Benoemingen, enz.
Buitenland.
Gemeenteraad van Texel.
Stoomvaart-Berig-ten.
Burgerlijke Stand. Gemeente Helder.
Beweging-en van Zr. Ms. schepen in Nederl.
Oost-Indië, dato 15 Mei 1875.
INGEZONDEN.
De rijkdom, die te Memphis gevoed werd door over-
vloedigen oorlogsbuit, bevorderde de weelde. Semieten,
Israëlieten, Phoeniciërs en Arabieren kwamen met groote
karavanen in de Egyptische hoofdstad handel drijven.
Yele kooplieden rigtten te Memphis, Thehe en in andere
steden handelshuizen op.
Met den toenemenden rijkdom verminderde de bedrijvig
heid en den arbeidslust der bezittenden. Op een papyrus in
het museum te Leiden leest men: «De liooge heeren zijn
bedekt met edelgesteenten en byssusgewaden, die fraai
bewerkt zijn; hun vrouwen bekommeren zich niet om het
huiswerk, maar liggen op hare divans en de mannen doen
hetzelfde.»
Een eerste gevolg van den afkeer van werken was het
houden van een groot aantal dienstboden en deze waren
moeijelijk te regeren. Behandelde men hen goed, dan
speelden zij den baas; hield men hen streng, dan spraken
zij kwaad van hunne meesters en zeiden, dat zij niet genoeg
te eten kregen. De aangehaalde papyrus zegt: «De
slavinnen zijn alle dapper met haar mond, maar de huis
vrouwen klagen en zeggen: O, wat een last zijn de dienst
boden En op een andere plaats wordt het huishouden
van een groot heer aldus geschilderd: «Gesneden lambri
sering en kostbaar houtwerk versieren de kamers. Zijn
bedienden zeggen: al te karig is het loon; hij geeft niet
genoeg om van rond te komen en hoe gemeen en smakeloos
is wat hij ons laat eten.»
Een ander gevolg van de toenemende weelde was de
demoralisatie der zamenleving, het verval van het familie
leven en de minachting van het huwelijk. De groote
heeren vonden smaak in de mooije en welgevormde Syrische
en Joodsche slavinnen, die zij op de markt konden koopen,
en zij bekommerden zich niet meer om hunne eigene
vrouwen. Onze schrijver zegt: «Goed, zilver en allerlei
sieraden worden verkwist aan den hals der slavinnen, ter
wijl de huisvrouwen klagen en zeggeno, hadden wij toch
maar genoeg te eten!» Op een andere plaats leest men:
«In zachte draagstoelen, waarin men de leden aangenaam
kan uitstrekken, laten zich de courtisanes ronddragen haar
hart is vrolijk en gejubel weerklinkt op haar wegen.»
De gevolgen bleven ook toen niet uit, want de ligtvaardige
schoonen maakten de schatten der grooten weg. (Utr.Dbl.)
Dezer dagen ontving iemand op het platteland van
België een brief, welke in 1851 uit Brussel afgezonden
en dus maar even vier en twintig jaren onderweg geweest
was. De brief had al dien tijd op het Brusselsch post
kantoor gelegen, waar hij gevallen was achter een kast,
waarop gewoonlijk de brieven uitgezocht worden.
Aan den heer P. van Heijnsbergen is op zijn verzoek eervol
ontslag verleend als isten luit. bij de dd. schutterij te Zaandam,
onder gehoudenheid tot het volbrengen van de op hein uit kracht
der wet nog rustende verpligting als gewoon lid der schutterij bij
de reserve, met al de gevolgen daaraan door de wet verbonden
en benoemd bij die schutterij tot lsten luit. de heer A. F. G.
Avis, thans 2de luit.tot 2den luit. de heer J. Doorn, thans serg.
De kapt,-luit. ter zee W. L. A. Gericke, officier-instructeur bij
het Kon. Instituut voor de Marine alhier, wordt, onder dankbe
tuiging voor zijne in die betrekking bewezen diensten, met den
laatsten dezer eervol ontheven en met den 1 Aug. a. s. gedetacheerd
bij het departement van Marine, ter waarneming der betrekking
van Inspecteur over de artillerie der Marine, in welke hoedanigheid
hij tevens deel uitmaakt van de commissie tot het examineren van
zee-officieren enz., ter vervanging van den luit. ter zee 1ste kl.
II. J. van der Mandele, die met eerstgemeld tijdstip eervol wordt
ontheven van de tijdelijke waarneming van genoemde betrekking
en alsnu toegevoegd aan den met dat detail belasten hoofdofficier,
terwijl de luit. ter zee 1ste kl. W. F. Blaauw, behoorende tot de
rol van het wachtschip alhier, met den 1 Aug. a. s. wordt geplaatst
als officier-instructeur bij het meergemeld Instituut.
De off. van gez. 2de kl. bij de Marine S. F. Kruijt wordt
met den 1 Aug. a. s. geplaatst bij het hospitaal der Marine alhier.
De off. van gez. 1ste kl. jhr. IJ. G. de Botte is van Utrecht
naar hier verplaatst om voor den tijd van 2 maanden de dienst
als eerstaanwezende waar te nemen bij de infirmerie.
Engeland,
De reis van den Prins van Wallis naar Indië geeft
den bladen in Engeland veel stof tot beschouwingen. Dat
van 150,000 p. st., die de reis kosten zal, 30,000 op het
budget van Indië zullen gebragt worden, wordt van liberale
zijde veelal afgekeurd, te meer nu de Indische begrooting
met een deficit sluit. Ook de Times zou het waardiger
geacht hebben, dat het Engelsche volk zich aan een betrek
kelijk zoo kleine som niet liet kennen.
Een stoomboot-maatschappij te Liverpool, die genood
zaakt was hare werven uit te breiden, kocht een stuk
grond, dat zij volstrekt noodig had, van eene dame, die
ongeveer vijftig jaar oud was. Zij eischte geen buiten
gewoon hooge som, maar bedong, dat zij, zoolang zij leefde,
het regt zou hebben gratis 1ste klasse te reizen op alle
booten der Maatschappij met eene jufvrouw van gezelschap.
Men maakte geen bezwaar dit toe te staan. Den volgenden
dag verkocht zij hare meubels, verhuurde haar cottage en
scheepte zich in op het eerste het beste stoomschip der
Maatschappij, dat op het punt stond te vertrekken, zonder
zelf te vragen waarheen het bestemd was.
Sedert heeft zij altijd rondgevaren, van de eene boot op
de andere overgaande en zonder een nacht aan wal door
te brengen, steeds eene of andere dame met zich rond-
voerende, die zij in de couranten opvraagt, haar eenige
vergoeding geeft en toestemt door te gaan voor hare
gezelschapsjufvrouw. Dit duurt nu al 20 jaren en men
berekent, dat zij 25,000 p. st. heeft overgelegd. De Maat
schappij heeft haar 20,000 p. st. geboden, als zij afstand
deed Van haar reisregt, maar zij weigert.
ÏSarah Chandler, een 13jarig meisje te Spalding, is
dezer 'öhgen wegens het plukken eener bloem, van eene
haar mét toebehoorende geranium-plant, veroordeeld tot 14
jiw
li'Jgh
ot oi.1
dagen gevangenisstraf en 4 jaren opsluiting in een ver
beterhuis.
Duitschland.
Volgens een correspondentie uit Varzin leidt Vorst
Bismarck een rustig leven. Hij ontvangt wel dagelijks met
den Berlijnschen post eene massa brieven en staatsstukken,
maar zijn zoon, die vroeger bij 't gezantschap te Munchen
werkte, helpt hem vlijtig en de zaken zijn spoedig
afgedaan. Bismarck legt zich zeer toe op de verbetering
van de vijf landgoederen, die tot Varzin behooren, en is
van top tot teen landjonker-heerboer. Van zijne tafel zijn
alle fijne spijzen verwijderd: de Vorst houdt zich aan den
eenvoudigsten kost. Vooral is hij zeer gesteld op zure melk,
maar zijn maag kan dit lievelingsgeregt slecht verdragen
en dat is op 't oogenblik de grootste grieve van den
ijzeren man.
Amerika
Den Amerikaanschen predikant Beecher, die door
den heer Tilton van onzedelijkheid beschuldigd is, wordt
door zijne gemeenteleden 't hoofd boven gehouden. De
Plymouth-Church, aan welker hoofd hij staat, heeft hem
een jaargeld van 100,000 dollars toegekend.
Vergadering van Vrijdag 9 Julij 1875.
Afwezig de heeren S. Keijser, W. Hillenius, P. Lnngeveld, H.
Bakker, A. Dros Az. en Jb. Vlaming, beide eersten met kennisgeving.
Na de opening der vergadering worden de notulen gelezen en
onveranderd goedgekeurd.
1. De Voorzitter brengt ter tafel eenige Provinciale Bladen,
welke na mededeeling, voor kennisgeving worden aangenomen.
2. Wordt mededeeling gedaan dat het besluit der geldleening,
ad f 9200, goedgekeurd van hh. Gedeputeerde Staten is terug
ontvangen.
3. De Voorzitter doet namens het Dagelijksch Bestuur berigt,
dat het om verschillende redenen noodzakelijk is, eene tijdelijke
geldleening te sluiten. Hij brengt daartoe ter tafel een concept
besluit. hetwelk wordt goedgekeurd.
4. Wordt berigt gedaan dat het besluit tot in erfpacht geven
van grond aan de haven nabij het Oudeschild, aan P. M. de
Waard, door hh. Gedep. Staten goedgekeurd is terug ontvangen.
5. Wordt voorlezing gedaan van het proces-verbaal van opname
der boeken en kas van den gemeente-ontvanger. Aangenomen voor
kennisgeving.
6. Door den Voorzitter wordt ter tafel gebragt de staat van af-
en overschrijvingen en die der betalingen gedaan uit den post van
onvoorziene uitgaven over de dienst van 1874. Beide stukken
worden na geheele mededeeling goedgekeurd, en zullen ten fine
van goedkeuring aan hh. Gedeputeerde Staten worden toegezonden.
7. De Voorzitter brengt ter tafel het ter vorige vergadering
aangehouden tarief voor de te heffen begrafenisregten, op de nieuwe
algemeene begraafplaats, waarin door het Dagelijksch Bestuur eenige
wijzigingen zijn gebragt. Na mededeeling van de daarin gebragte
veranderingen wordt hetzelve vastgesteld, om ten fine van goed
keuring van hh. Gedeputeerde Staten in te zenden.
8. Wordt ter tafel gebragt een staat van achterstallige posten
iu den Iloofdelijken Omslag en Hondenbelasting over 1874, welke
stukken na mededeeling aan den gemeente-ontvanger, ter verdere
vervolging zijn gerenvoyeerd.
9. Namens het Dagelijksch Bestuur brengt de Voorzitter eene
schetsteekening voor de te bouwen school te Eijerland ter tafel,
en deelt hij aan de vergadering mede dat de noodige stukken
voor die zaak worden in gereedheid gebragt. Voor kennisgeving
aangenomen.
Niets meerder te behandelen zijnde, wordt de vergadering
gesloten.
De Voorwaarts kwam den 12 dezer 's morgens om half drie
ure te Southampton.
De Sumatra, van Batavia naar hier, is den 8 dezer te Suez
aangekomen.
De P. Caland is 10 dezer van Botterdam te New-York gearri
veerd 12 dagen reis van Vlissingen.
De Maas vertrok den 10 dezer van Maassluis naar New-York.
Opa-ave van af Zaturdag middag tot Dingsdag middag.
ONDEBTBOUWD en GETROUWD: Geene.
BEVALLEN: E. Listelle, geb. Duij vetter, 2 (D.). G.M. Mahieu,
geb. Cornelisse, (D.). A. W. Wildenberg, geb. Tongerloo, (Z
OVERLEDEN M. Blokziel, geb. Zussen, 76 jaren. A. Gersen,
geb. Menken, 28 jaren. Levenloos aangegeven 2.
Vau Speyk, kapt. W. F. L. de Vriese, Prinses Araelia, kapt. J.
K, van de Kruysse Pilaar en roeikanouneerboot No. 14, luit. 2de
kl. G. II. van Steijn, wachtschepen te Batavia, Soerabaija en Sama-
rang. - Bali, luit. 1ste kl. G. Doorman, gest. in de wateren van
Meuado, en bekruist ook de Moluksclie wateren. - Onrust I, luit.
1ste kl. N. A. de Vries, gest. in de W.-afd. van Borneo.-Banca,
luit. 1ste kl. 1). G. E. Wolterbeek Muller, gest. in de wateren
van Celebes.-Admiraal van Kinsbergen, luit. 1ste kl. H. P. König,
gest. in de Z O-afd. van Borueo. - Hydrograaf, luit. 1ste kl. jhr.
T. E. de Brauw, ligt te Batavia, vertrekt binnen weinige dagen
naar het terrein der opname te Billiton. - Zeeland, luit. 1ste kl.
L. A. Dittlof Tjassens, wordt te Onrust ingerigt voor wachtschip.
- Schouwen, luit. Jste kl. J. P. Mercier, wordt gerepareerd te
Onrust. - Soerabaija, kapt.-luit. C. P. van der Star, ligt te Soerabaija
in reparatie. - Banda, luit. 1ste kl. J. G. J. Spanjaard, ligt te
Onrust in reparatie. Borneo, luit. 1ste kl. C. F. T. van Woelderen,
wordt gerepareerd te Soerabaija. - Metalen Kruis, kapt. H. B. Kip;
Citadel van Antwerpen, kapt.-luit. W. II. F. van Oordt; Vice-
Admiraal Koopman, kapt.-luit. E. J. van der Sleyden; Watergeus,
kapt.-luit. W. F. MeijenBommelerwaard, luit. 1ste kl. J. II.
Haakman; Sambas, luit. lstekl. L. G. C. van VVachendorff van Rijn;
Amboina, luit. lste kl. jhr. A. F. Meijer; Deli, luit. lste kl. D.
G. Brand; Aart van Nes, luit. lste kl. A. J. Dumont; Riouw,
luit. lste kl. J. C. de Ruijter de Wildt; Pontianak, luit. lste kl.
J. II. Commijs; Baudjermassiug, luit. lste kl. E. L. Ehnle; Palem-
bang, luit. lste kl. C. ten Bosch; Timor, luit. lste kl. C. H.
Bogaert; Sumatra, luit. lste kl. P. Swaanblokkeren alle 15 Atsjin.
Mijnheer de Redacteur!
Wil u voor 't onderstaande een plaatsje beschikbaar stellen in
uwe courant. Ge zult er mede verpligten, Uw Dienaar
GUFO.
Aan den Welcerw. heer de Visser!
Ge schijnt 't maar niet te kunnen verkroppen, dat ge zoo'n mal
figuur hebt gemaakt door uw etymologische studie oyer 't woord
Gufo; ten minste, ge komt er in uw laatste schrijven op terug.
Doch, wat hadt ge er mede te maken uit welke taal 'k m'n pseu
doniem nam! En nu ge de beteekenis weet, zijt ge nog niet
tevreden, maar gist naar de bedoeling door uw vermoeden ten
beste te geven. Hoewel de lezers niet naar uw vermoeden aan
gaande mij vragen, en voorzeker ook niet naar m'n bedoeling en
aanleiding tot de keuze van m'n subscriptie, wil 'k, om u verdere
moeite en hoofdbrekens te sparen, die wel zeggen, 'k Las „Adela's
boek" (1) ter plaatse waar eenige Golen-priesters bij Nyhellennia
komen en tot haar zeggen: „maar zeg ons, wat is de bedoeling
van den nachtuil, die altijd boven uw hoofd zit; is dat lichtschuwe
dier soms liet teeken van uw helder zien?" „Neen," antwoordde
Hellenia, „hij helpt mij herinneren, dat er een slag van menscheu
over de aarde omdwaalt, dat even gelijk hij in kerken en holen
huist, die in duister omwroeten, doch niet als hij, om ons van
muizen en andere plagen te bevrijden, maar om ranken te verzinnen,
aan andere menschen hunne wetenschap te ontrooven, opdat zij hen
des te beter mogen vatten, om er slaven van te maken." Zoo
sprak de bewaarster van Frya's tex. Zie, dat, vond ik mooi. Is
't niet naar uw smaak, behelp u dau met uw eigen woord: de
gustibus non est disputandum, dat afgezaagde onzin bevat. (2)
Nu wil 'k me hierdoor niet op een lijn stellen met de eerwaarde
burgtmaagd, wier woord ny en hel was, vooral niet nadat uw
„geletterden" hebben verklaard dat m'n stijl onbegrijpelijk voor
hen is, eene omstandigheid, waarover veel lezers, leeken op letter
kundig gebied, niet geklaagd hebben, 'k Zal me hierover troosten
met 't schoone woord: „'t Is den wijzen en verstandigen (gelet
terden?) verborgen, en den kinderkens geopenbaard."
Nu genoeg over 't woord: gufo; nog een paar ophelderingen
en 'k ben, waar 'k moest zijn, bij de onderwijs-kwestie.
Ge hebt 't Woordenboek der Nederlandsche Taal geen steek
gegeven, zegt ge? Er stond„het prachtig en kolossaal, doch
al te traag uitkomend enz. Welnu, is al te traag misschien een
lofrede, een prijsje bij u, voor mij ligt 't idee van een standje,
van een scherpe zet, van een steek er in. Nu ja, zult ge zeggen:
de gustibus etc.
Nog eens nobel't was 'n dies fatalis, toen ge 't tegen me
gebruiktet. 'k Herhaal wat 'k gezegd heb (ditmaal wordt de stout
heid bedreven door een bekende): Een zin uit z'n verband rukken,
of er woorden uit voorstellen als gezegd door een spreker (mr.
Kappeyne) is op z'n zachtst niet nobel, indien ge de regtvaardiging
er van, door den spreker zelve aangevoerd, verzwijgt. Of „minder
heid onderdrukken" ooit regtvaardig kan zijn, of dit ooit moet
geschieden? Zeker, zeer zeker. Het uitroeijen van ongedierte, het
dooden van een dollen hond, het onteigenen van landerijen en
huizen (al is men cr nog zoo sterk aan gehecht) bij 't aanleggen
van spoorwegen, enz., enz. zijn hiervoor bewijzen. Of wilt ge
een bewijs uit de geschiedenis van ons volk: 't Was den I Nov.
1570. De zee beukte de kust van Friesland en Groningen en
deed dijk en sluis bezwijken. Ongeveer 20 duizend menschen
verdrinken, en honderden zien de doodsure nabij. Wie redt?
Caspar Robles, heer van Billy, door Alva stadhouder van Friesland
enz., geholpen door z'n onderbevelhebbers en schuitenvoerders.
De eerste nood is geweken. Op Robles' voorspraak geeft Alva
de noordelijke provinciën vrijheid van belasting voor één jaar.
Doch een volgend jaar kan er weer overstrooming komen. De
dijken moeten hersteld en nieuwe moeien aangelegd. De eigenaars
der nabijgelegen landen moeten bijdragen tot dekking der onkosten,
doch zij weigeren op grond van hunne voorregten en brieven van
vrijdom. Dit baatte hun weinig (de minderheid werd onderdrukt
„Brengt uw brieven, en houdt er de zee mee tegen, kan dat niet,
zoo zult ge mededijken," zegt Robles, en laat galgen oprigten
(dat doet mr. Kappeyne niet). En toen 't land beveiligd was, en
de zee vergeefs beukte en rammeide, toen prees men Robles als
de weldoener; toen werd de „Steencn man" op den zeedijk bij
Harlingen opgerigt. Dat was voor 'n Spanjaard door ons voor
geslacht! En 't vreemdst was, mijnheer! dat de „onderdrukte
minderheid" vau 1570 geen eerlijke of oneerlijke middelen aan
wendde, om 't gewrocht der verdrukking te slopen. Dat hadt gij
haar niet ten kwade geduid, zoo die partij daarmede begonnen
ware. ,,'t Aanleggen van den dijk was een goed werk," zult ge
tegenwerpen, „doch de schoolwet van 1857 niet." Yoor dit laatste,
bewijs! Noem op, waarin de wet te kort schoot, waarin zij mis
tastte. Geen redeneringen in 't algemeen, bepaalde gevallennoem
die ra'nheer! en ge zijt de eerste, die 't doet; noch dr. Kuyper,
noch iemand uwer partij heeft 't gedaan, volledig, geheel.
Drie punten van beschuldiging hebben we gehoord:
1. „de godsdienst is uit de scholen verdwenen." 'k Heb dit
juist genoemd en noodzakelijk, in zooverre godsdienst en dogmatiek,
identisch zijn; doch 'k heb 't ontkend, ten stelligste onkend,
indien: waarheidsliefde, pligtsbetrachting, arbeidzaamheid, wel
dadigheid, enz., deugden zijn; indien opleiding tot al wat goed
en schoon is en welluidt, niet buiten godsdienst, niet in strijd
daarmede erkend wordt.
2. „de geschiedenis komt niet tot haar regt op de openbare
school." Ge geeft een woord van Prins Willem I, waaruit zijn
vertrouwen op God blijkt, en tevens dat hij van hem verlossing en
ontzet verwacht. Ge doet 't voorkomen alsof de openbare school dat
moet verzwijgen. Leugen; laster! Ziehier een aanhaling uit een
schoolboekje van de openbare school: In een brief aan zijn broeder
Jan schreef hij Willem I) kort na dit ongeval ('t sneuvelen van
z'n broeders Lodewijk en Hendrik): „Niets had mij droeviger
kunnen overkomen, en toch moeten wij ons altijd schikken in den
wille Gods, en in aanmerking nemen dat Zijne Voorzienigheid
niets doen zal dan hetgene tot Zegen van Zijn volk zal strekken,
ook al schijnt het der wereld onmogelijk. En al kwamen wij ook
alle te sterven, en al wierd dit arme volk geheel vermoord en
verjaagd, behooren wij toch de verzekering te behouden, dat God
de zijnen niet verlaat." (3)
Dat 'k deze aanhaling in m'n voorgaand artikel heb weggelaten,
strekt niet tot uw verontschuldiging. Ge hadt dit moeten weten,
gij, die de openbare school aanrandt en veroordeelt!
3. Nog eens: „de geschiedenis komt niet tot haar regt!" Ge
zegt, dat de openbare school niet neutraal blijft indien zij vertelt,
hoe Filips de regten onzer voorouders verkortte, „regten in 1555
te Brussel aan de hand van zijn keizerlijken vader bezworen." Maak
't der door dik en dun mee modderende goê-gemeente wijs,
m'nheer! dat de neutrale onderwijzer in de Nederlandsche geschie
denis de regten en pligten van 't Nederlandsche volk niet aan
roeren mag; dat hij den vorst niet schetsen mag, hetzij Karei, den
Duitschcn Keizer, hetzij Filips, den Spaanschen monarch, hetzij
Lodewijk, den Franschen vorst, hoe en waar deze de regten en
wetten van 't voorgeslacht aantastenWien zal hij kwetsen,
zoo hij de geschiedenis vertelt, zooals zij heeft plaats gehad,