1875. N°. 16. Vrijdag 5 Februarij. 33 Jaargang. Regeren per telegraaf. Uitgever A. A. BAKKER Cz. Binnenland. HELDERSCHE EN N1ËUWEDIEPER COURANT. „Wij huldigen het goede." Verschijn Dingsdag, Donderdag en Zaturdag namiddag. Abonnementsprijs per kwartaal1 30. nu franco per post - 1 65. Bureau: MOLENPLEIN N'\ H53. Prijs der Adverteatiën: Van 14 regels 60 Cents, elke regel meer 15 Cents. Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekoud. Klkcn Donderdag vertrekt de muil nnnr Oost-Indië vla Brindigi. Laatste ligting 's avonds 6 uur. VERGADERING van den RAAD der gemeente TEXEL, op Vrijdag 18 Februarij a. s., 's morgens 10 ure. Punten van behandeling: Ingekomen stukken. Schoolzaken. Begraafplaats. Hoofdelijke Omslag. De mailboot, die half Februarij van hier vertrekt, is bestemd om den nieuwen onderkoning van Insulinde naar zijn zonnig Rijk te brengen. Met hem opent zich in Indië een nieuw tijdvak. Wat voor het beschaafde Europa eene zeer onvoldoende historische tijdverdeeling zoude zijn, is in Indië nog de eenig mogelijke. De groote invloed, dien de persoon van den heerscher in autocratisch geregeerde staten uitoefent op den gang van het bewind, de ver anderde rigting, die zijne meeningen en overtuiging mede deelt aan de werking der verschillende takken van bestuur, maken de regering van iederen vorst, en in onze Koloniën, het bestuur van iederen gouverneur-generaal, tot een afge sloten geheel. Het is voorbarig te willen voorspellen welke gevolgen voor de kolonie en het moederland het tijdvak zal hebben dat den naam van van Lansberghe dragen zal. Maar dit is geene voorbarige voorspelling, indien wij zeggen, dat het niets anders kan worden dan een tijdvak van planloos handelen, van verslapping en moedeloosheid, van magte- loosheid bij het bestuur en ontevredenheid bij de bevolking, indien onverhoopt mogt blijken, dat het den nieuwen gouverneur-generaal mogt ontbreken aan de kracht en de zelfstandigheid, die noodig zijn om iets lioogers, iets beters te zijn, dan den eersten ambtenaar van den minister van Koloniën. Welke uitstekende bekwaamheden den lioogen ambtenaar mogen gegeven zijn, en zijn vroegere loophaan geeft ons het regt om veel van die bekwaamheden te verwachten hoe veel ijver en goeden wil hij ter vervulling zijner veelomvattende taak ter zijner beschikking moge hebben, dat alles is tot onvruchtbaarheid gedoemd, indien het hem niet gelukt zich te stellen op het standpnnt, dat in de telegrammen van den minister van Koloniën te waardeeren adviezen, en gewigtige wenken erkent, maar ze niet als onwederlegbare bevelen gehoorzaamt. Wij hebben tot nog toe gezwegen over het incident dat een plotseling en onverwacht einde maakte aan den loophaan van Z. Exc. den tegenwoordigen gouverneur-generaal. Wij deden dit om af te wachten, welk oordeel de Indische pers zoude uitbrengen. Nu wij kennis genomen hebben van de meening der Indische dagbladen, treft ons de eenstemmig heid, waarmede zij het telegram veroordeelen,dat een einde maakte aan de reis van den algemeenen secretaris, en mr. Loudon zedelijk dwong zijn ontslag te nemen. Het Algemeen Dagblad van Ned.-Indië, dat van den beginne af de propaganda makende reis van den heer Levysohn Norman'in de sterkste bewoordingen had afge keurd, dat gerekend mag worden onder de voornaamste tegenstanders van de vervanging van het gemeentelijk grondbezit op Java door individuëel bezit, althans voor zooverre die verwisseling door pressie van boven tot stand zoude moeten komen, een in dit opzigt dus alles behalve verdachte bron, sluit zich bij dat eenstemmig oordeel aan, en drukt daarmede het gevoelen uit dat ook het onze is. Dat de Nederlandsche Staten-Generaal de wetten maken, die in de Koloniën zullen gelden, is een kwaad, alleen ter vermijding van een grooter kwaadwetteloosheid en wille keur van de uitvoerende magt, goed te keuren; als zoo danig behoort men zich zelfs te verheugen over de meer dere belangstelling die de zaken van Indië in de laatste jaren in onze Kamers hebben genoten, en waarvan de bewijzen in het Staatsblad zijn te vinden. Maar door die vreugde late men zich niet verleiden in een betrekkelijk goed, iets volstrekt goeds te zien. Het is en blijft een kwaad, dat de Nederlandsche volks vertegenwoordiging, noch door noch voor Indië gekozen, is zamengesteld uit mannen die, al weet de meerderheid hunner van Insulinde iets meer dan dat het er warm is, toch buiten eenige te hooi en te gras opgedane kennis, niets van onze Koloniën weten, en stellig niet genoeg weten om zich bevoegd te mogen achten tot den moeijelijken, teederen arbeid van den wetgever, bij gebrek aan beter wetten geven aan ons Eilanden-rijk. Maar wetten zijn slechts algemeene regelen, en iedere wet beheerscht een naauwkeurig bepaald onderwerp. Het is mogelijk, en wij willen veronderstellen dat onze Kamer leden zoo doen, alle gegevens omtrent zoodanig onderwerp te verzamelen, en daarvan die studie te maken, die daar omtrent eenige juiste algemeene begrippen verschaft. Gaat de volksvertegenwoordiging verder, wil zij, niet tevreden met het maken van wetten, ook invloed uit oefenen op hare uitvoering, beperkt ze zich niet tot het stellen van groote en algemeene beginselen van staatsbeleid in de wet, maar acht zij zich geregtigd om af te dalen tot de détails, dan doet zij niet anders, dan blindeman spelen met belangen, die te gewigtig zijn, om als speelgoed, dan proeven te nemen op toestanden, die te eerbiedwaardig zijn om als corpus vile te dienen. Wat voor de vertegenwoordiging geldt, geldt in niet mindere mate voor de ministers. De minister van Kolo niën, die van uit den Haag Indië wil regeren, gelijk zijn collega van Binnenlandsche Zaken Friesland en Drenthe regeert, is op een dwaalweg. Hij stelt zich in de plaats van de regering in Nederlandsch-Indië, hij, die afwezig is van hen die tegenwoordig zijn, hij, de Nederlandsche partij minister van één dag, in de plaats van de blijvende admi nistratie van een groot Rijk; hij werpt liet bestuur van Indië in den veelal zoo kleingeestigen strijd der partijen hier, hij onttrekt aan ons gezag de zoo noodzakelijke stabiliteit, hij stelt zijn dilettanten-oordeel in de plaats van de door jarenlange ondervinding verkregene inzigten van de hoofdambtenaren der kolonie, hij wordt gedwongen Indië te regeren, zooals Nederland pleegt geregeerd te worden, al naar de wisselende inzigten der staatspartijen. Dit is een groote ramp, een kwaad, dat zelfs niet dooi de overweging, dat het een grooter kwaad doet vermijden, kan worden verontschuldigd. Vroeger was zulk een regeren van Indië uit den Haag onmogelijk. De groote afstand tusschen koloniën en moeder land, de langzaamheid van liet brievenverkeer, dwong den landvoogd tot zelfstandig handelen, en verhinderde den minister van Koloniën om in te grijpen in de zaken van dagelijksch bestuur. De telegraaf heeft dat alles veranderd. Eene regering uit het kabinet van den minister is uitvoerbaar geworden, al is zij nadeelig en afkeurenswaardig gebleven. Helaas! de verzoeking schijnt dezen minister te magtig. De mogelijkheid om te gebieden over millioenen, en de draden waaruit de geschiedenis van een talrijk volk wordt geweven in eene hand te houden en te beheerschen met de hulp der electrische vonken, schijnt uit te lokken tot eene proef. Het bezit van magt heeft iets ongemeen begeerlijks, alleen zeer groote karakters zijn gestaald genoeg om zich te onthouden. Deze minister trof een gouv.-gen die niet genegen werd bevonden om de hoofdcommies van Zijne Excellentie te zijn. Of laat ons de zaken bij haren waren naam noemen. Onze ministers komen en gaan. De parlementaire loterij drijft hen van hunne zetels, als zij ter naauwernood den tijd hebben gehad om kennis te maken met den gewonen gang van hun departement. De Kamerzittingen eischen hun tijd, interpellatiën hun onderzoek, voor te dragen wetten wat hen tot studie rest. De bestuurszaken zijn en blijven in handen van niet verantwoordelijke ondergeschikte amb tenaren. De ondergeschikte van zulk een ambtenaar, telkens als de cameleon, de kleur en den naam aannemende van den minister du jour, qui fde, file et disparait! heeft mr. Loudon niet willen zijn. En zijn opvolger? Wij hopen en vertrouwen dat hij niet is gekozen, omdat hij een geloovige is van de minis- teriëele uitvinding: der telegraafregering. Wij hopen het, omdat wij het een eerste vereischte achten in een goed Indisch landvoogd, dat hij tegen den minister wete te zeggen: ik beu er en ik handel, gij zijt er niet, gij kunt niet oordeelen, gij moogt niet handelen; dat hij, zijne groote verantwoordelijkheid gevoelende, het beneden zich aclite zich te verschuilen achter minister iëele bevelen met of zonder telegraaf. Indien de nieuwe landvoogd die hoedanigheden bezit, dan is het zeker mogelijk, dat hij, in conflict kome met den tijdelijken bewaarder van de portefeuille der Koloniën. Maar hij zal dan den steun hebben van allen, voor wien het boven en voor alles een heilige pligt, eene zaak van overtuiging is, om het bestuur in Indië onafhankelijk te houden van het toeval, dat in Nederland met ministeriëele i portefeuilles speelt, van de parlementaire tactiek onzer I politieke aanvoerders, en de kansen der Hollandsche stem- 1 bussen. HELDER en NIEUWEDIEP, 4 Februarij. Een oude bekende is dezer dagen heengegaan. J.vanDoorn namelijk, overleed eergisteren alhier in 74jarigen ouderdom. Zoo als men weet, vervulde hij gedurende een tal van jaren bij verschillende vereenigingen te dezer plaatse de betrek king van pedel. Bij een dezer dagen door den Koning genomen besluit, is bij ieder der acht infanterie-regementen de stafmuziek opgerigt. In het tijdperk van vier weken, van 27 Dec. 1874 tot 23 Jan. 1875, zijn, blijkens ingekomen ambtsberigten, door longziekte aangetast: in Noordbrahant 7 runderen; in Zuidholland 69; in Noordliolland 1 rund; in Utrecht 15 runderen; iri Friesland 183 te zamen in het geheele Rijk 275 runderen. In het vorige tijdperk van vier weken waren 97 runderen door die ziekte aangetast. De heer W. II. ter Meulen heeft het verslag openbaar gemaakt van de wacht en de visscherij op de Lutine over het jaar 1874, zijnde het eerste jaar nadat de onderneming door eene nieuwe organisatie als wel gevestigd beschouwd mag worden. De heer t. M. vleit zich, dat het meer en meer zal blijken, dat de bezitters der Koninklijke concessie voor de visscherij op de Lutine al het mogelijke doen om dat werk te volbrengen en ook, dat zij in staat zullen zijn daarin te volharden, zelfs indien de omstandigheden weder minder gunstig mogt en worden. Voor het oogenhlik evenwel, zegt hij, bestaat er alle reden om te gelooven, dat de beproevingstijd voorbij is, en dat het werk met den gewenscliten uitslag zal worden bekroond. Onder den titelEen onheilspellende profetie, Duitsch- land en Engeland tegenover Nederland, is hij den uitgever B. v. d. Land verschenen eene brochure, groot 27 blz., in hoofdzaak uit liet Engelsch vertaald, met een naschrift van den vertaler. Dit stuk is geschreven naar aanleiding van de kwestie betrekkelijk de verdedigbaarheid des lands en het even- tuëel gevaar van bedreiging door den nabuur. De over brenger acht die woorden wel der overweging waard, niet alleen omdat zij werden geschreven door een man, wiens naam een groot gewigt in de schaal legt, maar omdat de gang van zijn betoog het kenmerk van juistheid draagt, omdat zijne conclusiën voor de hand liggen. De Engel- sche schrijver heeft ten deze vooral het oog op de houding, door Engeland bij zulke eventualiteiten aan te nemen. Als motto is er voor geplaatst een woord van Johan de Wit aan Pieter de Groot, 30 October 1670: «Want den aerdt van de Hollanders is soodaenich, gelijk UwEd. mede ten beste bekend is, dat als haer de noodt ende periculen niet seer klaer voor oogen comen, zy geenzins gedisponeert connen werden om naer behooren te vigileren, voor haer eigen securiteyt.» Beroepen te Nunspeet de heer H. C. G. Schijnvliet, pred. te Utrecht. De sergeant-werver voor het O. I. leger is jl. Zaturdag te Urk gearriveerd; hij zal daar echter niet veel zaken maken, want de Urker jongelingen verdienen tegenwoordig boven kost en inwoning f 10 af 12 per week en behoeven dus niet voor 300 of 400 gulden naar de Oost te gaan. De Urkers zijn wel zeehelden, maar geen krijgslieden; men zal dan ook nimmer een Urker minister van Oorlog zien, van Marine kon nog wel mogelijk zijn. In de jl. Zaturdag te Amsterdam gehouden vergadering van de wis- en natuurkundige afdeeling der Kon. Academie van Wetenschappen zijn aangaande de Nederlandsche expe ditie tot waarneming van den overgang van Venus voorbij de zon uittreksels voorgelezen uit brieven van de heeren Oudemans en Kaiser, door de leden van de Sande Bak- huijzen en van der Willigen, die enkele mededeelingen door teekeningen op het bord ophelderden. Uit het voor- gelezene bleek, dat op 9 Dec. jl. hij bewolkte lucht het eerste, derde en vierde contract was waargenomen, bij het tweede was de zon totaal bewolkt. Acht metingen werden op den dag zeiven gedaan. Slechts 19 photographiën werden gemaakt, waarvan enkele geheel zijn gelukt, de meeste mislukt. De heer Kaiser wordt in Febr. hier te lande terug verwacht. De zoo gunstig bekende dichter en proza-schrijver Potgieter overleed gisteren te Amsterdam. Jl. Zaturdag had te Amsterdam eene zeer bezochte meeting over het Volksonderwijs plaats, onder presidium van den heer wethouder mr. J. C. de Koning. Het debat werd ingeleid door den heer A. Moens, lid der TweedeKamer. De volgende motie is aangenomen: «In het belang van het openbaar lager onderwijs is dringend noodzakelijk ver sterking van het hulppersoneel op de scholen; verhooging der jaarwedden van onderwijzersverbetering van de gele genheid tot vorming van onderwijzers, en uitbreiding van de staatszorg voor liet onderwijs. De wet op het lager onderwijs behoort in dien zin te worden gewijzigd.»

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1875 | | pagina 1