Benoemingen, enz. Buitenland. Frankrijk. lid der Tweede Kamer, met onkreukbare trouw en onver- moeiden ijver onafgebroken, ja tot den dag vóór zijn sterven, gediend. Door zijne welsprekendheid was hij een der voor naamste sieraden van de Kamer, en hij genoot er dealgemeene achting. De Hondsbossche en Duinen van Petten kon in het moeijelijk en veel werk gevende tijdvak der laatste zes of zeven jaren haar Dijkgraafschap moeijelijk aan een meer helder hoofd en aan ijveriger en doortastender handen dan de zijne toevertrouwen. In een zeer ruimen kring van verwanten, vrienden, ambtgenooten, ondergeschikten en beweldadigden, wordt jhr mr. C. van Foreest in den lande hartelijk beweend.» Het gras te Hoorn is sedert den gevallen regen zeer in dikte toegenomen en staat reeds op verschillende landen zoo vol, dat het bijna gemaaid kan worden. Doch er zullen in die streken weinig handen daartoe noodig zijn, wegens de vele maaiwerktuigen, die door de landbouwers, veelal voor gezamenlijke rekening, aangeschaft worden. Men ziet telkens aldaar zoodanige werktuigen aanvoeren, die dadelijk koopers vinden. De liberale kiesvereeniging Burgerpligt te Enkhuizen heeft met algemeene stemmen der aanwezige leden tot candidaat gesteld voor het lidmaatschap der Tweede Kamer het aftredènd lid van dat district, den heer K. de Jong te Hoogkarspel. Uit goede bron verneemt de Enk. Crt., dat in het wetsontwerp op den voortgezetten aanleg van spoorwegen, dat dezer dagen bij den Raad van State is ingediend, de Noordhollandsche lijn over Hoorn naar Enkhuizen is opge nomen, en dat met de directie van den Hollandschen spoor weg eene overeenkomst is getroffen om zich met de exploi tatie te belasten. Men schrijft uit den Beemster, dd. 22 dezer: «Later dan gewoonlijk is het hoornvee naar de weide gegaan. Niet alleen de langdurige voorjaarskoude, maar ook de duizendenschapen waren oorzaak, dat 't gras alles behalve overvloedig was. De regen der laatste dagen heeft echter aan de weilanden veel goeds gedaan. De moestuinen staan uitmuntend en de appel-, peren- en andere vrucht- boomen beloven veel. De gezondheid van het vee laat niets te wenschen over; van longziekte is sedert lang geen enkel geval voorgekomen. In de jl. Dingsdag te Amsterdam gehouden vergade ring der Stoomvaart-Maatschappij „Java» is het dividend over het jaar 1874 bepaald op 6 pCt. Tot commissaris is herkozen de heer J. Louis Kuinders, en gekozen de heer J. Kervel. Een voorstel van de directie, om onder goed keuring van commissarissen in den loop van dit jaar eene 5 pCt. Obligatieleening te sluiten tot een maximum van twee millioen gulden, ter afbetaling van het nog niet geheel betaalde materieel en tot aanschaffing van nieuw materiëel, werd met algemeene stemmen aangenomen. In de maand Julij e. k. zal de jaarlijksche algemeene openbare uitvoering van het Nederlandsch gymnastiek- verbond plaats hebben te Amsterdam en niet te 's Hage, zooals aanvankelijk was bepaald. Naar alle waarschijnlijk heid zullen de werkzaamheden op het Funen geschieden. Een aantal vereenigingen in het buitenland zijn uitgenoodigd aan het feest deel te nemen. Wordt aan die uitnoodiging gevolg gegeven, dan zal men te Amsterdam dit jaar het eigenaardige schouwspel kunnen genieten, dat verleden jaar door de Antwerpenaars op zoo hoogen prijs werd geschat, toen de Belgische gymnastiek-bond daar haar jaarfeest vierde. Hbl. In het nieuwe contract met de spoorweg-exploitatie maatschappij komt, naar het Vaderland verneemt, ook deze bepaling voor, dat de maatschappij zich verbindt casu quo nog 350 kilometer nieuw aan te leggen lijnen in exploitatie te nemen. Op zekeren dag liet zij ons allen aan haar bed komen om afscheid van ons te nemen. Zij beschikte over haar vermogen, dat lang zamerhand zeer klein geworden was, bestemde een som voor hare begrafenis, bepaalde een andere som voor de verpleegster van haar kind, die zij tevens ten sterkste aanbeval naar haar vaderland terug te keeren, omdat zij wist, dat deze vrouw met vurig verlangen naar Frankrijk terug verlangde. Aan mijn vader gaf zij alle haar nog overgeblevene sieraden, met het bevel die langzamerhand te verkoopen en de opbrengst voor hare dochter aan te wenden. „Neem de u aangebodene jagersplaats aan," ging zij voort, „maar neem mijn kind meê en laat het met uw zoon opvoeden. De gedachte, dat mijn dochter eenmaal aan haar vader terug gegeven zal worden, zou mij niet gerust kunnen doen sterven. Zweer mij, getrouwe dienaar! het verblijf van zijne en mijne dochter voor dien man, die mij zoo ongelukkig heeft gemaakt, altijd verborgen te houden. Zeg aan niemand den waren naam en de geboorteplaats van het kind. Laat mijne dochter in volslagene onkunde aungaande haar stand en hare afkomst. Yoed haar eenvoudig op, gelijk ik het tot dusverre gedaan heb, in de vreeze Gods en in liefde jegens haar Konipg." Daarop nam de zieke een gouden medaljon, waarop men van buiten een zeldzaam oud slot gestempeld zag en waar binnen in zich een klein portret van haar vader bevond. Dit medaljon over handigde zij aan mijn vader met de woorden: „dit moet mijne dochter dragen en nooit afleggen, evenals ik het nooit heb afgelegd. Mijne moeder, die het tds bruidsgeschenk van mijn vader heeft ontvangen, heeft het ook altijd gedragen." Mijn vader zwoer met tranen in de oogen alles getrouw te zullen vervullen, als het gebeuren mocht, dat de dood haar aan ons onrukte. Nadat zij dit alles besproken en alzoo mondeling haar uitersten wil aan miju vader bekend gemaakt had, leefde zij nog maar slechts weinige dagen. De kamerjufvrouw maakte van het verkregen verlof van naar Frankrijk terug te mogen keeren spoedig gebruik en reeds na eenige dagen aanvaardde zij de reis zonder groote smart te ge voelen over de verwijdering van ons en van het kind van hare weldoenster, dat zij voorgaf, boven alles lief te hebben. Maar ook het kind zag haar zonder droefheid heengaan. Mijn vader, die zich nu met twee kinderen, een eigen en een vreemd, in een vreemd land bevond, kon niet besluiten naar zijn vaderland terug te keeren; hij schreef liever aan den heer, die hem in dienst had willen nemen en meldde hem, dat hij nu bereid was bij hem in dienst te komen, en ontving per ommegaande tot antwoord, zoo spoedig mogelijk zijne betrekking te aanvaarden. Spoedig verliet hij dan ook met Maria en met mij Weimar. Wij vertrokken herwaarts en deze nieuwe stille woning werd ons allengs een hoogst aangenaam tehuis. De goede lieden in het De heer C. A. Jeekel, te Leerdam, is door Z. M. naar het Loo ontboden, om Z. M. de proeven met hard glas te doen zien. Wij twijfelen niet, of de Koning zal in dezen nieuwen tak van industrie het grootste belang stellen. (N. G. Crt.) Jl. Vrijdag en Zaturdag is te Zeist de 22ste algemeene vergadering gehouden van christelijk-nationale onderwijzers in Nederland. Uit het verslag bleek, dat de vereeniging steeds in bloei toeneemt, zij telt thans 583 leden. De nadeelige saldo's van vorige jaren zijn gedekt en thans is er zelfs een aanzienlijk overschot aanwezig. Het vaste kapitaal is tot f 10,000 geklommen, het getal der verzorgde weduwen bedraagt 6 en dat der weezen 9. Jl. Woensdag is door den eerstaanwezenden ingenieur, te Utrecht, onder nadere goedkeuring van den min. van Oorlog, aanbesteed het verbeteren van een gedeelte der borstweringen en grachten in de stelling bij Honswijk; minste inschrijver de heer P. M. Schram, van Sliedrecht, voor f 143,000. Omtrent den onwilligen manslag, Zaturdag avond te Harderwijk gepleegd, verneemt men nader het volgende: De dader, geboortig uit Luik, ongeveer 19 jaren oud, begaf zich des avonds ongeveer ten 7 ure naar den bazar- houder J. A. G., bij wien hij een zesloopsrevolver kocht, die, geladen zijnde, onverwacht afging, waardoor G. ge troffen werd. Zijn echtgenoote, daarbij tegenwoordig, vernam niets meer op haar vraag dan: och 't is niets; de kogel had een slagader afgesneden en de dood volgde onmiddelijk. De dader heeft hevig ontsteld de woning verlaten en aan 't station gekomen een plaatsbillet naar Luik gevraagd, 't geen hem geweigerd werd, dewijl de laatste trein naar Utrecht vertrokken was. Van het station heeft hij, langs de lijn gaande, tot Putten geloopen, waar hij gearresteerd werd door den brigadier-majoor der rijksveldwacht, die, zijn inspectiereis doende, te Harderwijk was, en den briga dier N. Lamers, die zich per as naar Putten begeven hadden. Hij is naar Arnhem overgebragt. Met de meikever vangst in de omstreken van Wageningen is het bijzonder voorspoedig gegaan. Men berekent dertien en een half millioen diertjes onschadelijk gemaakt te hebben. In het tijdperk van 4 weken, van 18 April tot 14 Mei 1875, zijn door longziekte aangetast: in Zuidholland 84, in Noordholland 2, in Utrecht 4, in Friesland 100, derhalve in het Rijk 190 runderen. In het vorige tijdperk van vier weken werden 223 runderen door die zieke aangetast. Voor de noodlijdenden door den watersnood op Java, is hier te lande reeds f 33412,59 bijeengebragt. De heer Dudok de Wit heeft het doel van zijnen wandeltogt bereikt. Hij is den 26 dezer, des namiddags ten 1 ure, in welstand te Weenen aangekomen. Hij had den 1 Mei des nachts ten 4 ure Amsterdam verlaten. Een hevige brand in de goederenloodsen van het spoorwegstation te Mainz heeft veel schade veroorzaakt. Niet minder dan 38 geladen goederenwagens zijn totaal verbrand, zoodat ook het verlies aan materiëel groot is. De heer Salvi, luitenant bij het 7de regement Hon- gaarsclie huzaren, heeft zijné weddenschap verloren. Men weet dat hij in vijftien dagen te paard den weg van Puda- Pesth naar Parijs zou afleggen; te Nancy moest hij zijnen togt staken, daar zijn paard, Radamanz, een zware verwon ding aan de schoft had gekregen. Zonder dit ongeval zou hij op het bepaalde tijdstip, zelfs nog wat vroeger, ter bestemmingsplaatse zijn aangekomen. Volgens officiële mededeeling was de Dwina den 18 dezer opengebroken, doch de Witte Zee nog vol ijs. Miss Soldene, een Engelsche opera-bouffe-zangeres, die gedurende eenigen tijd in New-Orleans speelt, werd niet lang geleden op onbeschaamde wijze in 't publiek beleedigd. Nadat zij een aria ten einde had gebragt, viel er uit een zijloge in den eersten rang een prachtig bouquet dorp leerden wij langzamerhand kennen en zoo nu en dan speelden Maria en ik ook eens met de kinderen. Ik herinner mij nog zeer goed, dat Maria zich van de andere meisjes van het dorp door haar lieftalliger en schranderder uiterlijk, door hare donkere oogen en hoofdhaar, alsook door hare grootere vlugheid verre onderscheidde. Wij beiden ontvingen onderwijs van den schoolmeester en van den predikant van het dorp, ook in den godsdienst, en wel onderwijs in het Protestantsche geloof, omdat er in den ganschen omtrek geen Katholiek geestelijke gevonden werd. Zoo groeiden wij langzamer hand in jeugdig geluk op en gevoelden ons door niets vreemds van onze bekenden en buren gescheiden, want wij beide beoefenden onze moedertaal weinig en ook in onzen familiekring geraakte ze langzamerhand op den achtergrond. Toen de Franschen tot in onze nabijheid gekomen waren, en in den grooten slag bij Jena een schitterende overwinning bevochten hadden, was Marie reeds tot een dame opgegroeid, maar haar angst voor de Fransche soldaten scheen bij den dag toe te nemen, alsof deze een erfenis van hare moeder was, zooals het medaljon, dat zij overeenkomstig het uitdrukkelijk verzoek bestendig om haar hals droeg. Dikwijls verzocht Maria ons om. verschooning wegens haar vrees, daar zij zeer goed bemerkte, dat zij ons daarmede aanhoudend kwelde, maar hoeveel moeite zij ook aanwendde om kalm en bedaard te zijn, steeds werd zij door een onverklaarbaren angst aangegrepen, als zij slechts over de Franschen hoorde spreken. Op zekeren dag toen wij beide alleen in de kamer waren en zij tegen mij over haar vrees voor de Franschen sprak, zeide ik: „Vrees toch niet, lieve Marie! ik ben bij u en ik zal n bescher men, al moet ik ook mijn leven voor u opofferen." Nadat ik deze woorden gesproken had, schikte zij dichter bij mij, als zocht zij aan mijn borst de bescherming, die ik haar beloofde. Wat op dit oogenblik in mijn hart omging weet ik niet. Ik had Marie altijd innig hartelijk liefgehad, lief, gelijk een broeder zijn zuster liefheeft, maar thans zag ik niet de „zuster" in haar, maar een schoon meisje, en plotseling ontdekte ik in mijn hart een gevoel, dat ik wel met den naam van hartstochtelijke liefde mag bestempelen. Onwillekeurig sloeg ik mijne armen om haar heen, terwijl zij vol vertrouwen op mij leunde; ik moest haar meêdeelen, ik kon het niet langer in miju hart besloten houden, dat ik haar beminde, en niets vuriger wenschte, dan dat ik haar mijn vrouw zou kunnen noemen, en ik vraagde huar, of zij dat zou willen worden. „Eeuwig de uwe!" antwoordde zij. „Ik heb u altijd bemind en ik heb dikwijls in den stillen nacht aan mijn moeder, terwijl ik haar medaljon kustte, mijn wensch in den gebede uitgesproken, altijd bij u te mogen blijven." Dit was onze zalige verloovingsnre voor haar voeten neder. Zij schonk den jongen man, die het haar toegeworpen had, een harer liefste lachjes en maakte zich gereed om het bouquet op te rapen. Maar juist als zij het met de hand zou aanraken, werd het met j een vluggen ruk weer in de loge teruggetrokken door middel van een koordje, dat er aan bevestigd was. De zangeres klaagde den dader aan wegens beleediging en de knaap moest het met een geldboete betalen. Meermalen is mij de vraag voorgekomen, wat de gaper voor het huis van een apotheker of drogist beteekent. Ik wist dit niet te beantwoorden en twijfel er niet aan, of het zal den meesten menschen gaan als mij. En geen wonder, daar de oorsprong van dat gebruik reeds uit de 14de eeuw dagteekent. Het komt mij daarom niet ongepast voor de opheldering, die ik daaromtrent in het werk van W. J. Hofdijk, Ons Voorgeslacht, aantrof, in uw veelgelezen blad mede te doelen. «Gij hebt inmiddels, dus lezen wij daar, uw aan dacht gevestigd op den uit hout gesneden kop met gapenden mond en bellemuts en gij gist, dat gij daar een apotheker vinden zult. En het is zoo. De mannen van dit gilde hebben den ouden uitschreeuwer van de deugden der goederen huns meesters vervangen door een houten kop en zij hebben goedgevonden om dien hetzelfde minder betamelijke mond- gebaar te laten maken, als waaraan de uitroepers zich ook menigmaal te buiten gaan, het zij om de aandacht der voor bijgangers te trekken, hetzij om de niet koopende, maar slechts ledig toeschouwende omstanders te beschimpen.» (Arnh. Cour.), De kapt.-luit. ter zee J. H, P. E. Kniphorst, de luits. ter zee lste kl. J. M. H. Bervoets en F. J. Stoklmijzen, en die der 2de kl. C, H. de Goeje, J. H. de Bruijn, J. R. Eek en S. T. Land, laatst behoord hebbende tot het escader in Oost-Inrlië, en van daar teruggekomen, zijn op non-activiteit gesteld. j STATEX-GEXERAAL. Tweede Kamer. Zitting van Dingsdag 25 Mei. De Kamer beeft heden de beraadslagingen over de muntwet voortgezet. De lieeren Bredius, Schimmelpenninck, van den Berch van Heemstede, van Asch van Wijk, de Lange en van Houten hebben breedvoerig hunne bezwaren tegen het ontwerp ontwikkeld, gelegen in het verlaten van het zilver, of de aanneming van den enkel gouden Standaard, zoo mede met het oog op het verband met het Indisch muntwezen. Door de ministers van Financiën en Koloniën is het ontwerp breedvoerig verdedigd, en gewezen op het tijdelijk karakter der wet. Een regeling van het Indisch muntwezen is daarom niet terstond nood zakelijk. Zitting van Woensdag 26 Mei Bij de voortgezette behandeling der muntwet is art. 1 aangenomen, na aanneming van een amende ment van den heer Schimmelpenninck om de gouden vijfguldeu- stukken te doen wegvallen. Art. 2 der regering is goedgekeurd. Heden voortzetting. Bij het daartoe strekkend wetsontwerp wordt, ter afwering van den Colorado-kever, aan de regering de bevoegdheid gegeven den in- en doorvoer van aardappelen, alsmede van afval daarvan en van voorwerpen tot verpakking, te verbieden. De regering heeft hierbij Amerika op 't oog. Het verbod van invoer van daar kan weinig belemmerend zijn. In 1 873 werden niet meer dan 2210 kilogram aardappelen (ter verpooting) uit Amerika ingevoerd. In een bij de Kamer ingediend wetsontwerp wordt de verhooging voorgesteld van Hoofdstuk VII (Marine; der Staatsbegrooting voor 1874, en wel van den post aanschaffing van materialen voor aanbouw van schepen met f 250,000, ter voorziening in de behoefte aan ijzer, van de kosten der artillerie enz. met f 18,500; van den post aanschaffing en herstelling van stoomwerktuigen, ketels, enz. met f 40,000, alsmede van de dagloonen der werklieden op 's rijks werven met f 9000. Het eindcijfer der begrooting blijft onveranderd, wijl eenige andere art. worden verminderd. De maire van het 12de arrondissement te Parijs moest eens een huwelijk sluiten, toen hij bemerkte, dat de vader des bruidegoms vroeger beul was geweest. Hij meende de moeder der bruid hiervan te moeten verwittigen. «Mijn hemel, mijnheer,» zei deze, «dat wisten wij wel, daaruit is juist dit huwelijk ontstaan, want een lid van onze familie is door den vader van mijn aanstaanden schoonzoon onthalsd en is toen door dezen zoo vriendelijk behandeld, dat wij er hem steeds dankbaar voor waren. Sedert dien tijd zijn de relatiën tusschen onze familiën zoo innig geworden, dat dit huwelijk daarvan het gevolg is.» Een boer in de buurt van Parijs heeft een metalen bol, waarin zich 500 ongeschonden brieven bevonden, uit de Seine opgevischt. Die bol was afkomstig uit het beleg van 1870, toen men in de provincie meende dat brieven, op die wijze verzonden, te Parijs zouden teregt komen. De boer had met de zijnen en zijne buren al de brieven reeds opengemaakt en gelezen, toen de politie ze kwam opeischen, om ze aan de geadresseerden te doen toekomen. Te Parijs moesten dezer dagen twee dragers van een begrafenis-vereeniging een kinderlijkje naar 't kerkhof bren gen. De arme kleine werd door geen familie-betrekkingen vergezeld. Alzoo zonder eenig toezigt, waren de lijkdragers volkomen vrij om zoo dikwijls halt te maken als zij wilden zij deden dat bij voorkeur bij de verschillende herbergen, die zij passeeren moesten, waar zij de baar voor de deur lieten staan en zelf er in gingen. Eindelijk hadden zij zoo dikwijls gerust, dat 't loopen hun moeijelijk begon te worden. Onder hun droevigen last gebogen, beschreven zij de grootste bogten en slingerden voort tot zij beiden neervielen en de lijkkist eenige schreden ver van de baar rolde. Een paar politie-agenten belastten zich daarna met de ter-aarde- bestelling van 't kinderlijkje. Volgens een correspondentie uit Rome inde Liberté, wordt het vermogen, dat de Paus na zijn overlijden zal nalaten, op 300 millioen fr. geschat.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1875 | | pagina 2