1875. N°. 62.
Zondag 23 Mei.
33 Jaargang.
GRONDBELASTING.
Uitgever A. A. BAKKER Cz.
Herziening der belastbare opbrengst van de Gebouwde Eigendommen.
Binnenland.
HELDERSCHE
EN NIEUWEMEPER COURANT.
„W ij huldigen het goed e."
Verschijnt Dingsdag, Donderdag en Zaturdag namiddag.]
Abonnementsprijs per kwartaal1 80.
pu franco per post - 1.65.
Bureau: MOLENPLEIN N*. 1«3.
Prijs der Advertentiën: Van 14 regels 60 Cents,
elke regel meer 15 Cents.
Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend.
Eiken Donderdag vertrekt de inail naar
Oost-Indië. Laatste ligting 's avonds 6 uur.
De Burgemeester der gemeente Helder brengt, overeenkomstig liet
2de lid van art. 17 der wet van 22 Julij 1870 (Staatsblad No. 116),
ter algemeene kennis, dat hij heden een opgaaf, bedoeld in het lste
en 2de lid van gemeld artikel, gedurende dertig dagen ter Secretarie
der gemeente ter inzage van een ieder heeft nedergelegd.
Helder, De Burgemeester voornoemd,
den 22 Mei 1875. SLAKMAN BOSSE.
VERGADERING van den RAAD der gemeente TEXEL,
op Vrijdag 88 Mei 18J5, 's morgens 10 ure.
Punten van behandeling
Ingekomen stukken.
Algemeene Begraafplaats.
Hoofdelijken omslag.
HELDER en NIEUWEDIEP, 22 Mei.
Zr. Ms. ramtorenschip Prins Hendrik der Nederlanden,
is gisteren van hier naar Eijenoord vertrokken, tot het
innemen van nieuwe stoomketels. Het raderstoomschip de
Valk vergezelt genoemden bodem.
De eind-examens der Adelborsten 2de kl. van het
Koninklijk Instituut voor de Marine, zullen Maandag a. s.
een aanvang nemen; de geëxamineerden zullen, na afloop
daarvan, den 1 Junij met het instructie-vaartuig Urania,
kommandant kapt.-luit. ter zee P. ten Bosch, den gewonen
oefeningstogt maken in de Zuiderzee.
Bij de gisteren gehouden verpachting van het regt tot
het ophalen van beer, asch en vuilnis in de gemeente
Helder, voor den tijd van tien jaren, ingaande 1 October
1875, waren twee inschrijvingsbilletten hij het gemeente
bestuur ingekomen, als: van de heeren Ruijs en Berends,
te Dedemsvaart, voor f 100 per jaar, en van den heer
Vijftig jaren later.
Vele adelijke familiën waren reeds naar het buitenland uitge
weken, omdat zij zich ergerden over den hoon en de schanddaden,
die den koning en de kerk werden aangedaan en die dagelijks
door ergerlijke werden opgevolgd. Dringend had en bezwoer
ik ook mijn man met mij voor zoo lang het ongelukkige vaderland
te verlaten, totdat de vroegere orde wederom hersteld zou zijn. In
plaats echter van mijn wensch en dringende bede gehoor te ver-
leenen, hoonde hij mij omdat ik, volgens zijne woorden, zoo blind
was den nieuwen tijd, die nu aangebroken was, niet te begrijpen
en niet te waardeeren, die een ongekend geluk der wereld zou
aanbrengen. Eindelijk deelde hij mij mede dat hij spoedig tot mij
komen zou om mij een laatst verzoek te doen, ten einde mij van
mijne verblinding en vooroordeelen te bevrijden. Tegelijk met
deze tijding zond hij mij een roodwollen zoogenaamde vrijheidsmuts,
een van die kleine zwarte pruiken, die men „.Tacobijnsche pruiken"
noemde en een „gordel des gezonden verstands," zooals de vermetele
tooneelspeelster Saunier in de mode had gebracht. Ook sprak hij
in zijn schrijven de oproerige verwachting uit, dat ik hem in dezen
opschik ontvangen zou, dewijl alle dames te Parijs, die verstandig
genoeg waren de revolutie te erkennen, zich zoo gekleed in het
openbaar vertoonden. Al die gehate symbolen der omwenteling
wierp ik, zooals lichtelijk te begrijpen is, terstond in liet vuur, en
ik had met mijn man, toen hij eenige dagen later werkelijk tot
mij kwam, een zeer heftige en onaangename scène. Zoo ik geen
sterke zenuwen had gehad, zou ik bij zijn eersten aanblik reeds in
onmacht zijn gevallen, want hij was vermetel genoeg voor mij te
verschijnen met de kenteekenen van het sansoulottisme, namelijk
in de carmagnole, het bekende korte wambuis met zijn kleinen
schoot, in den matrozenbroek van grof laken, met ontblooten hals,
waarom slechts achteloos een doek geslagen was en met kleine
gouden guillotines als oorhangers. In al zijn doen en in geheel
zijn wezen, kwam de hartstochtelijke ruwheid van zijn karakter,
die ik in hem vermoed en gevreesd had, toen ik hem voor de eerste
maal aanschouwde, op de afschrikwekkendste en onbehagelijkste
wijze aan den dag. Toen ik weigerde mij aan zijne plannen aan
te sluiten en er ten sterkste op aandrong met mijn kind Frankrijk
te verlaten, dreigde hij mijn dochtertje mij te zullen ontrukken,
omdat zij door mij niet tot een aristocrate, maar door hem tot
een echte burgeres zou worden opgevoed. Hij zelf had reeds al
zijne titels afgelegd en noemde zichtrotsch: „burgerTot mijn
geluk was zijn verblijf in het slot van geen langen duur, want
zijne hoogere plichten, zooals hij zich uitdrukte, riepen hem weder
naar Parijs terug. Hij scheidde van mij in hevigen toorn en
voorzeker met de ernstig gemeende bedreiging, dat hij zelf mij als
eene aristocrate zou aanklagen en aan de guillotine zou laten
overleveren, als ik trotsch en vermetel bij de vereering van den nu
voorbijgeganen tijd der dienstbaarheid en bij mijn wederstreven
van het thans ingerichte volhardde en mij niet eerlijk en oprecht
aan den nieuwen tijd aansloot. Hij kon en hij zou voorzeker
met vreugde hoofd onder de guillotine zien vallen, want
L. W. F. Oudenhoven, te Helder, voor f 325 per jaar.
De aanbieding van den laatstgenoemden inschrijver is
goedgekeurd.
Als eene bijzonderheid deelt men ons mede, dat heden
morgen in het boschje achter het directie-gebouw is opge
merkt een wielewaal of goudmeerl.
Blijkens een jl. Donderdag bij het departement van
Koloniën ontvangen telegram van den gouverneur-generaal
van Nederlandsch Indië, heeft de generaal-majoor Pel,
civiel en militair bevelhebber in Atsjin, onder dagteekening
van den 15 dezer geseind, dat, volgens ingekomen berigten,
Toekoe Daoed door de hoofden der drie sagi's tot Sultan
benoemd is, en dat de gezondheidstoestand bevredigend is,
hoewel echter enkele choleragevallen voorkwamen.
In tegenstelling met de berigten der vorige week
luiden die der laatste dagen vredelievend, wat betreft de
onderlinge betrekkingen tusschen de Europeesche Staten,
maar op kerkelijk gebied is nog geen toenadering te bespeuren.
Z. M. de Koning zal zich, naar men verneemt, den
18 Junij van 's Hage naar Montreux begeven.
Acht-en-twintig van de dertig opgeroepen jongelingen
hebben zich voor de plaatsing bij het instructie-bataillon te
Kampen aangemeld, en zijn geplaatst.
Op de lijnen van de Hollandsche IJzeren Spoorweg-
Maatschappij is op den 15, 16 en 17 dezer aan vervoer
ontvangen nagenoeg f 60,000. De lust tot reizen is dus
op de Pinksterdagen buitengewoon groot geweest.
Jl. Donderdag verscheepte men van Texel naar deLeid-
sclie markt 2574 lammeren, als: per Stad Alkmaar 590,
Pui-merend 1088 en per Burgemeester Alkmaar 896 stuks.
De vuurtoren te Urk zal in de volgende maand van
een net verlichtings-toestel en uurwerk voorzien worden.
Een en ander is te Parijs vervaardigd en is, naar men
verneemt, reeds bij den inspecteur van liet loodwezen aan
gekomen. Men begroot de kosten daarvan op f 25,000.
In den nacht van den 18 op 19 dezer is op den
zoogenaamden berg in de Zuiderzee een te Bunschoten
te huis belioorende vischschuit ten gevolge van den hevigen
wind omgeslagen, waarbij twee der opvarenden zijn verdron
ken, terwijl de knecht is gered.
Den tweeden Pinksterdag hield het Nederlandsch jon-
ik was eene der verstokte aristocraten, en de vrijheid zou des te
eerder, sneller en heerlijker op den Frauschen bodem bloeien, inet
hoe meer aristocraten- en papenbloed de grond gedrenkt werd.
Over alles wat ik in den laatsten tijd gezien en ondervonden
had, was ik niet alleen diep bedroefd, maar ik verkeerde tevensin
een toestand van imvendigen opstand; en hoe meer tegenstand ik
ondervond, des te vaster bleef ik besloten den tegenstand tegen
mijn man en de rovoiutie, die hij fanatiek vereerde, krachtig voort
te zetten en zelfs, indien het wezen moest, het uiterste niet te
ontzien en te vreezen.
De personen op mijne bezitting, namelijk alle mijne dienstbaren,
hielden zich nog getrouw aan mij, omdat ik alle neigingen tot
revolutionaire begeerten, zoodra zij zich ergens openbaarden, krachtig
en beslist te gemoet ging, en ter andere zijde, diegenen rijkelijk
ondersteunde, die mij en mijne grondbeginselen toonden aan te
hangen, ofschoon ik niet ontkennen mag, dat mijn man zich alle
moeite gegeven had, mij als het ware met, spionnen te omringen.
Het schrikbewind intussohen werd te Parijs van week tot week
gruwelijker; men vergreep zich zelfs aan Zijne Majesteit den koning,
en mijn man behoorde, helaas! zooals niet verzwegen kon blijven,
tot diegenen, die op de meest schaamtelooze en ondankbaarste wijze
tegen hem optraden. Ik kwam dan ook hoe langer hoe meer tot de
overtuiging, dat mijn verblijf in het ongelukkige Frankrijk van
geen langen duur meer kon zijn, niet mijnentwege, want ik zou wel
den moed bezeten hebben, zelfs den dood op het schavot te trot-
seeren, maar wegens mijn dochtertje. Mijn eerste en heiligste
plicht behoorde het toch te zijn haar voor de gruwelen der revolutie
te beschermen, te meer daar haar eigen vader alle moeite aan
wendde om haar tot zich in het vuil en slijk der revolutie te
trekken en hare jonge ziel ten eenenmale te verpesten. Ik besloot
alzoo aan de Rijksgravin, de vriendin mijner jeugd uit het klooster,
te schrijven, om haar te vragen, of zij mij en mijn kind in haar
huis, of ten minste in hare nabijheid zou kunnen opnemen. Ik
ontving van haar, helaasgeen antwoord en dit bracht eene vol-
komene verandering in mijne plannen. Mijn besluit, het vaderland
te verlaten, bleef onwrikbaar vaststaan, en onafgebroken beraamde
en volbracht ik alle voorbereidende maatregelen om zoo spoedig
mogelijk tot de uitvoering over te gaan. Met mijne kamenier, de
eenigzins bejaarde verpleegster van mijn kind, had ik reeds dikwijls
het plan mijner ontvluchting besproken, en zij had zich altijd
bereid verklaard mij te volgen, waarheen ik haar ook voeren zou.
Zonder eenige mannelijke begeleiding waren de gevaarlijke vlucht
en de moeielijke reis evenwel niet te ondernemen, zulks te doen
scheen mij niet raadzaam te zijn, en zoo overlegde en onder
zocht ik op het zorgvuldigst aan wien van mijne dienaren ik mijn
volle vertrouwen zou kunnen schenken. Mijn keus viel aanstonds
op Mathis, den kamerdienaar en jager van mijn man, die de revolutie
en alles wat met haar samenhing te Parijs, werwaarts hij in den
beginne van den opstand zijn heer dikwijls vergezeld had, uit den
grond zijns harten had leeren haten, en na een kort oponthoud in
die revolutionaire stad, niet eerder met aanzoeken om te vertrek
ken gerust had, totdat hij verlof verkreeg naar zijne familie
terug te mogen keeren. Spoedig na zijne tehuiskomst had hij zijn
gelings-Yerbond te Alkmaar haar 22ste jaarvergadering.
Van alle oorden des lands waren afgevaardigden van de
verschillende afdeelingen te zamen gekomen, om met elkaar
de belangen hunner Vereenigingen te bespreken. Uit het
verslag bleek, dat bet Verbond thans 93 afdeelingen telde
met 2500 leden. Het geheele getal Jongelings-Vereeni
gingen in Nederland bedroeg 219, met ruim 4000 leden.
Na een gemeenschappelijk diner, had er een openbare ver
gadering plaats in de Hervormde kerk, waar de voorzitter
en de agent van het Verbond benevens de predikanten
Rijnders en Kraaijenbelt als sprekers optraden.
De heer mr. VV. C. J. de Vicq heeft in de Raads
vergadering van jl. Dingsdag bekend gemaakt dat hij om
redenen van gezondheid tegen 1 Julij e. k. aanvraag heeft
gedaan om ontslag als burgemeester der gemeente Hoorn.
Een treurig ongeluk trof jl. Dingsdag ochtend een
der visschers te Volendam. Door een windhoos werd een
botter omgeslagen; van de bemanning, bestaande uit twee
knechts (de schipper was zelf niet aan boord), vader en
zoon, is de vader, een bejaard man, gered; de zoon, een
jonge man van omstreeks dertig jaren, kwam jammerlijk in
de golven om. De verongelukte laat een jeugdige weduwe na,
die in hem een ijverig en oppassend man verliest. Het
vaartuig is met geringe averij in de haven van Schokland
binnengesleept.
De Duinwatermaatschappij te Amsterdam keert over
1874 f 21.90 dividend per aandeel van f 240 uit.
- De Amsterdamsche straatjeugd, en misschien heeft
zulks ook elders plaats, vindt steeds groot genoegen om
paarden door gillen, het werpen met steenen en dergelijke
baldadigheden aan het schrikken te maken, maar niet altijd
straffeloos. Dezer dagen sloeg op de Prinsengracht bij de
Spiegelstraat een knaapje van ongeveer tien jaren een
paard met een rietje, het dier sloeg achteruit en trof het
gelaat van het kind; deerlijk gewond werd het spoedig
verbonden, maar ondanks alle hulp bezweek het, na eenige
dagen verschrikkelijk geleden te hebben.
De heer E. Sclireiner, aan het theater-Grader op
de Schans te Amsterdam verbonden, zal eerstdaags zijn
25jarig souffleurs-jubilé vieren. Nog zelden heeft een
souffleur 't zeker tot die «hoogte» gebragt.
jonge vrouw verloren; volgens zijne overtuiging was haar dood
veroorzaakt uit vrees voor de revolutie en uit schrik voor de revo
lutionairen. De toestand, waarin Frankrijk in deze dagen ver
keerde, was dus bij hem evenzeer gehaat als bij mij, ja hij vertrok
waarschijnlijk even gaarne als ik, als hij zijn eenigst kind, een
kleine knaap, met zich mocht nemen. Toen hij mij hierover sprak,
willigde ik hem dit billijk verlangen gaarne in."
„Mathis herhaalde de zoon van den houtvester, toen hij dezen
laatsten zin van het handschrift gelezen had, „Mathis? zijt gij dat
vader? Is de schrijfster van dit verhaal de dame, over wie gij
zoo dikwijls en zoo gaarne spreekt?"
„Bijna hebt gij juist geiaden," kreeg bij van den daar geduldig
nederzittenden oude, die geen oogenblik zijn oogen van den lezeuden
zoon had afgewend, tot antwoord. „Zij, die geschreven heeft, wat
gij hebt gelezen, was zekerlijk onze geëerde Mevrouw, da moeder
van uwe moeder, maar gij hebt. over het hoofd gezien en niet
nagedacht, dat die Matnis, over wien zij spreekt, in dien tijd toch
ten minste dertig jaren oud geweest moet zijn, en dat hij dus,
als hij heden nog leefde, ten minste over de honderd jaien tellen
moest. Die Mathis was mijn vader en ik ben „zijn kleine knaap"
waarvan in het door u gelezene gewag wordt gemaakt. Vraag
thans niet meer, maar lees voort tot aan het einde."
„Op zekeren dag," aldus vervolgde de zoon van den houtvester
met lezen, „riep ik Mathis tot mij, sloot mij met hem in mijn
kamer op en deelde hem mijn voornemen en mijne plannen mede.
Had ik de middelen bezeten om mijn vaderland te kunnen ver
laten, antwoordde hij mij terstond, reeds lang zou ik met mijn
jongen naar elders zijn vertrokken, want in ons vaderland houden
in de tegenwoordige dagen de bloedhonden op een onverantwoor
delijke wijze huis. Ik volg u dus met vreugde, genadige Mevrouw
al is het tot aan het einde der wereld om van ons ongelukkig
vaderland zoo weinig mogelijk, of nog liever, in het geheel niets
meer te hooren.
Ik verheugde mij over zulk een trouw en verkleefdheid aan mij
en daarop beraadslaagden wij met elkander, hoe wij op de beste,
dat wil zeggen, op de zekerste wijze, de voorgenomen vlucht ten
uitvoer zouden kunnen brengen. Het werd ons wel is waar lang
zamerhand steeds duidelijker, hoe bezwaarlijk niet alleen, maar ook
hoe gevaarlijk de uitvoering van ons opgevat voornemen wezen
zou, daar zij, die het voornemen opvatten en ten uitvoer brachten
het vaderland te verlaten, door de heerschende revolutionaire partij
met den dood bedreigd werden. Bij elk plan, dat wij ontwier
pen en waarover wij beraadslaagden, trad ons de onmogelijkheid
der uitvoering voor den geest, en daar wij in den beginne niet
tot eene beslissing konden komen, werd de uitvoering van ons
vertrek van dag tot dag uitgesteld.
Eindelijk toch kwam het tot een uitbarsting en deze veroorzaakte
het verschrikkelijkste, wat een revolutie te weeg kan brengen. De
met bloed bevlekte moordenaars ontzagen zich eindelijk niet, het
gewijde hoofd des konings op het schavot te laten vallen. Dit
deed m(jn toorn en mijne verontwaardiging tegen het land, waarin zulk
een afschuwelijke misdaad mogelijk was, ten hoogste toppunt stygen,
zoodat ik nu zelfs met gevaar van mijn leven en met het verlies