1875. N°. 95.
Zondag 8 Augustus.
33 Jaargang.
BEKENDMAKING.
Een Tooneelpraatje.
Binnenland.
Uitgever A. A. BAKKER Cz.
HËLDËRSIHË
ËV YIËIWËDIEPËR COURANT.
„Wij huldigen het goede."
Verschijnt Dingrdag, Donderdag en Zaturdag namiddag.
Abonnementsprijs per kwartaal1 30.
y nu franco per post - 1.65.
Bureau: MOLENPLEIN N°. 163.
Prij's der Advertentiën: Van 14 regels 60 Cents,
elke regel meer 15 Cents.
Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend.
Klken Donderdag vertrekt de mail naar
Ooat-Indic. Laatste ligting 's avonds 6 uur.
Burgemeester en Wethouders der gemeente Anna Paulowna
maken bekend, dat de door hen opgemaakte LIJST VAN INGE
ZETENEN DIE VOOR INKWARTIERING VAN KRIJGSVOLK
IN AANMERKING KOMEN is aangeplakt, en van heden af
gedurende veertien dagen op de Secretarie der gemeente voor een
ieder ter inzage is nedergelegd.
Anna Paulowna, den 6 Augustus 1875.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
C. E. PERK. Burgemeester.
A. J. DE JONGH, Secretaris.
VERGADERING van den RAAD der gemeente ANNA
PAULOWNA, op DINGSDAG den 10 AUGUSTUS 1875, des
namiddags ten 2 ure.
Anna Paulowna, 7 Augustus 1S7Ö.
De Burgemeester,
C. E. PER K.
Onderwerpen ter behandeling:
1. Aanbieding gemeenterekening, dienst 1874.
2. Suppletoire begrooting, dienst 1875.
3. Vaststelling kohier hondenbelasting, dienst 1875.
4. Voorstel omtrent de benoeming van een plaatselijk geneesheer.
5. Vacature hulponderwijzer school No. 1.
6. Onderzoek geloofsbrieven nieuwbenoemde leden.
7. Mededeeling ingekomen stukken.
Een tooneelpraatje? Midden in den zomer? Wie denkt
er nu zonder schrik om de benaanwde warmte van over
volle schouwburgzalen, wie heeft nu lust om 't groene
veld en den rijpenden oogst te verruilen voor gaslicht en
blanketsel, de natuur voor de kunst!
Waarde lezer, een oogenblik geduld! Vergun ons op
te merken, dat dit artikel niet staat onder de rubriek:
«Ingezondene stukken, plaatsruimte betaald,» zoodat gij
volstrekt niet behoeft te vreezen aan 't einde eene uit-
noodiging te vinden om voor uw goede geld kaartjes te
nemen voor de een of andere komedie-voorstelling die
eerstdaags zal plaats hebben ja! dat zouden wij u bij dezen
tliermometerstand niet durven aanraden. Maar in de zomer
warmte eens te praten over de genoegens van den winter,
daarvoor durven wij uwe aandacht wel vragen. Er is
zelfs iets prettigs in, iets van 't bekagelijke gevoel, dat den
zeeman heeft, als hij onder de veilige schaduw van de
dorpstoren vertelt van de stormen en gevaren, die hem
wachten op het bedriegelijk element. Welnu dan, 't is
geen winter en wij zijn dankbaar, dat wij uit kunnen gaan
zonder overschoenen, dat de straten niet kletsnat zijn, en
niet iedereen verkouden is, maar wij weten, dat 't niet
lang zal duren, of die gast klopt weêr bij ons aan, en ver
andert ons Vaderland voor maanden in een vochtigen mod
derpoel. Dan moeten wij wel omzien naar uitspanningen,
die wij binnen de muren van een goed verwarmd lokaal
genieten kunnen. En dan is een der beste en tegelijk
nuttigste vermaken eene goede komedie-voorstelling. Hebt
gij veel goede theater-voorstellingen bijgewoond? Wij
niet, hoewel wij als de meeste Nederlanders groote lief
hebbers zijn van de kunst, die het leven op de planken
brengt.
Vreemd is het inderdaad, dat zoo zelden een goed stuk,
goed opgevoerd een werkelijk genot schenkt aan een volk,
als het onze, dat zelden een schouwburgzaal onbezet laat,
en zulk eene voorliefde heeft voor de mimische kunst,
dat. het elke gelegenheid en elk voorwendsel, van een ver
ongelukten schipper af tot den brand van Bodegraven en het
Roode Kruis toe, waarneemt, om «voor een liefdadig doel»
zelf de kleêren aan te trekken, die een eerzaam kruidenier
voor één avond tot een Othello, en zijne huishoudelijke
dochter voor eens tot eene Maria Stuart maken.
Maar zoowel tooneelspelers van beroep als liefhebberij-
artisten trachten met heel veel goeden wil te vergoeden
wat aan hun kennis ontbreekt, en waar ze een stuk
de eer der opvoering waardig keuren, nemen zij er liever een,
waarbij men erg lagchen kan of verschrikkelijk huilen
moet, dan een, bij welks geboorte de Muzen zijn geraad
pleegd geworden.
Nu begrijpt gij wel, waarom of wij dit tooneelpraatje
houden in den zomer? Als wij tot den winter wachten is
het voor dit jaar weêr te laat, en moeten wij weêr een
jaar lang genoegen nemen met «Twee Weezen» of «Ben Leil,
de zoon van den nacht» en dergelijke productiën van
zieke hersenen.
Niet waar, die «Twee Weezen» waren leelijk. Hoe
treurig, dat zij geen ouders hadden, maar hoe verklaar
baar Elk vader niet een letterkundig geweten zou zich
voor die kinderen van zijn brein schamen! En toch, 't
geheele land hebben twee verschillende tooneelgezelschappen
met dit monster afgereisd, telken avond waren de zalen
vol, en hoeveel menschen hebben het «mooi» gevonden.
Nu «mooi» was het niet. 't. Was zelfs buitengewoon leelijk,
en zoowel de voorstellers als het publiek onwaardig. Waarom
ofhet dan toch zooveel menschen trok, waarin of zoovelen
die beter moesten weten, en ook werkelijk beter wisten
moesten erkennen, dat het stuk hen boeide en medesleepte?
Om eene zeer eenvoudige reden. Het stuk heeft, en daarom
bespreken wij juist dit algemeen bekende voorbeeld, eene
eigenschap, die aan de meeste betere tooneelstukken ont
breekt: het is geschikt voor de opvoering. De schrijvers
verstonden hun vak, hun ambacht. Want het schrijven
van eene komedie is nog geheel iets anders, dan het schrijven
van een hoek of een roman. Behalve de dichterlijke en
letterkundige eischen, moet een goed tooneelspel nog beant
woorden aan de eischen van liet voetlicht. Behalve kunst,
is er ook beroepshandigheid en vaardigheid noodzakelijk
voor hem, die zijn stuk op de planken wil zien. Deze
beroepshandigheid, dit pasklaarmaken van een romantisch
gegeven voor het tooneel, dit verdeelen van de stof in
bedrijven en tooneelen, dit aanbrengen van effecten, van
verrassende tegenstellingen, dit alles, dat met de kunst en
de letterkundige waarde van een stuk niets gemeen heeft,
bezitten schrijvers van de fransche drama's uit de school
van d'Ennery, waartoe de «Weezen» en dergelijken behooren,
in de hoogste mate. En die handigheid boeit en sleept
den toeschouwer mede, hij ergert zich dat hij belang stelt
in zooveel onzin, in zooveel moord en doodslag, in «de
stem des bloeds,» en het «kruisje van mijne moeder,» die
altijd op 't juiste oogenblik de ontknooping mogelijk maken,
maar toch, hij wordt geboeid. Al kent hij alle mogelijke
ficelles, al weet hij bij 't ophalen van 't gordijn al hoe 't
af zal loopen, en dit ziet hij onmiddelijk aan de gezigten
van de acteurs, wie voor den verrader en wie voor den
edelen graaf «neem deze beurs met honderd duizend franken,»
speelt, toch ligt er iets in dat hem mede doet applaudis-
seeren na de groote herkenningscène in liet vijfde bedrijf,
eventjes nadat de verrader want die soort van tooneel
stukken zijn allemaal net hetzelfde ontmaskerd is.
Stel daar nu tegenover de tooneelspelen van oneindig
hoogere waarde, waarmede Nederlandsche letterkundigen
en de nieuwere Duitsche schrijvers gaan aan dezelfde
kwaal mank ons begiftigd hebben. Multatuli's Vorsten
school dankt aan allerlei omstandigheden, niet het minst aan de
dames Kruseman en Baart, dat het een winter op het
tooneel gebleven is, de beide treurspelen van A. C. Wallis,
waarin, vooral in het eerste «de val van het huis Alba,»
zeer schoone gedeelten voorkomen, van Heijst's Eonneberg
zijn öf niet opgevoerd, öf beleefden slechts een paar voor
stellingen. Zelden wordt een stuk van Schimmel, en daar
onder zijn uitstekende, anders dan bij vaderlandslievende
gelegenheden en door rederijkerskamers ten tooneele gevoerd.
Hofdijk is geheel in handen der rederijkers gevallen.
En vraagt men waarom, dan is het antwoordalleen om
dat al die stukken, welke hooge waarde zij overigens hebben,
gebukt gaan onder het feit, dat hunne schrijvers niet genoeg
te rade gingen met de eischen van het tooneel, dat zij
stukken schreven meer geschikt om te worden gelezen, dan
te worden gespeeld, omdat zij, die de veel grootere gaven
van dichterlijke bezieling en letterkundigen smaak bezitten,
missen wat de Fransche drama's vertoonbaar, geliefd en
laat ons 't ware woord noemen, voordeelig voor de kas
maakte, het tooneeleffect.
Nu is het toch een onmiskenbare ramp, dat ons volk,
dat genegenheid en neiging voor het tooneel heeft, en bij
eenige leiding, ook weldra talent en smaak hebben zou,
telken winter weêr gevoed wordt met de maagbedervende
producten van de Fransche spectakelschool.
En wij weten het, men kan geen tooneelstuk bestellen,
zooals men een nieuwe jas besteld om te leveren tegen
November. Maar 'tis nu Aug., en voor dat de winteravonden
lang genoeg zijn om ons onder 't gehoor te brengen van
de volgelingen van den Thespiswagen, rest ons nog vrij
wat tijd. Voltaire schreef de Zaïre in veertien dagen, en
Heine Atta Troll, dramatischer dan menig tooneelspel, in
niet veel meer tijd. Aan wien nu het talent gegeven is,
begrave het niet maar woekere er mede; wachte niet af,
totdat de eene of andere Vlaamsche Maatschappij eene
gouden medaille uitlooft voor een nieuw tooneelspel, maar
lielpe ons aan een stuk, dat bij letterkundige waarde ook
geschikt is voor de opvoering, dat even boeijend als de
«Weezen,» even schoon is als «der Sturr des Hauses Alba.»
Een Nederlandsch stuk in 't Nederlandsch geschreven ware
een weldaad, 't Tooneel is de leerschool des volks. Eene
verlossing van de Fransche overheerschingd'Ennery is
even gevaarlijk voor onzen goeden smaak, als Napoleon I
ooit geweest is voor onze welvaart!
HELDER en NIEUWEDIEP, 7 Augustus.
De enorme vooruitgang onzer haven voor de scheepvaart
in het algemeen blijkt uit de volgende vergelijkende opgave
omtrent de vaart onder de regering der Koningen Willem I,
Willem II en Willem III:
Aantal Hiervan
Jaartal. binnengek. waren Boven Stoom
schepen. bov.500ton. 1000ton. schepen.
Willem I. 1837. 1614 50 2 0
Willem II. 1848. 1648 153 5 74
Willem III. 1874. 3088 884 106 1118
Naar wij vernemen wordt de alhier eerlang te houden
wedstrijd voor leden van Schutterijen en Weerbaarheids-
Vereenigingen in Noord- en Zuidhólland door de daarvoor
benoemde commissie behoorlijk voorbereid. Zijn wij wèl
ingelicht, dan zal het concours plaats hebben in het fort
Admiraal Dirks, waar zich zeer goede schietbanen bevinden.
Door welwillende medewerking van de onderscheidene
belanghebbende personen, tracht men het mogelijk te maken
om den weg naar dat fort aanmerkelijk te bekorten, zoodat
de bezoekers van het schietterrein in een kwartier uur
tijds, van af de 11. C. regtdoor den Polderweg volgende,
den ingang van het fort kunnen bereiken. Nog wordt ons
medegedeeld, dat, om overwegende redenen, de wedstrijd
zeer waarschijnlijk niet in deze, maar in de volgende
maand zal plaats hebben. Ook schijnt er plan te bestaan
om, nevens den wedstrijd met het geweer, er een met het
pistool te doen houden. Even als bij liet provinciaal concours
in 1873, zal ook nu de deelneming worden opengesteld
voor officieren, en een beperkt aantal onderofficieren en
manschappen van land- en zeemagt ter dezer plaatse.
Verder mogen wij verwachten dat het, bij het vermoedelijk
druk bezoek van deelnemers, niet aan de noodige festiviteiten
te dier gelegenheid zal ontbreken.
Er bevindt zich een komeet in de nabijheid der
aarde. Zij zal heden met het bloote oog zigtbaar zijn.
Z. K. H. de Prins van Oranje is, volgens de «Köln.
Zeit.» te Ragaz in Zwitserland aangekomen en aan het
hotel het hof van Ragaz afgestapt.
Blijkens een bij het departement van Koloniën ontvangen
telegram van den gouverneur-generaal van Nederlandsch-
Indië, heeft de kolonel Wiggers van Kerchem den 28 Julij
jl. uit Atsjin aan de Indische regering berigt: dat de
Willemstoren op Poeloe-Bras is ingewijddat verder niets
belangrijks was voorgevallen; dat de gezondheidstoestand
gunstiger was en slechts een enkel cholerageval voorkwam.
Voorts is medegedeeld, dat de 2de luitenant der artillerie
Schröder in missigit Longbattah door een vijandelijk schot
doodelijk getroffen is.
De aanmerkingen op het gouden «tientje» zijn legio.
In het Nieuws- en Advertentieblad van Leiden komt
een ingezonden stuk voor, waarin o. a. tal van bezwaren
tegen de beeldtenis van den Koning geopperd worden.
«Het omschrift van de beeldzijde heet het verder
zou doen gelooven dat de munt gegoten en niet geslagen
is; geen enkele letter toch heeft een zuiver bovenvlak;
daarbij zijn nog in Koning de beide n's ongelijk, de laatste
vooral; in Willem is de W onzuiver en schijnt te groot,
de m te zwak; in de is de d te klein, in derde springt de
eerste d naar binnen, enzeindelijk van ons helt de s
voorover.»
«God zij met ons,» zegt de schrijver, «en schenke ons
een nieuwe munt, waarop de type van onzen Willem III
liefelijk is te aanschouwen, waarin elk Nederlander zijn
beminden Vorst moet erkennen.
Met 1 Aug. waren er reeds voor vijf millioen aan de
bank afgeleverd! nu zullen er reeds van gesnoeid zijn, en
hoe gemakkelijk zal zulk een munt, ook vooral om haar
verlokkende kleur, door industriëele munters (geen rijks-
munters) ten nadeele van het publiek worden geleverd!
De schande van zulk een munt te hebben en de schade,
die ze ons zal kunnen berokkenen, doet ons uitroepen:
Och, hadden u-ij toch een hetere, toonbare GOUDEN munt!»
De verzending van vee van Texel naar den vasten
wal blijft steeds voortgaan; de aanhoudende droogte en de
schrale liooiteelt dwingen den veefokker een ruim deel zijner
kudde van de hand te doen; gelukkig zijn de prijzen nog
al gewild.
Ten aanzien van den staat der landbouwproducten te
Zijdewind kan het volgende worden gemeld: Tengevolge
van de aanhoudende droogte bedraagt de hooioogst, die
bijna afgeloopen is, weinig meer dan de helft van de
gewone opbrengst, terwijl de landerijen schraal en dor zijn,
en daardoor het vee niet tiert. Het karwei- en mosterd
zaad heeft een goed beschot opgeleverd; het vlas is over
het algemeen wat kort van stengelde erwten zijn zeer
slecht, de paardenhoonen redelijk; tarwe, gerst en haver