Benoemingen, enz.
Buitenland.
België.
Frankrijk.
Engeland,
De jl. Donderdag te Zwolle gehouden St. Jans-paarden-
markt was niet zeer druk bezocht. PI. m. 185 paarden
stonden aan de lijn, meest werkpaarden of bestemd voor
de slagtbank. Slechts enkele luxe-paarden waren aanwezig,
die tot hooge prijzen koopers vonden. Voor werkpaarden
besteedde men f 120 a f275; voorde slagtbank f 40 a 110.
Te Lutten had men den 17 dezer, ter eere van
Hr. Ms. geboortedag, zich voorgesteld kanonschoten te
lossen uit drie stukken, van een ijzerfabrikant te Lingen
aangekocht. De proef werd genomen en het gevolg was,
dat het eerste kanon barstte en van het tweede een stuk
in de lucht vloogalleen het derde bleef onbeschadigd.
Een van de vier personen, met het afsteken belast, kreeg
een- ligte verwonding in 't aangezigt. (Pr. O. en Zw. Ct.)
Uit Oosterwolde meldt men het volgende aan de
Prov. Dr. en Ass. Crt.
«Op den stemdag, 8 Junij jl., terwijl het stembureau
hier zitting had, werd hier ook harddraverij gehouden,
en daarbij was vooral deze keer buitengewoon veel animo,
te meer omdat velen niet vrij waren van warme hoofden
in zake de verkiezing voor de Tweede Kamer. Vooral
was op de zaal van de wed. Postma de geestdrift onder
't publiek (waaronder Moensianen en Binkesianen) groot,
toen de twee laatste paarden elkander de zege zouden
betwisten. Het eene paard behoorde aan iemand (den heer
A. W. v. d. Sluis, te Appelscha), die bekend stond als
een man van den heer Moens, terwijl de eigenaar van
't andere paard (de heer J. Westra, te Weper) een voor
stander was van den heer Binkes. Naauwelijks waren de
beide paarden tot den strijd gereed, of men riep op de
zaal: «Moens en Binkes staan klaar!» en toen de kamp
vechters van de streep gingen, riep de een «Moens is
voor!» de ander «Binkes is voor!»
Boven alles uit hoorde men iemand roepen«Binkes is
er uitBinkes galoppeertBinkes kan niet meekomen
Binkes is achter't Laatste werd dan ook bevestigd,
want het paard (Moens) won den'eersten rit. Nu klom
op de zaal de geestdrift ten top, en aller aandacht was
op den tweeden rit gevestigd.
Van weerszijden klonk het: «Hou je taai, Moens! hou
je taai, Binkes!» Nog eenige minuten, en de beide kamp
vechters stonden op nieuw klaar. Naauwelijks waren zij
voor de tweede maal van de streep, of de zaal weergalmde
van: «Toe Moens! toe Binkes!" En nu toonde Moens
wat hij kon, want hij liet zijn mededinger Binkes ver achter,
waarop in de zaal werd geroepen: «Binkes is een heel
eind achter! Moens heeft met glorie de overwinning
behaald. Leve Moens
De «Wollen-Donderdag,» zijnde de groote jaarlijksche
wolmarkt, werd jl. Donderdag te Meppel gehouden. In
geen jaren was de aanvoer zoo groot als thans, zoodat het
marktplein, waar anders 't vee staat, geheel met wolwagens
gevuld was en er zelfs in vele straten mede een aantal
wagens stonden; de handel was door aankoop voor Hol-
landsche en buitenlandsche fabrikanten over 't geheel vlug;
de prijzen varieerden per kilo in massa van f 1 a 1.20;
betere soort f 1.40 a 1.60; puike uitgezochte, bij kleine
partijen, f 1.80 a 2.
Men begroot het aangevoerde op p. m. 40,000 kilogr.
een aanvoer als hier misschien in geen jaren heeft plaats
gehad.
Er schijnt in 't Noorden des lands vrij wat ziekte
in de aardappelen te komen, vooral in die soorten, welke
voor een paar jaren van Amerika zijn ingevoerd. Eenige
landbouwers schrijven het toe aan de zoogenaamde ritnaald,
terwijl anderen beweren dat de pootaardappel totaal is
weggerot en het hart van den stam daardoor ook begint te
rotten en de plant te stervenhet is te wenschen dat deze
ziekte geen verdere uitbreiding aanneme.
De dierentuin van den Koning van Audh.
Anderhalf uur ongeveer van Calcutta, ligt een «Koningrijk»
van zeer bijzonderen aard. De oppervlakte is zeker niet
grooter dan een dorp van gemiddelde grootte, maar in die
ruimte heerscht Oostersche weelde, daar is een kabinet,
waarvan de wedergade op aarde niet te vinden is.
Het «Koningrijk» is tot die bescheiden afmetingen gebragt,
nadat de Engelschen, bij gelegenheid vanden opstand der
Spahi's, den Koning van Audh zijn land hadden ontnomen.
Hij kreeg toén genoemde uitgestrektheid, waar hij over
6000 zielen heerscht, maar onder toezigt staat van een
Britsch resident. Zijne hofhouding is nog geheel als vroeger
in zijne prachtige residentie Lakhno. Zijne drie paleizen
noemt hij, Sultan X, Chaneh, Serd Kuti en Ased Mensil.
Bij het laatstgenoemde bevindt zich 's Konings dierentuin,
zeker de schoonste en rijkste ter wereld. Er zijn 20,000
vogels, viervoetige dieren en slangen; aan de vier zijden
van den tuin bevindt zich een prachtige vijver, 300 voet
lang en 240 voet breeddaarin spelen allerlei soorten van
zoetwatervisschen, welke in een heete luchtstreek kunnen
leven. Een menigte watervogels is met groote kosten uit
alle streken daar bijeengebragt.
De Koning houdt het meest van zijne duiven, waarvan
hij niet minder dan 18,000 stuks van alle mogelijke soorten
heeft. Aan de oevers van den vijver loopt de struisvogel
naast den loggen pelikaan, naast ganzen, eenden en zwanen,
steltloopers enz., zooals geen andere zoölogische tuin kan
aanwijzen. Al de dieren, behalve de verscheurende, zijn
in volle vrijheid. Men treft er allerlei geiten en schapen,
kameelen en dromedarissen, ibissen en wat al niet meer aan.
Voor de slangen is een afzonderlijke berg ingerigt, dertig
voet hoog, voorzien van tal van gaten. Daar zijn ze op
hun gebied eveneens volkomen vrij en krijgen rijkelijk
voedsel. Buiten dien berg, op kleine grasbedden, vindt men
schoone grasslangen en andere niet vergiftige soorten. Eene
verzameling cobra's, is geheel van alles afgezonderd. De
oppasser, een kleine gespierde man, kan, zonder een toovenaar,
bezweerder of iets dergelijks te zijn, zulk een vergiftigd
dier ongedeerd aanvatten. De Koning zelf vertoeft gaarne
lang bij deze verzameling. Hij zou nog eenige duizenden
slangen meer gehad hebben, wanneer het Britsch gouver
nement het vervoer niet verboden had. In den tuin zijn
voor den Koning een aantal paviljoenen, welke 's avonds
a trioriio verlicht worden.
DeKoningheeft van deBritscheregering een maandelijksch
inkomen van f 120,000, waarvan hij echter niets overhoudt.
Het voedsel der dieren kost maandelijks f 6000niet minder
dan 300 tuinlieden zorgen voor den prachtigen tuin.
's Konings huisgezin bestaat uit twee gehuwde vrouwen,
dertig Mahels, dat zijn: «vrouwen, die kinderen bekomen,»
en honderd Begams, bij wie dit niet het geval is. Het
aantal zijner levende zoons beloopt een en dertig, dat zijner
dochters vijf en twintig. Hij verdrijft zich overigens den
tijd met zijne menagerie te bezoeken, teekent en schildert
en dicht ook verzen, welke door de meisjes te Calcutta,
Benares en andere steden veel gezongen worden.
T)e heer Dirk Fontein is erkend en toegelaten als vice-consul van
Denemarken voor de provincie Friesland, alsmede de eilanden Vlie
land en Terschelling, met standplaats te Harlingen, en op den voet
van Nederlandsch onderdaan.
Aan de Utrechtsche Hoogeschool is bevorderd tot doctor in de
regten de heer H. Kuneman, van Alkmaar.
Tot rector-magnificus aan de Hoogeschool te Groningen is benoemd
voor het academiejaar 1875/76, de hoogleeraar de heer W. M. II. Siinger.
Benoemd tot hoofdonderwijzer te Hoorn op Terschelling de heer
II. G. Haremaker, te Haarlem.
Benoemd tot hulponderwijzer te Petten D. de Koe, hulponder
wijzer te 't Zandt, gemeente Zijpe.
Bij een juwelier in de Galerie du Roi te Brussel kon
men dezer dagen het liorologie voor 't raam zien liggen,
dat door mgr. Darbov, aartsbisschop van Parijs, werd
gedragen op 't oogenblik, toen de Commune-mannen hem
doodden, 't Is kennelijk een geschenk, den ongelukkigen
prelaat in zijn jeugd door zijn ouders geschonkenhet
draagt de inscripties: Souvenir de ma mèresouvenir de
mon père.»
Zeker heer Deisole, te Parijs, heeft op eene zonder
linge wijze eene erfenis gekregen. Ongeveer drie jaar
geleden ging hij op de boulevards in een tabakswinkel,
om zijn sigaar op te steken. Er bevond zich ook een oud
man, die door ouderdom zóó beefde, dat het hem onmogelijk
was, zijn pijp aan te steken. De heer D. hielp den man
nu, liet hem op zijn gemak aansteken en verliet, onder
dankbetuigingen van den oude, den winkel. Naauwelijks
was hij op den boulevard of de oude was weder bij hem
en vroeg hem zijn naam. De heer D., om maar van hem
af te komen, gaf hem die op. Onlangs nu kreeg de heer
D. een bezoek van een notaris, die hem mededeelde, dat
hem door den heer Dinon, een rijk grondbezitter, die zonder
erfgenamen was overleden, zijn gansche vermogen was
vermaakt, uit dankbaarheid voor de welwillendheid hem bij
het aansteken zijner pijp betoond
Te Chalons zijn eenige afdeelingen van de school van
kunsten en handwerken in opstand gekomen en hebben
zich gebaricadeerd in de slaapzalen, na alles wat maar in
hunne handen kwam, vernield te hebben. De prefect en
het openbaar ministerie, de kommanderende generaal en de
directeur der school hebben te vergeefs getracht de jeugdige
muitelingen tot onderwerping te brengen. Straf, aan enkelen
opgelegd, is de oorzaak van hun verzet. Thans zijn troepen
om de school gelegerd en heeft generaal Ragon besloten
het weerspannige volkje door den honger tot hun pligt te
brengen. Twee dagen reeds duurt dat zoo curieuse beleg.
Het wassen van 't water in het zuiden van Frankrijk
wekt ernstige bezorgdheid. Op vele plaatsen hebben reeds
overstroomingen plaats gehad en daar de stortregens aan
bonden, vreest men voor nog grooter verwoestingen. De
materiële schade aan de oevers van de Garonne moet reeds
aanzienlijk zijn. Gelukkig heeft men nog niet gehoord
van verlies van menschenlevens. Op vele plaatsen zijn
reeds militaire werklieden ter beschikking gesteld van de
autoriteit.
Uit Toulouse wordt nog gemeld, dat de hangende brug
van St. Pierre en verschillende bad- en waschinrigtingen
geheel vernield en weggesleurd zijn door den vloed. Het
water wast voortdurend en de regen houdt niet op met
stroomen neêr te vallen. De bewoners van de bedreigde
streken verhuizen met behulp van de militaire magt.
Een later berigt uit Toulouse luidt:
Het water heeft meer dan negen meters gestaan boven
het gewone peil. Er zijn reeds 120 lijken gevonden. Velen
zijn omgekomen in de overstroomde huizen.
Voor het hof van assises te Nimes is een vreeselijk
drama behandeld. Sedert jaren woonde te Beaucaire een
Spanjaard, Jime Sancho genaamd; hij oefende er het bedrijf
van voddenraper uit en had een sommetje van 8000 franken
bespaard. Met dit geld reisde hij met zijn vrouw naar zijne
geboorteplaats, Tarragona, om daar een klein eigendom te
koopen, dat vroeger aan zijne familie behoord had. Sancho
kon het echter met den eigenaar over den prijs niet eens
worden en naar Nimes terugkeerende, gaf hij het plan voor-
loopig op. In afwachting om zijn geld op voordeelige wijze
te plaatsen, verborg hij het in zijne woning.
Den 27sten Nov. nu van het vorige jaar kreeg hij
een bezoek van een landgenoot, José Vaque geheeten;
deze was in het bezit van een brief van Sancho's broeder,
die verlangde, dat hij wegens zaken van gewigt terstond
naar Marseille zou komen. Sancho ging onmiddellijk op
reis, Vaque als gast bij zijne vrouw achterlatende. Des
avonds van denzelfden dag ging Vaque een paar keeren uit
en 10 minuten nadat hij voor de tweede maal was tehuis
gekomen, werd er gebeld. Vrouw Sancho liep de trap af
doch alvorens zij de deur bereikt had, werd haar van ach
teren een dikke wollen deken over het hoofd geworpen.
Terzelfder tijd werd de deur geopend en een manspersoon
trad binnen. De nieuwgekomene wierp zich op de
ongelukkige vrouw en begon haar met een knuppel op het
hoofd te slaan. Voorts knevelden zij hun slagtoffer en
bonden het de handen met een touw, waarna zij de sleutels
uit hare zakken namen en de nieuwgekomene Vaque
in het Spaansch toevoegde: «Houd haar goed vast; ik
weet waar het verstoken is.» Men kan zich den doodsangst
der arme vrouw voorstellen, toen zij in dat geluid de stem
herkent van haars eclitgenoots eigen broeder, Francisco
Sancho y Caretta, dien zij in Spanje waande. Blijkbaar
was hij van hun gespaard geld bewust; want zij herinnerde
zich, dat hij haar, tijdens haar jongst verblijf in Spanje,
2000 fr. te leen gevraagd had en haar, omdat zij weigerde,
geslagen had. Zij begreep wat haar te wachten stond; slechts
één middel kon haar redden, namelijkzich stil te houden.
En hierin is zij op wonderbare wijze geslaagd. Terwijl
Vaque haar vasthield en Francisco het geld roofde uit de
lade, waar het geborgen was, kwam geen woord, geen
zucht over hare lippen, ofschoon zij ontzettend moet geleden
hebben. Eindelijk riep Sancho uit: «Zie zoo, we hebben
wat wij noodig hadden,» en een lang Catelaansch mes
grijpende, stak hij dit tot zesmalen toe in het ligchaam
zijner schoonzuster. In weerwil daarvan bleef de vrouw
hare rol met eene verbazende zelfbeheersching vervullen
men hoorde geen kreet, werd geen teeken van leven gewaar,
zelfs niet toen de schoonbroeder zijne hand op haar hart
legde en tot Vaque zeide: «zij is dood.»
De ellendelingen rolden het gewaande lijk in al het linnen,
dat zij konden vinden en verlieten in allerijl het huis.
Zoodra zij vertrokken waren, gelukte het der moedige
vrouw, hoewel zwak en hevig bloedende gelukkig was
echter geen enkele der zes tocgebragte steken doodelijk
zich met behulp harer tanden van het linnen en den wollen
deken te bevrijden. Zij begaf zich te bed en eerst den volgenden
morgen werd zij in deerniswaardigen toestand gevonden.
Nog denzelfden dag werden de moordenaars te Montpellier
gearresteerd. Tegen alle verwachting in is vrouw Sancho
hersteld en heeft voor het geregt zelve getuigenis afgelegd,
welke, naar zich laat denken, door het talrijke publiek met
de grootste spanning werd aangehoord. Sancho is ter dood
en Vaque tot levenslangen dwangarbeid veroordeeld.
Na afloop van het bezoek bij de Koningin, zeide de
Sultan van Zanzibar: «Ik heb nu met eigen oogen gezien,
waarnaar ik zoo lang verlangd had: H. M. de Koningin
van Engeland. Mijn vader, die tot de genade des gena-
digen ingegaan is, plagt ons dikwijls van Koningin Victoria
te spreken, maar hij stierf, zonder haar gezien te hebben.
Ik zal u nu vertellen, waarom ik zoo dikwijls zeide, dat
het toppunt mijner wenschen was, het aangezigt der Koningin
te zien. Dit was de reden: Ik heb in mijn tijd veel
Engelschen ontmoet, niet slechts van de oorlogsvloot en
het leger, maar ook kooplieden en reizigers en het trof
mij, dat zij van hunne heerscheres niet op deftige wijze,
zooals menschen van andere volken, maar met geestdrift
en liefde spraken. En zoo vergeleek ik haar in mijn geest met
dien magneetberg, waarvan in «de duizend en een nacht»
gesproken wordt, die de spijkers uit de wanden der voorbij
varende schepen trok. Zoo kwam het mij voor, dat de
harten der Engelschen, die ik tot nog toe ontmoette, als
door een magneet tot de Koningin aangetrokken werden.
Ik kom in Engeland en ik vind dezelfde hartelijke trouw
bij alle standen der bevolking. Gij zaagt onlangs al die dui
zenden opstaan, toen de muziek het lied der Koningin speelde.
Niemand beval hun op te staan; maar zij staan uit eigen
beweging op, uit liefde voor haar. En geen wonder, want
zij is waarlijk het middenpunt van al de heerlijkheid, al
de grootheid, al de rijkdom van dit magtige rijk. En
daarbij is zij eene vrouw. Lof zij den Schepper, die de
gaaf van heerschen en de eigenschappen, trouw en ver
knochtheid op te wekken, verleent wie hij wil! Ik dacht,
dat de hooge eer, het aangezigt der Koningin te zien, mij
zou overweldigen. Al de pracht, die haar omgaf, vervulde
mij inderdaad met verbazing. Maar in haar is de een
voudige hoogheid, die inneemt en niet in verwarring brengt.
Desniettemin was zij verheven in haar eenvoud en mijn
hart was geroerd, toen ik de twee Princessen, hare Koninklijke
dochters aan hare zijde zag en er aan dacht dat kaar
geliefde gemaal tot de genade Gods geroepen is. Moge
de groote God haar zegenen, haar en haar Koninklijke
nakomelingen en het volk, waarover zij heerscht. Ik kan
niet meer zeggen, want de woorden ontbreken mij, om uit
te drukken, wat mijn hart gevoelt. Duizendmaal zeg ik:
God zegene haar!»
Jl. Zondag waren 30 jaren verloopen sedert Koningin
Victoria de regering aanvaardde.
In het Lagerhuis is dezer dagen door eenige leden
de finantiële toestand van Turkije ter sprake gebragt. Zij
wilden gaarne van de regering weten, of de regering op
de eene of andere wijze iets zou kunnen doen om het wan
bestuur van Turkije tegen te gaan, daar dit zeer veront
rustend wordt voor de talrijke houders van Turksche fondsen
in Engeland. Namens de regering werd echter elke tus-
schenkomst in de Turksche aangelegenheden van de hand
gewezen. Wanneer men Turkije's toestand beschouwde sinds
Redshid-pacha zijn hervormingen begon, moest ieder opmer
ken hoezeer Turkije's toestand verbeterd was. Ofschoon alle
noodige hervormingen niet zijn ingevoerd, was dit niet de
schuld der Turksche staatslieden, maar der achterlijke mindere
beambten. Op alle aanmerking op Turkije's finantiëlen
toestand kon de regering alleen antwoorden, dat Turkije
nog nooit in gebreke was gebleven zijn schulden te betalen.
Een der leden, de heer Yorke, verhaalde wat de Sultan
met zijn 24 millioen gulden inkomen per jaar deed. Langs
den oever van den Bosphorus heeft hij een reeks paleizen,
van welke vele op de kostbaarste wijze versierd zijn. Het
dagelijksche diner van den Sultan, die altijd alleen eet,
bestaat uit 94 verschillende schotels, en tien keer per dag
wordt er bovendien een maal gereed gezet om hem te