Benoeming-en, enz. Buitenland, Frankrijk. Engeland, Amerika. Men meldt uit Winkel, dd. 3 Aug. «In den vroegen morgen werd J. II, gevankelijk van liier naar Alkmaar vervoerd. De man, die reeds meermalen met de justitie kennis maakte, doch steeds aan een veroor deeling wist te ontkomen, wordt nu beschuldigd van poging tot moord op zijn schoonvader P. W. te Noordscharwoude in diens eigen woning op Zondag 25 Julij jl. Hij kwam daar, volgens zijn eigen zeggen, naar zijne kinderen zien, die er zich sedert acht dagen met de moeder bevonden, omdat hij laatstgenoemde gedreigd had te vermoorden. Naauwelijks in huis gekomen, vloog hij den ouden man, dien hij sedert lang een doodelijken haat toedroeg, aan en zou hem gewis hebben geworgd, indien de huishoudster niet tijdig tusschen beiden getreden ware en de vrouw niet intussclien buren te hulp geroepen had.» De commissie, die zich belast had met het oprigten van een museum van Zaanlandsche oudheden te Zaandam, heeft zich ontbonden en aldus officieel geconstateerd, dat zij het op dit oogenblik niet mogelijk achtte het heoogde doel te bereiken. Echter hebben de heeren H. Zwaarde maker, van Zaandam, J. J. Honig, van Zaandijk, en J. M. van Gelder, van Wovmerveer, zich bereid verklaard, po gingen te blijven aanwenden tot het verkrijgen van het nu voorloopig niet bereikte doel. De luchtreiziger Godard wordt te Amsterdam verwacht. Hij heeft een nieuwen ballon, «1'Univers» genaamd. Men schrijft aan de Leidsche Courant: «Het is nog geen drie weken geleden dat ieder regen buitje den boeren welkom was, omdat het gras begon op te korten. Die aan den hooibouw deden, hadden echter liever maar geen regen, tot zij binnen waren. Toen scheen het of natuur zich schikte naar de graswenschende landlieden: er kwam regen en op 20 Julij jl. viel er zóóveel dat iedereen zich voldaan rekende. Maar op dien 20sten was het Sinte Margriet, een kwade dag, want als het dan regent, regent het doorgaans zes wekenDie leer is den meesten landlieden niet uit het hoofd te praten. Op een anderen dag zou men zich waarschijnlijk meer dan voldaan hebben betoond, thans schroomden velen voor de gevolgen. Polder meesters in de meeste polders gaven dan ook last om uit te malenhet woei eene frissche bries en zoo was in korten tijd het «overvloedige» water uit de polders gemalen en in den boezem ontlast, die daardoor heel wat rees en versch water verkreeg. Sedert dien dag heeft het niet meer geregend, maar sterk gedroogd, zoodat de meeste weilanden van gras ontbloot geraken. Tengevolge daarvan wenschen nu weer de boeren naar regen, ook met inbegrip yan de toen hooibouwenden, daar meest overal het hooi is binnengehaald. De weêrsgesteldheid moet bijzonder vochtig zijn, om bij den lioogen zonn'estand van omstreeks half Julij zich beducht te maken voor overlast van water.» Jl. Maandag, de laatste dag van het 12de Nederl. Nationaal Zangersfeest, te Rotterdam, is even als de vorige dagen tot algemeen genoegen afgeloopem Des middags is eene matinee musicale gegeven door het korps stafmuzie kanten der schutterij aldaar, onder directie van den kapel meester W. J. Hutschenruijter Wz., en des avonds op het prachtig verlichte feestterrein een militair concert door het muziekkorps van het 1ste regiment guides van Brussel, onder directie van den kapelmeester F. Staps, waarop de solo voor saxophone van den heer Gust. Poncelet vooral de algemeene bewondering opwekte. Daar een stortregen aan het einde van den tweeden feestdag het talrijke publiek gedwongen had eene schuil plaats te zoeken in het feestgebouw, was het einde van het toen juist aangevangen bal niet zoo genoegelijk geweest als het begin. Het bestuur zorgde nu dat de dansïustigen hunne schade konden inhalen en gaf dezen avond nogmaals een bal, waaraan tot vroeg in den morgen door zeer velen werd deelgenomen. Z. K. H. Prins Hendrik is dien dag weder naar Soestdijk vertrokken. Herhaaldelijk heeft Z. K. TI. zijne ingenomen heid met deze feestviering betuigd, die zeker bij allen, welke gelegenheid hadden haar bij te wonen, nog lang in aangename herinnering zal blijven. Te Nieuwesluis (gemeente Heenvliet) heeft een man, die circa tien jaren achtereen blind was, verleden week plotseling het gebruik van zijn gezigtsorganen volkomen herkregen. Jl. Dingsdag is het stoomschip «Stad Middelburg,» met 105 passagiers uit Sheerness komende, bij het binnen- stoomen der haven te Vlissingen tegen een stoombaggermolen aangevaren, tengevolge waarvan het baggervaartuig onmid dellijk is gezonken; de bemanning is nog gelukkig gered. De materiëele schade wordt op f 30,000 geschat. Betreffende het gebeurde in het artillerie-park te Arnhem, waar een schildwacht een artillerist heeft dood geschoten, meldt de Arnh. Crt. het volgende «Officiëel is omtrent deze zaak niets bekend gemaakt en zal er waarschijnlijk niets bekend wefden. Alles bepaalt zich tot geruchten. Wij meenen echter zeker te weten, dat het geweer van den schildwacht niet geladen was, maar eerst door hem geladen werd toen, ondanks zijn bevel aan de beide artilleristen om de zakken en het kistje, die zij op een kruiwagen hadden geladen, op het terrein te laten, zij zich daarmeê verwijderden. De schild wacht had consigne te waken dat men niets van het terrein medenamde artilleristen schijnen last gehad te -hebben genoemde voorwerpen te halen. Verder verhaalt men, dat de schildwacht bekend stond als een eenigszins zonderling, in zich zelf gekeerd man, zoodat, toen de manschappen in het wachthuis, waar zij juist aan het schaften waren, het schot hoorden, onwille keurig de gedachte bij hen rees, dat hij zich zeiven had doodgeschoten. Een van de militairen liep naar buiten, maar zag hem op zijn post; eerst door het toeschieten van een aantal personen, meerendeels pleizierreizigers, welke zich in de nabijheid bevonden, en den schildwacht schenen te lijf te willen, begreep hij dat er iets gaande was. Nog verhaalt men, dat de tweede artillerist, die met den ongelukkigen kameraad de zakken had gehaald, dezen toevoegde: «pas op, die man zal op ons schieten; ik heb hem, geloof ik, zien laden.» Een oogenblik later zonk de ander mot den uitroep «o God! o God! ineen, en eerst toen hoorde zijn kameraad het schot vallen. Op de vraag van een officier aan den schildwacht, of hem ooit was geleerd of gelast wat hij gedaan had, gaf hij ten antwoord: dat zijn begrip van zijn karakter als schildwacht dit medebrengt. Eindelijk vertelt men, dat het onderzoek van de zaak is afgeloopen en eene beslissing genomende schildwacht is door den krijgsraad vrijgesproken, maar de zaak is voor j het hoog militair geregtshof gebragt.» -Dezer dagen ging te Nieuw-Pekela een koopman met anderen de weddenschap aan, dat hij 25 glazen jenever zou uitdrinken. Na :t gebruik echter van een veertiental glazen is hij gestikt. De redactie van «De Indiër» heeft onderstaand telegram ontvangen «Samarang, 18 Junij. Gisteren avond bekende de Europesche fuselier Lagerman, gewezen grenadier bij het leger in Holland, op zijn sterfbed, dat hij de moordenaar van mevrouw van der Kouwen was.» Zij voegt er verder bij«Het gisteren door ons uit Samarang ontvangen telegram, dat zekere fus. Lagerman, vroeger in de gelederen in Nederland gediend hebbende, op zijn sterfbed bekend heeft mevrouw van der Kouwen te hebben vermoord, zal zeker in het moederland veel sensatie en grooten indruk gemaakt hebben. Wij wachten nadere bijzonderheden, maar kunnen voorshands mededeelen, dat de overledene vele aanwijzingen heeft gedaan en onder- scheidene ophelderingen gegeven heeft.» Wij kunnen hier nog bijvoegen, zegt. het Vad., dat genoemde Lagerman zich werkelijk als milicien-plaatsvervanger te 'sHage met groot verlof bevond ten tijde van den moord. De man stond wegens pligtverzuim en dronkenschap zeer ongunstig bekend. Hij heeft, naar men meent, een tijdlang zamen- gewoond met den bekenden de Jong. Welke strekking de aanwijzingen hebben, door hem gedaan, en de onderscheidene ophelderingen, door hem gegeven, waarvan de «Indiër» spreekt, weet men echter nog niet. Tot leeraar in de geschiedenis en aardrijkskunde aan de Hoogere Burgerschool te Enkhuizen is benoemd de heer Th. Nolen, litt. cand. De luit. ter zee 1ste kl. T. Spree is op zijn verzoek, ter zake van ongeschiktheid voor de militaire dienst, wegens in en door de dienst ontstane ligchaamsgebreken, met den laatsten Julij 1875 op pensioen gesteld, en met den 6 dezer a. s. bevorderd tot luit. ter zee 1ste kl., de luit. ter zee 2de kl. O. C. A. J. Moreau voorts is aan den off. van adm. 3de kl. F. II. A. Pool, op zijn verzoek, met den laatsten Julij eervol ontslag uit de zeedienst verleend, en met den 6 dezer a. s. bevorderd tot off. van adm. 3de kl., de scheepsklerk J. Mets. De bladen behelzen thans uitvoeriger mededeelingen over het verlies van het stoom-adviesjagt Forfait, hetwelk, zooals men weet, aan de kust van Corsika, tusschen For- migue en Bastia, in het gezigt van het evolutie-escader, door het fregat Jeanne d' Are is in den grond geboord. Dit escader, onder bevel van den vice-admiraal La Ron- cière le Nouvr. bestond uit 6 gepantserde schepen en twee adviesjagten, Chateau Renard en Forfait. Dit laatste, in 1856 te Havre gebouwd, was een van de snelste schepen der Fransche marine, bezat een machine van 250 paarden kracht, 6 stukken van zwaar kaliber en een bemanning van 160 koppen. De ramp viel voor den 21 Julij des voor middags. De admiraal was van plan het escader naar Bastia te brengen en commandeerde eene manoeuvre, waarbij de Forfait te nabij kwam aan de Jeanne d'Are. Dit schip maakte eene wending, en daarbij reet het met zijnen ram den linkerflank van de Forfait open. De schok op beide schepen was zeer gering, maar de Forfait begon dadelijk te zinken. Door een wijd geopend gat drong het water binnen in de machine-kamer; 23 minuten na de eerste oorzaak verdween de laatste masttop onder water. Men geeft niet aan op wien de verantwoordelijk heid voor het ongeluk drukt, maar zwaait allen lof toe aan den bevelhebber van de Forfait, den commandant Viveilie, die de redding met zooveel koelbloedigheid bestuurde dat niemand der manschap er bij te betreuren is. Kapt. Vivielle, van het verongelukte oorlogsschip Forfait, zal voor een krijgsraad teregt staan, een maatregel welke overigens geldt voor eiken gezagvoerder, die een schip verloren heeft. Voor de assises te Parijs verschenen dezer dagen twee zeer kleine brandstichters, zoo klein, dat ze met hun neus gelijk kwamen aan de balustrade der bank voor de beschul digden. De een is 13 de ander 12 jaren oud. Het zijn overigens aardige blondkopjes; zij huilden natuurlijk tranen met tuiten De acte van beschuldiging was even klein als de beschuldigden zelve. Francois en Moin, de beide knapen, worden daarin voorgesteld als te Rornainville de chefs eener jeugdige roofbende. Den 20 Mei openbaarde Moin aan zijn makker de begeerte om een brandje te zien, en wel van een houten loodsje, gedekt met stroo, door zekeren Grand opgeslagen tot berging zijner werktuigen en van groente. Francois vond de grap uitstekend, en Moin, om hem tot uitvoering in staat te stellen, haalde zwavelstokken bij zijne grootmoeder. Francois stak den brand in het stroo, en toen de vlammen uitbraken, gingen beiden op den loop, doch werden toch genoegzaam op heeterdaad gegrepen. Voor den regter ondervraagd, bekenden zij de feiten, dat zij het gedaan hadden uit de grap. Francois, zoon van een veldwachter, kan noch lezen noch schrijvenMoin kan beiden. De knapen liepen steeds op het veld rond. De getuigen bevestigen de bekentenis; zij zeggen dat de jongens, als zoo velen, spelers waren en vagebonden. Op verzoek van den aan Moin toegekenden advocaat werd ook bij uit zondering gehoord de heer Genevois, apotheker, maire van Rornainville. Diens verklaring luidt als volgt: «Ik ken de beide jongens. Francois is lastig om op te voeden; zijn vader heeft hem al in een verbetergesticht willen plaatsen. Het is een ware wilde: hij leeft soms 7 a 8 dagen buiten op het veld, hoe en waarvan weet men niet. Inderdaad, hij is zacht als een schaap, maar hij houdt er van op het veld meest in eenzaamheid rond te dolen. Dikwijls heb ik hem naar de school doen brengen, maar telkens liep hij weg en weêr het veld in. Hij leeft, geloof ik, van aard appelen, die hij roostert. Dat moet het denkbeeld van den brand hebben gewekt. De kleine Moin is een intelligente knaapbij is de eerste op school, en zoo het ongeluk niet had gewild, dat hij in dit geval zijn makker aan zwavel stokken had geholpen, zou hij gisteren het eerste getuig schrift van de school hebben verkregen. Ja hij is ook een vagebond, maar veel minder dan de andere. Zijne grootmoeder is een zeer brave vrouw te Rornainville, van wie niets dan goed is te zeggen. Ik ben overtuigd dat dit geval eene les zal zijn voor beide jongens, die zij hun leven lang niet zullen vergeten.» De jury geeft een bevestigend verdict op de hoofdvragen, maar beslist dat de knapen zonder oordeel des onderscheids hebben gehan deld. De schade is gering: de heele hut was geen 40 fr. waard. Het hof heeft, na beraadslaging, de knapen vrijge sproken, en bevolen dat Moin aan zijne ouders zal worden hergeven en Francois in een verbetergesticht geplaatst tot zijn 18de jaar. Framjois huilde zijn best; Moin smeet zijn pet in de lucht. Te Parijs viel dezer dagen het volgende voor: Een alleenwonend heer hoorde, terwijl hij te middernacht huis waarts keerde, uit een huurrijtuig zuchten komen. Bij onderzoek bleek het hem, dat daar in een hoek een meisje gezeten was, dat, alhoewel het er zwak uitzag, in voor komen fatsoen verraadde. Ondervraagd naar de reden waarom zij daar vertoefde, vertelde het meisje dat zij Félice Roviot heette en eene wees was, die door haar gierige oude tante herhaaldelijk mishandeld werd en ter naauwernood eten kreeg. Zij had dien dag bij ongeluk een lieiligbeeldje gebroken en was daarom door haar tante wreedaardig buiten de deur gezet. Nu had zij reeds langen tijd loopen dwalen, en uitgeput van vermoeijenis en honger was zij neêrgevallen op de plek waar de onbekende haar vond. Door dit door snikken afgebroken verhaal getroffen, stelde de heer haar voor, bij een zijner bloedverwanten een tijdelijke schuilplaats voor haar te zoeken; zich evenwel bedenkende dat dadelijke hulp nog beter was, vroeg hij het meisje of zij hem genoeg wilde vertrouwen om hem naar zijn huis te volgen, opdat hij haar allereerst wat te eten kon geven. Thuis gekomen liet hij haar in zijn fauteuil wat bekomen, en haastte zich het een en ander in gereedheid te brengen, zoo goed als dat kon, waartoe hij evenwel zijne woning even moest verlaten. Terugkomende vond hij de arme Félice niet meer. Een vermoeden dat zich eensklaps van hem meester maakte werd bewaarheid. Uit een ongesloten lade miste hij verschillende kostbaarheden en een zakboekje met 3400 francs er in. Hij deed verslag van zijn weder varen aan de politie, die den volgenden avond de sluwe diefegge op een publiek bal arresteerde. Een gedeelte der kostbaarheden was nog in haar bezit. In een der kapellen van de abdij van Westminster te Londen is jl. Zaturdag ochtend een gedenkteeken onthuld, hetwelk de thans ook overleden lady Franklin aldaar ter eere van haren echtgenoot heeft doen plaatsen. Het bestaat uit een wit marmeren borstbeeld sir van John onder een gotliisch verhemelte van albast en daaronder in marmer gebijteld een ingevroren schip met een vierregelig grafschrift van Tennyson. Kolonel Baker, een broeder van den bekenden reiziger Sir Samuel Baker, is tot twaalf maanden gevangenisstraf en 500 p. st. boete veroordeeld, omdat hij in een spoor- wegrijtuig tegenover een jonge dame, met wie hij alleen was, zich vrijheden veroorloofde. Men kan zich denken, wat dit geval in Engeland van zich spreken doet. Curieus was de discussie, die naar aanleiding van dit geval ontstond over de vraag: waarom alleen reizende vrouwen niet van de voor haar afgezonderde coupé's op spoortreinen gebruik maken, 't Antwoord, door verscheidene dames in de bladen gegeven, luidde: 1. dat die coupé's 't gewone toevlugtsoord zijn van minnen of kindermeisjes met de haar toevertrouwde kleinen een min aanlokkend gezelschap; 2. dat vrouwen, afzonderlijk reizende, ingeval van nood geheel hulpeloos zijn; 3. (en dit punt schijnt wel 't zwaarste te wegen,) dat reizende dames in afzonder lijke coupé's zich met elkander vervelen, en daarom aan 't gevaarlijk gezelschap van mannen de voorkeur geven boven de naargeestige veiligheid van de dames-coupé. Bekoor lijke roekeloosheid! Andrew Johnson, gewezen President der Vereenigde Staten van Noord-Amerika, is overleden. Johnson was oorspronkelijk kleedermaker van beroep. Blijkens een officiëel verslag omtrent de immigratie in de Vereenigde-Staten zijn gedurende het jaar 1874 in het geheel 325,611 personen (203,837 van het mannelijk en 121,774 van het vrouwelijk geslacht) van buitenslands op het gebied der Unie aangekomen. Deze waren echter niet uitsluitend landverhuizers. Er bevonden zich daaronder 48,060 burgers der Vereenigde-Staten, welke van buitenslands derwaarts terugkeerden, en onder de overige 277,551 per sonen bevonden zich 16,737 buitenlanders, die niet voornemens waren zich duurzaam in Noord-Amerika te vestigen. Het aantal der werkelijke immigranten is dus 260,814; onder deze bevonden zich 51,691 personen beneden de 15 jaren, 172,113 personen van 15 tot 40 jaren en 37,100 van hoogeren leeftijd. Yan degenen, die zich naar Noord-Amerika ingescheept hadden, waren 129 op de zeereis overleden. De meeste der immigranten kwamen uit Europeesche landen, en wel voornamelijk uit Groot-Brittannië en Ierland en Duitscliland.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1875 | | pagina 2