B u i te n I a n d, Naar de Amst. Crt. verneemt, is door Z. M. den Koning aan den heer A. van Bosse, tegen 1 Mei e. k. op zijn verzoek een eervol ontslag verleend als directeur der Nederl. Handelmaatschappij. Aan 't officiers-examen te 's Hage nemen 55 onder officieren deel. Er zijn 25 plaatsen beschikbaar gesteld. Voor een der candidaten is 't onderzoek reeds afgeloopen. In de Witte Sociëteit te 's Hage is een geschil han gende. Een der leden vond des avonds twee bedienden vechtende en scheef in het klagtenboek, dat de commissa rissen, die waarschijnlijk vele koffij huizen hadden bezocht, daar nooit zulk een beestachtigheid zouden hebben gezien. Zijn vriend voegde er de raadgeving bij, om den jongsten bediende, wegens zijne aanleg voor de gymnastiek, bij Crosso te plaatsen. De commissarissen zeiden aan de klagt geen gevolg te kunnen geven wegens den vorm der klagt. Eerstbedoeld lid schreef toen1'el maitre tel valetCom missarissen verlangden dat hij die woorden zou intrekken en zijn berouw er over zou verklaren. Zoo niet, dan zouden zij hem ter royement voordragen. Het lid weigerde, zoo lang er aan zijn klagt geen gevolg werd gegeven. Eerst daags moeten nu de leden van de Witte stemmen en daar het lid, wien het geldt, van hoogen adel is, wordt hierdoor de. belangstelling in de zaak nog verhoogd. Uit Rijnsburg meldt men: Het huis, waar Spinoza gewoond heeft, gelegen aan de Spinozalaan, is dezer dagen verkocht voor f 3200. Een steen in den muur bevat het bekende vierregelig versje van Camhuysen: Ach waren alle menschen wijs, En wilden daarbij wel: Dan was de aarde een paradijs, Nu is zij maar een hel. Anno 1667. Men meldt uit Arnhem aan de N. R. C.: «Voor eenigen tijd pleegden eenige jongelieden uit den fatsoenlijken stand, bij het verlaten der school, op straat baldadigheid tegen een arme 80jarige vrouw. Dit had den noodlottigen afloop, dat de vrouw door een val haar been brak en onlangs, na een langdurig, hevig lijden, aan de gevolgen is overleden.» Naar men verneemt wordt, met ingang van den 16 dezer, het daartoe ingerigte fregat Prins van Oranje als wachtschip te Hellevoetsluis in dienst gesteld. Met gelijken datum wordt het wachtschip De Rijn buiten dienst gesteld, welk vaartuig spoedig zal worden gesloopt. Men meldt uit Leerdam dd. 13 dezer: «In de laatste dagen heeft men van onbreekbaar glas gelezen. Steller dezes heeft het schier ongeloofelijk feit gezien, dat glazen bordjes, stukken vensterglas, horologie- glazen en andere voorwerpen van glas van gewonen vorm en gewone dikte op den grond, zelfs op een steenen vloer geworpen werden, zonder eenigzins beschadigd te worden; met een lampenglas werd de kagehel opgepookt, het glas werd gloeijend gemaakt, daarna in koud water gestoken en toen weder op de lamp geplaatst, om zijn gewone dienst te doen. Maar wat nu van hier vóóral vermelding ver dient, is, dat een fabriek, waarin dergelijk onbreekbaar glas zal vervaardigd worden, het eerst in Leerdam verrijzen zal, dank zij de energie en activiteit van de firma Jeekel en Co., glasfabriekanten alhier. Die heeren zijn er in geslaagd een overeenkomst met den uitvinder dier nieuwe industrie te sluiten en het geheim magtig te worden, welke enorme sommen die eigenaar voor Holland ook eischte en hoezeer met hem een vereeniging van fabriekanten in Duitschland en in Engeland in onderhandeling was. Het terrein voor de te bouwen fabriek wordt reeds in gereedheid gebragt. Stukken van op die wijze vervaardigd glas zijn bij bovengenoemde firma voorhanden.» Jl. Zaturdag is te 's Bosch een brandkast van 700 kilogr., die van een wagen werd geladen, gekanteld en neergekomen op het kind van den heer J., door wien de kast besteld was. Het knaapje werd geheel verpletterd. Jl. Dingsdag nacht is te 's Bosch de sjouwer J. L., wonende in de Tolbrugstraat, gearresteerd. Zeer beschonken thuis komende, was hij op een kind van 22 maanden gaan liggen, wat den dood van het wigtje ten gevolge had. Daags te voren waren twee zijner zoons, als beschuldigd van diefstal, insgelijks gearresteerd, zoodat thans bijna de geheele respectabele familie achter slot en grendel zit. Dezer dagen is een ruim 3jarig zoontje van den bouwman A. van Winden, wonende in Papsouw, in een ton met karnemelk gevallen, zonder dat het door iemand bemerkt werd. Eenige oogenblikken later werd het kind er levenloos uitgehaald. Uit Zutphen schrijft men aan de Standaard: «Naar wij vernemen, hebben er in het laatst der afgeloopen week ernstige ongeregeldheden plaats gehad op de Nederl. Landbouwkolonie Mettray, zoo dat zelfs de hulp der politie werd ingeroepen om verdere gevolgen te voorkomen.» In de laatste dagen heeft de aanwerving te Harderwijk van vreemdelingen voor het Indische leger slechts 47 bedragen, zoodat, als dit zoo voortgaat, weldra geen deta chement meer naar Indië zal kunnen gaan. Storing van een godsdienstoefening behoort in den laatsten tijd niet tot de zeldzaamheden, maar wel dat een predikant zelf de regtstreeksche oorzaak daarvan is. Toch is zulk een geval op 4 April jl. voorgekomen te H., een dorpje in de nabijheid van Harderwijk. De predikant, die niet zeer bemind is bij zijn gemeente, had mét een der kerkeraadsleden een geschil gehad, hetwelk eindigde met de verklaring van het kerkeraadslid, dat hij dominé voor een leugenaar hield." Do predikant koos tot tijdstip zijner verdediging de ochtendbeurt van gemelden Zondag en maakte de gemeente met de beschuldiging, tegen hem iugebragt, bekend, en wel in dier voege, dat hij den persoon (die zich ook onder zijn gehoor bevond), met naam en toenaam aanwees. Dit voorval verwekte zulk een groote opschudding onder de gemeente, dat de meesten van hun plaatsen opstonden en de kerk verlieten. Wanneer bedoelde predikant 11 April niet openlijk in de kerk de woorden, die hij in die ochtendbeurt tot het kerkeraadslid gesproken heeft, als niet gedaan maakt en dus zijn ongelijk belijdt, zal hij als ver stoorder der godsdienstoefening bij het classicaal kerkbestuur worden aangeklaagd. Of inderdaad deze voldoening is gegeven is nog niet gemeld. (H.) Uit Groningen wordt de aanhouding door de politie verzocht van Amie Alexander Roelin, oud 33 jaar, van een bleeke gelaatskleur. Deze persoon wordt verdacht van het vervalschen van een wissel, groot f 8000. Jl. Maandag namiddag ten 5 ure ontstond er brand in 't gebouw der drukkerij van de Prov. Drentsclie en Asser Courant te Assen, waardoor in weinige oogenblikken een groot gedeelte van dit gebouw en van het materiëel werd vernield. De drie Fransclien, dezer dagen te Pekalongan in een bootje aangekomen en bewerende schipbreukelingen te zijn, zijn vermoedelijk deserteurs uit Atsjin. Aan een particulier schrijven van een ónderofficier uit Pandetie Longbattah (Atsjin), dd. 10 Maart, is o. a. het volgende ontleend: «We gaan van tijd tot tijd patrouilleren. Deze patrouilles zijn sterk 1 luitenant, 1 sergeant, 2 korporaals en 30 sol daten, en dienen om het terrein te verkennen. Des nachts, wanneer men niet zien kan, moet men sluipend door digt begroeide bosschen, slooten, moerassen en twee meter hooge suikerrietvelden heentrekken. Omdat 't zoo lekker is, gebeurt het nu (doch dat heeft zelden of nooit plaats) dat wij onverhoeds worden aangevallen; dan komen we van een slechte kermis thuis. Dit is, zoo lang ik hier ben, slechts ééns gebeurd, waarbij een Europeesch korporaal zwaar gewond werd en een inlandsch fuselier het leven verloor. In den nacht van 10 op 11 Febr. jl. werd ik om twee uur geroepen, om op patrouille te gaan, met last, indien 't mogelijk was, een op p. m. 800 passen gelegen voor ons vijandelijke benting bij verrassing in te nemen. Als generaal Pel zegt«indien het mogelijk is,» is 't voor den 2den luitenant natuurlijk een bevel. Het was een duistere r.acht, doordien de lucht zwaar bewolkt wasde wind huilde; het was een weer dat uitmuntend ons te stade kwam. Wij marcheerden om 3 uur af, en toen wij op 2 a 300 passen van de versterking genaderd waren, maakte ik halt en rapporteerde het den luitenant. Deze loste nu zijne 28 fuseliers en tirailleurs op. Wij kropen toen als slakken op onzen buik vooruit, door randjoes en bamboedorium heen, en bereikten, na een half uur in den modder gewenteld te hebben, den rand der borstwering, welke slechts 1 meter hoog was. Nu moet ik vooraf zeggen, dat er uitdrukkelijk gelast was, op straffe des doods, niet te vuren, daar dit ons aller dood zoude zijn. Een half slapende schildwacht, die net zijn mond wilde open doen, werd neergeschoten; daarna beklommen we de borstwering en verspreidden ons op dezelve. Nu zagen we een 40 a 50tal aan opium zwaar verslaafde broeders op den grond om een nog smeulend bivakvuur liggen; ieder koos zijn man en op 't kommando «vuur» beten er 30 in 't zand; de overigen zochten een goed heenkomen, hetwelk hun gedeeltelijk gelukte. Toen we gingen tellen hadden we 23 dooden, 11 zwaar en 2 ligt gewonden, 5 gevangenen, 1 kanon (12 pond), 25 oude tromplaadgeweren (met vuursteenen), welke dadelijk stuk geslagen werden, benevens een tonnetje kruid en twee zakken kogels te pakken. Nu zaten we er wel in, doch nu moesten we ons staande houden, Er werden 1 korporaal en 2 man afgezonden om versterking te vragen, die dan ook uur later aankwam (2 bataillons infanterie en een sectie berg-artillerie)t Uur vóór de aankomst der bataillons kwam er een transport Atsjinezen, beladen met rijst, lombok en andere levens middelen. Toen (we hadden ze laten naderen tot p. m. 15 pas van de borstwering) keken de kerels op alsof ze gek waren; want in plaats van met een hoezee! met een snelvuurtje begroet te worden, is niet zeer pleizierig. Ze lieten dan ook de rijst in den steek en liepen wat zij loopen konden. Hierbij kregen ze 5 dooden en 3 zwaar gewonden. Doch toen werd het tijd dat er versterking kwam, want we kregen een vuur dat meer dan baai was. Enfin, we trokken na een kwartier terug en lieten het overige maar aan de bataillons over, die er dien dag nog een versterking bij, benevens 3 kampongs, in de asch legden. Konings verjaardag heb ik nog nimmer zoo pleizierig doorgebragt. Soldaten, korporaals, onderofficieren en offi cieren, tot den kapitein toe, allen aan't tonsteken. Verbeeld u een kapitein in uniform in een zak te zien springen! Goochelen van den korporaal Bamberg, algemeen bekend; optogt, tandakspel, een Indische dans (topenspel), ovaties gebragt aan de verschillende versterkingen, en boven alles vrij wijn. Mijn liefste, wat wilt ge nog meer?» (D.) Men houdt zich in Frankrijk met een uitvinding bezig, die in staat is het probleem van den eeuwigen vrede op te lossen en, blijkt zij op den duur proefhoudend, de gedaante des aardrijks zal vernieuwen. Zeker iemand gaat voor een kanon staan, dat behoorlijk geladen wordt. Men geeft vuur en wanneer iedereen verwacht den man uiteen te zien spat ten, vangt hij met de grootste kalmte den kanonkogel in zijn handen op, alsof het niet meer dan een kaatsbal ware. Men behoeft dit maar in het groot toe te passen, aan allen die nuttige kunst te leeren en de strijd met geschut althans is een onmogelijkheid geworden. Bovengenoemd kunststuk werd sinds eenigen tijd te Parijs in de «Folies-Bergères door John Holtum, een «professor uit Londen» vertoond. Paul Véron, een kroniekschrijver in de Monde illustré beweerde, dat men hier met een hoogst opmerkelijke handigheid, maar toch met een handigheid te doen had, dat de kogel niet uit het kanon vloog, maar enz. Dit nu was meer dan de heer Holtum kon verdragen. Hij daagde den heer Véron uit om tijd en plaats te bepalen, ten einde in tegenwoordigheid der Parijsche pers een proef te nemen. Men mogt den kogel van een teeken voorzien en dan zou het blijken, dat hij werkelijk denzelfden kogel opving. Faalde hij, hij zou 5000 fr. aan de armen geven en 3000 fr. loofde hij uit voor ieder, die hem dit kunststuk nadeed. Eerst wilde Holtum de proef nemen op de binnenplaats van het gebouw, waar de Monde illustré gedrukt wordt, maar deze was te klein en zoo werd door allen de befaamde tuin Mabille verkozen. Donderdag kwam daar nagenoeg de geheele Parijsche pers bijeen en wat heeft men nu gecon stateerd? Men heeft eerst het kanon onderzocht en daar niets vreemds aan gevonden. Het werd behoorlijk geladen, een kogel van ongeveer 20 pond er ingedaan. Het schot ging af en een piaat, die zich op nagenoeg 12 meters afstand bevond, Werd geheel verbrijzeld. Zoo zeker was de heer Holtum van de juistheid van het schot, dat hij een ander zoontje van Wilhelm Teil met zijn hoofd vlak onder die plaat was gaan staan. Weer werd het stuk onder de grootste voorzorgen gela den. John Holtum ging op zes pas ongeveer van het kanon staan. Vuur! Een gil uit honderd monden en John Hol tum hield in zijn handen denzelfden kogel, dien men van een teeken voorzien in het kanon had gedaan en die nu uit het kanon verdwenen was. Bedrog is hier niet in het spel luidde het eenparig oordeel der pers. Men meent, dat Holtum mathematisch juist de lading kruid berekend heeft die noodig is om een kogel een zeker eind ver voort te stuwen, zonder dat die voortstuwing krachtig genoeg is om de handen van den patiënt te verbrijzelen. In den gemeenteraad van een onzer aanzienlijke gemeenten werd onlangs gedebateerd over de restauratie van een stadstoren. Naar aanleiding van de kwestie, hoeveel graden helling de toren zou krijgen, vroeg een snugger raadslid: Bedoelt men graden Reaumur of Fahrenheit? Een boer ging door een bosch. Er schoot een wolf op hem toe. De boer hield hem zijn stok tegen. Daar viel, door een verscholen jager, een schot. De wolf rolde dood neer. «Kijk!» zeï de boer, «nou heb ik dien stok al tien jaar, maar ik heb nooit geweten, dat hij geladen was Benoeming-en, enz. Tot ridder der orde van den Nederl. Leeuw is benoemd de heer A. van liosse, direct, der Nederl. Handelm. te Amsterdam. De kapt.-luit. ter zee G. F. Servatius wordt met den laatsten dezer eervol ontheven van het bevel over het wachtschip te Helle voetsluis en op non-activiteit gesteld, en met den 1 Mei daaraan volgende vervangen door den kapt.-luit. ter zee J. K. L. Geij van Pittius. De luit. ter zee 2de kl. H. Vreedenberg en de oft'. van gez. 2de kl. W. Sehoondermark, beiden laatst behoord hebbende tot de zeemagt in O.-I., en vau daar respectivelijk den 2den en 4den dezer in Nederland teruggekomen, zijn met die tijdstippen op non activiteit gesteld. De offic. van gez. 2de kl. J. J. van Effen, dienende bij de zee magt in O.-Indië, is op zijn verzoek met den 30 dezer eervol uit de zeedienst ontslagen. De 1ste luits. bij het corps mariniers C. J. Visser en J. W. van Hiel worden met den 1 Mei a. s. geplaatst respectivelijk aan boord van de wachtschepen alhier en te Hellevoetsluis, ten einde de aan boord van die bodems ingescheepte detachementen mariniers te commandeeren. De student voor de militaire geneeskundige dienst der zeemagt A. A. Grondhout is ten gevolge van in, doch niet door de dienst ontstane ligchaamsgebreken, waardoor hij voor altijd ongeschikt is bevonden voor de militaire dienst, met den laatsten Maart jl. eervol uit voormelde betrekking ontslagen. Frankrijk. De heer Albert de Lasalle heeft een curieus werkje uitgegeven, getiteld: Les treize salles de VOpéra. Daarin komt o. a. de lijst der artisten voor onder den directeur Dauvergne (1770). De directeur zond die lijst met een woordje over iederen artist aan den minister. Het woordje luidde aldus: Rey, muziekmeester van het orchest, grillig vooral als hij veel geld met het spel verloren heeftLays, zit tot over de ooren in de schulden; Laines, driftig, vooral als hij aan het nachtbraken is geweest; Chateaufort, slecht sujet; Vestris, uitmuntend danser, maar stom, onbe schaamd en zotskap, die nooit naar raad luistert; Laurent, figuur van een chinesche pop; Jivilla, even slecht van gedrag als talent, welk laatste hij heeft verwaarloosd. Wat de dames betreft, is het niet beter gesteldde eene drinkt, de andere is een kat; een derde is ergerlijk door hare slechte zeden; een vierde door hare vuile taal. Kortom het tableau de la troupe moet den minister hebben doen schrikken. Te Parijs heeft een wisselaar en kassier de vlugt genomen, een deficit van 2,500,000 fr. achterlatende. Tot kort voor zijn vertrek werden sommen gelds door kleine burgers bij hem gedeponeerd. Engeland, De stoutmoedige poging van Paul Boyton, kapitein van de Noord-Amerikaansche «Atlantische Reddingsdienst,» om met zijn reddingsgewaad het kanaal van Dover naar Boulogne over te steken, is niet geslaagd, maar daarbij is de deugdelijkheid van zijne uitvinding toch ten volle bewezen. Kapitein Boyton is in den nacht van Vrijdag op Zaturdag te 3 ure te Dover te water gegaan, en is roeijende en zeilen de, nu en dan eene sigaar rookende en een hartversterking gebruikende, tot Zaturdag namiddag te 6jj ure in het water gebleven. Toen was hij te ver uit den koers gedreven, en wist de Fransche loods, die van Boulogne gekomen was om den kapitein te loodsen, blijkbaar niet meer waar men zich bevond en welken koers men nemen zou. De zee werd daarenboven zeer onstuimig, en de kapitein der stoomboot, die met een broeder van Boyton, twee genees- heeren en een twintigtal vertegenwoordigers der Engelsche, Fransche en Amerikaansche drukpers aan boord den rei ziger vergezelde, verklaarde, dat het voor zijne matrozen bij zulk eene zee bijna onmogelijk wezen zou om in de sloep te blijven, hetwelk toch volstrekt noodig was, indien men Boyton in het oog zou willen houden. Toen heeft de heer Boyton zijnen broeder met moeite bewogen om de onderneming op te geven, en is hij onder luide toejui chingen aan boord der stoomboot gekomen. Hij scheen niet uitermate vermoeid en volkomen gezond te zijn, en de temperatuur van zijn ligchaam was sedert zijn vertrek

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1875 | | pagina 2