Benoeming-en, enz.
Frankrijk.
p. m. f 400. Beiden bleven bij elkander, verdronken en
verbrasten veel geld, kochten een gouden ketting, zd-
veren horlogie en andere voorwerpen van weelde, benevens
een lakensch pak. 's Avonds werd dit in een der dans
huizen op den Zeedijk met de oude kleeren verwisseld.
De politie, van den diefstal onderrigt, kreeg berigt, dat
twee jonge personen met veel geld op zak in dat danshuis
geweest waren. Zij ging daarheen, vond de kleeren en
in een der zakken een kwitantie betreffende [een verkochten
ketting. Nu werden meer danshuizen bezocht, en wer
kelijk kwam de politie in een, waar twee jongelui ver
toefden. Onmiddellijk werden zij opgezocht; de naam,
op de kwitantie vermeld, was die van een hunner, bij
wien ook veel geld werd gevonden, en de inhechtenis
neming van beiden had terstond plaats. De derde persoon,
die op wacht had gestaan, werd een paar dagen later aan
gehouden. De twee eerste besch. bekenden het hun ten
laste gelegde: de derde beweerde echter niet geweten te
hebben dat het geld gestolen was; zijn makker had hem
van vinden gesproken. Van de f 1230 werden bij den
eersten en derden besch. te zamen nog gevonden f 543,75
de tweede had niets meer; f 100 had hij aan een persoon,
die dit echter ontkende, in bewaring gegeven, en het
overige te Leiden verteerd. Het O. M. bij monde van
mr. Op ten Noort, achtte de schuld der beklaagden wettig
en overtuigend bewezen, en eischte een cellulaire gevan
genisstraf gedurende 18 maanden. De regtbank verminderde
dien eisch tot 15 maanden celstraf. (N. v. d. D.)
Jl. Zondag middag, bij het uitgaan der R. C. kerk
te Overveen, is een groot ongeluk gebeurd. Drie huzaren,
naar men zegt in beschonken staat verkeerende, redei; vijf
officierspaarden af, en wel in zoo dollen vaart dat vrouw
Heeremans, aldaar woonachtig, door een paard dat achteruit
sloeg een slag tegen het hoofd kreeg en eenige oogen-
blikken daarna in een' huis, waarheen zij was gebragt,
overleednog een vrouw die met haar werd omver geworpen
kreeg verwondingen. De burgemeester en rijksveldwaeht
waren spoedig ter plaatse van het onheil, weldra verscheen
ook de officier van justitie bij de Haarlemsche regtbank.
Onmiddelijk is proces-verbaal opgemaakt. De huzaar is
naar Haarlem overgebragt. (Amst. Crt.)
Jl. Zaturdag is te Rotterdam, onder het houden van
parade, de gouden medaille ter halve grootte, met de daaraan
verbonden gratificatie van f 50, uitgereikt aan den sergeant
Vuurpijl en den korporaal de Heer, alsmede de zilveren
medaille aan den marinier Nekema en de bronzen medaille
aan de mariniers Legerhoek, v. d. Putten en Kemper, allen
van het garnizoen aldaar.
Te Tiel was de woning van de heer H., griffier van
het kantongeregt, onbeheerd gelaten. Eene vrouw, belast
toezicht te houden op vogels en bloemen, vond dezer
dagen, in het huis komende, alles ten onderste boven.
Gebroken glazen, leege flesschen, stnkgesneden behangsels
enz., vertoonden zich aan haar oog. Van een en ander
werd aan de politie aangifte gedaan. Tengevolge daarvan
zijn vier jongens, van 914 jaren, waarvan één reeds
vroeger met de justitie kennis maakte, in hechtenis genomen.
De daders hebben bekeud.
Een voorval, dat onder onze financiemannen opzien
heeft verwekt het besluit van de effectensocieteit ten
opzigte van de Financier, om nl. voor het abonnement op
dat blad te bedanken deed onlangs den schrijver van
een ingezonden artikel in de Gron. Crt. vragen, of de
oneerlijke manoeuvres van sommige beursmannen en beurs-
bladen niet gestraft behoorden te worden. Bedoelde schrijver
wees daarbij op art. 419 en 421 van den Code Penal,
waarbij de «bedriegelijke wegen en middelen,» waarmede
men effecten opdrijft of doet dalen, en dergelijke afkeurens
waardige kunsten en handgrepen van speculanten worden
strafbaar gesteld. De wet is erbehoort zij niet te worden
toegepast?
De Kapitalist antwoordt daarop«Het beroep van dien
inzender op de strafwet zal blijken volkomen ijdel te zijn.
Immers art. 419 en 421 van den Code Pénal worden dage
lijks en in het publiek overtreden, zonder dat daarin ooit
aanleiding is gevonden om eene vervolging in te stellen.
Bedenken wij, dat deze artikelen gedurende deze eeuw
regtskracht hadden, dat elk geoefend beursoog zien kan,
dat zij dagelijks en in het publiek worden overtreden, zonder
ooit toegepast te worden, dan moeten wij die bepalingen
wel rangschikken onder de figuranten, die soms misdaden
ongestraft laten, die moreel met «diefstal bij nacht in een
bewoond huis met buiten- en binnenbraak» gelijk gesteld
kunnen worden.
Die verklaring van een finantiëel blad heeft hare waarde.
Met zoovele woorden zegt de Kapitalist, dat in den effecten-
hoek dagelijks de schandelijkste manoeuvres worden uitge
voerd, manoeuvres, die met den ergsten diefstal op eene
-lijn staan en dat zij ongestraft blijven. Waarom?
Waarschijnlijk, omdat het aantal der heeren dieven te
groot is. Het is dus nog waar in Nederland, dat men de
kleine dieven opknoopt kunnen wij niet zeggen na de
afschaffing der doodstraf maar dat men ze ten minste
straft, terwijl men de groote laat loopen?
Deze misdrijven zijn usance geworden. Men is er aan
gewoon, en de strafwet?
De effectenhoek lacht met de strafwet. Honderden
kunnen ongelukkig worden door eene beursmanoeuvrekleine
kapitalen met vlijt en zuinigheid bijeengebragt, zijn in'eenige
dagen niet meer dan voddig scheurpapier; oude lieden worden
beroofd van 't weinige, dat zij hadden opgespaard voor
den kwaden dag en zoo veilig in effecten meenden belegd
te hebbenweduwen en weezen worden opgeofferd aan de
schandelijke geldzucht van eenen pilaar der beurs.
Maar deze pilaar blijft onverwrikt. De groote effectenman,
die met eene handigheid eene zee van jammeren uitstortte
over zoovele hoofden, blijft even groot. Neen! hij wordt
nog grooter, want bij deze speculatie is zijne handigheid
weer schitterend gebleken.
De kleine appeldief is strafbaar; zeer strafbaar is de
arme drommel, die een tweecents broodje uit een bakkers
winkel kaaptde geheele wereld heeft een heiligen afschuw
van den gemeenen dief en de justitie bergt hem, gelijk I
humoristische dagblad-correspondenten zeggen, zon spoedig
mogelijk in «bet pakhuis van Tbemis.» Maar de speculant j
blijft een groot heer. Hij is misschien ook zeer deugdzaam
verontwaardigd, als hij van den man hoort, die wegens een
«diefstal met inbraak» tot zooveel jaren tuchthuisstraf is
veroordeeld en hij zou in staat zijn den man een proces
aan te doen wegens hoon en laster tegelijk, die hem durfde
toevoegen«gij zijt slechter dan deze.»
Of neen, hij zou het waarschijnlijk toch niet doen.
De lieden van zijne soort hebben een olifantshuid en de
onbeschaamdheid van zekere spreekwoordelijk geworden
dames is maagdelijke schuchterheid bij de hunne vergeleken.
Wie finantiële bladen leest, weet dat. Daarin worden op
den man af beschuldigingen ter neer geschreven, die geen
man, wiens eergevoel nog niet totaal versleten is, die maar
naauwelijks eerlijk man kan heeten, zich zou laten zeggen.
De speculant echter legt het lastige blad ter zijde.
Misschien zal hij eens overwegen, of hij tegen grof geld
niet een letterkundigen vechtersbaas kan vinden, die het
durft opnemen tegen den lastigen schrijver.
En daar blijft het bij.
Deze dingen zijn eene schande voor onze natie. (Gr. Crt).
Bij het derailleeren van twee spoorwagens tusschen
HoogezandSappemeer en Zuidbroek hebben 3 dames vrij
ernstige kneuzingen bekomen; een dezer, ruim 70 jaar oud,
is zelfs belangrijk verwond.
Door den heer R. J. C. van der Meulen te Venlo
is een veiligheidsbrander uitgevonden voor petroleumlampen,
waardoor het groote gevaar, waarmede het gebruik dezer
lampen steeds gepaard gaat, schijnt weggenomen. De
brander toch is zoodanig ingerigt, dat zoodra de lamp bij,
eventueel omvallen, onverschillig in welke rigting, onder
zekere helling is gekomen, of wel als zij een schok ontvangt,
de vlam plotseling wordt uitgedoofd. Ook bij de staande
lamp kan men de inrigting tot uitdooven doen werken,
waardoor het steeds gevaarlijke uitblazen der vlam of
omlaagdraaijen der pit vermeden wordt.
Een landbouwer reed op een Zaturdag met zijn dochter
naar de stad. Op hun terugtogt schrikte het paard en
alles geraakte in het water. Wel liep alles zonder
ongelukken af, maar dochter en vader stonden met een
nat pak, te klappertanden van de kou. Men had vele bood
schappen uit de stad medegebragt, maar naar men meende,
alles weder op den wagen gekregen. Het berigt van het
ongeluk was reeds lang voor hunne aankomst in 't dorp
bekend, en ook de vrouw van den drenkeling was ingelicht.
In plaats van deelneming met hare dierbaren te toonen
vliegt deze Xantippe dadelijk naar den wagen, haalt de
boodschappen er af, en vraagt: waar is nu de zak zout?
Ja, deze was niet opgevischt. De man moest met zijn
natte pak eerst den zak nog uit de sloot gaan halen. Dat
deze er ledig uit kwam begrijpt men: Ziedaar de naauw-
lettende zorg eener knappe huismoeder.
Het schijnt zegt de Maasbode dat er te 's Hage
een urinoir-pligt bestaat. De kantonregter aldaar heeft
namelijk iemand veroordeeld «voor het niet gebruik maken
van een urinoir.»
- Uit de Haagsche Courant van Zaturdag den lsten
Augustus 1796:
Onder medewerking van 's Hemels Zegen, kunde
des vroedmeesters en voorspoedig^omstandigheden, gepaard
bij de grootste presentie van Geest, waarin mijne geliefde
wederhelft Jeannette Wardenier zig bevond, verloste zij
heden morgen om 8 uuren zeer gelukkig en na korte
tusschenpoozingen, voorspoedig van v ij f Welgeschapen
zoonen. In vertrouwen dat mijn billijke blijdschap, in
deeze zeldzame gebeurtenis door mijne vrienden en bekenden
met deelneming zal worden gestaafd, agtte ik mij verplicht
Henlieden op deeze thans gebruikelijke wijze daarvan ken-
nisse te geven. A. Smak,
Dordrecht, Eerste Plaatsvervanger wegens
den 4 Augustus, 't District Strijen ter Na-
Het tweede jaar der tionale Vergadering.
Bataafsche Vrijheid.
Een Europeaan onder de Australische wilden
Aan de Londensche Times zijn door twee Australische
correspondenten belangrijke bijzonderheden medegedeeld
omtrent een Europeaan, die zeventien jaren achtereen
onder een wilden volksstam op een der eilanden van den
Australischen Archipel heeft doorgebragt. Den 11 April
van dit jaar ankerde het schoonerschip John Bell te Night-
eiland, een klein eiland ten noord-oosten van Queensland,
waarheen booten van het schip werden afgezonden om water
te halen. De matrozen vonden er een troep zwarte
inlanders, waaronder zich een blanke bevond, die evenals
de zwarten volkomen naakt was en zich geheel als deze
gedroeg. De matrozen wisten hem tegen zijnen wil in de
boot te lokken en mede te voeren. De John Bell bragt
hare vondst naar Somerset, de nederzetting op Kaap Yorke,
alwaar hij gekleed en verzorgd werd. Het bleek spoedig,
dat hij een Franschman was en zijnen naam, Narcisse
Pierrc Pelletier, vrij goed schrijven kon. Met verbazenden
spoed leerde hij het Fransch, dat hij geheel vergeten was,
weder aan, maar even snel vergat hij ook de taal der
wilden, waarvan men echter een honderdtal woorden
opteekende. Het lezen, dat hij goed gekend had, leerde
hij niet dan met moeite weder aan.
Op zijn twaalfde jaar was Narcisse Pelletier, zoon van
een schoenmaker uit de Vendée, als kajuitsjongen met
de St. Paul van Bordeaux uitgezeild. Het schip was in
1858 uit China naar Australië gezeild, maar had schipbreuk
geleden. Narcisse had met een deel der bemanning eenigen
tijd rondgezworven; men had water gevonden, dat echter
door zijne makkers was opgedronken, die daarna Narcisse
uitgeput hadden achtergelaten. Hij was door wilden
gevonden en liefderijk verpleegd, en hij had deze sedert
niet verlaten.
De aanteekeningen, sedert het aan boord nemen van
Narcisse gehouden, melden de volgende bijzonderheden.
Narcisse Pelletier is een klein, stevig en vlug man, zijne
kleur is levendig rood gevernist, als uitwerking van de
zon. Hij toont eenige lijnen van insnijdingen op de borst,
volgens de gewoonte der zwarten onder welke hij leefde,
alsmede op de armen. Deze insnijdingen werden met stukken
glas van gebroken flesschen, door schepelingen weggeworpen,
in het ligchaam gereten, en de zijden der wond werden
alsdan gedurig te zamen geperst, zoodat zij aaneengroeijende,
eene verhevenheid vormen. De ooren van Narcisse waren
doorboord en verlengd door het dragen van stukken hout;
sommige zwarten hadden zoodoende eene verlenging van
de ooren tot op den schouder bewerkt. Ook de neus van
Pelletier was doorboord en droeg eene schulp. Gedurende
den eersten tijd van zijn verblijf gevoelde hij zich zeer
ellendig, doch hij gewende langzaam aan zijnen toestand.
Hij had geen middelen om het eiland te verlaten en hoewel
hij dikwijls schepen voorbij zag varen, zoo vergunden de
zwarten hem nooit aan het strand te komen en werd hij
naar het binnenland gezonden terwijl zij zich aan boord
van het schip begaven. Hoe het kwam dat hij met hen
naar het strand ging toen de John Bell het eiland aandeed,
blijkt niet. Gedurende korten tijd na zijne opname in
genoemd schip viel het hem moeijelijk zich Fransche woor
den te herinneren, doch de snelheid waarmede hem vervol
gens de eene Fransche uitdrukking na de andere voor
den geest kwam was verwonderlijk. Ook het lezen en
schrijven had hij niet vergeten, hoewel dit geheel
onbeoefend was gebleven gedurende zijn 17—jaric verblijf
op het eiland. Vi elligt, zegt het verhaal, had hij zelfs
vergeten dat hij kon lezen en schrijven. Hij kon nu tot
100 tellen, doch bleef bij de eerste poging tot 80 en sprong
van 79 op 100. De zwarten, zeide hij, wisten niet verdek
te tellen dan tot 10 en doen dit door op verschillende
deelen van het ligchaam te wijzen.
De naam van den stam waaronder hij leefde is Macadama.
Er bestaan geen rangen of opperhoofden onder die lieden.
Al de mannen staan gelijk en vechten gewoonlijk om het
bezit van drie of vier vrouwen per hoofd. Indien eene
vrouw den man niet langer behaagt, dan wordt zij een
voudig met een speer doorstoken. Er zijn namen voor
familiebetrekkingen van mannen, alsvader, broeder, zoon
doch niet voor die van vrouwen, voor welke slechts één
naam, t. w. «beyc.heynumma,» bestaat. Geen de minste
zweem van godsdienst, of indrukken, daarmede in verband
staande, is te vinden onder de Macadamas. Zij omwinden
hunne dooden met koorden, gelijk mummiën, en stellen ze
alsdan bloot aan den invloed der zon tusschen twee
boomtakken of op ruw opgeslagen planken. Pelletier zegt,
dat onder den stam een oude blanke man leefde, doch die,
na vele jaren verblijf, verdronk terwijl hij vischte.
De luit. ter zee ]ste kl. F. K. Engelbrecht, behoorende tot de
rol van het wachtschip alhier en als commandant gedetacheerd aan
boord van de stoomkanonneerboot Ever, wordt met den laatsten
dezer, tengevolge der buitendienststelling van dien bodem, op
non-activiteit gesteld.
De off. van gez. 1ste kl. H. J. Nieuwkerk, laatst behoord heb
bende tot het escader in Oost-Indië en vandaar den 16 dezer in
Nederland teruggekomen, wordt met dien datum op non-activiteit
gesteld.
STATEN-GENERAAL.
Tweede Kamer.
Aan de memorie van toelichting, gevoegd bij bet ontwerp tot
aanleg van staatsspoorwegen, ontleenen wij het volgende:
Bestuurders der Hollandsche IJzeren Spoorweg-Maatschappij
hebben hunne medewerking toegezegd voor de exploitatie van een
spoorweg van Zaandam langs Pui-merend en Hoorn naar Enkhuizen,
waarvan de regering den aanleg wenscht voor te stellen, en zijn
bereid die medewerking te verleenen tot nog grootere uitbreiding
van de taak der maatschappij, yidien de exploitatie op voor de
maatschappij meer aannemelijke voorwaarden dan volgens de
bestainde concessie geregeld wordt. Omtrent de grondslagen voor
eene gewijzigde regeling is reeds overeenstemming met de bestuurders
verkregen, zoodat vermoedelijk deswege spoedig zal kunnen worden
overeengekomen.
B u i t© ra I a n d.
Athanase Coquerel (de zoon) is overleden.
Niet alleen Engeland, Duitschland, Hongarije en ons
land hebben in de laatste dagen te lijden gehad van hevige
stortregens, die, behalve in ons land, zeer groote materiële
schade aanbragten en dikwijls ook door indirecte gevolgen
menschenlevens medesleeptenmaar ook weder verschillende
streken van Frankrijk werden geteisterd door zware regens
en stormen, die de rivieren buiten hare oevers deden treden.
Maandag leed o. a. de stad Belbec in Seine-Inférieure door
een geduchten storm, vergezeld van een wolkbreuk. Een
groot aantal huizen werd overstroomd door het water, dat
de straten tot stroomen had gemaakt. Te Saint-Etienne
ontlastte zich dien dag eveneens een onweersbui, die den
regen in digte stroomen deed nedervallenhagel vergezelde
hem. Te Vabenoite vooral rigtte de hagelslag groote ver
woestingen aan. Hier werd opgemerkt, dat de hagelkorrel
een eigenaardigen vorm had, namelijk een der vlakken had
een scherpe punt. Gelukkig dat de regen de kracht er
van zeer verminderde.
Sedert eenigen tijd schijnt te Parijs een internationaal
concours van pick-pockets te worden gehouden. De politie
maakte in de laatste dagen kennis met Belgen, Engelschen,
Duitschers, Italianen en Amerikanen. Nu onlangs was het
weer een Rus, die in zijn bedrijf gestoord werd en jl. Zondag
werd een Spaansche pur sang op heeterdaad betrapt, wier
hoog adellijke naam Maria del Carm n Parrès, aan een
der edelste geslachten van Grenada toebehoort.
Zij had zich op een der pleinen van de portemonaie van
zekere jufvrouw Fmeester gemaakt, maar de zak van
de japon wat naauw zijnde, kon de diefegge de hand
moeijelijk terughalen De jufvrouw, die de beweging
voelde, was niet gemakkelijk van aard, maar gaf aan de
Spaansche eerst een duchtige oorveeg alvorens haar aan
de politie te gunnen.