Benoeming-en, enz.
STATEN-GEAERAAL.
België.
Frankrijk.
Engeland,
reeds algemeen bekende spiegels zich bevonden. Volgens
een berekening, gemaakt naar enkele opgaven, mag men
gerust aannemen, dat ongeveer een derde der bevolking
zich in die spiegels heeft gespiegeld.
Ten slotte het bierverbruik.
Door de drie Amsterdamsclie Boijersch-bierbrouwerijen
werden afgeleverd ongeveer 150,000 liter bier. Voegt
daarbij nu nog een niet onbelangrijke hoeveelheid Hollandsch
bier en geïmporteerd, en men krijgt alweer een kolossaal
cijfer.
Uit het bovenstaande blijkt genoegzaam, dat heel wat
geld in den tijd van 7 dagen is verteerd, en door sommigen
heel wat is verdiend. (Handelsblad.)
De wisselwachter, wien jl. Maandag te Leiden het
ongeval overkwam, is gelukkig nog niet dood, doch verkeert,
hoewel nog steeds bedenkelijk, in een weinig meer gerust
stellenden toestand. De regterarm is afgezet geworden,
terwijl men wegens het vele bloedverlies tot nogtoe niet
tot het afzetten van het regterbeen heeft kunnen overgaan.
Ook de ingewanden van den wisselwachter moeten belangrijk
beschadigd zijn. De ongelukkige was in de plaats gekomen
van den wisselwachter, die verleden jaar October op de
plaats zelf het leven verloor. Hij moet zeer oppassend van
gedrag zijn geweest en heeft een vrouw met vier nog
jeugdige kinderen, terwijl het huisgezin weldra staat ver
meerderd te worden.
De stoomboot J. E. M. Connel, van Rotterdam ver
trokken, is te South Shield binnen en rapporteert, dat zij
jl. Zaturdag een Engelsche visscherschuit, overvaren had.
De manschap is op de stoomboot geborgen. Het gezonken
schip droeg den zonderlingen naam What's that to you
(wat gaat het u aan).
De aanvraag naar het hard glas uit de fabriek te
Leerdam is zeer groot. Men is dan ook nacht en dag
aldaar met het vervaardigen van zoogenaamd onbreekbare
glazen voorwerpen bezig, ten einde weldra met de verzending
naar eenige van de voornaamste steden te kunnen aan
vangen. In verscheidene plaatsen zullen vaste agenten
worden aangesteld.
De 82jarige doodgraver J. van Gelderen, te Gorinchem,
heeft in zijn 45jarige loopbaan jl. Woensdag het 12379ste
graf gedolven.
Jl. Dingsdag werd voor het Hoog Militair Geregtshof
te Utrecht in hooger beroep de bekende zaak van den
sergeant Kleijan van het bataillon mineurs en sappeurs
behandeld. Zooals men weet was hij door den krijgsraad
te Haarlem, wegens moedwilligen manslag en poging tot
zelfmoord, veroordeeld tot twintig jaren tuchthuisstraf met
vervallenverklaring van den militairen stand. Mr. M. J.
van Oosterzee, die voor den appellant optrad, betoogde in
eene uitvoerige pleitrede dat de feiten niet voldoende bewezen
waren en concludeerde op grond daarvan tot vrijspraak, of,
subsidiair tot het opleggen eener mindere straf. De advocaat
fiscaal, mr. Pols, rekwireerde bevestiging van het bestreden
vonnis.
Te Utrecht is dezer dagen een kind overleden dat
een boontje had doorgeslikt, hetwelk in de luchtpijp was
gaan vastzitten.
Bij 't afvaren van de mailboot van Vlissingen is
jl. Maandag nacht Jan de Looijer, in de machinekamer
dienstdoende als «olieman,» gestruikeld en onder een der
kolossale cilinders, gekomen waardoor hij werd gekwetst.
De man is eerst 21 jaren oud en was den vorigen dag
juist getrouwd.
Men meldt uit Ylissingen dd. 20 dezer:
«De schietwedstrijd tusschen de onlangs opgerigte vrij
willige schietvereenigingen uit de leden der dd. schutterijen
van Middelburg en Vlissingen, werd door vele belangstellenden
bijgewoond.
Met eene toespraak van den heer Kleijnhens, wethouder,
werden de prijzen uitgereikt, waarna men stadwaarts toog
en in een fraai versierde zaal nog langen tijd bijeen bleef.
De Vlissingsche schutters hebben verreweg de meeste prijzen
behaald. Des avonds werd onder luid gejubel aan de Middel-
burgsche schutters uitgeleide gedaan tot aan het station.
De officieren en eenige genoodigden hadden nog een gezellig
zamenzijn in de loge 1'Astre de 1'Orient.»
De regtbank te Arnhem heeft jl. Dingsdag uitspraak
gedaan in de twee vroeger vermelde zaken, betreffende het
bevorderen van desertie bij het koloniaal militair werfdepot.
Van de beide Harderwijker schippers werd de oudste ver
oordeeld tot 12 maanden gevangenisstraf, de jongste (de
stiefzoon) vrijgesproken; de herbergier uit Putten werd
veroordeeld tot 6 maanden gevangenis.
Op Scheveningen zoo meldt men uit 's Hage aan
de Zutph. Crt. blijft het met het mooije weder steeds
druk. Men is dezer dagen reeds begonnen met den aanbouw
van de prachtige bazars, die de duinen achter het Badhuis
in een lustoord zullen herscheppen. Ook de bouwmaatschappij
Scheveningen, waaraan wij het prachtige Oranjehötel te
danken hebben, zal dezen winter met het bouwen van
villa's en hotels voortgaan. De tijd is niet verre meer,
dat 's Hage en Scheveningen één geheel zullen uitmaken;
want ook op den ouden Scheveningschen weg worden tal
van villa's bijgebouwd.
De nieuwe bijgebouwde kazerne te Kampen, zal in
Dec. worden in gebruik gesteld. Ook zal het oude gebouw
worden verbouwdde noodige teekeningen en de raming
van kosten (op f 20,000 begroot) zijn reeds aan den minister
van Oorlog ter sanctioneering opgezonden. Onder die ver
beteringen is ook opgenomen de uitbreiding der cantine,
die onder meer veraangenamingen voor de jongelui een
tweede billart zal bevatten.
De Israëlitische gemeente te Lemmer heeft tot haren
godsdienstonderwijzer benoemd den heer S. Berlijn, te Enk
huizen.
Het kostbaarste gewas, als eene der voornaamste
grondstoffen tot allerlei doeleinden door de bewoners van
China gebezigd, is voorzeker het vermaarde bamboegewas.
Laat ons de woning van een Chinees binnentreden; daar
zien wij eerst een aantal scherppuntige haken van bamboe
aan de dakspanten bevestigd, waaraan door den bewoner
stukken gedroogd varkensvleescli en meer dergelijke pro-
visiën zijn opgehangen. Voorts vinden wij in den eenen
hoek kleedingstukken en hoofddeksels, volmaakt waterproof,
ofschoon slechts uit bamboebladeren vervaardigd; ginds
ontwaren wij landbouwgereedschappen, geheel en al uit
bamboe zamengesteld, en slechts het tafelblad uitgezonderd
bestaat het gansche huisraad in de overigens eenvoudige
woning uit dezelfde grondstof. Het vischnet, het mand
werk van verschillenden vorm en afmeting, vaatwerk en
matten, papier en pennen, tot zelfs de opium- of tabaks
pijp, dit alles is van bamboe. Ook op de malsche jonge
wortelen van die plant vergasten zich de Chinezen, en wie
onzer kent zo niet, die keurige, ingemaakte Atjar-bamboe?
Vraag den Chinees naar zijne eerst verkregen indrukken
en hij zal u antwoorden, dat zij tot hem kwamen door het
vlechtwerk zijner wieg van bamboe; spreek hem over het
einde van zijn leven, en hij zal u den wensch uitdrukken,
aan den voet van een heuvel onder een bamboeboschje ter
ruste te worden gelegd.
Mosterd tegen vetgiftiging. In Cassels Family
Magazine leest men dat de gewone mosterd in gevallen
van vergiftiging met het beste gevolg kan aangewend worden.
Een eetlepel mosterd in een inet water gevuld wijnglas zal
gewoonlijk na het gebruik, braking veroorzaken. Een
bekend schrijver over voeding beweert dat de mosterd een
der onschuldigste en snelstwerkende braakmiddelen is.
Dit mag zeker wel ter aigemeene kennis gebragt worden.
Dé luit. ter zee 1ste kl. J. Zaal, de luits. ter zee 2de kl.
J. E. Sickens en J. .T. Poortman en de off. van adm. 2de kl.
F. W. L. A. Hirsclimann, allen dienende aan boord van het ramschip
Stier, eerstgenoemde als 1ste off., worden met den laatsten dezer
op non-activiteit gesteld, terwijl dé off. van gez. 1ste kl. C. J. A.
de Groot, dienende aan boord van voornoemden bodem, met den
1 Oct. daaraanvolgende wordt overgeplaatst aan boord van het
ramschip Guinea.
De scheepsklerk G. Marcella is op zijn daartoe gedaan verzoek
eervol uit de zeedienst ontslagen, met den laatsten der maand,
waarin dit ter zijner kennis zal worden gebragt.
Eerste Kamer.
Zitting van Dingsdag 21 September. Den heer Duymaer van
Twist is verlof verleend tot eene interpellatie, betreffende de tusschen
de regering en de Itijuspoorweg-inaatschappij gesloten overeenkomst,
op heden te houden.
Zitting van Woensdag 22 September. Er geschiedt mededeeling
van de benoeming van voorzitters en onder-voorzitters en van leden
der commissie voor 't ontwerpen van een adres van antwoord op
de Troonrede. Des namiddags is het reeds gereed gekomen ontwerp
naar de afdeelingen verzonden en onderzocht. De beraadslagingen
over het gewijzigd ontwerp zullen heden plaats hebben.
Tweede Kamer.
Zitting van Dingsdag 21 September. In deze zitting is besloten
tot toelating van al de leden behalve den heer baron van Heemstra,
waarover de beslissing voorloopig is uitgesteld. Tot candidaten
als voorzitter der Kamer zijn gekozen de heerenmr. W. Dullert,
jhr. 0. M. Storm van 's Gravesande en mr. E. J. J. B. Cremers.
Thans is aan de Staten-Generaal rondgedeeld het Koloniaal
verslag over 1875, en wel dat over Oost-Iudië, voor zoover het
afgewerkt en gedrukt is kunnen worden.
Daaruit blijkt vooreerst, dat de bevolking van Java en Madura
op uit. Dec. 1875 bedroeg 17,786,118 inwoners, zijnde 368,158
meer dan het jaar te voren. Ouder die bevolking telde men
27,009 Europeanen, 190,603 Chinezen, 8383 Arabieren, 14,573
andere vreemde Oosterlingen, 17,545,550 inlanders, waarvan
8,517,669 m„ 9,268,449 vr.
In de buitenbezittingen telde men 7054 Europeanen, 104,803
Chinezen, 1560 Arabieren, 5009 andere Oosterlingen, terwijl het
getal inlanders met geen genoegzame juistheid bekend is.
Op de bevordering van de handelsbetrekkingen met Siam werd
bijzonder gelet.
In 't algemeen verkeerden handel, nijverheid en landbouw in
een gunstigen staat. Intusschen was het natte weder in den
jongsteu oostmousson niet gunstig voor de suikerfabricatie, en zal
een betrekkelijk geringe koffijoogst daarvan in dit jaar het gevolg zijn.
Onder het hoofd „Buitenbezittingen en naburige Inlandsohe
Staten" wordt nopens Atsjin gezegd, dat sedert het vorig verslag,
eindigende met het vertrek van den bevelhebber der tweede
expeditie met de hoofdmagt naar Java, onze positie aanmerkelijk
is geconsolideerd, maar alleen door militaire feiten (die verder in
het verslag beschreven worden). Minnelijke politieke aanrakingen
met de hoofden en de bevolking in de drie Sagies, buiten het
gebied van Maraksa, hadden niet plaats, en van toenadering was
daar niets te bespeuren; integendeel bleef de houding der Atsjinezen
steeds uittartend vijandig. In het algemeen wordt deswege o. a.
het volgende medegedeeld: „Geen onzer posten werd door den
vijand met rust gelaten; hij trachtte telkens door onze versterkings-
liniën heen te breken, terwijl hij daartegenover zijnerzijds verster
kingen opwierp, uit welke hij zich niet dan tijdelijk door het geschut
onzer forten liet'verdrijven, om telkens weder te keeren, en nu de
eene, dan de andere van onze posten, en dikwijls alle te gelijk, te
bestoken. Van lieverlede n/oesten, vooral in het gebied der XXV
Moekims, onze posten vooruitgeschoven worden, om de bezette
landstreek beter te beveiligen tegen den steeds opdringenden vijand,
of om hem den toegang onmogelijk te maken tot punten, die voor
den aanval op onze positiën gunstig gelegen waren. Niet het
minst was onze hoofdtroep, in Kotta-Kadja gelegerd, aan het
vijandelijk vuur blootgesteld, zoolang niet ook het oostelijk en
zuidelijk gedeelte van die versterking door ons bezet was.
Het waren niet alleen de in de drie Sagies te huis behoorende
strijders, die onze troepen zooveel werk gaven. Van verschillende
onderhoorigheden, vooral van Pedir, Merdoe en Samalangan, aan
de noordkust, en Tonam, aan de westkust, schijnen voortdurend
hulptroepen naar Groot-Atsjin gezonden te zijn, terwijl ook andere
Staten, met name Pasangan, vóór hunne onderwerping aan het
Nederlandsch oppergezag, hunne contingenten leverden. Die hulp
benden bleven telkens slechts voor korten tijd, want zij moesten
in hun eigen behoeften voorzien en waren dus verpligt naar hunne
woonsteden terug te keeren, wanneer de medegebragte voorraad
verbruikt was. Maar telkens werden zij weder door nieuwe troepen
vervangen, die de strijdkrachten onzer vijanden aanzienlijk versterkt
moeten hebben.
Ook van maleriëele oorlogsbehoeften zijn zij ongetwijfeld voort
durend voorzien door verschillende kuststaten, die een zeer ruimen
voorraad van wapenen en ammunitie (vroeger onophoudelijk in de
onderlinge oorlogen benoodigd) moeten gehad hebben. Het is
niet waarschijnlijk, dat die voorraad in de twee laatste jaren door
invoer van buiten, althans in beteekenende mate, is aangevuld.
Immers, niet alleen werd de invoer van oorlogsbehoeften, ook in
de kuststaten, die zich aan het Nederlandsch oppergezag hadden
onderworpen, door onze oorlogschepen zoo gestreng mogelijk tegen
gegaan, inaar bovendien was de uitvoer van wapenen en ammunitie
uit de Straits Settlements [aan de Atsjinesche havensjfin de twee
laatste jaren steeds verboden, eerst krachtens de proclamatie van
het bestuur dier kolonie, dd. 31 Maart 1873, die slechts op den
uitvoer naar noordelijk Sumatra betrekking had, en daarna krachtens
eene proclamatie van het bestuur, dd. 5 Febr. 1874, welke, met
het oog op de verwikkelingen, die op het schiereiland Malakka
waren onstnan, den uitvoer van oorlogsbehoeften naar eenige havens
in den Indisehen Archipel verbood. Dit laatste verbod, aanvankelijk
slechts voor zes maanden uitgevaardigd, werd bij proclamatie van
27 Aug. 1874 voor een gelijken termijn bestendigd."
In het verslag wordt van enkele pogingen gewaagd, die op een
verlangen naar den vrede schenen te doelen, of van dienstaan
biedingen tot bevordering van dien (b. v. van Abdul Rachman),
doch zij leidden tot niets. Zelfs van Glima-Polira zou in April
1874 eene vergadering van hoofden tot onderwerping hebben gead
viseerd. De gedachte aan eene volledige onderwerping scheen
intusschen in Atsjin nog geheel vreemd.
Bij de Kamer is ingekomen een adres van den heer R. D.
Schoonewolff, kapt. van den Nederlandsehen schoener Midas, hou
dende beklag over mishandelingen, Nederlandsche onderdanen aan
gedaan door den Staat Venezueala. Volgens verklaring van den
adressant, bevestigd door zijne schepelingen, hebben de Neder
landsche onderdanen, zonder zich aan eenige overtreding te hebben
schuldig gemaakt, 137 dagen lang als zware misdadigers in kerker
holen moeten zuchten, ja, zeifs zijn zij op de pijnbank gefolterd
geworden. De Nederlandsche zaakgelastigde te Oarraras heeft hen
geheel aan hun lot overgelaten.
Buitenland.
Dezer dagen heeft bij Luik een wedren plaats gehad
van zeven-en-dertig katten. Nadat de dieren in het feestelijk
versierde lokaal der vereeniging, waarvan die uitging,
gestempeld waren, vervoerde men ze in een karretje naar
Chênee, ruim twee uren ten zuidwesten dier stad gelegen,
waar ze in een koolveld aan den Beynerweg jl. Zondag
morgen te twee ure werden losgelaten. Blondinette, een
kat van twee en een halfjaar, kwam kwartier voor zevenen
het eerst te Luik aan en behaalde den eereprijs, bestaande
in eene prachtigen mand, een paar vazen en eene som
van 30 fr. De andere prijzen bestonden in hammen en
gerookte tongen.
Te Brest zullen binnen kort de negen zeelieden teregt
staan, die beschuldigd worden van de Fransche brik H. L.,
die sedert December 1874 verdwenen was, te hebben
geplunderd na den kapitein over boord te hebben geworpen.
De stuurman van die brik was een Nederlander en heet
van der Noot. Verder zijn er drie Duitsehe matrozen,
een Spaansche, een Oostenrijksche, een Engelsche en twee
Chinezen, zoodrt bij de behandeling der zaak vijf tolken
noodig zijn.
Z. K. H. de Prins van Wales zal den 12 Oct. zijn reis
naar Indië aanvaarden. Den 13 wordt de Prins te Parijs
verwacht, van waar hij onmiddellijk de reis naar Venetië
voortzet, waar hij rekent den 16 te zullen aankomen. Zijn
jagt, de Osborne, zal hem aan boord van den Serapis over
brengen. Waarschijnlijk gaat de Serapis naar Corfu, doch
dat hangt daarvan af of de Prins 36 uren of twee dagen
te Athene zal vertoeven. Van Athene wordt de reis genomen
naar Port-Saïd. Te Ismaïla zal de Prins aan wal gaan
om Caïro en den omtrek te bezoeken. Intusschen gaat de
Serapis door naar Suez. Zoodra het schip daar aankomt
begeeft de Prins zich weer aan boord om de reis voort te
zetten. Na een kort oponthoud te Aden, gaat het in eens
door naar Bombay, waar men den 8 Nov. rekent aan te
komen.
Op de terugreis zal dezelfde weg worden genomen.
Z. K. H. rekent den 7 of 8 April in Engeland terug
te zijn.
De jeugdige miss Parker brengt de Engelsche heeren
en dames in verbazing over haar zwemtoeren. Ze is thans
van London-bridge naar North-Woolwich Gardens gezwom
men. De togt duurde 2 uur 23 minuten. Bij haar aan
komst ontving zij van den heer Holland een gouden medaille
ter waarde van 10 guineas.
- De coöperatieve vereeniging, die de groote machinen-
fabriek te Ouzeburn dreef, dreigt in duigen te vallen. Het
jaarverslag meldt een verlies van 220.000 gulden. Meer
dan de helft daarvan werd verloren op de machines die
zij maakte. Dit is nu wel geen bewijs tegen het beginsel
der coöperatieve vereenigingen, want de vereenigingen in
1871 opgerigt verheugden zich aanvankelijk in grooten
voorspoed. Men meent er echter wel het bewijs in te zien.
dat de Engelsche werkman nog niet rijp er voor is. Zoo
lang de zaak bloeide, ging alles goed, maar toen de kwade
dagen kwamen en de zaken slecht gingen, bleek het, dat
het den arbeiders aan 't juiste begrip faalde van't beginsel,
welks practische uitvoerbaarheid zij bewijzen wilden. In plaats
van, als de winst in ontvangst te nemen ook het verlies
met kalmte te dragen, stelden de werklieden, die tevens
arbeidgevers zijn, een loonsverhooging van 10 pCt. vast
en besloten zoodoende tot hun eigen ondergang.
Jl. Zaturdag veroordeelde de regter te Kingston bij
Londen een vrouw, Margeretha Staceij, wegens dronken
schap onder de volgende curieuse omstandigheden. Sedert
vele jaren was zij door haar man, die naar Amerika was
vertrokken, in armoedigen toestand achtergelaten; zij had