1875. N°. 15. Woensdag 3 Februarij. 33 Jaargang. Uitgever A. A. BAKKER Cz. Bureau: MOLENPLEIN N\ 163. Binnenland. HELDERSCHE Ei\ NIEUWEDIËPER COURANT „Wij huldigen het goede.' Verschijn Dingsdag, Donderdag en Zoturdag namiddag. Abonnementsprijs per kwartaal1 30. franco per post - 1.65. Prijs der Advertentiën: Van 14 regels 60 Cents, elke regel meer 15 Cents. Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimto berekend. Eiken Donderdag vertrekt de mail naar Oest-Indië via Brindisi. Laatste ligting 's avonds 6 uur. HELDER en NIEUWEDIEP, 2 Februarij. Het aantal ingeschrevenen alhier voor de ligting der nationale militie van 1876 heeft, gedurende de maand Januarij, bedragen 193. Voor de ligting der nationale militie van 1875 bedraagt het aantal ingeschrevenen volgens de alphabetische registers te Helder 167, te Texel 59, te Vlieland 5, te Terschelling 23, te Wieringen 19. Ter aanvulling van het vroeger medegedeelde nopens het plan tot stichting van predikants-woningen hij de Hervormde gemeente alhier, kunnen we alsnog mededeelen, dat, ofschoon aanvankelijk slechts ééne woning kan worden gebouwd, de voordeelen daarvan aan alle drie de predikanten zullen ten goede komen. Het te bepalen bedrag der huur zal, na aftrek van de noodzakelijke kosten voor reparatie en onderhoud, gelijkelijk worden verdeeld. Uit Neuwied wordt gemeld, dat de Prins zu Wied een jagt-geluk ten deel is gevallen, waarvan misschien geen tweede voorbeeld bestaat. Jl. Donderdag in het Rockenfelder bosch jagende, kwam hem een kudde herten in volle vaart voorbij. Daaronder bevonden zich twee groote witte herten en met twee schoten uit zijn geweer met dubbelen loop, trof de Prins deze beide herten doodelijk. Een oud O.-I. militair herinnert dat, niettegenstaande het handgeld voor militairen van f10 gebragt is op f500, de aanwervingen toch weinig of niets opleveren. Hij gelooft dat een beter resultaat zou verkregen worden, wanneer men de pensioenen verhoogde en zorgde, dat de soldaat, die zijn diensttijd volbragt had, een inkomen had, waarvan hij leven kon. Alle hulde brengende aan het invalidenhuis op Bron beek, kunnen er toch billijke redenen voor oude soldaten bestaan om zich daarin niet te doen opnemen. Voorts geeft hij in overweging om aan hen, die wegens ziekte hun Wfitfrlesehe Correspondentie. XXI. Wij verkeeren te Hoorn in een toestand van malaise, 't Is misschien ook een der redenen, waarom ik in zoo lang niets van ons heb doen hooren. Wij gelijken op kinderen, die hun zin niet kunnen krijgen en nu staan te pruilen. Half verdrietig, half boos, maar in het volle besef van onze onmacht, zien we elkander met lange gezichten aan, of we zeggen wilden „wie weet er nou wat?,, Ja, wie weet er nou wat? Wij Westfriezen weten vooreerst niets meer! Wij hebben om een spoor gehuild en het niet gekregen. Drie verschillende komité's hebben hunne beste krachten ingespannen, natuurlijk met de grootste onverdraagzaamheid onderling, en bij slot van rekening zijn we nog geen stip verder dan voor vijftien jaar, toen het eerste zijn werkzaamheden begon. De onderhandelingen van de regeering met het consortium zijn afgesprongen en de minister heeft, in de beide kamers, op de vraag van onze afgevaardigden, of hij haast met een spoorwegontwerp voor den dag kwam, heel leuk te kennen gegeven, dat hij dat nog zoo vast niet kon beloven. Daar staan we nu, met den vinger in den mond in een hoek, keeren ons met een gebaar van ontevredenheid naar den wand en meesmuilen zoo iets van „stoute Pa!" Ja, „stoute Pa!" „Dat komt," wordt er gemompeld, „omdat we een konservatief ministerie hebben. Men heeft in den Haag een hekel aan het liberale West-Priesland, men heeft een pik op ons!" Of er iets van aan zou zijn? Ik durf er weinig van zeggen, maar het vorig ministerie heeft ons ook niet veel eieren gelegd. Welwillende antwoorden op beleefde interpellaties, een heusche ontvangst van talrijke deputa ties (de deputaties deputeeren natuurlijk zich zelven, gelijk de komité's zich ook zelven komiteeren), eenige beloften in algemeene termen, is alles wat ons het ministerie v. d. Putte gegeven heeft. Dat het ministerie Heemskerk onze belangen minder zou behartigen, omdat wij den heer v. d. Putte naar de Tweede Kamer hebben gezonden, wil ik niet geloven. Ik kan mij niet voorstellen, dat iemand, die aan het hoofd staat van 's lands regeering, persoonlijke rancunes zou botvieren, maar of het nu wel praktisch geweest is van de anders nog al voorzichtige West-Friezen, om nu juist den grootsten tegenstander van den minister naar de Kamer te zenden, op het oogenblik dat wij zijn medewerking volstrekt niet kunnen ont beren, is minstens twijfelachtig en of dezelfde heeren, die de hoofdrollen vervuld hebben bij de verkiezingen, in een spoorweg- komité gedurende dit ministerie wel the right man at the right place" zijn, mochten zij zich zelven wel eens in gemoede afvragen. „Stoute Pa!" „Stoute Jongens!" Met dit al duurt ons commercieel isolement voort en gevoelen we meer en meer den last er van. West-Friesland is misschien het vruchtbaarste gedeelte van geheel Nederland, zijn produkten zijn van de edelste soort en op alle markten tot de hoogste prijzen genoteerd, doch één enkele nachtvorst sluit ons geheel huiten het algemeen diensttijd in Indië niet konden volbrengen, gelegenheid te geven bij het leger in Nederland hun tijd uit te dienen. Velen verlaten Indië ziek, maar zijn bij hunne terugkomst in Nederland weder hersteld. Eindelijk waarschuwt de schrijver tegen de ongunstige berigten, die de dagbladen omtrent het militaire leven in Indië mededeelen: vaak zijn zij overdreven, in elk geval strekken zij om het effect der werving tegen te gaan. (Arnli. Crt.) Den 23 dezer is te Glasgow, op de werf van de heeren A. en J. Inglis, van stapel geloopen het driedeks ijzeren schroefstoomschip genaamd Stad Haarlem. Dit schip is in de hoogste klasse van Llovds en Veritas en heeft de volgende afmetingen358 voet lengte hij 58 voet breedte en 29 voet diepte en gemeten 3000 ton. De machine heeft 450 pk. nominaal en bestaat uit 2 eompound machines. Het schip is gebouwd voor rekening van de Kon. Nederl. Stoomvaartmaatschappij te Amsterdam en bestemd voor de vaart tusschen die plaats en New-York. Beroepen bij de Evang. Luth. gemeente te Deventer, ds. H. Ernst, pred. te Amsterdam, laatstelijk pred. in de Rijp. Bedankt voor het beroep naar Utrecht door ds. G. Doedes, pred. te Velzen. In eene talrijk bezochte vergadering van de afdeeling Hoorn en omstreken der Hollandsche Maatschappij van Landbouw is met bijna algemeene stemmen bepaald, dat de afdeeling deel zal nemen aan de vereeniging «het Nederlandsch Rundvee-Stamboek» Jl. Zondag morgen nam ds. G. W. Stemler, predikant bij het Ilerst. Evang. Luth. kerkgenootschap te Amsterdam, afscheid van zijne gemeente, met eene rede naar aanleiding van Gal. II 195-20. Een talrijke schare van vrienden en belangstellenden woonde deze plegtigheid bij. Bij het einde van de dienst werd den geliefden leeraar door de gemeente Gezang 419 1 toegezongen, en in stilte werd menige wensch geuit, dat de geachte leeraar en vriend, die ruim 43 jaren als predikant werkzaam was en zoowel in als buiten de gemeente zooveel goeds tot stand bragt, nog vele jaren genot moge hebben van liet emeritaat, dat hem op de meest eervolle wijze verleend is geworden. (Ainst. Cour.) verkeer. Hoorn is een welvarende en zeer bloeiende stad, waar vooral in den laatsten tijd veel ondernemingsgeest bestaat, doch zijn ongunstige ligging opzichtens de groote wegen maken het onzen werkelijk euergieken kooplieden en industriëeleu op den duur moeielijk met die van andere plaatsen te eoncurreeren. Van zaken tot dagelijksche consumptie, zooals steenkolen, turf, olie, petroleum, suiker enz. zijn onze kooplieden nog steeds genood zaakt zich in het najaar voor den geheclen winter te approviandeeren, omdat het hij dicht water onmogelijk is, tenzij tegen buitengewoon hooge prijzen, nieuwen voorraad op te doen. Dit is voor den handelaar reeds een groot verlies, omdat daardoor soms een belangrijk kapitaal renteloos ligt en vele dier artikelen in gehalte achteruit gaan, indroogen enz. Maar het ergste is, dat diezelfde levensbe hoeften soms zeer fluktueerende prijzen hebben, die in den regel juist tegen het najaar monteeren. Ieder zal inzien, dat, concurrentie op zulke wijze met andere plaatsen, die iederen dag hun nieuwen aanvoer kunnen krijgen, onmogelijk wordt. Maar ik poseer als model voor mijn eigen karikatuur en sta in een hoek te pruilen. Wie weet er nou wat? In Hoorn is dezer dagen eene instelling tot stand gekomen, die wij met ingenomenheid begroeten. Ik bedoel de krediet- en deposito- bank. Aan zulk een inrichting bestond hier sedert lang behoefte. Wij hebben hier verscheidene handelaars, groote en kleine. Hun hedrijfkapitaal hebben zij niet altijd geheel noodig, zonder dat zij het daarom in fondsen kunnen beleggen, die niet immer zonder verlies of onkosten zijn te realiseeren, op een oogenblik, dat zij het noodig hebben. Ook zijn zij niet zelden verplicht, hunne preteritiën vóór den vervaltijd te diskonteeren, omdat zij het geld onmiddelijk weer noodig hebben voor den handel. Ook dit kost provisie en meestal hooge renten. Daarenboven moesten zij soms zeer aan zienlijke sommen in handen laien van vreemde kassiers, die niet altijd zoo soliede waren, als men wel dacht. Voor hen moet het een groot gemak zijn, als zij hun tijdelijk ongebruikt geld tegen goede rente in handen kunnen stellen van stadgenooten, wier soliditeit hoven allen twijfel staat en die met hun persoonlijk vermogen aansprakelijk zijn, maar vooral als zij hij de bank geaccrediteerd zijn, zoodat zij daar over een zeker kapitaal kunnen beschikken juist zóó groot, als zij het oogenblikkelijk noodig hebben. Doch ook voor winkeliers, landbouwers en neringdoenden is deze instelling een uitstekend middel, om nimmer geld renteloos te moeten bewaren, dat zij voor eenige maanden kunnen missen. Men kan in de bank op drieërlei wijzen gelden deponeeren, n. 1. 1°. dagelijks opzegbaar, 2°. voor een maand vast en 3°. voor een jaar vast. De bank geeft voor de eerste catagorie drievoor de tweede drie en een half voor de derde vier en een half percent. Voor de tweede catagorie, d. i. voor depots van minstens een maand hadden we den interest minstens een half percent hooger gewenscht. Van deze catagorie zullen hoofdzakelijk zij gebruik maken, die op een zekeren tijd van het jaar geld over hebben, h. v. in Februari winkeliers, smeden, timmerlieden en allen die nieuwjaars- De heer F. C. de Brieder,.de talentvolle feuilletonist van de Amst. Crt., werd dezer dagen in Uilenspiegel op vrij hatelijke wijze aangevallen. Naar aanleiding van dezen aanval, schrijft de heer de B. in de Amst. Crt. den volgenden brief, die o. a. in groote mate getuigt van een te sterk uitgesproken verontwaardiging: Zaturdag 30 Januarij 1875. Aan de heeren Nijgh en van Ditmar, Uitgevers te Rotterdam. Mijne heeren! Reeds lang heb ik voor u, als uitgevers van Uilenspiegel, den openbaren brief in de pen gehad, dien ik u heden schrijf, opdat gij in het publiek moogt hooren hoe ik over u denk, en met mij zeker een groot deel der bevolking van Nederland. Indien wij niet zulk een ellendige wet •tegen laster hadden, zou ik mij niet tot u behoeven te 'wenden. Thans moet het van mijn hart en ik u eens 'opregt zeggen, dat gij naar mijne meening een bedrijf uit oefent, zoo verachtelijk als in het geheele land geen tweede bestaat. Wat toch doet gij? Onder de leus van ridendo dicere vtrum quit vetat (wie belet ons al lagchend de waarheid te zeggen?) laat gij door uw huurlingen, vermomde bravo's, en door alle anonymi, die gal te spuwen hebben, al grinnekend liegen en lasteren, Doet gij 't uit winstbejag, of om de partij te dienen, Waartoe gij u rekent, maar van wie ik haast niet mag ver- bnderstellen, dat zij u tot de haren wil tellen en door u bp die wijze wenscht gediend te worden? ik weet het niet en 't is mij ook onverschillig, maar onloochenbaar schijnt het me toe, dat gij die, kruipend door de mazen van een onvolledige wet, week—in, week—uit burgers, die biet tot uwe partij behooren, door allerlei leugens ver achtelijk zoekt te maken in de oogen hunner medeburgers al tot een zeer laag peil van zedelijkheid moet gezonken zijn, zoo laag, dat gij 't zelven niet meer beseffen kunt. Iedere week wijst gij onder uwe tegenstanders minstens één nieuwen landverrader of anderen eerlooze aan en stelt hem op de kaak. Iederen Zaturdag avond dus kunt gij u vergenoegd in de handen wrijven bij de gedachte, dat gij, aan wien 't maar al te goed bekend is dat van 't vuil, rekeningen te innen hebben en van die ontvangst hét geheele jaar moeten leven en hun werklieden betalen en in den zomer de landbouwers die dan hunne produkten aan de markt brengen. Wanneer men nu echter h. v. voor vijf of zes maanden een eenig- zints belangrijk kapitaalije missen kan, is er in den regel wel plaats voor te vinden, natuurlijk ook soliede, tot hetere voorwaarden, dan de bank biedt. Voor kleine sommen, b. v. tot het minimum, dut de bank stelt, d. i. f 500 is het bedrag der interest dan haast de moeite niet waard. En juist hier zit de moraliteit der instelling. Een winkelier, die h. v. in Februarij f 2000 in kas heeft, die hij in Mei aan den fabrikant moet betalen, moet uitgelokt worden, dat geld in de bank te deponeeren, anders komt hij er allicht tóe met dat kapitaaltje, in den regel tot zijn sohade, in vreemde papieren te spekuleeren. of, wat niet minder erg is, hij houdt het geld in kas en waant zich wei eens rijker dan hij is. Vele vrouwen heiben ook wel eens te meerdere behoeften, naarmate de kas oogenblikkelijk beter in staat is\ In de derde catagorie d. i. voor een jaar vast, is een bepaling, die ook niet uitlokkend is, n. 1. dat de opzegging drie maanden te voren moet geschieden, zijnde anders het kapitaal weder voor een jaar hij de bank vast. Als men soliede staatspapieren koopt, kan men ook wel 4> hekomen en is men dan ten allen tijde in de gelegenheid, zonder belangrijk risico te realiseeren. Ik wijs danrom op deze punten omdat de bank zelve bij geld- nemingen een half percent 's inaands berekent, behalve een vierde percent provisie en zij hare depots ten allen tijde, mits drie maanden te voren waarschuwende, kan aflossen. Eene opmerking, elders gemaakt, dat het te betreuren is, dat zoowel de bankiers als de commissarissen allen leden zijn van den gemeenteraad, is ook niet zonder grond. Een burgerman, die zijn zaakjes zoo stilletjes, maar heel aardig maakt, wil dat niet altijd weten voor schout en schepenen. „Als je voor vol wordt aangezien, moet je voor vol betalen," zeggen ze en de meeste menschen hebben een vreeselijken hekel aan hoofdelijke belasting. Nu gelooven wij niet, dat de leden van den gemeenteraad, als zoodanig, misbruik zullen maken, van wat ze in particuliere zaken te weten komen, maar of allen zoo vrij van die vrees zullen zijn, is de vraag. Ook ligt de kwestie dieper. De leden van den gemeenteraad moeten toch het aandeel vaststellen, dat ieder ingezeten in den hoofdelijken omslag heeft bij te brengen. Nu weten zij, dat iemand grooter inkomen heeft dan hij opgeeft, niet alleen, omdat hij nu en dan belangrijke sommen in deposito geeft, maar als partikuliereu, die den betrokken persoon in zijn doen en laten zeer goed kennen. Moeten zij zoo'n iemand evenredig iu aanslag verhoogen? Ja, luidt het antwoord niet op den eersten, maar op den laatsten grond 1 Maar zal de verhoogd aangeslagene het niet aan de eerste omstan digheid toeschrijven? Hij zal liet den bankiers allicht vcrwjjten. Wordt hij echter niet hooger aangeslagen, dan ontstaat een onedele speculatie op de discretie van de bankiers, die drukt op hen, wier zaakjes niet zoo aardiggaan. Met dat al blijven we de bank een hoogst nuttige instelling noemen, waaraan in Hoorn groote behoefte bestoud en die wij grooten bloei toeweoschen. GÉRARD,

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1875 | | pagina 1