Buitenland. Frankrijk. Engeland, INGEZONDEN. zwermen werklieden bearbeiden met houweelen de harde rotsen en een statig gebouw met onmetelijke bergplaatsen vertoont zich op de vlakte. La Medra del Globe noemt bet volk deze mijnen en de duizendjarige hoopen slakken getuigen boe eenmaal uit deze mijnen bet metaal naar Tyrus en Sidon stroomdeook de Romeinen lieten bier de gedenkteekenen achter van hunne grootheid in de munten die men er vindt, in de lange rijen slavengraven, in gebroken zuilen en in een totaal systeem van jammeilijk verwoeste wegen. Landverhuizingen vaagden de Romein- sche schatgravers weg en de Arabieren die hen volgden hadden het waarschijnlijk op de aarde te goed om lust te gevoelen er onder te kruipen, en lange jaren lagen de Rio Tinto mijnen in rust. Eerst Philips II liet zich door vrome monniken eene nette memorie over de Rio Tinto mijnen schrij ven, ontnamze zondercomplimenten aan hare wettige eigenaars, doch van geregelde exploitatie kwam niets, alles bleef bij 't oude. Onder Karei III kwam in Madrid eene maatschappij tot stand tot exploitatie van de Rio Tinto mijnen; maar jammer genoeg was zij ingerigt naar de denkbeelden van een buitenlander, Wolters uit Stockholm, en de onderneming leed schipbreuk op de domme Castiliaansclie trotschheid. In 1783 nam de regering de zaak ter harte om te bewijzen dat de Staat (en dan nog wel de Spaansche) een slecht industrieël is. Eindelijk was de Spaansche republiek ver heugd dat zij zich voor Engelsch en Duitsch geld van de Rio Tinto mijnen kon ontdoenthans heerscht er orde en regelmaat en de lieflijke naam Rio Tinto is de eenige troostrijke klank die 't effecten-houdend menschdom sedert langen tijd uit Spanje vernam. (N. Rott. Crt.) De heer Fabius hield in de zitting van Dingsdag een warme rede, aan het verslag waarvan wij het volgende ontleenen Hij had zich gevleid, zoo zeide spreker, onder de catego- riën van gevaarlijke, schadelijke en hinderlijke fabrieken, in deze wet ook te zien opgenomen de kroegen en bordeelen. Dat zijn toch niets anders dan de gepatenteerde fabrieken van zedeloos heid en jammer, fabrieken van ellende, holen van ongeluk en een ware kanker voor het Nederlandsche volk. Wel is waar brengen deze fabrieken vele millioenen in de schatkist, maar aan die millioenen kleven tranen van wroeging, armoede, ziekte, vroegen dood, en zij zijn dikwijls de oorzaken van zelfmoord. Die huizen zijn de gepa tenteerde fabrieken, welke de tuchthuizen bevolken, en hoevele slagtoffers daarvan zijn niet in de krankzinnigen-gesticht te vinden Het is toch bekend en ook hier meermalen gezegd, dat kinderen, in dronkenschap verwekt, veelal idioten en krankzinnigen worden. Zijn die huizen dan niet gevaarlijke en hinderlijke fabrieken? Ja, zoo groot, dat spreker, indien hij zulk eene inrigtiug naast zijne woning kreeg, onmiddelijk zou verhuizen, en hij gelooft ook velen met hem. Uit officiëele staten blijkt ook, dat het drankverbruik hier te lande jaarlijks, ja maandelijks op eene schromelijke wijze toeneemt. Spreker gevoelt zich verpligt bij iedere gelegenheid, die zich voordoet, daarop terug te komen en te waarschuwen. Hij roept allen, zoowel den leden der regering als zijnen ambtgenooten toe «helpt mij die ellendige kwaal, die in het familieleven zoovele èlagtoffers veroorzaakt, te bestrijden. Laat den sterken drank niet zulk eene groote bron der staatsinkomsten meer uitmaken; het is het bloedgeld, waarop nimmer zegen rusten kan." Men heeft gezegd: „la Neêrlande est asses riche pour payer sonindc'pendance." Maar Nederland is ook rijk genoeg om den grootsten vijand van Nederlands welvaart en geluk niet meer te verrijken met dat bloedgeld, mits wij maar willen. Met groot genoegen heeft spreker in de dagbladen gelezen, dat onze innig en diep vereerde Koningin en de hoog gerespecteerde en waardige Prins Frederik hunne hooge adhaesie hebben te kennen gegeven aan alle middelen om de dron kenschap en het drankverbruik te verhinderen. Zulke voorbeelden doen goed spreker is daarvoor dankbaar. Mogten deze zijne woorden kunnen bewerken, dat de kroegen en bordeelen als zoo vele gevaarlijke, schadelijke en hinderlijke fabrieken nog in deze wet werden opgenomenDuizenden landgenooten zullen de volksver tegenwoordiging daarvoor dankbaar zijn. Er zijn tlians van regeringswege bevelen gegeven, om het standbeeld van Napoleon weer op de Yendómezuil te plaatsen. De zuil zelve zal weldra geheel hersteld zijn. Wees zoo weinig bijgeloovig als ge maar wilt, toch zijn er gevallen en omstandigheden, die den sterksten geest schokken als een kind. Goguet, te Parijs, is een man van zaken, van financiën, een positief man, die noch aan spoken, noch aan aardmannetjes of kaboutertjes gelooft, dien het huilen van een hond niet verschrikt, noch het breken van een spiegel, noch het geluid van het doodkloppertje. In één woord, Goguet is een sterke geest van den sterksten graad. Toch bleek hij niet ontoegangelijk voor beangstigend bijgeloof. Erédéric Goguet telt zoo wat 50 jaren. Ongeveer 8 dagen geleden ontvangt hij van den conciërge, als voor hem gebragt, een immortellen-krans met zijnen naam in zwarte letters. En zie, de sterke man werd ietwat onplei- zierig te moede. Den volgenden morgen weer een paket, gebragt door een wezen in diepen rouw, dat echter geen naam wilde zeggen. In dat pak is een stuk zwart rouw- laken, bezaad met zoogenaamde tranen van witte wol, en een klein zwart kruis, waarop de woorden: «Hier sust Frédéric Goguet, gestos ven 1 Mei 1875. Bidt voor hem.s Nu werd Goguet werkelijk van sterk heel zwak, hij kroop te bed, verzuimde zijne zaken, zoo zelfs dat hij vergat bij de correctionnele regtbank zijne klagt te adstrueren tegen zekeren Joseph Phoque, en werd hem zijn eisch bij verstek ontzegd. Eensklaps vaart hem een idee door het hoofd zou alles ook het werk van dien schurk kunnen zijnZijn sterke moed rijst uit de schoenen een paar graden opwaarts hij begeeft zich naar Phoque. Sinds den vorigen avond is deze verdwenen, maar de conciërge heeft hem met rouw- voorwerpen zien komen en gaan. Geen wonder dat Goguet weder eene klagt tegen Phoque indient. De beroemde orgelmaker, de heer Cavaillé-Coll te Parijs, heeft in de voorgaande week in zijn uitgebreide fabriek en daaraan verbonden salons, ten aanhoore van een tal van uitgelezen deskundigen en liefhebbers, een concert doen plaats hebben op het orgel, hetwelk die- fabriekant vervaardigd heeft ten dienste van het Volkspaleis te Amsterdam. De Fransche kunstbladen schrijven dienaangaande het navolgende Het instrument is voortreffelijk' De volmaaktheid als fabrikaat grenst aan het ongelooflijke; men zou met regt mogen zeggen: zij heeft in deze haar uiterste grenzen bereikt. Zachtheid, kracht, juistheid, effect van toonka- rakters kenmerken een volkomen waarheid. Niets ontbreekt, alles is volkomen, ja, zeggen wij volmaakt! Dit prachtig instrument strekt allezins tot eer van den heer Cavaillé-Coll, en het publiek (geïnviteerden) heeft zich als liet ware in de salons verdrongen en den vervaar diger in ruime mate zijn gelukwensclien aangeboden. De vermaarde organist, de heer Widon, heeft het instru ment op meesterlijke wijze bespeeld. De luchtballon waarmede de heer Durnof de vermetelde luchtreiziger, wiens ongeval digt bij Calais nog niet vergeten is Zondag ochtend uit de gasfabriek de la Villette (Parijs) met de heeren de Fonviele en Mariotti opsteeg, met het doel wetenschappelijke onderzoekingen te doen, waarbij men zich echter niet zoo hoog zou wagen al de Zénith was gestegen, is na verloop van een uur te Troyes neergekomen. De bereikte hoogte was 3500 meters, en op dat punt werd de Ville de Calais tegengehouden door een atmosferische laag sneeuw. Te Parijs is dezer dagen een man gestorven die op zijne wijze beroemd was geworden.' Het was een oud-militair, zeer handig in de schermkunst, maar die op alle voorname diné's de betrekking van voorsnijder vervulde. Hij had het in dit beroep, waarin niemand hem overtrof, zoo druk, dat zijne avonden dikwijls eene maand vooruit bezet waren. Hij heette de Tilly. Lord Salisbury heeft onlangs in het huis der lords de aandacht gevestigd op het verontreinigde rivierwater en de schadelijke gevolgen daarvan op den gezondheidstoestand der bevolking. De moderne beschaving heeft een rivier, die vroeger overvloeide van viscli en een heldere blinkende stroom was, veranderd in een bron van besmetting, zwart als inkt en riekende als een der vuile plaatsen, die Dante beschrijft. Een Grieksche dichter heeft zijn lievelingsrivier gevraagd de bloemen langs haar golven aan den voet van zijn beminde te voeren als een teeken zijner liefde; in onze tijden, zegt Daily News, zou de diclffer zijn pen hebben kunnen doopen in de een of andere rivier en zijn genegenheid kunnen verklaren, zoo duidelijk leesbaar, dat het geschrevene later zou kunnen dienen als bewijs bij een proces over geschonden trouw. Sommige stroomen zijn zwart, andere geel als oker en dik als lijm. Men spreekt van een rivier in een handelstad die zoo veront reinigd is, dat de ongelukkige die er in gevallen is en iets van haar water inslikt, een wissen dood te gemoet gaat. De heer Salisbury noodigde zijn medelords uit, zich een voorstelling te vormen van een rivier, die als de Clyde te Glasgow zoo besmet was, dat passagiers op de stoombooten soms ziek werden van den stank dien zij verspreidde. De Bradford Beek was zoo vuil, dat zij bij zekere gelegenheid in brand gestoken kon worden. 't Wordt dus in Engeland een dringende behoefte, aan dien onhoudbaren en steeds verergerenden toestand een eind te maken. Wil men de gezondheid der bevolking niet op 't slimst bedreigd zienwil men, wat óók geen kleinigheid is, 't totaal verdwijnen voorkomen van alle zoetwatervisch (de zalm meegerekend), dan moet er perk gesteld worden aan de barbaarsche gewoonten om, gemaks halve of goedkoopshalve, de stroomende wateren van een land, die natuurlijke besproeijers en drenkers, te maken tot vergaarbakken van alles wat men kwijt wil zijn. Niet elke stad of fabriek moet langer haar vuil op den hals kunnen schuiven van een gansche bevolking stroomafwaarts. Dit is een beestig misbruik, dat nooit had moeten geduld worden, 't Zal in kleine rivieren, zooals de Engelsche meestal zijn, natuurlijk 't spoedigst schadelijke gevolgen hebben. Maar zélfs in groote rivieren behoeft men zoo héél veel riool— of fabrieks-vuil niet te laten vloeijen, om ze allengs al haar schoon, al haar visch, al haar gezonden invloed op 't omliggende land te doen verliezen. Verblijdend is daarom't wetsontwerp, door lord Salisbury in 't Britsche Parlement ter tafel gebragt. Het strekt om de bestaande, zeer onvoldoende wet te verbéteren; om kortweg 't verontreinigen van rivieren door afval te ver bieden, en 't toezigt op 't handhaven der wet niet langer toe te vertrouwen aan plaatselijke overheden (die zich zelden onderscheiden door ijver, en vaak bij 't voortduren van misbruiken indirect belang hebben), doch aan de County Courts. Zeventien heeren te Liverpool zijn voor de regtbank gedaagd wegens deelneming aan de kortelings gehouden hanengevechten aldaar. De meeste der schuldigen zijn echter tijdig kunnen ontsnappen, en hunne namen bleven onbekend. Zekere wreedheden, diein Engeland gepleegd worden, worden in Engeland ook gestraft. Er zijn landen, wam men geen hanen vechten laat, maar veel andere gruwelen aan dieren bedrijft steeds straffeloos. Het blijkt thans, dat bij de ontploffing in de steen kolenmijn te Staffordshire jl. Vrijdag twee en veertig personen zijn gedood. De Rio Tinto mijnen. Een togtje naar de Rio Tinto mijnen is voorloopig nog niet gemakkelijk. Men gaat er het geschiktst heen van Iluelva, in het zuiden van Spanje aan den Atlantischen Oceaan gelegen, uit. In die haven zullen de Rio Tinto mijnen na verloop van tijd hare onmetelijke schatten van mineralen uitstorten. Daar bevindt zich de prachtige brug die zich van het land af ter lengte van ongeveer vijf honderd meter, rustende op zware in den weeken modder ingeschroefde ijzeren pilaren, tot in zee uitstrekt, tot aan het punt waar diepgaande stoomschepen ankeren kunnen om de kostbare schatten te ontvangen. De brug is nog maar half voltooid, maar enorme voorraden gecreosoteerde dwarsleggers, rails en brugstukken geven een denkbeeld van den rusteloozen arbeid die vereischt zal worden om, zooals men hoopt, nog dezen zomer met den spoorweg klaar te komen tot aan de bronnen van den kleinen Rio Tinto. Tot Valverdo toe kan men nu rijden in een per- sonenwaggon, maar dan heeft die weelde een einde en men moet zieli vergenoegen in een open wagen met eenige kolenwagens door een locomotief voort te doen sleepen; van Zalamea af echter moet men met paarden of muilezels verder. Dan bevindt men zich al zeer spoedig op het gebied van den mijnwerker. Groen ziet men allerwege, groen zijn de bergen, groen zijn de dalen, maar niet het frissche weldoende groen van den plantenwereld, maar dat van koperoxyde, met geheele regenbogen van metaalkleuren, waarop de verweerde zwavel als een geel en het ijzeroxyde als een bruin mos zit. Door eenige hooge bergtoppen met ijzersmelterijen omgeven ligt het dorp der mijnwerkers, Minas de Rio Tinto genaamd. Lange banken van zilvergraauwe verweerde leisteen loopen tusschen de ijzersmelterijen en de kale bergtoppen door; in grootere en kleinere beken vloeit groen, rood, bruin water; half afgegraven heuvels van ijzerzand schijnen hunne duizendjarige makkers een laatst vaarwel toe te roepen, machines razen, rotsblokken springen met donderend geweld door 't buskruid vaneen en zuchtende locomotieven brengen onophoudelijk allerlei ertsen en allerlei afval ter bestemder plaats; in de verte, waar het oog zich verliest in diepe enge dalen, schitteren lange precipitatie-bassinsgloeijende hoopen koperslak ademen giftige zwaveldampen uit, geheele Overal in ons vaderland worden maatregelen genomen ter bevor dering van de gezondheid; hier in onze goede gemeente behoort dit ten eenemale tot de vrome wensehen. In dit blad werd er reeds op gewezen, hoeveel Hengen er in het Heldersche Kanaal rond drijven; ze liggen nog hier en daar hun pestwalm te verspreiden. In de zoozeer bevolkte Middenbuurt houdt er een van onze notabelen een groote mestvaalt op na, alwaar de bewoners dier buurt al hun vuilnis en excrementa brengen, hetwelk daar in den omtrek den walgelijksten stank verspreidt. Thans zijn de bewoners van den Dijk- en den Kanaalweg, zooals ieder jaar, weer gestraft met den verpestenden stank van de in de zon rottende grom en koppen van de geep, die op het eerste steenenhoofd aan den Helder wordt schoongemaakt. Dat genot heeft men, bij O. en NO. wind, van medio April tot in de eerste lielft van Julij. Men moet angst vallig deuren en vensters gesloten houden, om dien ondragelijken stank, zooveel mogelijk, uit zijne woning te weren. Ieder jaar wordt daarover geklaagd; 't zijn echter stemmen in de woestijn. En toch hoe gemakkelijk ware deze laatste grief weg. te nemen; wanneer men de dames geepschrobsters beval, om het afval der geep aan het einde van dat steenenhoofd in zee te werpen, dan spoelde alles met iedere eb weg. Door eenvoudig aan onzen plaatsgenoot K., die de geep inzout, dien last te geven, was een groot gedeelte van onze ingezetenen verlost van een ondragelijken peststank, die niet dan nadeelig voor de gezondheid kan zijn. Eenige wenken voor Roederg. 1. Men moet het kind na de geboorte geen suikerwater of melk geven. Voor kind en moeder is het noodig, dat het aller eerste voedsel de moedermelk zij. 2. Gedurende geheel het eerste jaar moet melk het eenigste voedsel zijn voor het kindde moedermelk is het beste, maar bij gebreke van die neme men een min. De borst moet nooit meer dan om de twee uur gegeven worden, en in den nacht niet zoo dikwijls. 3. Kan men voor het kind niet de melk eener vrouw krijgen, dan neme men zuivere koe- of geitenmelk, laauw, eerst vermengd met de helft, later met een vierde water en een weinig suiker. 4. Die melk late men drinken uit glas of steen, nooit uit tin of iets dat lood kan bevatten. Alles moet men telkens na het gebruik in frisck water afwassohen. Laat het kind nooit zuigen op dotjes, op sponsjes of hoe men die dingen noemt, die den kleinen tusschen de lippen worden geduwd als ze schreijen van honger of pijn. 5. Neemt nooit van die kunstmatige mengsels die door winzucht in den handel worden gebragt en die, zooals de aankondiging luidt, de moedermelk vervangen, 't ls niets dan misleiding. C. Herinnert u steeds dat voeding met de flesch, met pap, sago, arrowroot of welke meelspijs ook, de kans tot ziek worden en vroeg sterven vermeerdert. 7. Het is zeer gevaarlijk om het kind, althans gedurende het eerste halfjaar, iets te geven van vruchten, brood, gebak, aard appelen, vleescb, of in één woord vaste spijzen. 8. Na liet eerste jaar kan men het kind. langzamerhand gewennen aan ligt voedsel, brood, bouillon, rijst en spijzen van zetmeel om het zoo de borst af te wennen, maar men moet geen kind spenen dat niet volkomen gezond is en dat nog niet de eerste tanden heeft. 9. Het kind moet eiken morgen geheel gewasschen worden, voordat het de borst krijgt. Zorg hierbij dat de kleine geen koude kan vatten, maar verzuim nooit de wassching van alle deelen. Alles moet rein zijn en het is onzin om te meenen dat een vuil hoofd noodzakelijk zou zijn voor de gezondheid. Alle vuil is schadelijk. 10. Kleeding moet zijn zacht en matig warm, en geene beweging moet ooit worden belemmerd door eenig kleedingstuk. Het zoo genaamde pak moest al lang zijn afgeschaft, heeft geen enkele goede zijde en is nadeelig, want de dikwijls scherpe uitwerpsels blijven daardoor in aanraking met de fijne huid. 11. Hoe vrijer het kind zich kan bewegen hoe spoediger het krachtig zal worden. 12. Zuivere lucht is een eerste levensbehoeftezorg er dus steeds voor dat het, kind dag en nacht in zuivere lucht ademe. 13. Vertroetel het kind niet door te veel hitte, probeer niet het te harden door te weinig warmte, slechts in een gematigde atmosfeer kan de zuigeling gedijen. 14. Het is nooit geoorloofd aan moeder of min om een kind bij zich in bed te nemenbehalve dat het, gevaarlijk is met het oog op de mogelijkheid dat men op het kind zou kunnen gaan liggen, is het toch zeer ongezond. 15. Men moet het kind niet leeren loopen: zoodra het krachtig genoeg is oefent het zich van zelf. 16. Laat geen ongesteldheid ongemerkt, maar haal dadelijk den doctor bij hoesten, diarrhee, geneigdheid tot braken of stuipachtigheid.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1875 | | pagina 2