Benoemingen, enz.
B u ite n 1 a n d.
Frankrijk.
vermindering der ongelijkheid van den weerpligt is in
ras opkomen hier, is opgekomen schier overal elders in
Europa. De afkoop daarentegen, beginselloos en onzedelijk
zijnde, daalt snel af en moet te gronde gaan, hetzij door
eigene beweging, hetzij door dwang. Is eigene beweging
niet verre te te verkiezen? Wie zal het durven loochenen?
Die beweging te bevorderen nu, is de zaak van het Bond.
Bij deze aanbieding van onze eerste lijst, die weldra door
eene tweede en, zoo ik vertrouw, door andere zal worden
gevolgd, neem ik de vrijheid, hen, wier hart sprak, te ver
zoeken, het Bond te sterken door het inzenden en het
werven van adhaesiën, door woord en door daad. Predikt,
predikt, predikt, maakt propaganda, onophoudelijk!
Niemand is er, die niet eene enkele vonk heeft van
het heilige vuur. De roeping van het Bond is, al die
vonken zamen aan te blazen tot den gloed, noodig voor
het dooden van het onkruid. Dat allen, die de verheffing
van het volkskarakter en daarmee de verbetering van het
allergewigtigste orgaan land- en zeemagt willen,
hunnen steun schenken aan het Bond. Bedenkhoe krach
tiger zich de publieke meening uit, des te ligter zal het
der regering vallen, voor het moderne beginsel uit te
komen. Niemand, die het vat, blijve achter in den strijd.
Het Bond behoeft alle vormen van magt om den doodvijand
der publieke zaak, een exces van zelfzucht, met gevolg te
kunnen bestrijden mannen aller partijen, aller gezindten,
individueel of collectief, van kruijer tot Prins, van gezin
tot gemeente, van de geringste vereeniging tot het magtigste
genootschap enz.
Zendt uwe brieven of kaarten van instemming hetzij aan
mij, Wagenstraat, 45, of aan den voorzitter der Haagsclie
vereeniging, den luit.-generaal Knoop, of aan den president
der Utrechtsche vereeniging, dr. Schubart Vermeldt
duidelijk namen, voorletters, betrekking woonplaats. Van
deze gelegenheid maak ik gebruik om mijne diepe erken
telijkheid te betuigen voor de talrijke deelnemingen die
reeds ingekomen zijn (154), en inzonderheid voor de
sympathieke vormen, waarmeêin verscheidene van die stukken
het doel van het Bond is gekenmerkt.»
Jl. Maandag namiddag is te Dordrecht het 7jarig
dochtertje van mevr. de wed. W. P. S., verschrikt van een
blaffenden hond, van de Vriezebrug in de Spuihaven gevallen.
Een persoon is er nog bijgesprongen, maar hij kon het
kind, dat reeds weggezonken was, niet meer vinden, zoo
dat het vervolgens met behulp eerier dreg is opgevischt.
In de garnizoens-infirmerie ingebragt, heeft men alles wat
de kunst vermag beproefd, om de levensgeesten op te
wekken, doch te vergeefs.
Te Dirksland heeft dezer dagen in een huisgezin van
12 personen vergiftiging plaats gehad, door het gebruik
van zoogenaamd «haché» (gehakt vleesch). Het had een
6tal dagen koel gestaan en scheen totaal onbedorven.
Intusschen werden al de gebruikers plotseling ernstig ziek.
Bij nader, microscopisch onderzoek bleek, dat er «schimmel-
woeker» in het gebraden vleesch aanwezig was. Gelukkig
zijn al de gebruikers hersteld.
Uit Drenthe meldt men aan het U. D., dat de honig-
boeren bij den uitmuntenden boekweitbloei groote reden van
tevredenheid hebben. Blijft het weder zóó gunstig, dan
zullen de bijen voorraad in overvloed opdoen, om tegen den
a. s. winter gedekt te zijn voor eigen onderhoud en bovendien
zal er voor de eigenaars honig en was genoegzaam overig
zijn, om de kosten van onderhoud te kunnen dekken. Men
verwacht thans een ruim beschot, daar er in geen jaren
zoo'n voordeeligen boekweitoogst werd te gemoet gezien,
als zulks thans het geval is.
Twee broeders te Bergen-op-Zoom moeten, door
concurrentiegeest gedreven, een derden broeder, die evenals
zij handel dreef in aardewerk, zoozeer mishandeld hebben,
dat hij spoedig daarop overleed.
Een der eersten, die van de jl. Maandag geopende
lijn VlissingenSheernes gebruik maakten, was de burge
meester van Amsterdam, die zich met zijne echtgenoot
naar Londen begeven heeft, om aan het burgemeestersdiner
aldaar deel te nemen.
Te Vlissingen is door de politie een 20 jarig dienst
meisje van haar bed gehaald en in arrest genomen, wegens
diefstal onder verzwarende omstandigheden. Reeds lang
lag zij bij haar mevrouw onder verdenking van geld uit een
kast te stelen door middel van een valschen sleutel. Men
verzon dus een middel om haar in den val te krijgen.
Mijnheer en mevrouw zouden een concert te Middelburg
gaan bijwonen. Voor zij echter derwaarts vertrokken,
voorzagen zij al het losse geld van een merkbaar teeken,
sloten toen de kast en staken den slentel bij zich. Toen
zij des nachts terugkeerden, werd onmiddelijk de kast
gecontröleerd en men bevond dat een rijksdaalder ontvreemd
was. De politie werd van een en ander onderrigtna
lang dralen heeft het meisje bekend dat zucht tot praal en
opschik haar tot oneerlijkheid heeft gedreven.
Hendrik Rinkelberg, koopman in Noord-Amerika,
was eenigen tijd geleden in Nederland gekomen om zijne
bloedverwanten te bezoeken en dan een reisje te doen door
Frankrijk, Duitschland en Engeland. Te Zierikzee gekomen,
verzocht en verkreeg hij van den officier van justitie verlof
om in de gevangenis een bloedverwant te bezoeken, doch
toevallig herinnerde de officier zich, dat Rinkelberg in 1866
teregt had gestaan wegens diefstal als vrachtrijder van eene
som van f 462.50. Hij was toen naar Amerika vertrokken
en bij arrest van het Provinciaal Geregtshof in Zeeland
weêrspannig aan de wet verklaard, terwijl bevel tot inhech
tenisneming werd gegeven. De officier te Zierikzee liet
Rinkelberg niet meer los, en jl. Dingsdag werd door het
geregtshof zijn vonnis geveld, luidendeeenzame opsluiting
voor den tijd van één jaar en veroordeeling in de kosten,
onder aanneming van verzachtende omstandigheden.
De arrondissements-regtbank te Zwolle heeft W. J.
en J. van Zuijlen, van de nieuwe Rotterdamsche schouwburg—
vereeniging, ter zake van moedwillige mishandeling, veroor
deeld den eerste tot 15 dagen celstraf en f 8, den ander
tot eene geldboete van f 40 of 7 dagen celstraf.
In het bötel «Wisseman» te Winschoten is eene
gecombineerde vergadering gehouden van gcvolmagtigden
van Nederland en Pruissen, ter zake eener in! er nationale
waterverbinding tusschen de genoemde landen, bepaaldelijk
de verbinding van een afwaterings-kanaal van Ruitenbroek
of ter Apel af langs Bourtange met de Eems. Nederland
was daarbij vertegenwoordigd door den hoofd-ingenieur
Strootman te Assen en de heeren Lewe Quintus en de
Sitter te Groningen.
Men leest in de Amst. Crt.:
«De buitengewone feestelijke ontvangst, die den lord-
mayor te Parijs ten deel viel bij gelegenheid der opening
van de groote opera, heeft hem op het denkbeeld gebragt
zijne erkentelijkheid daarvoor op breede schaal te toonen,
door het geven van een feest niet alleen aan den prefect
van de Seine, maar aan andere Europesclie ambtgenooten
tevens, om de waardigheid door hen bekleed hulde te be
wijzen. Het denkbeeld van hem persoonlijk uitgaande, was
het dus ook aanvankelijk zijn plan zijne gasten te ont
vangen en te onthalen op Mansion-House, het officiële
verblijf van den eersten magistraats-persoon der City. Maai
de gemeenteraad, «the City Corporation,» heeft zijn ver
langen te kennen gegeven aandeel in het feest te hebben
en het zijne daartoe bij te brengen. Dientengevolge is
besloten dat het stadhuis, Guildhall, de plaats der feest
viering zal zijn. Guildhall is in de onmiddelijke nabijheid
van het Mansion-House gelegen, en heeft o. a. een zaal,
waarin 5 a 6000 personen kunnen vereenigd zijn, ongeveer
20 meter hoog, 00 lang en 18 meter breed. Sedert een
paar weken is een heirleger van werklieden er aan den
arbeid om aan den ingang een pavilloen op te rigten, dat
op den dag van het banket tot vestibule, en den daarop-
volgenden nacht tot hulp-balzaal moet dienen. De massa
bloemen, Oostersche planten en gewassen, op het terrein
bereids ter versiering aangebragt, gaat alle denkbeeld te
boven. De eigenaardige Engelsche liefhebberij van het
«kolossale» komt ook hierin, en wel zeer sterk, uit.
Op den feestdisch zullen de traditionele, beroemde zilveren
schotels prijken, aan de verschillende corporatiën der City
toebehoorende. Bijna al dit vaatwerk, meesterstukken van
zilversmeedkunst en drijfwerk, heeft ook uit een historisch
oogpunt een groote beteekenis én ongeëvenaarde waarde.
Het banket wordt, zoo als men weet, heden gegeven.
Ongeveer zeshonderd uitnoodigingen zijn gedaan. De toe
latingsbewijzen, dat zijn de kaarten die aan de genoo-
digden zijn toegezonden, nadat hun berigt van aanneming
D O 7 O o
was ingekomen, zijn kunststukjes. Zij zijn 40 bij 22
centimeter groot, en werden tusschen twee dikke kartons
den gasten toegezonden, opdat zij onbeschadigd, ongekreukt,
mogten overkomen. Men ging daarbij van de alleszins
gewettigde en zeer zeker juiste onderstelling uit, dat ieder,
titularis zeker gaarne deze kaart, uitmuntende door fraaije
bewerking in kleuren, met gouden reliefs, als curiositeit en
ter gedachtenis, zou willen bewaren. Voor het bal van
morgen zijn 4000 uitnoodigingen gedaan. Frankrijk is
daarbij ruim vertegenwoordigdbehalve den prefect der
Seine, is genoodigd de prefect van politie te Parijs, de
kolonel der pompiers, de kolonel der garde van Parijs, de
president van de kamer van koophandel aldaar, de prefect
van le Pas de Galais, de onder-prefect van Boulogne, de
maires van Bordeaux, en van Marseille; uit andere rijken
werden genoodigd, de burgemeester van Lissabon, Oporto,
Québec, Rome, Turijn, Brussel, en de burgemeester van
Amsterdam; zoo ook de hoofden der gemeentebesturen van
Florence en Génève.
Overmorgen zal de lord-mayor ten 10 ure des morgens
de genoodigden ontvangen op Mansion-House en hen
geleiden naar Alexander Palace, om hen een groot concert
te laten bijwonen, ten voordeele van de slagtoffers der
overstrooming in Frankrijk te geven. Dit concert gaat
echter niet van den lord-mayor uit, maar staat alleen onder
zijne bescherming.
Aanstaanden Zondag groote dienst in de St.-Paulskerk.
Bij aankomst in Engeland zullen geene der genoodigden
worden gecomplimenteerd, maar allen eerst aan het station
te Londen door den lord-mayor welkom geheeten worden.
Zij, die vóór den bepaalden tijd aankomen, worden tot 29
Julij als gewone reizigers beschouwd, en dus geenerlei
officiële notitie van hen genomen.»
De Herzegowina. Dat oude vorstendom, hetwelk
op dit oogenblik weder de aandacht van Europa trekt, stond
in de 15de eeuw onder Vorst Stephan, die door Keizer
Frederik III tot hertog werd verheven.
In 1543 werd het land door de Turken veroverd en bij
Bosnië ingelijfd; sedert 1832 vormt 't het Vezarlik Mostar,
dat thans het tooneel van den opstand is.
De Herzegowina wordt in het Noorden begrensd door
Bosnië, in het oosten door Servië, Bosnië en Albanië,
Montenegro en Dalmatië, in het westen door Dalmatië.
Het geheele land is omgeven door rotsachtige bergen en
heeft een oppervlakte van 300 vierkante geographische
mijlen met een bevolking van 290,000 zielen.
Van dat zielental behooren 180,000 tot de Grieksche
kerk, 48,000 tot deRoomsch-Catholieke kerk en zijn 62,000
Mohammedanen. De Grieken (ricsani) staan onder den
metropolitaan van Mostai, de Roomsch-Catholieken (latini)
onder den bisschop van liagusa (Oostenrijk). Voor het
burgerlijk bestuur is de Herzegowina verdeeld in drie
sandchaks: Fora, Trebigne en Mostar: de vizier resideert
te Mostar.
Bij eiken opstand in de Herzegowina en ook nu werd
als grond aangegeven de hooge belasting, de onderdrukking
waaraan de Christen-bevolking van de zijde der Turksche
pacha's blootstaat; maar eigenlijk is, even als in Bosnië,
de eenige oorzaak van het verzet de zucht om zich van
Turkije los te maken.
Maar wat zou men met die provinciën aanvangen? Het
Christelijk Europa heeft natuurlijk sympathie voor die
Christenen, welke onder het gezag staan van de Halve
Maan, maar wat wil men aanvangen met die Christenen,
welke onderling elkaar evenzeer haten als zij gezamenlijk
de Mohammedanen haten? Onbeschaafd, ruw, oproerig als
ze zijn, zou men ze nooit tot een onafhankelijken Staat
kunnen maken met een regering opWestersche leest geschoeid,
en misschien is het voor de rust van Europa dan ook het
best dat ze onder Turksch gezag blijven.
- Belasting oe konijnen. Volgens het Kopenhager
Wocliensclirift für Landwirthe, zijn in den laatsten tijd
de konijnen in Japan eene zoodanige modezaak geworden,
dat de regering zich genoodzaakt heeft gezien, daartegen
maatregelen te nemen. Evenals indertijd de tulpenbollen
in Nederland, zijn op dit oogenblik de konijnen in Japan
het voorwerp voor een gevaarlijk, steeds meer en meer
toenemend beursspel geworden. Het komt dikwijls genoeg
voor, dat weinig bemiddelde Japannezen duizende dollars
voor een paar konijnen geven. Om aan deze speelwoede
paal en perk te stellen, heeft de Japansche regering
bevolen, dat voor elk konijn eene maandelijksche belasting
van één dollar betaald moet worden.
Benoemd tot burgemeester van Boskoop de heer D. Bakker.
Met ingang van den 1 Aug. a. s. is aan den heer II. P. van
Kassei, op zijn verzoek, eervol ontslag verleend als burgemeester
van Ilpendam, en als zoodanig benoemd de heer H. J. Calkoen.
Be luit. ter zee 1ste kl. C. Schuijlenburgh, behoorende tot de
rol van het wachtschip te Ilellevoetsluis, en gedetacheerd als kom-
mandant op de kanonneerboot No. 35, wordt met den laatsten dezer
op non-activiteit gesteld, en met den 1 Aug. a. s. vervangen door
den luit. ter zee 1ste kl. B. M. O. de Svvart, terwijl met eerstge-
noemden datum de luit. ter zee 2de kl. J. E. Sickens en de off.
van adm. 1ste kl. F. Hora Adama, beide dienende aan boord van
het raderstoomsehip Valk, worden op non-activiteit gesteld, en
de luit. ter zee 2de kl. C. Moll met den 1 Aug. a. s. wordt
geplaatst aan boord van het wachtschip alhier; de luit. ter zee
2de kl. P. Holtzapffel, dienende als 1ste off. aan boord van den
monitor Tijger, wordt met den 5 Augustus a. s. op non-activiteit
gesteld en met den Gden dier maand vervangen door den luit. ter
zee 2de kl. II. A. Schippers.
Be luits. ter zee 2de kl. M. C. van Doorn en W. M. E. Bervoets,
laatst behoord hebbende tot het eseader in Oost-Indië en van daar
den 21 dezer teruggekomen, zijn met dien datum op non-act. gesteld.
Be off. van gez. 2de kl. G. P. J. Theunissen, behoorende tot
de rol van het wachtschip alhier en laatst gedetacheerd geweest
aan boord van de stoomkanonneerboot Ever, wordt met den laatsten
dezer op non-activiteit gesteld.
Aan den machinist 1ste kl. in het vaste corps H. Prins is
toegekend de gouden medaile voor vijftig jaren eerlijke en trouwe
militaire dienst.
Be minister van Binnenlandsche Zaken;
Gelet op art. 3 der wet van 5 Junij 1875 (Staatsblad No. 110),
tot vaststelling van bepalingen bij het voorkomen van hondsdolheid;
Heeft goedgevonden te bepalen
Bat de muilkorven, waarvan honden moeten voorzien zijn in de
gevallen in voormelde wet vermeld, moeten zijn ingerigt naar het
model, dat, na de invoering van voormelde wet op 1 Sept. e. k.,
ter secretarie van elke gemeente des Rijks voor ieder te bezigtigen
zal zijn en waarvan de beschrijving luidt als volgt:
Een enkelvoudige stalen band omgeeft den hals van den hond.
Be uiteinden van den band worden met behulp van een vastzittend
of' hangend slot zóó bevestigd, dat afnemen van den korf zonder
sleutel of zonder doorsnijding van den band onmogelijk is.
Aan weerszijden van het verticale middelvlak en evenwijdig daaraan
zijn aan het nekgedeelte van den band sterke metalen (draden vast
geklonken, die over het aangezigt van den houd loopen, den neus
tnsschen zich opnemen, naar beneden buigen en aan de keelzijde
van den band opnieuw zijn vastgeklonken. In dwarsche rigting
zijn, naar gelang van de taillé van den korf, 3, 4 of meer dergelijke
metaaldraden aangebragt, welker uiteinden eveneens aan den band
zijn vastgeklonken.
Be aldus afgesloten ruimte moet toelaten, dat het dier de kaken
in den korf kan openen en beletten dat tanden naar buiten uitsteken.
De metaaldraden der korven moeten verbonden worden door
uitvijlen der draden en opvolgend soldeeren, zoodanig dat scherpe,
uitstekende punten worden vermeden. Zij moeten vervaardigd zijn
van ijzerdraad.
Het is geoorloofd de metaaldraden te bedekken met een laagje
zink, tin, nikkel, zilver, goud of ander voor bedekking geschikt
metaal, en den band om den hals en den metaaldraad boven den
kop, maar niet de gedeelten vóór, om of onder den neus en den
bek met zachte stof te bekleeden.
In de Société de géographie, te Parijs, heeft dezer
dagen een reiziger, de lieer Charles Chaillé-Long-Bey,
gehoren Franschman, kolonel in het Egyptische leger,
mededeelingen gedaan van hetgeen hem wedervaren was
op zijne omzwervingen in de nog weinig of niet bezochte
streken van den Boven-Nijl. Hij was te paard, bij kleine
dagreizen, langs den Nijl opwaarts gegaan, en had steeds
zorg gedragen met de bevolkingen, die al onbeschaafder
werden, naarmate hij op zijn weg vorderde, vriendschap
pelijke betrekkingen aan te knoopen, en wel in diervoege,
dat zijne komst telkens op de gunstigste wijze door boden
werd aangekondigd bij den naastvolgenden stam, als die
van een edelmoedigen vriend. Maar van lieverlede begonnen
de boden, om zulke zendingen te vervullen, te ontbreken,
zoodat hij eindelijk, zonder eenige voorbereiding, onder de
Niam-Niams als uit de lucht kwam vallen.
De Niam-Niams zijn menscheneters; het bleek den heer
Chaillé dat zij nooit een blanke en ook nimmer een paard
gezien hadden. Hij trok van hunne verbazing en hunne
bijgeloovige vrees op het zien van twee zulke vreemde
wezens op schrandere wijze partij, om dadelijk tot in het
hart van den stam door te dringen, en zond toen zijnen
tolk, die hij van een der minder achterlijke bevolkingen
had medegenomen, naar het opperhoofd, om te vragen of
hij hem wilde ontvangen. Deze was bijzonder gevleid
met dit verzoek van een zoo buitengewone persoonlijkheid.
Hij liet niet alleen den heer Chailé bij zich toe, maar
herbergde hem in zijn hut, en liet hem aan zijne zijde
plaats nemen bij een feest, dat hij te zijner eere verordende.
Chaillé liet zich niet noodigen, nam de hem aangeboden
plaats in, en wisselde met behulp van den achter hem
staanden tolk eenige complimenten met zijnen gastheer.
Eensklaps deden zich afgrijselijke kreten hooren. Onze
reiziger meende dat er een aanval gedaan werd, vloog op,