond niet meer tot
haar kou spreken en zijn oor haar niet meer hoorde. Hoe dikwijls
luisterde zij in de eerste dagen na zijn dood niet of hij haar ook
uit zijn slaapkamer riep! Hoe dikwijls sprong zij op om hem het
een of ander mede te deelen, want hunne vreugde en hunne zorgen
waren altijd één geweest! En wat zonk ze dan verpletterd weer
neer, wanneer de werkelijkheid haar toeriep: „Hij is niet meer,
wien gij al uwe liefde, uw geheele leven, meer dan 20 jaren hebt
gewijd!"
Ja, Reuter liceft in zijne jeugd zwaar geleden; ook later deed
het leven hem zijn harde en ruwe band nog gevoelen, totdat door
zijne Louize de wonderschoone tijd voor hem aanbrak, totdat zij
de zon werd, die hem vriendelijk en lief, zacht en zorgend bescheen,
zoolang zijn oog open bleef.
De zeldzame vrouw heeft mij zeiven, om er voor deze regelen
gebruik van te maken, een door haar zelve met treffende eenvou
digheid geschrevene schildering van medegedeeld van het begin der
loopbaan van Reuter als schrijver. Ik geef die schildering hier
onveranderd terug, om te laten zien, hoe vriendelijk de zou van
het geluk in de woning van den beginuenden schrijver scheen en
welk een getrouwe gezellin Reuter bij al zijne werken aan zijne
Louize had. (Slot volgt.)