Benoemingen, enz.
STATEN-GENERAAL.
wonen, in den regel bevrijd blijven van de heerschende
epidemiën. Dr. Cramer bestreed deze meening: hij was
van een tegenovergesteld gevoelen. De heer Ankersmit
opperde bezwaren ten opzigte der verbranding; zijns in
ziens was het volstrekt niet uitgemaakt, dat de dampen,
door lijkenverbranding ontstaan, geen schadelijken invloed
oefenen. Hierop werd herinnerd, dat de wetenschap in
deze nog een kind is, maar desniettemin meende spreker
ernstig te moeten betwijfelen, of die dampen, mits de oven
goed was ingerigt, schadelijk zouden kunnen werken.
De heer Kuiper, lid van den gemeenteraad, was 't geens
zins eens, dat de invoering der crematie een stap voor
waarts was op sociaal gebied. Hij betuigde zijn dank voor
de uitstekende inleiding: hij betoonde zich dankbaar
doch onvoldaan. Ds. van Gorkum kwam tegen de
methode op; zijn gevoel verzette er zich tegen. In de
crematie vond hij veel stuitends, althans aanvankelijk;
welligt zou z. i. hst systeem over vijftig of honderd jaar
ingang vinden. De heer Hugenholtz Sr. bestreed de
lijkenverbranding op religieuse gronden; hij ging uit van
de meening, dat uit het aardsche ligchaam eenmaal het
verheerlijkte zou ontstaan. Het resultaat van het debat
was weinig bevredigend. De referent toch verklaarde, dat
hij de zaak slechts ter sprake had willen brengen; aller
minst verlangde hij, dat uit deze vergadering eene veree-
niging tot invoering van lijkenverbranding zou ontstaan.
Spreker wenschte geen invloed te oefenen op iemands
overtuiging. Hij voor zich verklaarde voorstander te zijn
der crematie en 't verheugde hem, dat hij, ofschoon hij
zich op glad ijs had gewaagd, geen beenen gebroken had.
Op deze vergadering werd geen motie of resolutie voor
gesteld, de kwestie werd slechts besproken.
De Raad van Vlissingen, overtuigd, dat het ondoenlijk
is, de belasting op het gedistilleerd en het gemaal af te
schaffen, heeft tot voortdurende heffing daarvan besloten
en is hiervan afkondiging geschied.
Naar aanleiding van het concert van mej. Kiehl c. s.
dezer dagen te Arnhem gegeven, zegt de N. Arnh. Crt.:
«Indien mej. Kiehl de stoutheid had durven hebben, aan
te kondigen dat zij in Siberië geboren was, aan te Zuid
pool haar muziekale opleiding had ontvangen en thans
verbonden ware aan het hof van dezen of genen Afrikaan-
schen Koning, dan gelooven we dat de concertzaal te klein
zou geweest zijn, om al de nieuwsgierigen te bevatten, om
dat wonderkind te zien. Nu echter de zuivere waarheid
tot het publiek zegt, dat zij in Nederland geboren en door
vorstelijken kunstzin in staat was, haar opleiding in Neder
land te ontvangen, en thans aan een der opera's van
Duitschland geëngageerd is, nu doet zich het treurige ver
schijnsel voor, dat bij een concert, door haar met mede
werking van vier andere Nederlandsche kunstenaars gegeven,
de zaal slechts voor een gering deel bezet is.»
De controleur te Lobith schijnt het nog te willen
winnen in de discipline en tucht van den gemeenteraad te
Maastricht, die indertijd aan de jongelui het rooken heeft
verboden. Hij heeft aan de ambtenaren van de actieve
dienst en de sloeproeijers, waaronder zich oude zeerobben
bevinden, het rooken verboden. (Arnh. Crt.)
De regtbank te Zutphen aal weldra te beslissen
hebben in eene zeldzame zaak. Voor genees- en heelkun
dige diensten, door wijlen dr. D. te L. aan een familie
te M. bewezen, hebben de erven van dien medicus een
rekening ingediend, groot f 3210; men vindt die nota onbe
hoorlijk hoog en weigert haar te betalen. De zaak dient
nu bij de regtbank, welke drie deskundigen benoemd en
beëedigd heeft, om haar van advies te dienen.
Een zeer belangrijk maatschappelijk onderwerp brengt
de N.Zutph.Crt. ter sprake, namelijk dat der vondelingshuizen.
Met elk geval van kindermoord tegenwoordig zoo veel
vuldig voorkomende worden twee menschenlevens ver
nietigd, een feitelijk, een zedelijk; en die dubbele moord
is voor een deel aan de gebrekkige inrigting der maatschappij
te wijten. Die gebrekkige inrigting komt op onze verant
woordelijkheid, en moet dus verbeterd worden; wij zijn
verpligt naar die verbetering te streven. De jeugdige
vrouw, die, in een oogenblik van wanhoop, de hand sloeg
aan het leven van de vrucht der verleiding, is geen moed
willige moordenares. Zij viel als slagtoffer der menschelijke
zwakheden, der menschelijke ondeugden en der gebreken
van de maatschappij. Zij verdient dikwijls medelijden. Maar
wij moeten ook helpen en voorkomen, zooveel 't mogelijk
is. Dit preventief middel vindt men in de vondelingshuizen.
De maatschappij ontlast dan de moeder van het kind,
opdat zij niet, door gebrek of vrees voor schande, zelve
tot het uit den weg ruimen overga. De wet kan geen
hinderpaal zijn tegen deze sociale hervorming. Is deze
noodig, dan moeten de bepalingen van het strafregt worden
gewijzigd. Maar er zijn andere bezwaren tegen het stelsel
der vondelingshuizen. Vooreerst: de mogelijkheid, dat het
uitzigt op vergemakkelijking der gevolgen, een prikkel
worde tot meerdere onzedelijkheidten tweedehet lokaas
voor ontaarden of onverschilligen om hun ouderlijken pligt
op de schouders van den Staat over te brengen. De von
delingsstatistiek in Frankrijk bewijst, dat die vrees niet
hersenschimmig is. Twee stelsels kunnen worden gevolgd
óf de zoogenaamde tours d'etcposition, waarmede den Staat
allerlei lasten worden opgelegd, dikwerf tot bevordering
der onzedelijkheid en van misdadige verduistering van
kinderen; óf dat, waarin de moeder bekend is, zoodat men
eenigen waarborg erlangt voor de noodzakelijkheid der ge
vraagde hulp. Maar in dat laatste geval streeft men door opwek
king van het schaamtegevoel der ongehuwde moeder het
doel voorbij, dat men wilde bereiken. Een derde, een
gemengd stelsel: opname van kinderen der ongehuwde
ouders, na bewijs van onvermogen en van die der onge
huwde moeder zonder navraag of bewijsstukken, heeft
alweder de nadeelen, dat het een premie stelt op de onze
delijkheid. De schrijver in de N. Zutph. Crt. blijft op deze
bezwaren stuiten, en vindt geen oplossing voor het moeijelijk
vraagstuk.
Tegen een persoon uit Wijhe, die zich schuldig
gemaakt had aan diefstal van twee muurbloemen, is door
het O. M. bij de arrondissements-regtbank te Deventer eene
celstraf van niet minder dan 14 dagen geëischt. De regtbank
zal Dingsdag a. s. uitspraak doen.
De heer J. C. Billroth, districts-veearts voor Groningen
en Drenthe, raadt ten sterkte af het gebruik van vochten,
waarin rattenkriud (arsenikzuur) of kwiksublimaat is opgelost,
die vaak worden aangewend tot dooding van ongedierte of
genezing van schurft bij schapen. Niet alleen verminderen
die geneesmiddelen de kwaliteit der wol zeer, maar de
vergiften dringen tot in het vleesch der schapen door en
oefenen dus een zeer nadeeligen invloed uit op de menschen,
die dit later gebruiken.
De vochten zijn daarbij zeer doelmatig te vervangen
door andere middelen, bij alle gepromoveerde veeartsen te
bekomen, en even afdoende als de bedoelde vergiften.
Men schrijft uit een der noordelijke provinciën, dat
in onderscheiding van andere jaren om dezen tijd de vee
handel bijzonder slap is en er om zoo te zeggen niets wordt
verhandeld. Er worden kooplieden gevonden in die streken,
die in de laatste weken honderden guldens op de veemarkten
in Overijssel, Gelderland, Utrecht en Holland schade hebben
geleden, daar zij betrekkelijk duur inkochten en door de
weinige vraag niet van hun voorraad afkomen.
Den 18 Dec. jl. is de heer N. H. Bisschop in zijne
papieren bootje «De Maria Theresia,» dat slechts 29 kilo
weegt, te kaap Hatteras aangekomen. Hij was 4 Julij van
Quebec vertrokken.
Sedert eenige dagen is de doorvoer van paarden,
bestemd voor België en Frankrijk, zeergroot. Hetmeeren-
deel van deze dieren, die er over 't algemeen goed uitzien,
wordt in Gelderland aangekocht. De prijzen daarvoor be
steed loopen van f 400 tot f 800 per stuk. -De paarden
worden grootendeels in dagmarschen naar de plaats hunner
bestemming overgebragt.
Uit Gumbinnen meldt men dd 15 dezer
In het dorp Savadden in de kreits Dyck is een geval
van veepest voorgekomen; onmiddelijk zijn maatregelen
genomen om verdere uitbreiding der ziekte te voorkomen.
Leggen de haaijen eijeren of brengen zij levende
jongen ter wereld? Men had nimmer gedacht, dat de
doorgraving van de landengte van Suez leiden zou tot de
oplossing dezer vraag. De heer de Lesseps heeft thans
aan de akademie van wetenschappen in hare jongste zitting
medegedeeld, dat er een haai gevangen was van het
vrouwelijk geslacht, die bij toeval in dat kanaal teregt
gekomen was. Dat dier had niet minder dan twaalfjonge
haaijen in zich, die zich allen in den besten welstand
bevonden; de grootste was 20, de kleinste 12 centimeters
lang. Het is dus nu buiten allen twijfel dat de haai
evenals de walvisch geene eijeren legt, maar levende jongen
ter wereld brengt.
Als waarschuwing voor degenen, die somtijds de on-
voorzigtigheid hebben om kinderen bij het hoofd op te
ligten, diene, dat een horlogemaker te Parijs daardoor
dezer dagen onwillekeurig de moordenaar is geworden van
zijn lOjarig zoontje.
Een Fransch blad deelt zijnén lezers eenige bijzonder
heden mede omtrent den burgemeester van Amsterdam,
die, bij gelegenheid der inwijding van de nieuwe opera te Parijs,
eenige dagen de gast is geweest van den prefect der Seine.
Het blad noemt den burgemeester monsieur van der
Meulen, en zegt o. a.De heer van der Meulen is een
rijke kunstvriend uit Amsterdam, die een onmetelijk fortuin
heeft bijeengegaard te Batavia, waar hij nog zeer uitgestrekte
eigendommen bezit. Hij is een zeer gedistingeerd man,
die in de hoogste mate liefde heeft voor de fraaije kunsten.
In 1872 door zijne medeburgers tot de waardigheid ver
heven van burgemeester van eene der grootste en rijkste
steden van Europa, houdt hij zich met den levendigsten
ijver bezig met de vergrooting en uitbreiding der merk
waardigste musea, die de rijke hoofdstad van Holland bezit, enz.
De heer Henry Havard, die, vergezeld van onzen
voortreffelijken zeeschilder den heer Heemskerk van Beest,
in den afgeloopen zomer, aan boord van een tjalk een reisje
in de Zuiderzee maakte, heeft van dit togtje een aller
interessantste beschrijving gegeven. De volgende regelen
ontleenen wij daaraan:
«De Zuiderzee heeft groene vlakke oevers, waarvan de
treffende eentoonigheid sleelits gebroken wordt door enkele
kerktorens, die in de verte uit de polders verrijzen, en door
de wieken der windmolens.
Die groene vlakte, welke zich tot den gezigteinder
uitstrekt, heeft iets eigenaardigs, dat zachten invloed uit
oefent en rust geeft aan 't gemoed. In tegenwoordigheid
dier ongebroken horizontale lijn, gevoelt men geen behoefte
te denken, geen kracht om bedrijvig te zijn; een vreemd
gevoel maakt zich van u meester, een soort van vreedzame
rust geeft u kalmte. Men begrijpt hoe een volk, dat
eeuwenlang een dergelijk schouwspel onder de oogen gehad
heeft, zijn oorspronkelijke krachtdadigheid en onstuimigheid
verloren heeft, om zich over te geven aan de zoetheid eener
nadenkende bedaardheid.
Doch daar verrijst Marken aan den gezigteinder, of
beter gezegd, men ziet de toppen van zijn huizen en zijn
kerktoren, want de grond is nog niet zigtbaar. Weldra
ontdekken we lieve dorpjes op lage terpen verheven en
weldra het geheele eiland, dat op een groot groen vlot
gelijkt, verdwaald op de grijze zee. De huizen worden
zigtbaar: hun heldere kleuren komen scherp uit tegen het
zachte ligt-blaauw van den hemel; het zwart, het rood en
het groen geven door hun nabijheid elkander een schelheid,
een kracht, die geweldig aandoen.
Welk een vreugde is voor den kunstenaar die won- 1
dere kleurschakeering - der natuur. En hoe wel begrijpt j
men, wanneer men dergelijke tooneelen genoten heeft, I
dat Holland zulke groote coloristen onder zijn schilders
heeft voortgebragt.»
«Mijnheer,zei een dienstmeisje tot een photograaf,
«mevrouw zegtu treft de menschen zoo juist; maar mijn
portret moet u niet al te duidelijk maken, want ik moet
er mijn vrijer meê verrassen en dan is het aardiger als hij
niet dadelijk ziet, wie het is.» 1
Aan den inspecteur van den waterstaat den heer jhr. J. Ortt
van Schonauwen is, op zijn verzoek, met ingang van den 1 Julij
a. s., eervol ontslag verleend, met dankbetuiging voor de vele
diensten, den lande bewezen.
Aan den student voor de geneeskundige dienst der zeemagt B.
C. Schuijlenburg is, wegens ongeschiktheid voor de militaire dienst
door ligcbaamsgebreken, met den laatsten Oct. jl. eervol ontslag
verleend.
Voor de dienst van den waterstaat en de burgerlijke openbare
werken in Nederlandsch-Indië zijn benoodigd negen-en-twintig
praetisch ervaren opzigters 3de kl., die den leeftijd van dertig jaren
niet zullen hebben overschreden.
Eerste Hamer.
Jl. Woensdag heeft de Kamer ook nog hoofdstuk Justitie met
algemeene stemmen aangenomen.
Zitting van Dondetdag 14 Januarij. Vóór hoofdstuk Binnenl.
Zaken, kwam in behandeling de spoorwegbegrooting voor 1875,
waarover een aantal sprekers het woord hebben gevoerd, hetzij om
van den minister nadere opheldering te erlangen omtrent zijne
plannen tot uitbreiding van het spoorwegnet, hetzij om bijzondere
punten te bespreken, als: het oponthoud in de aankomst der treinen
van den Staatspoor; de concurrentie bij aanbestedingen; de lijn
ZaandamAmsterdam; de toestand der haven van Vlissingen en
hare exploitatie, waaromtrent de heer Pincoffs aandrong op aan
wending van alles wat den handel en de scheepvaart van Vlissingen
kon bevorderen, waarin hij door den heer Borsius werd ondersteund
de noodzakelijkheid van een spoorweg van Rotterdam naar den
Hoek van Holland, betoogd door Joost van Vollenhoven, en nog
eenige andere onderwerpen. Daarna was de minister aan 't woord.
De minister, die de verschillende sprekers beantwoordde, wenschte
zich ook nu nog te onthouden van eenige toezegging omtrent de
plannen of voorstelling tot uitbreiding van den spoorwegaanleg.
De noodzakelijkheid tot aanvulling van het spoorwegnet staat ook
bij hem vast. Wat de exploitatie betreft, hoewel de minister in
1863 voorstander van staats-exploitatie was, zoo zag hij in den
tegenwoordigen toestand geene reden om op exploitatie door de
bestaande Maatschappij terug te komen, zoolang deze aan hare
verpligtingen voldoet. De wenschelijkheid tot wijziging van 't
coi.tract wordt ook door hem erkend.
De minister beantwoordde vervolgens vele der bijzondere punten,
waarop wederom replieken volgden, terwijl ten slotte de geheele
begrooting voor spoorwegen met algemeene stemmen aangenomen
werd, waarop de discussie over hoofdstuk Binnenl. Zaken aange
vangen is.
Zitting van \rijdag 15 Januarij. De afdeeling Onderwijs gaf
evenmin als de overige afdeeling van hoofdstuk Binnenl. Zaken
aanleiding tot bespreking. Het hoofdstuk is met eenparige stem
men aangenomen. Daarop is de behandeling van hoofdstuk
Marine aangevangen.
Dat hoofdstuk is na eenige discussie, waarbij de minister zijn
stelsel en de toepassing er van en vooral het oefeningscader heeft
verdedigd of toegelicht, aangenomen met 24 tegen 4 stemmen, die
van de hh. van Swinderen, Schot, v. d. Putte en Nobel.
Nadat nog met algemeene stemmen was aangenomen hoofdstuk
VII B (Financiën), werd de begrooting voor Oorlog aan de orde
gesteld.
Een groot aantal sprekers had bezwaar tegen het eindcijfer, ook
in verband met de 40 a 50 millioeu, die nog over het tijdperk
van 8 a 10 jaren voor de uitvoering der vestingwet noodig zijn.
Daarna was de minister aan 't woord.
De minister erkende het hooge eindcijfer, maar het werd ver
oorzaakt door toenemende stijging der prijzen van materialen en
andere bcnoodigdheden, verhooging van handgelden, soldijen, ver
betering van personeel en nog vele andere uitgaven voor materieel
der genie en artillerie. Het vestingstelsel zal meer kosten, maar
datzelfde is 't geval met alle groote werken, waarvan de aan
vankelijke ramingen steeds overtroffen worden. Als alles gereed is
en de Militiewet herzien, zal het land ook verdedigbaar zijn. Er
volgden nu nog replieken, en ten slotte is de begrooling van
Oorlog aangenomen met 22 tegen 8 stemmen.
Buitenland.
Frankrijk.
Alphonse Karr bespreekt in het jongste nomraer zijner
Guépes de omwenteling in Spanje. «Die uitkomst is
mogelijk heel gelukkig voor Spanje, maar mij bedroeft
zij om eene reden, en wel deze: tot nu hadden wij,
Franschen, de troost dat er nog één land was meer in
het honderd, ongelukkiger, verblinder, dwazer, meer bete
dan Frankrijk, en die troost is ons nu ontnomen.»
En verder: «Volgens de legitimistische dagbladen, was
het altijd don Carlos die overwon.
Volgens de republiekeinsclie dagbladen werd hij altijd
overwonnen.
En nu zijn allebeide overwonnen door een derde die
niet gestreden heeft.»
Twee honden vechten om een been, enmen weet
wat er op volgt.
In de Débats besluit John Lemoine eene reeks van
wenken aan den nieuwen Koning van Spanje in dezer
voege: «Dat hij zich het onvergetelijke tooneel voor den
geest houde, waarvan hij aan de station te Biarritz getuige
was op den dag, dat zijne familie in Frankrijk een toe-
vlugtsoord kwam zoeken. De Keizer was daar om hen te
ontvangen en wandelde op de kade heen en weer, in zijne
gepeinzen verzonken; de Keizerin en de keizerlijke Prins
waren daar ook verschenen. Toen de Koningin met haren
zoon en haren gemaal aankwam, begaven zij zich allen te
zamen in eene der zalen en hadden er een laatste onder
houd. Als zij weder buiten kwamen zeide een Spaansch
generaal, die het gebannen gezin begeleidde«Ons blijft niets
over dan heen te gaan.» Alles was afgeloopen. Isabella,
don Franfois en de jonge Prins begaven zich weder in
hunnen waggon. Maar op het oogenblik, dat twee treinen
elkander aan de station voorbijstoomden, vertoonden zich
de onverbiddelijke Nemesis. Die, welke Spanje inging,
bragt er bannelingen en vogelvrijverklaarden van het