1875. N°. 17.
Zondag 7 Februarij.
33 Jaargang.
Uitgever A. A. BAKKER Cz.
Bureau: MOLENPLEIN N\ lfi.t.
Binnenland.
HELDERSCHE
EN MEIWERIEPER COURANT.
„Wij huldigen het goede."
Verschijn Dingsdag, Donderdag en Zaturdag namiddag.
Abonnementsprijs per kwartaal1 30.
franco per post - 1 65.
Prijs der Adverteatiën: Van 14 regels 60 Cents,
elke regel meer 15 Cents.
Groote letters of vignetten worden nnar plaatsruimte berekcud.
Eiken Donderdag vertrekt de mail naar Oost-lndie
vin Brindisi.
Laatste ligting 's avonds 6 uur.
HELDER en NIEUWEDIEP, 6 Februarij.
Met de mailboot Voorwaarts van de Maatschappij
Nederland, waarmede de gouverneur-generaal vertrekt,
gaat ook een detachement van 300 mariniers, begeleid door
hunne officieren en onderofficieren, naar Java, welke allen,
zoowel officieren als minderen, eene gratificatie hebben ont
vangen.
Het verslag van het verhandelde ter algemeene
vergadering van het fonds tot aanmoediging en ondersteuning
van de gewapende dienst in Nederland, in den afgeloopen
zomer gehouden, behelst o. a. eenige nadere vermelding
omtrent de bestemming, welke Z. M. de Koning aan de
gelden, Hd. aangeboden als geschenk bij gelegenheid van
het 25jarig herdenkingsfeest zijner regering, heeft gegeven.
Het hoofdbestuur heeft, behoudens de goedkeuring van
Z. M., mat het oog op de gebleken behoeften, vastgesteld
de volgende bepalingen 1 dat aan de deelgeregtigden, die
eene der expeditiën tegen Atsjin hebben bijgewoond, eene
verbooging van gratificatie worde toegekend; 2 dat aan
de nageblevenen van gesneuvelden bij de expeditiën tegen
Atsjin eene toelage worde verleend; 3 dat aan verminkte
of infirme-militairen met officiersrang, die aan een der
expeditiën hebben deelgenomen, eene toelage worde verleend
ook buiten het geval, waarin zulks volgens het gewone
jaarlijksche besluit der algemeene vergadering mogelijk is
4 dat het hoofdbestuur de bevoegdheid erlange in buiten
gewone gevallen, te zijner beslissing, toelagen, hetzij voor
eens, hetzij voordurend, te verleenen aan personen, niet
begrepen onder eene der door de algemeene vergadering
opgenomen categorieën5. dat aan het hoofdbestuur de
beslissing worde opgedragen omtrent het bedrag der te
verleenen toelagen of verhooging der gratificatie. Deze
regeling is aangenomen.
De heer mr. Baud op Java, die in Oct. 1873 de
armen van Alkmaar zoo goed heeft bedacht, heeft ook de
armen van zijn academiestad Leiden den 8 Febr. a. s.,
ter gelegenheid van de feestviering der Alma Mater, niet
vergeten en te dien einde aan den burgemeester van den
Seringe-t ukken.
Mijn vader was in het kleine stadje Wiesenheim een eerzaam
kleedermaker en zijn vader en grootvader oefenden, geloof ik, het
zelfde handwerk uit. Welk beroep mijn voorouders hadden in de
dagen, toen de oude Duitschers in Thierfellen hier kwamen wonen,
daarvan zwijgt onze familietraditie, maar zooveel is zeker, dat een
Karei Nöhring reeds kamizolen en wijde broeken vervaardigde en
daarmee waarschijnlijk meer geld verdiende dan de tegenwoordige
Karei Nöhring, mijn oudste broeder, met trouwrokken en gymnastiek-
pakken. Behalve door de overgeërfde getrouwheid aan het prijzens
waardig kleermakersvak, is het geslacht der Nöhrings nog bijzonder
daardoor gekenmerkt, dat de oudste zoon der familie altijd den
naam van Karei draagt en de tweede dien van Gottlieb; zoo er,
wat in den loop der tijden vrij dikwijls is voorgekomen, nog een
derde of zelfs een vierde zoon volgde, dan werd deze volgens den
kalender naar den heilige van zijn geboortedag genoemd. Van
vrouwelijke leden der familie kennen wij eigenlijk slechts Annas en
Maria's, en de overlevering weet weinig van haar te verhalen, zoo
weinig, dat men goeden grond heeft om aan te nemen, dat de
Anna's en Maria's Nöhring de beste vrouwen van haar tijd zijn geweest.
Met geregten toorn spreekt echter de bovenvermelde overlevering
van een ontaarden kleermaker Nöhring, die het waagde, zijn oudsten
zoon llichard te laten doopen; dut hij daarbij dikwijls nog een
gittasje te veel dronk kou bij een zoo duidelijk aan den dag gelegde
verachting voor overoude gewoonten, verder geen verwondering
opwekken. De kleine Bichard stierf echter op nog kinderlijken
leeftijd en de stamboom der Nöhrings hield zich onbevlekt staande.
Nu gebeurde het echter, dat, toen ik het levenslicht aanschouwde,
de familiewieg vóór mij reeds voor een Karei, een Gottlieb, een
Gideon en een Desiderius gebruikt was, welke laatste echter zijn
naam ten onregtc droeg, want na de eerste drie jongens, zou een
Marie of een Anna mijn moeder meer welkom zijn geweest.
Op den dag dat ik de enge woning van den jongsten Nöhring
betrok, was het, volgens den almanak, juist halfvasten. Wat nu te
doen? Een kleine Halfvasten Nöhring was er nog niet geweest,
en de priester zou dezen ook moeijelijk als een christelijken doop
naam willen erkennen. Dit moet mijn vader veel moeite en hoofd
brekens gekost hebben, want ongeveer acht dagen na mijn geboorte
trad een van onze meest geachte burgers, mijnheer Hartlieb, kortweg
de oude Hartlieb genoemd, hoofdschuddend de kamer binnen waar
mijn vader met twee knechts op de snijtafel zat. Hij had een
nieuwe broek in de hand en sprak mijn vader aldus aan„Ei, ei
lieve meester, waar zijn nu uw gedachten geweest? Gij zendt mij
de bestelde broek thuis en toen ik haar wilde aantrekken vond mijn
regterbeen onderaan geen uitweg. Zie eens, gij hebt de regterpijp
van onderen digtgenaaid."
Brandeler een som van 5300 gulden gezonden, opdat
daarvoor aan de belioeftigen zijner gemeente op den feestdag
spijs en drank zou worden verschaft. (Reeds in ons vorig
nommer maakten wij daarvan met een enkel woord melding).
Gelukkig de man, die dus met Oostersche milddadigheid
kan en wil weldoen. Den Leidenaars zij herinnerd, dat
Alkmaar den edelen man uit erkentelijkheid een Alkmaar-
sche kaas heeft gezonden, die de reis uitmuntend heeft
doorgestaan, en dat dit geschenk door den heer Baud met
veel genoegen is ontvangen.
In het lokaal van het Prov. bestuur van Noordholland
is jl. Donderdag aanbesteed: het maken van den bovenbouw
van eene school en onderwijzerswoning op het eiland
Marken. Minste inschrijver de heer C. Krillen, te Schoorl,
voor f 15,000.
Men schrijft ons van Texel, dd. 5 dezer
«Gisteren namiddag had alhier een treurig ongeval plaats.
Een oppassend 18jarig jongeling had het ongeluk, terwijl
hij bezig was om bossen haverstroo in een schuur te ver-
tassen, uit te glijden en met het hoofd naar beneden op den
dorschvloer te vallen waardoor hij een paar uur later
overleed.»
Jl. Zondag had te Waal en Koog op Texel de
bevestiging plaats van den heer J F. L. Boonacker, cand.,
door zijnen vriend, den heer A. Metz, pred. te Hippolitus-
hoef, aan wien dit werk door den consulent, den heer J.
H. Themmen de Lang, pred. te Oosterend, gaarne was
afgestaan. Aan de handoplegging namen, behalve de beves
tiger en de consulent, deel de hh. predikanten C.
Vrendenberg te Burg, R. G. J. Wieringa te den Hoorn
en D. Post te Oudeschild. De tekst van den bevestiger
was 1 Thess. V: 12, 13, die van den bevestigde 's namid
dags Gal. IV: 195.
Men schrijft ons uit Schagen:
«Op Maandag den 1 Maart e. k. zal de zangvereeniging
Euterpe alhier haar 25jarig bestaan vieren. De commissie
van feestregeling heeft alle oud-leden dier vereeniging tot
bijwoning der feestviering uitgenoodigd en tot het alsdan
gezamenlijk zingen van één of twee koren, behoorende tot
die zangstukken, welke het eerst door het Euterpe van voor
25 jaren gezongen werden. Op Zondag den 14 dezer zal
de eerste repetitie plaats hebben.»
De arrondissements-regtbank te Alkmaar heeft op
haar voordragt voor regter, ter vervanging van jhr. mr.
M. A. Wichers, benoemd tot regter in de arrondissements-
De beide knechts bedwongen met moeite hun lagchendoch mijn
vader krabde zich achter het oor en vroeg den geachten klant
duizendmaal om vergeving. Hij zou zich aan zulk een nalatigheid
niet weer schuldig maken, want hij hoopte, dat zijn vrouw hem
geen tweede dusdanige poets zou spelen en hem nogmaals op half
vasten een zoontje schenken.
De oude Hartlieb vroeg nu verder wat er dan voor kwaad instak
dat een kind op halfvasten geboren werd, en toen mijn vader hem
van het oude familiegebruik verhaalde, zeide hij:
„Weet gc wat, meester? Neem mij tot peet voor uw zoontje en
geef hem mijn naamFrans. Die is even goed als elke andere."
Zulk een eer sloeg mijn vader natuurlijk niet af, en zoo heeft
het hoerah dat ik op halfvasten geboren werd, en dat mijn vader
ten gevolge daarvan den broek van zijn besten klant van onderen
heeft digtgenaaid tot mijn grootste geluk geleid, want wat ik ben
en wat ik heb, heb ik aan mijn peet, den ouden Hartlieb, te
danken. Hij was ondanks zijn zonderlingheid een van de aanzien
lijkste lieden van Wiesenheim, ofschoon hij, wat anders in een kleine
stad veel aanzien geeft, geenerlei ambt bekleedde en ook, wat ver
mogen betrof, wel de eerste plaats innam. Doch al noemde ik hem
hierboven den besten klant van mijn vader, dan moet men daardoor
niet denken, dat hij een zeer uitgebreide garderobe bezat hij
vond alleen en altoos zeer spoedig iemand, die zijn nog zeer bruikbare
kleêren dringend noodig had. En zoo had hij altijd genoeg, om
een medeburger uit den nood te helpen, en weiuigen verlieten hem
zonder hulp, geen enkele echter zonder troost en raad. Hij woonde
in een klein huis, dat hij van zijn vader geërfd had, geheel aan
het eind van de stad, daar, waar zij slechts door een klein water
van de uitgestrekte weiden gescheiden is, waaraan zij haar naam
ontleent.
Verscheidene jaren geleden dat is vele jaren voor dat hij zich
aan mijn vader als peet aanbood had hij het huis van een
buurman gekocht, welks eigenaar gestorven was. De tuinen der
beide huizen er groeiden de mooiste seringestruiken, die ik ooit
gezien heb grensden aan elkander, en men meende, dat hij den
koop voornamelijk aangegaan had, om zijn tuin te vergrooten, aan
welks verzorging hij zich veel scheen gelegen te laten liggen; doch
de heining, die de beide bezittingen scheidde, werd niet weggeruimd
noch het aangekochte huis, noch de tuin werd ooit gebruikt Over de
oorzaak van deze zonderlinge handelwijze moeten indertijd de meest
uiteenloopende geruchten geloopen hebben; toen ik op den leeftijd
kwam, om daarover na te denken, waren zij sinds lang verstomd
en was het voormalige eigendom van Dressler een voorwerp van
bijgeloovige vrees geworden. Men meende vreemde schimmen voor
de gesloten vensters, een witte gedaante in den verwilderden tuin
te hebben gezien, ja, men was zoo stellig overtuigd van het bestaan
van deze gedaante, dat men haar een naam gaf en haar Sabina
noemde, naar een dochter van den vroegeren eigenaar, die buiten
regtbank te Utrecht, geplaatst de heeren: mr. C. P. E.
Ilanegraaff, mr. A. Hoeth en mr. A. E. Croockewit, thans
respectivelijk kantonregters te Brielle, Nijkerk en Noordwijk.
Een timmerman te Enkhuizen werd, terwijl bij bezig
was in een paardenstal eenig werk te verrigten, door een
der paarden zoodanig op het been getrapt, dat hij bewus
teloos neerviel, het paard ging steeds voort op het been
te trappen, totdat het geheel verbrijzeld werd.
De dame of de dames Millie-Christine, geboren in
1851 in Columbia (Yereenigde Staten), een waardig pen
dant van Chang-Eng, zijn thans in het Paleis voor Volks
vlijt te Amsterdam te zien. Het zijn twee niet al te leelijke
mulattinnen, die, ter hoogte van halfweg den rug, iets boven
de lendenen, aan elkander vastzitten door middel van
een beenachtig iets. Wat van de beide ligchamen boven
die junktie zit gevoelt afzonderlijk, beiden ook denken af
zonderlijk enz.; beneden de junktie evenwel hebben zij
maar één gevoel en zijn zij ook één ligchaain tot daar
waar de beenen beginnen. Zij eten te gelijk, doch slechts
voor één mensch, want zij hebben maar één maag. Zij
zingen niet onaardig duo's, ja dansen zelfs gracieus en
zien er opgeruimd en joviaal uit. Men ga haar bekijken.
Zij hebben niets terugstootends.
Het syndicaat der leening van de stad Amsterdam
van 1874 heeft aan den burgemeester aldaar doen toekomen
eene som van f 25,000, met verzoek dit bedrag tot zoodanig
doeleinde aan te wenden, als door hem in het belang der
gemeente zal worden goedgevonden. (N. Rott. Crt.)
Door de ministers van Binnenl. Zaken en van Finan
ciën is aan B. W. van Amsterdam op nieuw een schrijven
gerigt in zake liet kanaal door Holland op zijn Smalst,
waarbij de regering zich bereid verklaart, het kanaal tusschen
Velzen en de Noordzee-sluizen en buiten die sluizen tot
aan de zeshaven te verbreeden tot 35 meters op den bodem,
terwijl verder van de zijde dor regering erkend wordt dat
de voltooijing van het kanaal eerst volledig kan worden
geacht, wanneer de kanaalbodem 74 decimeters onder den
normalen waterspiegel komt te liggen, onder voorwaarde,
dat de Raad van Amsterdam opnieuw subsidie van drie
raillioen beschikbaar stelt, als het kanaal zal zijn opgeleverd
overeenkomstig het in art. 2 der concessie omschreven plan.
De regering verzoekt verder spoedig met het besluit van
den gemeenteraad bekend te worden gesteld.
De Amst. Crt. herinnert er aan, dat jl. Donderdag
vóór 50 jaar de groote watervloed plaats had, die niet
lands gehuwd, en naar men weten wilde, ongelukkig geworden was
Of deze dochter nog leefde, wist men niet; men moet echter het
tegendeel hebben aangenomen, want hoe zou anders haar geest
hebben kunnen rondwaren?
Ten tijde toen ik mij bij de Wiesenheimer schooljeugd voegde,
gold het voor een bewijs van grooten moed als men 's avonds
voorbij het huis van Dressler durfde gaan, en ik kreeg bij trtijn
kameraden den naam van onbegrensd roekeloos te zijn, toen ik het
eens gewaagd had, op den laten avond de kleine heek te doorwaden
en in den verlaten tuin binnen te dringen. Voor was echter de
witte Sabina niet zigtbaar geweest; ik was immers juist op half
vasten geboren en dus geen Zondagskind, dat, zooals men weet,
altijd een oog voor spoken moet hebben; maar op de pijn, die bij
dit avontuur de doorns en brandnetels mij aan handen en voeten
veroorzaakten, was ik zoo trotsch als een krijgsman op de wonden,
die hij in een eervollen strijd heeft bekomen. Mijn peet, de oude
Hartlieb, zou in dit waagstuk weinig behagen geschept hebben en
heeft het ook nooit vernomen.
Hij liet zich in dien tijd weinig aan mij gelegen liggen; en ik
zag hem slechts, als hij bij mijn vader een nieuw stuk kleêren
bestelde of een rekening kwam betalen. Dan sprak hij mij vrien
delijk aan, Het zich ook wel mijn laatste getuigschrift van school
toonen en klopte mij op het vlasblonde hoofd of schudde zijn eigen
grijs hoofd, omdat dit was uitgevallen. Maar naarmate ik ouder
werd, geschiedde het eerste telkens meer, het goedkeurende kloppen
op mijn hoofd namelijk, want het leeren viel mij gemakkelijk en ver
schafte mij daarom ook vreugde.
Op dat tijdstip deed zich dan ook de vraag op, wat er eigenlijk
van mij worden moest. Karei en Gottlieb handhaafden reeds naald
en schaar, Gideon was bij een bakker in de leer gegaan en Desiderius
vroegtijdig gestorvenik zelf echter gevoelde niet den minsten lust
voor het eerzame kleermakersvak, want nadat ik eens als kind zonder
dat men het bemerkte kleine vierkantjes uit de fijne korenblaauwe
wollen japon van mijn nicht,' de rijke bakkersvrouw Klenze, die
mijn moeder een bezoek bragt, gesneden had en daarvoor vsn mijn
vader een welverdiende bestraffing met het rietje had ontvangen,
had ik zeer wijselijk opgepast, nooit weer een schaar in de handen
te nemen.
Ten overvloede was er ook nog verscheidene jaren na mij een
broertje geboren, zonder dat de rij mannelijke Nöhrings door een
Anna of Marie was afgebroken en de kleine Anselm openbaarde
reeds vroeg een opmerkelijk talent voor het erfelijk handwerk. Zelfs
mijn vader, hoezeer hij naar hart en ziel kleermaker was, kon niet
verwachten, meer dan drie zijner zonen in zijn voetstappen te zien
treden, maar wat zou er van mij worden? Bij zijn eerstvolgend
bezoek werd den tuden Hartlieb om raad gevraagd. Hij kwam op
den inval mij zelf daarnaur te vragen, hetgeen mijn vader nooit
ingevallen was.