STATEN-GENERAAL. Buitenland. Engeland. blijven in kas, sclioone en leelijke toespraken in de taseli, duizenden bezoeken van familie over en weer worden tot nader geschorst; de schaatsen met kaarsvet inge smeerd en naar den zolder gebragt en men tracht zoo goed als 't kan den winter zonder winter te doorworstelen. In den omtrek van Bannen in Rijnpruissen viel dezer dagen een paard van een 60 voet hoogen rotsmuur naar beneden. Onder aan de rots is een bierbrouwerij met een rieten dak. Het paard viel juist op dit gebouw, stortte door het dak, passeerde een paar verdiepingen en bleef eindelijk tusschen balken en planken beklemd zitten. Men had verscheidene uren noodig opa het dier uit de netelige positie te redden. Het wonderlijkste van de zaak is nog, dat het geen enkel letsel had bekomen en hinnekend zijn juichenden meester volgde. Een delver op de Kaapsche goudvelden heeft in drie van de vier hoenders, die hij slagtte voor zijn middagmaal, diamanten gevonden. Een dezer dieren had een steen in de maag van bijna twee duizend gulden waarde. Spanje heeft zich weêr een Koning gegeven. Zoo schrijft o. a. de feuilletonist der Amst. Crt. 't Is Isabella's zoon Alfonsus en alle fondsen van Spanje zijn gerezen en rijzen nog dagelijks. Waarom? Is de toestand van het land iets gunstiger geworden, omdat in plaats van Serrano, den regent, Alfonsus XII in 't Escuriaal zetelt? Is de schatkist iets voller? Brengt de jonge vorst, die zich met Spanje gaat huwen, een bruidschat aan, waarmee alle schulden der bruid kunnen worden betaald? Niets van dat alles! Reeds blijkt het dat don Carlos, hoewel de geloovige en gehoorzame zoon der kerk, zich niet zal bekreunen om 's Pausen zegen, die den jongen Koning ten deel is gevallen en dat de toorts van den burgeroorlog nog sterker zal opvlammen. In plaats ook dat de gezegende Alfonsus schatten komt brengen in 't uitgeputte land, komt hij de lasten er van verzwaren met een hooge civiele lijst, om de weelde van een koninklijk hof te bekostigen, terwijl zijne verkwistende moeder, de verdreven Isabella, reik halzend uitziet naar onderstand, daar zij op den bodem tuurt van haar geldkist. En toch rijzen de fondsen! Merkwaardig verschijnsel, dat zoolang zal duren tot de provincialen, die goede spuijers van overvloedige contanten in de zakken van vreemde potentaten, maatschappijen en bankiers, er tot over de ooren in zitten, waarna het gerucht de wereld zal doorvliegen: «Nieuwe Spaansclie leening!» Dan dalen de ouden verbazend, want de nieuwe geeft' natuurlijk een paar percent meer in belofte altijd en dan wordt het geld met geestdrift aangebragt en, een- of tweemaal wordt rente betaald, maar van 't geleende kapitaal-zelf, en dan arme Nederlandsche kapitalisten, die liever kasteelen in Spanje bouwt, dan een huisje op eigen grond, gij zijt weder beetgenomen! Me dunkt ik hoor alsdan de- gefopten weer zeggen: «Nu is het toch ook voor het laatst!» Maar ik antwoord: «Alsof die laatste maal ooit komen zal!» Benoemingen, enz. Aan den heer P. van Leeuwen is vergund, met ingang van den 1 Febr. a. s. zijne notariëele standplaats over te brengen van Sckoorldam, gemeente Warmenhuizen, naar de gemeente Alkmaar, en zijn benoemd tot; notaris binnen het arrondissement Alkmaar: a. ter standplaats Schoorldam, gemeente Warmenhuizen, met ingang van den 1 Febr. a. s., de heer A. Vonk, candidaat-notaris te Alkmaar; b. ter standplaats de gemeente Oterleek, de heer J. van der Tang, candidaat-notaris te Zuidscharwoude. Aan den heer J. W. Keiser is, op zijn daartoe gedaan verzoek, eervol ontslag verleend als plaatsvervangend kantonregter te Enkhuizen. De luit. ter zee 2de kl. W. F. Wesselink en de off. van adm. 3de kl. P. Gallas, beiden den 1 dezer in Nederland teruggekeerd, zijn met dien datum op non-activiteit gesteld. De off. van gez. 2de kl. C. J. A. de Groot wordt met den 1 Febr. aanstaande geplaatst bij het hospitaal der Marine alhier. Eerste Kamer. De Kamer heeft gisteren avond hare werkzaamhedeu hervat. Op voorstel van den heer van Eijsinga is de beraadslaging over de begrootingsontwerpen bepaald op lieden, ten twnalf ure. Frankrijk. Het Journal des Débats deelt mede, dat er een reus achtige schaakwedstrijd zal gehouden worden tusschen spelers te Londen en te Parijs, welke, evenals in 1835 reeds geschiedde, twee jaren duren zal. De inzet beloopt ten minste 10,000 francs; voor eiken zet, door den telegraaf over te seinen, wordt drie dagen bedenktijd gegeven. Een van de zonderlingste markten ter wereld wordt te Parijs gehouden in de rue des Blancs Manteaux. Men vindt daar in een hoek een klein koffijhuis, waarvan de gordijnen altijd neerhangen, zoodat geen bezoeker gezien kan worden. Wanneer men er binnentreedt, ziet men er een vijftigtal lieden, die zich verdringen om twee groote afels, sommigen zeer net, anderen bijna armelijk gekleed. Ieder hunner stalt op een der tafels zijn verzameling van zilveren en gouden horloges, gouden kettingen, ringen met diamanten, bijouteriën van allerlei aard uit. Hierop begint de verkoop in alle stilte; schier zonder praten en dingen. Men ontmoet er zelden een burger, de meesten zijn handelaressen in toiletartikelen en opkoopers, die hun waren meer in 't klein afzetten. En wat misschien 't allermerkwaardigste is, deze lieden geven elkaar een onbeperkt crediet. Men herinnert zich niet, dat er op deze markt, die ongeveer eiken dag gehouden wordt, ooit een diefstal is gepleegd. Het Fransche instituut heeft zijn bibliotheek versierd met de bustes van een zestal beroemde mannen, en onder hen aan wier nagedachtenis deze hulde in het Paleis Mazarin werd gebragt, behoort de groote Dupuytren, de operateur bij uitnemendheid. In een Franscli blad vindt men bij deze gelegenheid het volgende hem aangaande vermeld. Dupuytren, innig goedhartig, maar als vreesde hij dit te doen blijken, was ruw en hard in zijne manieren. Men noemde hem le Bourru Bicn/aisant. Op zekeren avond te huis komende, vond hij een armen dorpsgeestelijke, die reeds verscheidene uren geduldig op hem had zitten wachten. «Wat wil je?» was de norsche vraag, waarmede hij zijn bezoeker verwelkomde. «U dit laten zien,» antwoordde de geestelijke, die al dadelijk begreep, dat hij kort moest zijn, en een grove wollen halsdoek afdoende, ontblootte hij een afzigtelijk gezwel. Dupuytren liet hem in zijn studeer vertrek komen, onderzocht, en zonder dat er middelerwijl een woord tusschen beiden, na de medegedeelde ontmoeting, gesproken was, zeide hij kortaf en op niet minder barschen toon, dan hij begonnen was: «Dat is de dood, heer abbé «Ik dank u,» antwoordde deze, terwijl hij zijn'halsdoek weder omdeed, en geen zweem van ontroering liet blijken. «Ik dank u, dat ge mij onbewimpeld de waarheid zegt; nu kan ik mij voorbereiden en voor mijne arme parochianen alles rustig in orde brengen.» Dupuytren had in zijn praktijk veel bijgewoond, maar zulk een kalme, eenvoudige doods verachting nimmer. Hij zag den man, die zoo onver stoorbaar bedaard, zonder verbleeken, zonder schrik eensklaps zijn doodvonnis hoorde uitspreken, met zekere bewondering aan. «Kom morgen toch nog eens aan het Hotel Dieu,» zeide hij, «en vraag naar mij.» Daarmee liep het onderhoudaf. De geestelijke kwam den volgenden dag op het aange wezen uur. Reeds had Dupuytren er eene kamer, geheel voor hem en de behandeling die hij noodig oordeelde, laten inrigten, en ondernam op staanden voet de allergevaarlijkste operatie, waarna hij hem de uitnemendste zorgen wijdde, en hetgeen hij zelf aanvankelijk hopeloos en onmogelijk geacht had, gebeurde: de priester werd van den dood gered en verliet hersteld eene maand later het Hötel Dieu. Bij het vertrekken bood hij met een hartelijke dankbetuiging zijn redder een beursje aan, waarin omstreeks 30 francs in klein geld was. «Meer kan ik u niet geven, doctor,» zeide hij, «maar ik heb het geld gespaard door te voet naar Parijs te komen.» Dupuytren nam het geld aan, maar tastte wederkeerig in den zak en gaf hem een rolletje goudgeld met de woorden: «Ik dank u voor mijn gasthuis; neem dit van mij voor uwe armen.» Eenige jaren later lag Dupuytren op het ziekbed, dat zijn sterfbed worden zou, uitgestrekt. Geheel Frankrijk, om niet te zeggen geheel de geleerde wereld, had het oog op die sponde gerigt, omringd als het ware door al wat naar de wereld groot en edel was, en op allerlei wijzen den beroemden man de grootste belangstelling deed blij ken. Maar Dupuytren had er nu, evenmin als in zijn goede dagen, veel oog of oor voor. Bij de nadering des doods dacht hij niet aan de grooten der aarde, maar aan den armen priester, die hem het groote voorbeeld van moe dig den dood onder de oogen te zien gegeven had. Hij liet hem kennis van zijn ernstigen toestand geven en on- middelijk nam de geestelijke de reis aan. Uit zijnen mond ving de beroemde Dupuytren de laatste vertroostingen op; uit zijn hand ontving hij de genademiddelen der kerk; in zijne armen gaf hij den geest. In vele kerken te Parijs is den 9 dezer eene mis gelezen voor de zielerust van Napoleon III. Het aantal personen, dat die plegtigheid bijwoonde, was ditmaal grooter dan te vorigen jare. Men schat ze in 't geheel op 12000 a 15000. De politie-agenten waren bijzonder beleefd jegens de Bonapartisten. Onder hen bevonden zich alle aanzienlijken der partij. Van de familie waren Prinses Mathilde en de Prinsen Joachim en Achilles Murat tegenwoordig. De ex-Koningin Isabella van Spanje, die 't vorige jaar aan de plegtigheid deelnam, was thans niet verschenen. Zij heeft zich door een kamerdienaar laten vertegenwoordigen. De heer John Lémoinne, van het bezoek des lord- mayors ter gelegenheid van de inwijding der nieuwe opera gewagende, schrijft in de Débats o. a. het volgende: «Welken indruk zal de lord-mayor van Londen van Parijs en zijne zonderlinge inwoners medenemen? Naast deze opera, Babyion en Ninevé waardig, zal hij de zwart geblakerde muren der Tuilerien en van het stadhuis hebben opgemerkt. Wij zingen en dansen op vulkanen. Men geloove niet, dat de feestviering, de galavoorstelling van jl. Dingsdag ons in de oogen der wereld bijzonder tot eer strekt. Wij hebben er niet tegen, wij verheugen er ons in, dat het reusachtige gedenkstuk, 't welk men heeft ingewijd, een groot kunstenaar beroemd, den naam van Charles Garnier onsterfelijk ge maakt heeft; maar in de tijden, waarin wij leven, na de kastijdingen en de schrikkelijke lessen, welke ons hebben neergebogen en waaronder nog, ik weet niet hoevele, ge slachten zullen gebukt gaan, welk eene bittere spotternij is er in die praal van weelde en verguldsel gelegen Men leze de buitenlandsclie bladen en men zal er slechts de uitdrukking in vinden van een gevoel van droefheid en zorgelijke verrassing, bij de gedachte, dat de gebeurtenis, welke na Sédan de Parijsche bevolking het meest ontroerd heeft, de opening der opera geweest is. Wat wilt ge? Zoo zijn wij nu eenmaalIn den schouwburg, bij een gezwollen melodrama, verbeelden wij ons, «dat het wezenlijk gebeurd is.» Wanneer we met geschiedenis te doen hebben, is het eene gansch andere zaak. Sédan, het beleg van Parijs, den vijandelijken inval, de verminking van Frankrijk, de illuminatiën der commune vergeten we, en wij gelooven dat niets er van gebeurd is.» De National verzekert, op grond van de bij haar ingekomen berigten, dat het aantal personen, op Nieuwjaars dag in geheel Frankrijk ten gevolge van gladheid gevallen en overleden, honderd zeventien bedraagt. Hierbij zijn niet gerekend zij, die te Parijs aan hunne kneuzing enz. bezweken zijn. Het aantal gewonden wordt, bij gebreke van juiste opgaven, op twee duizend geschat. Als beproefd behoed middel raadt een der correspondenten van het blad aan, de schoenzolen met vet in te smeren. Dc beruchte pastoor Santa Cruz schijnt weer op weg naar Spanje te zijn. Den 8 dezer is hij te Dax (depar tement des Landes) gezien. Nadat de rioolgas-koorts te Over Darwen ongeveer uitgewoed en hare honderden slagtoffers neergelegd had, is in dat vervuilde stadje een epidemie van pokken uit gebroken, die nu op hare beurt de schaars gevaccineerde inwoners doodt of schendt. Midderwijl hield de zwaar bezochte burgerij jl. Zondag in hare kerken een algemeene dankzegging wegens 't verdwijnen van de koorts. En niet onwaarschijnlijk is aan die dankzegging een algemeene smeekbede gepaard gegaan, opdat de pokken den weg van de koorts volgen mogen. Men kan voorzeker tegen al dat danken en bidden niets inbrengen. Alleen mag men hopen (gelijk de Pall Mali Gazette doet opmerken), dat de lieden van Over Darwen 't bij deze vroomheidsbetuigingen met laten zullen, doch, al biddend of dankend, de handen zullen uitsteken tot 't maken van de sanitaire inrigtingen, aan wier gemis zij direct de over hen gekomen bezoekingen van koorts en pokken te wijten hebben. De Gazette herinnert hier zeer van pas 't antwoord dat lord Palmerston indertijd aan de Edinburgsche geestelijkheid gaf, toen deze een nationalen vastendag voorstelde als middel om de cholera te beteu gelen. Lord Palmerston gaf namelijk den dominees te verstaan, dat 't door hen geopperde middel hem onder de gegeven omstandigheden niet gelukkig gekozen voorkwam. «De Maker van't Heelal,» zeide hij, stelde zekere natuur wetten vast voor de planeet waarop wij leven; en 't welzijn of de ellende van 't menschdom hangt af van 't inachtnemen of 't verwaarloozen dier wetten. Ééne van die wetten stelt tot voorwaarde van gezondheid de afwezigheid der schade lijke uitwasemingen, die ontstaan uit opeenliooping van menschen, of uit ontbinding van dierlijke of plantaardige stoftenen diezelfde wet maakt ziekte een schier onver mijdelijk gevolg van 't tarten dier schadelijke invloeden. Doch tegelijkertijd heeft 't den Schepper behaagd, binnen t vermogen van den menscli zóódanige schikkingen te plaatsen, als de bedoelde uitwasemingen kunnen verwijderen of onschadelijk maken, 't Is 's menschen pligt, naar de wetten der natuur zich te voegen, en de vermogens, die de Voorzienigheid hem schonk, tot zijn eigen nut aan te wenden.» Met nog eenige goede raadgevingen omtrent rioleering en reinheid, en met de verzekering tot besluit, dat bronnen van besmetting onfeilbaar pestilentie moeten veroorzaken, ondanks «al 't bidden en vasten van een vereenigde doch werkelooze natie,» zond de minister de Schotsche dominéés naar huis. Wat lord Palmerston zei (meent de Pall Mali Gazette) was zoo dwaas niet. Zelfs Cromwell, dien toch niemand op 't stuk van religie verdenken zal van «modernisme,» achtte 't niet onnoodig om, wanneer hij zijn strijders aan maande op God te vertrouwen, er den raad bij te voegen om hun kruid droog te houden: «Trust to the lordmy hrethren, and keep your powder dry!» (N. Rott. Crt.) Mevrouw Norman-Neruda heeft te Glasgow de viool van Ernst, een Stradiarius uit het beste tijdperk, gekocht voor de som van 500 p. st. o Dnitschlud. De Kielerzeitung verneemt, dat de admiraliteit alle maatregelen genomen heeft om in geval van nood de stoom- korvetten Victoria en Louise Augusta zonder tijdverlies naai de Spaansche wateren te zenden. Spanje. Alfonsus XII, Koning van Spanje is te Barcelona met veel geestdrift ontvangen geworden, en heeft verklaard dat hij onder de vele titels, welke hij heeft, op den titel van graaf van Barcelona het meest trotsch is. Ook te Saragossa is hij plegtig tot Koning geproclameerd. In zijne hoofdstad wordt hem insgelijks een schitterende ont vangst voorbereid, waarin trouwens elk nieuw staats- opperlioofd zich te verheugen heeft. Zijne moeder is te Parijs geblevenhij heeft, zoo als men weet, aan den cor respondent van den New-York Herald, die hem vroeg of mama meeging, met nadruk verklaard«neen, zij blijft hier;» intusschen zijn er Spanjaarden die verlangen dat de ex- Koningin Isabella terugkeere, doch niet te Madrid, maar te Barcelona haar verblijf nemevolgens geruchten zou zij Palma tot woonplaats kiezen. Vermoedelijk zal deze wensch althans vooreerst niet vervuld worden, 's Konings zuster de gravin Girgenti, zal de honneurs van het paleis ophouden. Volgens den Observer zou reeds een echtgenoot voor den Koning gevonden zijn; dit Londensche weekblad berigtte namelijk dat de zeventienjarige Alfonsus vóór zijn vertrek uit Parijs verloofd is geworden met zijne nicht, donna Maria de los Mercedes, derde dochter van den hertog van Montpensier en jongste zuster der gravin van Parijs; doch een telegram uit Parijs verklaart deze tijding voor valsch Uit Berlijn verneemt men dat Duitschland, Oostenrijk en Rusland weldra den nieuwen Koning van Spanje zullen erkennen, hetgeen bijna gelijktijdig door de andere Staten geschieden zal. Rnsland. Omtrent den voor krankzinnig verklaarden zoon van den Russisclien grootvorst Konstantijn Nikolajewitscli, schrijft men aan de Hamb. Crt.: «Reeds voor jaren is het bekend geworden, dat deze door onbeteugelde uitspattingen ligchamelijk en geestelijk uit geputte Prins, tengevolge van een kloppartij in de Engelsche club en een standje met kunstrijders van den troep van Salamonski dat hem een gedeelte van zijn linker oor kostte reeds het weinige dat hem nog restte van zijn crediet verloren had, en zoo goed als geheel van het «groote hof» gebannen was. De geschiedenis van den halsketting die, dank zij het doorzigt, en de vast beradenheid van den hoofdcommissaris van politie Trepow, op het hoofd van den waren schuldige neerkwam, nog vóór de hand gelegd werd op de beide, reeds in staat van

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1875 | | pagina 2