Benoemingen, enz. STATEN-GENERAAL. B u i te n 1 a n d. Frankrijk. Engeland, man hield, van wien het bekend was, dat hij reeds twee malen vonnissen had ondergaan. Hij maakte aanmerkingen op het gehalte van het eten, en de huismeester, wien het nu begon te vervelen, deelde hem daarop mede, dat hij zich dan maar ergens anders van eten moest voorzien. Mens werd dus, na herhaalde waar schuwingen, weggezonden. De huismeester en de verhand- vader, die bij hem was, gingen daarop het geld halen, dat Mens als loon moest worden uitbetaald. De knecht ging naar de snijkamer en deed daar zijn jas aan. In den borstzak verborg hij twee messen, en met den pet in de hand kwam hij de plaats op, den huismeester en den verbandvader te gemoet. Terwijl de verbandvader hem het loon wilde ter hand stellen, nam Mens het grootste mes uit de borstzak en stiet hij dit den huismeester in de linker-lies. Dit mes was in lang niet gebruikt en dus niet besmet met lijkengif. Velthuijsen had de tegenwoordigheid van geest de hand des misdadigers te grijpen, en die met het mes uit de wond te trekken. Een tweede steek werd daardoor belet. Het mes was op het schaambeen afgestuit. Met de andere hand wierp de huismeester den moordenaar tegen den muur, waar hij onmiddellijk door de toegeschoten bedienden en den verbandmeester werd gegrepen. Bij het toebrengen van den steek, zei Mens: «eerst moet jij nog wat hebben.» De ongelukkige huismeester kon nog tot de wachtkamer loopen. Daar zakte hij badende in bloed ineen. De beste zorgen werden onmiddellijk aangewend en de wond gehecht. Maar het bloedverlies was zoo groot, dat, hoewel geen oogenblikkelijk levensgevaar bestaat, het nog twijfelachtig is, of de heer Velthuijsen er van zal opkomen. Mens werd dadelijk gearresteerd en bevindt zich reeds in de cellulaire gevangenis. Hij moet met een verschrikkelijk cynisme te kennen hebben gegeven, dat het hem speet, dat «hij niet beter heeft geraakt.» De toestand van den huismeester maakt een verhoor door den officier van justitie nog onmogelijk. (Hbl.) Volgens latere berigten is de verwonde aanmerkelijk beter. Er bestaat gegronde hoop op herstel. De bekende luchtreiziger Godard wordt in het laatst dezer maand te Amsterdam verwacht, om weder eenige malen uit den tuin van het Paleis voor Volksvlijt op te stijgen. Jl. Vrijdag is te Leiden het congres van sterrekun- digen geopend. Het bestuur bestaat uit de lik. Otto Struve, uit Petersburg; prof. Bruhns, uit Leipzig; prof. Wenniche, uit Straatsburg; prof. Engelman, uit Leipzig; Auerbaeh Bankuk, uit Berlijn, en prof. Scheibner, uit Leipzig. Jhr. mr. D. F. Gevers van Endegeest, president curator van de Leidsche Iloogeschool, heette de aanwezigen in een Fransche rede welkom; hij wees voornamelijk op de eer voor Nederland, dat Leiden de eerste plaats is buiten Duitschland, alwaar dit geleerde gezelschap vergadert; hij bragt dit in verband met de hulde, kort te voren aan de nagedachtenis van Kaiser bewezen, aan wiens initiatief de oprigting der Sterrewacht aldaar is te danken en die de beoefening der sterrekunde in Nederland uit haar doodslaap opwekte. Spreker eindigde met al de aanwezigen uit te noodigen Zaturdag avond op zijn buitengoed Endegeest vriendschappelijk zamen te komen. Deze toespraak werd door den staatsraad Otto Struve eveneens in de Fransche taal beantwoord; hij herinnerde dat, Bessel en Gauss de eerste grondleggers der nieuwere astronomie zijnde, Duitsch land de eerste aanspraken op dit gebied kon doen gelden; dat later Huijgens en Kaiser op die gronden met ijver doorwerkten, en de astronomie veel aan hen is verpligt, waarom het Astronomisch gezelschap besloten had, de eerste zitting buiten Duitschland te Leiden te houden. Otto Struve hield zich overtuigd, dat Kaiser's opvolger, prof. H. G. van de Sande Bakhuijzen, de verworven eer der astronomie in Nederland waardig zal handhaven. Hierna gaf hij een overzigt van den toestand van het gezel schap gedurende de laatste twee jaren en herdacht daarbij de afgestorvenen, als Hach, Müdler Wenloch, d'Arrest en Hansen. Hierna gaven de penningmeester, de bibliothecaris en de secretaris verslag van hun beheer. Vervolgens werden 28 nieuwe leden met algemeene stemmen aangenomen, waaronder de hh. Stamkart, Bosscha, v. d. Willigen, Lord Lindsay en anderen. De wetenschappelijke werkzaamheden vingen aan met een voordragt van prof. Bruhns over een nieuwe bepaling van kometenbanen, waaruit een discussie ontstond tusschen prof. Bruhns en Gylden, dr. Bruhns, Wenniche en Struve. Na de pauze werden voordragten gehouden door prof. Bruhns, prof. Zöllner, Wenniche, Engelmann en van de Sande Bakhuijzen. Uit deze besprekingen bleek ten duide lijkste, dat de astrophotometer van Zöllner, nog hoogelijk door de meeste sterrekundigen wordt gewaardeerd en onschat bare diensten belooft te bewijzen. Dr. Engelmann, uit Leipzig, beloofde eerlang de uitgaaf van de voornaamste werken van Bessel het licht te doen zien. Prof. Winniche bragt een schrijven ter tafel van E. Quetelet uit Brussel, waaruit bleek, dat de toestand van de sterrewacht in de hoofdplaats van België veel te wenschen overlaat. De president drukte den wensch uit, dat deze toestand tot heil der wetenschap spoedig zou verbeteren en sloot te 4j ure de vergadering. Jl. Vrijdag overleed te Utrecht op 75jarigen leeftijd, Antonie Henricus Kelfkens, algemeen bekend als de persoon, die bij openbare feestelijkheden de vlag op de spits van den Dom bragt, een taak, waarvan hij zich 54 jaren achtereen, steeds zonder ongelukken, kweet. (U. D.) Aan het station te Breda is bij de aankomst van den spoortrein uit 's Bosch gearresteerd een Belg, genaamd Antonie Barbiers, soldaat bij het koloniaal werfdepot, die sedert 8 dezer uit Harderwijk was gedeserteerd. Hij is vervolgens naar Arnhem getransporteerd. Een betreurenswaardig feit heeft zich onlangs te Vlissingen voorgedaan. Drie nog jeugdige tamboers van de daar in garnizoen liggende batallons van het 3de reg. infanterie hebben zich dezer dagen ten nadeele van eenige ingezetenen aan het «mijn en dijn zóó vergrepen, dat er schier geen misdrijf op dat gebied in den Code Pénal kan worden aangewezen, of zij hebben er zich aan schuldig gemaakt. (V.) Jl. Donderdag avond omstreeks negen ure bevonden zich eenige jongens op een openbaren weg digt bij de spoorbaan te Dieren, een weinig van het station af. De trein, van Arnhem komende, hield als gewoonlijk bij het station eenige oogenblikken stil en stoomde toen voort naar Zutphen. Een dier jongens, 12 of 13 jaren oud, floot terwijl de trein hen passeerde, op zijne vingers, waarop de bestuurders den trein deden stilstaan, meenende, dat er heel wat aan de hand was. Omdat de trein stilstond, werden ook de passagiers onrustig en wilden er zelfs uit. De jongen werd gepakt en naar het station gebragt en daar werd, zegt men, proces-verbaal tegen hem opgemaakt. Wij deelen dit mede om andere jongens, die somtijds ook de aardigheid (anders eene zeer vergeeflijke, dunkt ons) hebben van te fluiten, daarvoor te waarschuwen, bijaldien dat fluiten straf baar mogt wezen, wat later blijken zal, maar door ons alsnog betwijfeld wordt. Een zoontje van den haltechef te Nijeveen, dat uit hengelen was geweest, had zijn gereedschappen achter het woonhuis geplaatst. Den volgenden morgen vond zijn vader een hen aan het hengelsnoer hangen. De hen had het vischaas, dat zich aan den hengel hevond, met de haak ingeslikt en moest alzoo haar snoeplust met den dood bekoopen. Deze week wordt te Lausanne een congres gehouden van vrijmetselaars uit alle oorden der wereld. Tot dijkgraaf van den Hondsbossche en Duinen tot Petten is benoemd de lieer mr. U. F. van Leeuwen. De kapt.-luit. ter zee J. II. P. E. Kniphorst is op zijn verzoek wegens langdurige dienst op pensioen gesteld. De luits. ter zee 1ste en 2de klasse P. W. Hudig en W. L. baron van Yerscbuer, laatst behoord hebbende tot het eskader in Oost- Indië en van daar respectivelijk den 10 en 8 dezer teruggekeerd, worden met die datums op non-activiteit gesteld. De off. van adm. 3de kl. II. J. Knottenbelt en W. Pronk en de scheepsklerk J. A. Grootendorst, dienende aan boord van het wachtschip alhier, worden niet den laatsten dezer op non-activiteit gesteld, terwijl met den 1 Sept. a. s aan boord van dien bodem geplaatst wordt de off. van adm. 3de kl. O. R. Paehlig. Met ingang van 1 Sept. a. s. zijn benoemd tot adelborsten lste kl. bij de Nederl. zeemagt de adelb. 2de kl. bij het Kon. Instituut voor de Marine alhier: J. W. A. P. van den Berg, J A. Borcl, II. Backer, A. L. van der Moolen, P. S. R. Wolterbeek, P. W. Sachse, J. M. Baak, M. C. E. Hummel, F. C. E. L. Koster, P. van Gelsdorp, J. M. Weijers, R. Reinders, YV. A. Mouton, W. Coolhaas, H. J. van Bisselick, W. Voormolen, P. H. Brocx, G. P. Posthuma, A. L. Boelen, O. J. E. baron van Wassenaer Catwijck, G. J. Buijs, P. O. V. Zwaanhals en jhr. J. P. Coertzen de Koek. Tweede Kamer. Zitting van Maandag 16 Augustus. In deze zitting is de heer Fokker beëedigd en heeft hij zitting genomen. Tegen heden middag 2 uren zijn eenige kleine wetsontwerpen aan de orde gesteld. Later is nog op verzoek van den minister van Binnenl. Zaken besloten om nog af te doen het ontwerp tot wegruiming van ondiepten in de Nieuwe Maas, waarbij de scheepvaart groot belang heeft. Dit ontwerp zou heden in de afdeelingen onderzocht worden, zoomede de kiestabel. Al de tegen heden aan de orde gestelde wetsontwerpen, waaronder de overdragt van 't Marine-Etablissement te Vlissingen aan den heer Smit te Ridderkerk, zijn met algemeene stemmen aangenomen. De heer Fokker heeft den minister van Binnenl. Zaken geïnterpelleerd over de vertraging zijner eedsaflegging, buiten zijn toedoen en tegen zijn verlangen. De minister heeft geantwoord, dat er geen oogenblik vertraagd is met de opzending van 't concept besluit, tot magtiging van den voorzitter, tot beëediging van den heer Fokker. Zoodra dat besluit teruggekomen was, is de voorzitter er mede bekend gemaakt. De heer Fokker bleef van meening dat de minister verantwoordelijk is voor de vertraging, uit welke oorzaak die ook ontstaat. Nog heeft de heer van Wassenaer van Catwijk de minister van Oorlog geïnterpelleerd over 't gebeurde met de troepen in garnizoen te 's Bosch bij de laatste oefeningen. De minister was voorloopig van meening, dat de publiek geworden geruchten overdreven voor gesteld zijn, doch hij heeft inlichtingen gevraagd bij den chef van 't regiment, die nog niet zijn ontvangen. Op dien grond is de voortzetting der interpellatie verdaagd. Blijkens het verslag over het wetsontwerp tot wijziging van Hoofdstuk VI der Staatsbegrooting voor 1874 (Marine), werd met leedwezen kennis genomen van de mededeeling der regering, dat het overschot op artikel 30 verkregen is door de onvoltalligheid van het korps officieren van gezondheid en een minder getal van studenten en artsen, bestemd voor officier van gezondheid bij de marine, dan waarop bij de begrooting werd gerekend. Eenige leden betwijfelden, of het stelsel van premiën wel het juiste middel is om het incompleet aangevuld te krijgen. Zij achtte meer doel treffende middelen noodig en wezen als zoodanig aan zoowel ver betering van bezoldiging als opklimming van bezoldiging bij langeren diensttijd. Andere leden daarentegen waren van gevoelen, dat hier slechts van eene tijdelijke voorziening sprake kan zijn. Met het oog op de belangen der schatkist zouden zij daarom tegen de ver hooging van tractementen opzien. Huns inziens is het stelsel van premiën voldoende voor de belanghebbenden en raadzamer voor 's lands middelen. Uit het antwoord der ministers van Oorlog en van Koloniën op het voorloopig verslag tot wijziging der wet van 17 Julij tot regeling van het onderwijs bij de Koninklijke Militaire Academie blijkt, dat de ministers er de voorkeur aan geven om de jongelieden op vroeger leeftijd aan de Academie toe te laten en de eisch van het examen te doen overeenkomen met de kennis verkregen na de drie eerste jaren aan een Uoogere Burgerschool. Het deel daarmee is, dat verreweg de meeste officiereu afkomstig zullen zijn van die inrigting. Mac-Mahon's oudste zoon, die zijn militaire studiën te St. Cyr heeft volbragt, is als luitenant in dienst getreden bij de infanterie. De Pays wenscht den Keizerlijken Prins geluk met den Napoleonsdag. De schrijver verzoekt hem zich gereed te houden voor den dag, waarop het gouvernement de prooi dreigt te worden van de revolutie, 't Is te hopen, dat Frankrijk voor de derde maal door een Bonaparte zal worden gered. Volg, roept de schrijver den Prins toe, volg die platonische pretendenten niet na, die niets durfden ondernemen om het land te redden. Als de heerschappij der wet ophoudt, zult gij u niet door ijdele en laakbare gewetensbezwaren laten terughouden. Niemand wenscht op nieuw een dergelijke gebeurtenis; maar velen zien haar aankomen, en ik ben de tolk hunner meening, als ik u toeroepwees gereed. Op de Fransche kust, digt bij Aix, heeft jl. Woensdag een vreeselijk drama plaats gehad. Veertien personen hadden in een boot een togtje ondernomen naar het fort Boyard. De bemanning bestond uit zekeren Pessiot en twee jongens, de verdere passagiers waren de abt Dallanger, pastoor van Gemozac, mevrouw Allean met haar drie dochters en haar zoon, de heer en mevrouw Plassereau, mejufvrouw Moty, een kind van 12 jaar, welks naam niet genoemd wordt, en eindelijk een sergeant van het 6de reg. van linie, die tot herstel van gezondheid op het eiland Aix vertoefde. Bij het naderen van het fort drong het water met zooveel geweld in de zeer wrakke boot, dat zij binnen weinige oogenblikken zonk. Slechts zeven personen ontkwamen den dood in de golven. De andere helft, de abt Dallanger, de drie jonge dames Allean, de heer en mevrouw Plassereau en mejufvrouw Moty verloren bij de ramp het leven. Vijf van de geredden hadden het leven te danken aan de reddingboot, welke al de drenkelingen waarschijnlijk zou hebben gered, wanneer zij bij tijds van wal ware gestoken. Onder die vijf geredden was de jonge Allean, die met de regterhand zijn moeder aan de haren boven de golven hield, terwijl zijn jonge neef zich aan zijn kleederen had vastgeklampt. In dien benarden toestand werden alle drie gered. De stuurman Pessiot en de sergeant werden met inspanning van alle krachten en na herhaalde levens gevaarlijke pogingen door den batterijwachter Schmeyer en den oppasser bij den markgraaf van Boyard, van de rotsen gered, waar de vloed hen elk oogenblik van dreigde af te slaan. Er werden slechts drie lijken gevonden, die van den abt, van mej. Berthe Allean en van mej. Moty. De nieuwe bepalingen tot wering van besmettelijke ziekten onder 't vee worden tegenwoordig in de Engelsche havens zóó streng toegepast, dat de invoer van buiten- landsche runderen en schapen geheel dreigt gestaakt te zullen worden. Jl. Zondag landde de Leo uit Botterdam met 700 a 800 schapen aan Brown's-wharf; al die schapen werden als gezond doorgelaten, behalve één, 't laatst onderzochte, dat een ligte aandoening van klaauwzeer vertoonde; en ter wille van dit ééne zieke beest moesten al de 800 overige weder naar Deptford ingescheept en daar onmiddelijk geslagt worden, veroorzakende [dit aan de invoerders een verlies van f 3 per schaap. Hetzelfde had jl. Dingsdag plaats met een kudde van 1500 schapen, per Florence uit Botterdam aangevoerd; ook deze lading werd ter wille van één ziek beest geheel afgekeurd. Zóó gaat 't met lading op lading. De buitenlandsche invoerders hebben zich reeds tot de Britsche regering gewend, met de verklaring, dat zij genoodzaakt zullen zijn den invoer van vee geheel op te geven, tenzij spoedig de tegenwoordige bepalingen minder bezwarend worden gemaakt. Een direct gevolg van dezen staat van zaken is thans reeds, dat 't vleesch te Londen ongehoord duur wordt. In een ingezonden stuk in de Times wordt geklaagd over de vele diefstallen op de spoorwegen in België. Het is zeker, zoo leest men, dat de bagage, die door België vervoerd wordt, b. v. van Keulen naar Londen, systematisch op groote schaal geplunderd wordt, hetzij dat men de koffers met valsche sleutels opent, of ze openbreekt. Als men er over klaagt, dan krijgt men ten antwoord: Bewijs, dat het in België gebeurd is. Het is niet waarschijnlijk, dat er op de stoombooten gestolen wordt en in Engeland wordt de bagage naar Londen vervoerd in gesloten wagens, waar niemand in kan komen. In België kunnen de beambten er ten allen tijde in komen om te stelen en nergens wordt dan ook meer op spoorwegen gestolen dan in België. De befaamde kolonel Baker is, blijkens een thans openbaar gemaakt besluit* van den 2 dezer, uit de krijgs dienst ontslagen. Het Engelsche weekblad Blackwood heeft eenige dagen geleden, onder den titel «de toestand van het Fransche leger,» een artikel openbaar gemaakt, waarin het, na een grondige studie van alle détails der militaire reorganisatie in Frankrijk tot de conclusie komt, dat er sedert den oorlog niets ernstigs ondernomen is om het leger op te heffen uit den diep gezonken staat, waarin het verkeerde, en die zooveel onheilen over het land gebragt heeft. De Blackwood valt nu eens de militaire administratie aan, dan weder de directie over het personeel en het oorlogsmateriëelhet ziet overal slechts oude gebruiken, die tot het oude kwaad moeten leiden, denkbeeldige hervormingen, troepenverster kingen op het papier, terwijl de bataillons even zwak als altijd blijven, in één woord een mislukte reorganisatie, die de Franschen even magteloos laat als zij waren, toen zij verslagen werden. «Frankrijk,» zegt het blad ten slotte, «heeft niets geleerd en niets vergeten.» Wij beklagen ons niet, zegt het Journal des Débats, over het strenge oordeel van de Blackwood; het is ingegeven door een gevoel van sympathie voor ons. De Londensche Times heeft voor Frankrijk den handschoen opgenomen en de overdrijving aangetoond waaraan het artikel in de Blackwood mank gaat. De Fransche bladen zei ven hebben ook het artikel behandeld, maar om er de aandacht van militaire autoriteiten op te vestigen; in een polemiek daar over hebben zij intusschen niet durven treden. Daarom komt de beschouwing van de Times, die alles goed maakt, zoo gelegen aan de Débats, die half meêwarig zucht: Wij bevelen den Duitschen bladen, die geen week laten voor-

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1875 | | pagina 2