1875. N°. 120.
Woensdag 6 October.
33 Jaargang.
Uitgever A. A. BAKKER Cz.
Bureau: MOLENPLEIN N*. 103.
Binnenland.
HELOERSCHE
EN NIEIIWEDIEPER «I RAM
„W ij huldigen het goed e."
Verschijnt Dingsdag, Donderdag en Zatnrdag namiddag.
Abonnementsprijs per kwartaal1 80.
franco per post - 1.65.
Prijs der Advertentiën: Van 14 regels 60 Cents,
elke regel meer 15 Cents.
Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend.
Eiken Donderdag vertrekt de mail naar
Oost-Indië. Laatste ligting 's avonds 6 uur.
HELDER en NIEUWEDIEP, 5 October.
Zaturdag avond heeft liet ook hier, even als in geheel
ons land, geducht gestormd. Om half tien ure des avonds
werd aan het Observatorium een winddruk waargenomen
van 91 Kg. op de v. k. meter. Uit verschillende plaatsen
leest men berigten die min of meer van schade melding
maken.
Z. Exc. de minister van Koloniën bragt jl. Zaturdag
een bezoek aan de mailboot «Prinses Amalia.»
Naar het Dhl. verneemt zal tegen het einde dezer
maand een Nederlandsch eskader van vijf schepen, waar
onder de Cornelis Dirksz en het Zilveren Kruis, naar de
wateren van Cura^ao stevenen, om ons geschokt gezag in
die wateren te doen herleven en van de Venezulaansche
regering genoegdoening te vragen voor de mishandeling,
welke de bemanning van den Nederiandschen schoener Midas
van de autoriteiten aldaar ondervonden heeft. Het eskader
zal zich vervolgens naar de kust van Noord Amerika
begeven, om de Nederlandsche Marine te vertegenwoordigen
hij gelegenheid van het in April 1876 te Philadelphia te
vieren eeuwfeest van den onafhankelijkheids-oorlog.
Tot liulp-apotheker is bevorderd de heer M. C.
Giltjes, van hier.
Aan de kusten te Terschelling komen elk jaar ver
bazende hoeveelheden van tong, schol, bot, schelvisch,
kabeljaauw en andere vischsoorten. Het meeste wordt daar
weggevangen door Engelsche visschers die met geheele
vloten langs deze eilanden visschen. Nu wordt die visch
naar Engeland gevoerd en dan in ijs of op andere wijze
gepakt weêr naar Nederland geëxpedieerd en zeer duur
verkocht, waarmeê de Engelschen veel geld verdienen. Nu
is van alle zeeplaatsen in Nederland het eiland Terschelling
het gunstigst gelegen voor het aanvoeren van levenden of
verschen visch, zoowel naar hier als naar Amsterdam als
3)
De bedelares met den sluier.
Nadenkend liep ik mijn kamer op en neêr. Van deze vrouw
was voor mijn oude vriendin weinig te hopen. Daar was veel
uiterlijke schijn, maar zoo scheen het mij toe weinig hart.
Des avonds ging ik naar de A.straat. Ik overlegde hij mij zeiven,
of ik de oude vrouw mijne ontmoeting zou mededeelen, maar
kwam tot het resultaat, dat het heter was, liet te laten. Waartoe
zou ik in dat, toch reeds al te veel door verdriet neergedrukt hart,
een hoop opwekken, die misschien toch niet vervuld zou worden?
De deur van het dakkamertje was gesloten. Ik klopte en hoorde
een zacht geruisch van zijden stoffen. Eindelijk deed mijn vriendin
open. Het was donker in het kamertje; het gedruisch werd ver
oorzaakt door den ouden zijden mantel, waarin zij zich gewikkeld
had om voor de koude beschermd te zijn. Ik wilde lieht maken,
maar zij verzocht mij dat niet te doen, daar ze hevige pijn in de
oogen had en zich ook overigens niet volkomen wel gevoelde. Ik
zeide, een doctor te willen halen, maar ook daarin verhinderde zij
mij. Een arme moest zich niet verwennen. Daar zij zich zeer
zwak scheen te gevoelen, wilde ik haar niet lastig vallen en ging
spoedig weg, wat haar heden niet ongevallig scheen te zijn.
Mijn huisgenoote zag ik in de eerste dagen niet, ofschoon ik
opzettelijk dikwijls mijn woning verliet en er dan weer terug
keerde. Op zekeren morgen bracht mijn oude knecht Albrecht
mij een brief. Toen ik die opende, viel er een sierlijk kaartje
uit met het volgende opschrift: „Mevrouw von Saremba, geboren
Biedefeld heeft de eer mijnheer baron von Persin, uittenoodigen
heden avond een kopje thee të komen drinken."
Dat was het schrift van een jonge dame, van de dochter zeker.
Verbaasd en toch verheugd las ik deze regels. Ik had gevreesd
dat mevrouw von Saremba slechts uit beleefdheid van een uit
noodiging gesproken had; maar dat ze niet verder met een jongen
man wenschte om te gaan.
„Mevrouw von Saremba, geboren Biedefeld," stond op het kaartje.
Waar had ik den laatsten naam meer gehoord? Wacht; had mijne
oude vriendin mij niet gezegd, dat zij een geborene von von
Biede feld berg of zoo iets was? Een merkwaardige over
eenstemming van namen, als ik mij niet vergiste. Het was bijna
raadselachtig. Nu, ik kon mij zekerheid verschaffen, ik kon mij
naar mijne vriendin spoeden en haar vragen. Ik deed dit dan
ook, ging tegen mijn gewoonte met haastigen stap naar de A.straat,
klopte aan de deur, herhaalde mijn kloppen te vergeefsde
oude dame deed niet open.
Ik vraagde een bewoonster van het huis naar mevrouw von
Saremba, maar deze kende den naam niet en wist ook niets omtrent
het verblijf van de arme vrouw te zeggen. I n een huurkazerne
gaan de bewoners elkander zoo achteloos en koel voorbij
Ik was nu wel goed- of kwaadschiks genoodzaakt mijn nieuws
gierigheid aan banden te leggen en slenterde langzaam door de
stad, in de hoop de gezochte toevallig te zullen ontmoeten.
Oudertusschen was het etenstijd geworden en ik trad om mijn
eetlust te stillen den tuin eener nette restauratie binnen, die op
naar de markten van onze noordelijke provinciën, en heeft
men, door de dagelijksche stoombootdienst van daar op Har-
lingen en verder per spoor naar Duitschland eeneuitmuntende
gelegenheid ook tot het verzenden van haring naar laatst
genoemd Rijk. Met het oog op deze feiten is men voor
nemens, aldaar eene naamlooze vennootschap tot uitoefening
der zeevisscherij op te rigten, met een kapitaal van f 200,000,
verdeeld in aandeelen van f 500, en onder directie van de
lieeren C. C. Ruige en D. Reedeker, als directeuren, en
A. B. Mentz, J. A. v. d. Veen en P. J. Wichers als
commissarissen.
Per telegraaf wordt aan de Am. Crt.uit Luxemburg gemeld:
«Prins Hendrik zal tot erfelijk groothertog van Luxemburg
worden geproclameerd, terwijl iedere, zelfs de persoonlijke
band met de Nederlandsche dynastie ophoudt.»
De minister van Financiën heeft ter kennis van
belanghebbenden gebragt, dat ter opleiding van telegrafist
in de maand December a. s. een tiental leerlingen hij den
Rijkstelegraaf kunnen worden toegelaten, aanvankelijk op
een daggeld van één gulden.
Deze leerlingen kunnen, na voldoende blijken van geschikt
heid gegeven te hebben, dingen naar de betrekking van
telegrafist 2de kl., aan welke betrekking aanvankelijk eene
bezoldiging van negen honderd gulden 's jaars is verhonden.
Voor toelating als leerling-telegrafist komen alleen zij in
aanmerking, die het getuigschrift hebben verkregen van
goed afgelegd eind-examen voor de lioogere burgerscholen
met vijfjarigen cursus, vermeld in art. 17 der wet van
2 Mei 1863 (Staatsblad No. 50), en, volgens dat getuig
schrift, voldoende bekwaam zijn in de vakken, die bij de
telegrafie voornamelijk in aanmerking komen, te weten
talen, wis- en aardrijkskunde.
Op Maandag 23 Aug. 11. overleed op Cura^ao de
heer C. A. B. D. Rijk, ridder der Militaire Willemsorde
4de kl., kapt. ter zee hij de Nederl. Marine, laatstelijk
kommandant van het aldaar gestationeerd stoomschip
Het Loo. De heer Rijk was, slechts eenige dagen bevorens,
op verzoek van zijn kommandement ontheven en voor
nemens eerstdaags to repatriëeren.
Volgens loodsen-rapport is het schip IJssel, kapt.
Meeter, van Goole, op den Javarug in de Zuiderzee gezonken.
den hoek van het Potsdammer plein gelegen is en vanwaar men
een vrij uitzicht heeft op de vier of vijf straten, die op dit fraaie
plein uitloopen.
Schöre, ge kent hem wel, een oud aardig man en een schouw
burg-habitué, ging naast me zitten en knoopte een opwekkend
gesprek met mij aan over het tegenwoordige verval van eenige
voorname schouwburgen en over den dagelijks slechter wordenden
smaak van het publiek. Plotseling hield hij op, zette zijn lorgnet
op en wierp een scherpen, verwonderden, maar tevens verheugden
blik op een droschky eerste klasse, die langzaam en dicht langs
ons de Bellevue-straat inreed. Twee dames zaten er in; mijne
buurvrouw, mevrouw von Saremba en een bekoorlijk meisje, met
blonde lokken en blauwe oogen, zeker haar dochter.
Daar de dames toevallig naar ons zagen, stond ik op en groette
eerbiedig, welke groet met een vriendelijke buiging beantwoord
werd. „Ge kent haar dus ook, de eens zoo verrukkelijk schoone,
de nog altijd bekoorlijke, die als Koningin Elizabeth onze harten
en zinnen bctooverde?" riep de oude schouwburg-enthousiast luide.
„Maar wat zeg ik? U jonge mannen betoovert iets anders als
ware kunst hebt ge haar twintig jaar geleden gezien?"
„Toen had ik nog niet lang mijn eersten broek aan," antwoordde
ik lachend. Maar ik begrijp er geen woord van. Wie of wat heeft
u toch zoo in verrukking gebracht, dat ge slechts korte en onver
staanbare uitroepen van geluk doet hooren?"
„Wa at?" riep Schöre bijna boos. „Weet ge dat niet?-Wilt
ge uwe kennissen verloochenen? Schaam u, jonkman! Gij hebt mij
op haar opmerkzaam gemaakt wel kwam ze mij bekend voor,
want in langen tijd heb ik haar niet gezien, maar deze trekken
vergeet men niet door uwen groet haar toegebracht zag ik
oplettender naar haar ja zij was het, de heerlijke, de heerlijke,
die eens door alle dagbladen bezongen werd, de onvergelijkelijke
Alma Biedefeld."
„Ge meent toch de brunette, die ik zoo even groette? Dat is..."
„Alma Biedefeld," zeide hij, mij in de rede vallende, gloeiend
van opgewondenheid „de nu helaas ondergegane ster van onze
groote schouwburgen, maar die nooit ophield te schitteren."
„Neem mij niet kwalijk, waarde Schöre, deze dame is een me
vrouw von Saremba, wel een geborene Biedefeld."
„Ziet ge," zeide hij vol geestdrift, „ik heb mij niet vergist. Zij
is het; ze is later getrouwd. O, ze zal mij ook herkend hebben,
want ik was een harer vurigste bewonderaars, maar altijd op een
afstand, van uit het parterre. Maar ze heeft mij bemerkt, ze heeft
geglimlacht, ze moet zich mij herinneren; ik had altijd nummer
zeventien."
Ik verliet den verrukten oude en begaf mij naar huis. Dus een
tooneelspeelster! Ja, ze moet eene uitstekende kunstenares geweest
zijn, want hare voorname houding scheen in het geheel niet gemaakt,
ze was haar als aangeboren.
Des avonds gaf ik gevolg aan de uitnoodiging van mevrouw
von Saremba. Ik vond in haar salon een aantal dames en heeren
van meer gevorderden leeftijd, die allen zeer voorname namen
droegen, er allen een weinig door de kunst bezield uitzagen en
Jl. Vrijdag vierde de hoofdonderwijzer C. Schuite"
maker, te Venhuizen, zijn 25jarig jubilé. Van verschillende
corporatiën en autoriteiten ontving hij blijken van toegene
genheid en waardeering, terwijl hem van wege de leden
der gemeente een rijk geschenk werd aangeboden.
Jl. Vrijdag heeft het nijlpaard in de diergaarde te
Amsterdam weder een jong ter wereld gebragt. Beide
dieren verkeeren in goeden welstand.
Te Amsterdam zijn jl. Zaturdag op de Schans bij de
Haarlemmerpoort drie in aanbouw zijnde huizen, welke
bijna gereed waren, tengevolge van den hevigen wind inge
stort. Voor zoover bekend is, hebben daarbij geen onge
lukken plaats gehad.
Volgens een hij een assurantie kantoor te Amsterdam
ontvangen brief, is op liet traject tussclien Parijs en Londen
een pakket vermist of gestolen, inhoudende 1900 aandeelen
«Docks et Entrepots de Marseille,» ter waarde van 965,000 fr.
- Het Hld. verneemt dat de vrouw van Jut in geze
gende omstandigheden verkeert.
Te Beverwijk heerschen de mazelen en kinkhoest,
echter niet op onrustbarende wijze.
Het lOjarig dochtertje eener weduwe te Delft had
een gouden oorbelletje ingeslikt. Met levensgevaar hebben
de geneeskundigen door de luchtpijpsnede het belletje uit
het ligchaam gehaald, 't Kind is thans buiten gevaar.
Het ramschip Guinea wordt eerstdaags te Hellevoet-
sluis verwacht, tot het begeleiden van den monitor Adder
naar hier.
De oprigters eener Maatschappij tot exploitatie der
voormalige marinewerf te Vlissingen, hebben benoemd tot
directeur den heer van Raalten te 's Hage, tot commis
sarissen de heeren R. Tideman, hoofdingenieur te Amsterdam;
Buteux te Middelburg; Pieters te Rotterdam en Wihaut
te Vlissingen.
Het is der justitie gelukt de daders van den moord
te Havelte te ontdekken. Zij zijn genaamd H. Huiskes en
H. Rink, boerenknechten uit die gemeente, die hun misdaad
reeds bekend hebben en te Assen gevankelijk zijn binnenge-
bragt. De verslagene heette J. Willems. Den 30 Sept.
werd zijn lijk begraven en hij die gelegenheid werd de
doodsklok geluid doorHuiskes, zijn moordenaar.
zeker eenmaal enthousiastische vereerders van deze kunstkoryphée
geweest waren.
En tusschen deze een weinig stijve heeren zweefde Else, de
wonderschoone dochter van de vrouw des huizes, als een lichte elf,
door lichte wolken tulle omgeven, waarin rozenbladeren fladderden.
Ik gevoelde mij spoedig tot het bekoorlijke echt jonkvrouwelijke
meisje aangetrokken en ook zij scheen aan een vrolijk gesprek met
mij de voorkeur te geven boven de wat drooge galanteriën der
oude heeren.
Mevrouw von Saremba vervulde met hare gewone vriendelijk
heid hare plichten als gastvrouw. Slechts van tijd tot tijd scheen
het mij toe, dat ze de waardigheid van voorname vrouw een weinig
veel deed uitkomen. Onwillekeurig verviel ik in het aristocratische
veroordeel om haar verleden in aanmerking te nemen.
Bij de volgende visite, die ik bij de dames maakte tengevolge
der uitnoodiging, vond ik mevrouw von Saremba met haar dochter
alleen. Ze ontving mij zeer vriendelijk. Else was verrukkelijk vrien
delijk en kinderlijk vertrouwend. Zij liet mij hare bloemen en
vogels zien, hare teekeuingen, muziekstukjes en handwerken, ja ze
zong me zelfs op mijn verzoek met liefelijke stem een lied voor.
En dit alles deed ze met de ongedwor.genste eenvoudigheid, die
zeer voordeelig afstak bij het gedrag ouzer tegenwoordige jonge
dames. Ik was reeds geheel en al door het bekoorlijke jonge
meisje ingepakt.
Van nu af verzuimde ik geen enkele gelegenheid, die zich opdeed
om de dames te bezoeken en ontving ook van tijd tot tijd uit-
noodigingen voor hunne „kleine avondjes," zooals mevrouw von
Saremba gewoon was die gezellige bijeenkomsten te noemen.
Op zekeren keer vond ik eindelijk de lang gezochte gelegenheid
om van mijn arme vriendin te spreken. Ik trachtte in zoo wel
sprekend mogelijke woorden de ellende der ongelukkige vrouw af
te schilderen, zoodat Else's schoone oogen met tranen van deelne
ming gevuld werden. Maar de moeder hoorde mij met een onver
anderd gezicht aan; zij haalde slechts nu en dan met een koele
uitdrukking van medelijden de schouders op. Men moest aan alle
armoede op straat geen geloof schenken, meende zij. Was deze
vrouw wezenlijk een von Saremba, dan zouden die familiën haar
zeker op haar verzoek geen hulp geweigerd hebben. De zaak kwam
haar bedenkelijk voor, vooral de gelijkheid der geslachtsnamen. Ze
vermoedde bedrogeen exploiteercn van liet medelijden van goed-
geloovige menschen. Ze raadde mij daarom voorzichtigheid aan.
Voor het overige zou ze bij gelegenheid inlichtingen omtrent die
vrouw inwinnen en haar in ieder geval helpen, als er wezenlijke
armoede was. Ze verzocht me tegelijk voorloopig tegenover ande
ren deze vrouw niet in eenige betrekking tot haar te brengen. Zij
had als weduwe voor alles daarop te letten, dat de wereld geen
reden vond over haar te spreken.
Dat klonk verstandig en voorzichtig, maar toch een weinig hard.
Daarentegen zag ik in Else's schoone oogen het hartelijkste mede
lijden met de armoede mijner oude vriendin, een medelijden, dat
me, zooals ik bij mijzelven erkennen moest, nog meer trok naar
het reeds innig geliefde meisje. Hoe gaarne had ik mij aan hare