Benoemingen, enz.
B u i te n 1 a n d.
Frankrijk.
Eageland,
verdiend door die mannen, door hunne onverdeelde toe
wijding aan de zaak. Het insigne in zilver, gedragen aan
een blaauw lint, werd hun door den President onder toe
juiching der aanwezigen om den hals gehangen. De
president herinnerde hierbij aan het onderscheid tusschen
onderscheidingsteekenendie in den oorlog behaald, strekken
ter belooning voor daden van geweld jegens den even-
mensch, deze daarentegen voor het vermeerderen van
volksgeluk en volkswelvaart. Daarna rigtte zich de
president tot den heer burgemeester, dankte hem voor
zijne tegenwoordigheid en noodigde hem uit voortdurend,
zijne belangstelling te betoonen in eene zaak, die het geluk
der huisgezinnen en alzoo het geluk der geheele maat
schappij beoogt. Vervolgens sprak hij een woord van
dank tot do aanwezige leden des bestuurs van het depar
tement Helder der Maatschappij tot Nut van 't Algemeen,
en voegde daarbij de opmerking, dat de verhouding tus
schen kapitaal en arbeid, tusschen aanzienlijken en geringen
door onderlinge waardeering en genegenheid eenig en alleen
kan verbeterd worden.
Met een gepast woord, waarin hij de Vereenigingszaak
in 't algemeen en den winkel in 't bijzonder bij de huis
moeders aanbeval, sloot de president even vóór midder
nacht deze feestelijke bijeenkomst, die zeker bij allen die
haar bijwoonden de aangenaamste herinnering zal hebben
achtergelaten.
De commissaris des Konings in Noordholland heeft
benoemd tot leden der commissie voor de herziening van de
belastbare opbrengst der gebouwde eigendommen, in de
controle Helder, over de werkzaamheden der herschatting, den
heer Th. J. Waller, te Anna Paulowna en B. Swets, alhier.
Blijkens een bij het Departement van Koloniën ont
vangen telegram van den gouverneur-generaal van Neder-
landsch Indië, heeft de kolonel Wiggers van Kerchem den
22 dezer uit Atsjin berigt, dat niets meldenswaardigs was
voorgevallen en dat de gezondheidstoestand gunstig is.
Sedert den lGden waren geen choleragevallen voorge
komen; het cholerahospitaal was ledig.
Van een gewoonlijk goed ingelichte zijde wordt ons
medegedeeld, dat bij eenige spoorwegdirectiën het denkbeeld
is gerezen en thans nader wordt onderzocht om de thans
in gebruik zijnde plaatskaarten te vervangen door algemeene
kaarten, waarop de reiziger een zeker getal kilometers zal
kunnen afleggen. Indien dit denkbeeld kon worden toegepast,
zou daarvan een groote vereenvoudiging der administratie
aan de stations het gevolg kunnen zijn. (De Coöperatie.)
Aangenomen het beroep bij de Doopsgez. gemeente
te Broek op Langendijk, door den proponent S.J. Dekker,
die voor de beroepen te Berlikumen teZuidzijpe bedankt heeft.
Het nieuwe Rijkstelegraaf- en Postkantoor te Texel
zal den 1 Sept. a. s. voor het publiek opengesteld worden.
Voor zeer hooge kosten is de onderzeesclie telegraaf
kabel tusschen Vlieland en Harlingen hersteld.
Op Dingsdag 7 September a. s. zal te Hoorn eene
buitengewone feestviering plaats hebben, georganiseerd door
de Vereeniging voor Volksvermaken aldaar, ter gelegenheid
van 't öjarig bestaan dier Vereeniging. Het uitvoerig pro
gramma kondigt aan een «grooten gecostumeerden optogt,»
bestaande uit vijf allegorische groepen, voorstellende de
verschillende feestvieringen door de Vereeniging gedurende
haar vijfjarig bestaan georganiseerd, benevens een zesde
groep, die wenschen voor de toekomst moet aanduiden.
De 1ste groep stelt voor eene herinnering aan de harddraverij
op de Zuiderzee in den winter van 1870; de 2de die aan
de Tentoonstelling van Landbouw in 1871; de 3de die
aan het Aprilfeest in 1872; de 4de die aan het 3de eeuw
feest van de overwinning op de Zuiderzee in 1573; de
5de die aan het Krooningsfeest in 1874. 6de groep: de
Toekomst. Verder worden vermeld muziekuitvoeringen,
openingsrede, bal, enz. Het geheel belooft aan inwoners
en bezoekers een dag, rijk aan genot.
Een treurig ongeval is jl. Vrijdag avond te Amsterdam
voorgevallen. Een 14jarig jongeling, zoon van een geweer
maker, heeft zich bij de behandeling van een geweer, dat
geladen was, doodgeschoten.
Te Haarlem heeft de lijkschouwing van den jl. Zatur-
dag bij de manoeuvres verongelukten milicien plaats gehad.
Het is uitgemaakt, dat de dood een gevolg is geweest van
een in de borst gedrongen kogel. Een gestreng onderzoek
is ingesteld, door wien de onvoorzigtigheid is gepleegd, dat
een scherpe patroon tusschen de losse patronen geraakte.
De verslagene heet P. Umans en verdiende voor zijne
moeder (eene weduwe) en een gebrekkigen broeder den kost.
Duizenden genoten jl. Vrijdag, zegt het Dagblad den
prachtigen, kalmen zomeravond. Terwijl die allen zoo rustig
genoten, greep elders een drama plaats, waaraan wie weet
wat smartelijke geschiedenis verbonden is. Een schipper
voer in de Trekvaart met zijn vaartuig, met kolen voor de
gasfabriek bestemd. Stilzwijgend had hij een poos geboomd.
Plotseling breekt hij het somber zwijgen af: «Dag Marie
riep hij eensklaps zijn mede aan boord zijnde dochter
toe dag Marie, zorg voor je zuster; jij zult wel goed
door de wereld komen!» En met een sprong hij de vaart
in en verdween in de diepte....
Wat aanleiding tot dit misdadig bedrijf heeft gegeven,
wie zal 't zeggen? Dit alleen weet men: reeds meermalen
had de man getracht op die wijze de hand aan 't leven te
slaan. Telkens werd hij gered. Vóór drie jaren had de
ongelukkige zijn vrouw verloren twee zoons zijn ver van
hem wegeen is naar Pruissen gegaan, een ander naar de
Oost, en thans gelukte 't hem het leven, dat hij moede
was, te ontvlieden. Het lijk is later opgehaald en naar
Rijswijk vervoerd.
Te Utrecht werd jl. Zaturdag een span vos-blessen
voor f 3,200 aan een Fransch koopman verkocht.
Aan de Munt te Utrecht was tot den 25 dezer voor
een bedrag van f 930,000 aan nieuw goudgeld geslagen.
Op de groentenmarkt te 's Bosch zag men jl. Zatur
dag een meloen, die 12 kilo woog en 1.15 meter in
omtrek had.
De hooipersen werken te Zwolle bijna dag en nacht.
Het staat niet stil met het aanvoeren van los en het ver
zenden van geperst hooi. Vele schepen kruisen elkander.
Al wat maar eenigszins handelbaar hooi is, wordt, in de
omstreken van Kampen en Genemuiden opgekocht, van
f 25 tot f 28 de 1000/2 kilo. De grootste verzendingen
geschieden via Harlingen en Nieuwediep naar Engeland.
Het nagras staat uitnemend schoon, zoo zelfs, dat het op
vele plaatsen het vóórgras overtreft. Met het maaijen is
men aangevangen. Men verwacht door dezen onverwachten,
buitengewonen naoogst vermindering van hooiprijzen.
Uit Deventer meldt men, dat gisteren bij het manoeu
vreren een tamboer door een infanterist doodelijk werd
getroffen.
Zooals reeds werd vermoed, was het geval van cholera
te Joure, blijkens geneeskundige verklaring, geen cholera
asiatica maar slechts zoogenaamde inlandsche.
Te Groningen is de derde algemeene vergadering
gehouden van de Nederlandsche vereeniging tot bevordering
der koepok-inenting. Behalve Groningen waren alleen Rotter
dam en 's Hage vertegenwoordigd. Uit het verslag bleek
dat alle afdeelingen met uitzondering van één een kwijnend
leven lijden en dat sommigen zijn overleden Een voorstel
om een onderzoek in te stellen omtrent den toestand der
vaccinatie in Nederland, bepaaldelijk met 't oog op de
epidemie in 71/72, werd aangenomen. Mede werd besloten
tot de uitgave van een populair geschrift over koepok
inenting. Een uitvoerige discussie ontstond over de wensclie-
lijkheid van parcs vaccinogènes in .onze koloniën. Animale
stof in buisjes naar de koloniën over te brengen schijnt
moeijelijk te gaan. Men vereenigde zich met het denkbeeld
van dr. Yroesom de Haan om gevaccineerde kalveren naar
Indië te verzenden. Art. 17 der wet op de besmettelijke
ziekten gaf aanleiding tot een uitvoerige discussie. De
wenschelijkheid werd uitgesproken om de vaccinatie verpligt
te stellen. Een wijziging van 't reglement der vereeniging
waarin zou worden uitgesproken, dat zij de invoering van
den inentingsdwang voorstaat, werd echter na bestrijding
door Groningen niet aangenomen. Ten slotte werd 's Hage
aangewezen als de plaats der vierde vergadering.
Onder den titel «het Duitsclie chauvinisme» bevat de
Engelsche Economist een artikel over het Hermannsfeest
te Lippe-Detmold. Na de overwinning op Frankrijk heeft
zich van de Duitschers dezelfde geest meester gemaakt, die
eenmaal in Athene en Rome, later in Spanje en Frankrijk
heerschte, die geest van aanmatiging, die ook blijkt uit hun
Hermannsbeeld. De Economist doet uitkomen hoe de opra
keling der geschiedenis van den overwinnaar van Quintilius
Varus, overigens een vrij mythisch persoon, slechts moet
dienen om het antogonisme tusschen Duitschland en Frankrijk
te bestendigen. Men heeft aan den strijd tusschen Arminius
en Varus eene andere beteekenis gegeven en het karakter
er aan toegekend van een ooriog voor het grondgebied, als
een eerste gevecht in den oorlog, die met de kapitulatie
van Parijs in 1871 eindigt. Varus werd voorgesteld als
het Latijnsche, Hermann als het Germaansche ras vertegen
woordigende, en de ondeugden van den eerste en de deugden
van den laatste werden schromelijk overdreven. Het blad
acht het ongerijmd om den uitslag van dien strijd onder
Augustus als een punt van uitgang te kiezen bij eene ver
gelijking tusschen het karakter der beide rassen. Hij wijst
er op hoe de Duitschers nooit zouden geworden zijn wat
zij thans zijn, wanneer zij altijd zulk een nationalen trots
hadden bezeten als thans. Zij hebben hun weg door de
wereld moeten maken en zij hebben dit gedaan met geduld,
moed en volharding, en vooral door hun gezond verstand.
Maar thans schijnen zij een parvenu gelijk, die aan zijne
buren wil doen gelooven, dat de-fortuin, welke hij slechts
aan eigen inspanning en arbeid te danken heeft, afkomstig
is van een lange rij van adellijke voorouders. Daarin ligt niet
veel gevoel van eigenwaarde en het zou noodlottig kunnen
werken op het nationaal karakter.
Maar dit besef van meerderheid van het Duitsche boven
het Latijnsche ras moet niet slechts een verderfelijken
invloed uitoefenen op Duitschland, maar ook voortdurend
den Franschen trots grieven en eene verzoening hoe langer
hoe onmogelijker maken. De Economist eindigt met de
opmerking, dat hoe pijnlijk die soort van zelfverheffing
ook voor Frankrijk wezen mag, zij ten slotte liet nood-
lottigst zal zijn voor Duitschland zelf, waarvoor zij een
zedelijk vergift is.
Onlangs zoo verhaalt een der jongste Amerikaansche
bladen werd een jongen te Mona, in den staat Iowa,
door den bliksem getroffen. De rug van zijn nieuwe jas
was geheel opengescheurd, doch verder letsel bekwam hij
niet dan nadat hij tehuis was, waar zijn zuinige vader hem
voor het scheuren van zijn jas geducht afranselde.
Tot directeur der burgeravondschool te Gouda is benoemd de
heer A. Langerhuizen van Uven, te Alkmaar.
De kapt.-luit, ter zee J. P. van Rossum, laatst belast met het
bevel over de schroefstoomboot Kijkduin, gestationeerd in de
kolonie Suriname, en van daar den 25 dezer teruggekomen, is met
dien datum op non-activiteit gesteld.
Oost-Indië. Benoemd: tot vice-commandeur, tevens ketel-
scheepmaker voor het vak van scheepsbouw bij het marine-établis
sement te Onrust B. L. de Bruijn, door den minister van Koloniën
gesteld ter beschikking van den gouverneur-generaal, om als zoodanig
te worden geplaatst.
De statistiek van Parijs wordt door een aantal bewoners
der Fransclie hoofdstad met voorliefde beoefend. Een blad,
dat eenige belangrijke mededeeling heeft te doen, b.v. over
't aantal kilogrammen visch, dat onder het Directoire door
de vriendinnen van madame Angot verkocht werd of over
't aantal wandelaars, dat in een gegeven jaar over den
Pont-Neuf ging, is zeker aandachtige lezers te vinden. De
keurig gerangschikte statistieken van Maxime du Camp,
dien grooten kenner van 't Parijsche leven, in de Revue
des deux Mondes en andere geschriften, behooren tot de
lievelingslectuur van den burger, die belang stelt in wat
om hem heen gebeurt. Maar dit zijn dan ook ware mo
dellen van het genre en wezenlijke zedeschetsen.
De kroniekschrijver van den Temps deelt eenige opgaven
mede omtrent den echten Parijzenaar, die minstens even
belangrijk zijn als de strijd, of de republikeinen of wel de
conservatieven 't meeste voordeel hebben behaald bij de
laatste verkiezingen, die wij voor 't overige in hare waarde
erkennen. «Het is geen paradox,» zegt onze autoriteit, «dat
de Parijzenaar 't zeldzaamst is te Parijs. Voor langen tijd
reeds hebben merkwaardige statistieken de waarheid van dit
feit bevestigd. Lenoir, de oude luitenant-generaal van politie,
schreef in 1802: «Iedere provincie heeft te Parijs zijne
vertegenwoordigers en zijn bijzonder kwartier. Dit veran
dert niet; de menschen gaan voorbij, maar de statistiek
blijft dezelfde en de balans in evenwigt. Parijs is het geheele
rijk op kleine schaal.»
En wat doet de Parijzenaar, de ware Parijzenaar, die
witte raaf? Het zal misschien dezen of genen verwonderen,
maar de meeste schrijvers, die zich met het onderwerp
hebben bezig gehouden, verzekeren, dat de Parijzenaar van
Parijs een zachtmoedig, bedaard, werkzaam wezen is, een
vijand van alle omwentelingen. De provincie maakt te
Parijs omwentelingen en Parijs ziet het spectakel aan. De
Parijzenaars zijn te weinig in getal om er zich tegen te
verzetten en buitendat houden zij van vertooningen, zelfs
van de bloedigste. Zij zijn toeschouwers, maar zoo weinig
mogelijk acteurs.
Zoo men opklimt tot de groote revolutie, verdient opge
merkt te worden, dat de commune werd bestuurd door
Hébert, van Alencon en Chaumette van Nevers. De leden
van het comité van openbaar welzijn waren Robespierre, de
Picardiër, Saint J ust uit Nivernais, Couthon uit Auvergne,
le Bas uit Pas-de-Calais, Fouquier-Tinville was afkomstig
uit 1'Aisne, Henriot uit Nanterre, het vaderland der rozen-
maagden. En de commune van dezen tijd, van 1872?
Ziehier het getuigenis van den heer Macé, commissaris van
politie: «Er waren ongeveer van de honderd personen 20,
die vroeger met het geregt in aanraking waren geweest,
velen waren vreemdelingen, Polen, Belgen. Van de 356
personen, die te Chatillon gevangen werden genomen, was
slechts een Parijzenaareen kind, uit la Roquette ontvoerd.
Ziehier nu eenige cijfers. De bevolking van Parijs
bestond volgens de telling van 1872 uit 1,851,952 personen,
waarbij de vlottende bevolking is te tellen van de loge
menten enz., ongeveer 135,000 personen. Welnu! van die
1,986,952 menschen zijn slechts 642,718 geboren Parijze
naars, die geheel verdwijnen onder de 1,344,254 provin
cialen en vreemdelingen. Raadpleeg thans de registers van
de prefectuur van politie. In 1873 werden in het depar
tement van de Seine 33,485 personen gearresteerd. Van
deze waren 2418 vreemdelingen, 21,733 provincialen en
slechts 9334 in het departement geboren. En dan nog zijn
2415 van deze kinderen beneden 16 jaar.
De inwoner van Parijs en de Parijzenaar zijn dus geheel
verschillende wezens. J. J. Rousseau behoorde tot de eersten
en als hij dit merkwaardig verschijnsel, eenen Parijzenaar,
ontmoette, schreef hij: «Dat is geen Parijzenaar als ik ben,
hij is een ware Parijzenaar van Parijs, een aarts-Parijzenaar,
goedig als een schaap.» Deze goedige Parijzenaar is een
beminnelijke Epicurist, hij houdt van salade en doperwten,
zijn ideaal is zich een huisje te kunnen koopen en snijboonen
te verbouwen, die hem wel 25 ets. het stuk zullen kosten.
Van daar die ontelbare overvloed van Zwitsersche en andere
villa's in de omstreken van Parijs.
Wat nu het schuim der bevolking betreft men vindt
dat overal, waar veel meenschen opeengehoopt leven.
Tacitus zeide van Rome, dat men er alles wat schandelijk
was zag heenstroomen en met Parijs is het niet anders.
Uit het bovenstaande zou men kunnen besluiten, dat zoo
er niet anders dan Parijzenaars woonden te Parijs, men er
geene omwentelingen zou maken. Maar ik wil niets over
drijven. De verdedigers van deze stelling zouden vergeten,
dat men onder de opstandelingen altijd een aantal kinderen
en jongelieden vindt en deze zijn zonder twijfel geene pro
vincialen, die zoo juist met den laatsten trein zijn aange
komen. Het laat zich niet ontkennen, dat deze vrijwilligers
staaltjes zijn van het Parijsche schuim, ware paddestoelen,
op Parijschen bodem gegroeid. Zoo wij een lofzang zingen
op den Parijzenaar van 't midden der stad, van den grijzen
rentenier, wij moeten bekennen, dat de baardelooze Parij
zenaar der voorsteden niet deugt.»
Het resultaat van het geregtelijk onderzoek in zake het
in den grond boren van het jagt Mistletoe door de Alberta
en den dood van miss Peel en kapt. Stokes, is zeer onbe
vredigend uitgevallen. De jury is het niet eens kunnen
worden over de uitspraak en de zaak is verwezen naar de
eerstvolgende zittingen van het Hof te Winchester. De
Echo wenscht zich vooralsnog van een oordeel in deze te
onthouden, doch moet toch doen opmerken dat deze
negatieve uitkomst voor de officieren van de Alberta niet
veel beter is dan een directe bestraffing. Als officieren en
manschappen, uitgelezen uit het geheele marine-corps wegens
hun uitstekende bekwaamheden, de jury niet kunnen
overtuigen dat zij in een noodlottige zaak als deze botsing
een vrijspraak verdienen, dat mag men niet zeggen dat zij
van de instructie goed afkomen.
De jury verklaart in haar verslag, dat allen het eens
waren omtrent een uitspraak van toevalligen dood, maar
dat de minderheid daaraan een zinsnede wenschte toe te
voegen, waarin de aandacht wordt gevestigd op de buiten
sporige vaart, waarmede het Koninklijk jagt altijd stoomt.
De meerderheid was daar echter ten sterkste tegen.
De lichtzijde van deze treurige zaak zal dus wel zijn
dat ter wille van de veiligheid, zoowel van de Koningin
als van haar onderdanen, voortaan met minder spoed gestoomd
zal worden dwars door het van pleziervaartuigen wemelend
water van de Solent.
Voor eenigen tijd maakte kolonel Baker op een
spoortrein in Engeland zich schuldig aan ergelijke hande-