1875. N°. 121.
Vrijdag 8 October.
33 Jaargang.
Uitgever A. A. BAKKER Cz.
Bureau: MOLENPLEIN N% 163.
Binnenland.
RELDERSCHE
E\ NiEEWEDIEPER (OIRAM
„W ij huldigen het goed o."
Verschijnt Dingsdag, Donderdag en Zaturdag namiddag.
Abonnementsprijs per kwartaal 1 80.
franco per post - 1.65.
Prijs der Advertentiën: Van 14 regels 60 Cents,
elke regel meer 15 Cents.
Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend.
3ülken lïonderdag vertrekt de mail nanr
Oost-Indïë. Laatste ligting 's avonds 6 uur.
De sluiting van de mail naar Padang en Batavia, te
verzenden per mailboot CELEBES, geschiedt voor druk
werken den 15 October a. s., na aankomst van trein III
(Noordholl. Spoorweg) ten 10.58 des avonds, voor brieven
den 16 October, na aankomst van trein I ten 9.47 des morgens.
HELDER en NIEUWEDIEP, 7 October.
De monitors Adder, Tijger en Heiligerlee worden met
den 15 dezer buiten dienst gesteld en de commandanten
van die bodems, respectivelijk de luits. ter zee 1ste kl. F.
Luteijn, J. M. L. A. P. Wirix en jhr. J. A. Roëll, met
genoemden datum eervol van het hun opgedragen bevel
ontheven.
Jl. Dingsdag avond werd in Musis Sacrum de eerste
wintervergadering gehouden door de soeieteit Mars. Uit
de mededeelingen van 't bestuur der sociëteit bleek, dat
onderscheidene sprekers zich hebben bereid verklaard om
ook in dezen winter wetenschappelijke voordragten te houden.
Voor niet-leden bestaat gelegenheid deze voordragten bij
te wonen: de leden kunnen belangstellenden tegen een
geringe bijdrage aan de kas introduceeren.
Naar men verneemt, zullen het volgende jaar adel
borsten voor het korps mariniers aan het Instituut voor
de Marine geplaatst worden. Van 18621871 ontvingen
zij hun opleiding aan een Instituut te Amsterdam.
Z. K. II. Prins Hendrik der Nederlanden viert thans
zijn vijf-en-twintigjarig jubilé als stedehouder van den
Koning-groothertog van Luxemburg. Bij die gelegenheid
ondervindt de algemeen geachte en beminde broeder van onzen
Koning hoe groot de gehechtheid der Luxemburgers en
der Nederlanders aan hem is, hoeveel belangstelling zij
voor hem gevoelen. Ruimschoots verdiend is de hulde,
hem als jubilaris gebragt, en bij de vele opregte wensclien
voor hem geuit, voegen wij de onzen. De luisterrijke
Be Bedelares met den sluier.
feesten te Luxemburg hebben jl. Dingsdag een aanvang
genomen. Tc 10| ure verkondigde een salvo van liet
geschut dat de Prins op de grenzen van het grondgebied
der hoofdstad was aangekomen. Daar werd hij verwelkomd
door een eerewacht van dertig jongelieden te paard. Door
haar begeleid, hield hij zijnen intogt in een met vier paar
den bespannen open rijtuig. Bij het Park gekomen, las
mej. Simonis, dochter van den burgemeester, in een daar
toe opgerigte kiosk, een adres van gelukwensching voor,
en meer dan honderd ruikers werden door jonge meisjes
in het rijtuig geworpen, dat met bloemen bedekt was. De
jonge dames Hastert en Godart boden den Prins deneere-
wijn aan. Nadat de Prins dien had gedronken, sprak hij
mej. Simonis vriendelijk toe en betuigde haar en al de
overigen hartelijk dank. De stoet verliet daarna de kiosk
en begaf zich naar het paleis, alwaar de prins receptie hield.
De kerkeraad der Herv. gemeente te Winkel heeft
toezegging van beroep gegeven aan ds. Hoogstraten, pred.
te Krimpen aan den IJssel.
De heer A. P. van der Scheer, pred. te Callantsoog,
zal op Zondag den 10 dezer, des morgens ten half tien
ure zijne afscheidsrede houden.
-Bedankt voor het beroep naar Dordrecht, door ds.
C. J. G. van Hoogstraten, pred. te Almelo.
Naar men verneemt hebben de grondboringen in de
Zuiderzee zeer gunstige resultaten opgeleverd en heeft
men bevonden, dat behalve de kusten en enkele zandplaten,
het allerminst 50 duim kleigrond wordt aangetroffen. De
plans en teekeningen van het regeringsplan tot droogmaking
van het zuidelijk gedeelte worden onder leiding van den
ingenieur Leemans te Kampen gereed gemaakt en zullen
binnen een paar maanden aan de regering worden aange
boden. Op grond der gedane opsporingen, enz. bestaat er
alle kans van slagen.
Seigneur Semeyns, een nieuwe historische roman van
Schimmel, betreffende het jaar 1672, zal weldra het licht zien.
Advocaat—generaal mr. Smits heeft in de jl. Dingsdag
gehouden zitting van den Iloogen Raad zijne conclusie
voorgedragen in de zaak van den machinist R., veroordeeld
door het hof van Zuidholland ter zake van het veroorzaken
van het bekende spoorwegongeluk bij Warmond. Deze
Een lichte siddering ging over haar geheele lichaam. Ze begon
hevig te schreien.
„Tranen, lieve?" vraagde ik angstig.
„Hoe bemin ik u!" stamelde zij. „Er was een hevige onrust
in mij, die nu door tranen van het zuiverste geluk tot bedaren
komt. Wat in mij gewoeld heeft als een duister raadsel, lost zich
nu op in de heerlijke zekerheid: Ik bemin u."
Overweldigd door het groote geluk, een zoo onschuldig hart
door mijne liefde sneller te doen kloppen, kon ik geen woord uit
brengen, maar drukte de geliefde slechts zwijgend aan mijn horst.
„Nu begrijp ik de tranen," zeide Else, nog steeds in mijn
armen liggende, „die onophoudelijk uit mijn oogen vloeiden, toen
ge ons op zoo aandoenlijke wijze de ellende dier arme vrouw
verhaaldet. Ik kon mijn oogen niet afwenden van uw gezicht, dat
van de reinste menschenliefde gloeide. Ik zou voor u hebben
willen knielen, uw handen op mijn hoofd hebben willen leggen,
want gij scheent mij toe de beste aller menschen te zijn."
„Dan is mijne liefde ouder dan de uwe, lieve," antwoordde ik
schertsend. „Want ik heb u bemind van het eerste oogenblik af,
dat ik u zag."
„Gij verstondt het slechts heter dan ik, om datgene, wat in u
ontwaakte, tot helderheid te brenger.," antwoordde zij. „Die voor
het onnoozele meisjeshart onverklaarbare neiging voor een vreemden
man, veroorzaakte bij mij een onverklaarbaar zoete huivering."
„Uw moeder scheen mij," vergeef me, „bij mijn verhaal koel,
ja bijna hardvochtig toe. Als zij ons geluk ook eens zoo in den weg trad
„Vrees dat niet," zeide Else, mij liefkozend geruststellende, „zij
bemint haar kind en wil het gelukkig zien. En ik ben het nu
bovenmate. Jk vond mama's gedrag eveneens niet goed en zeide
haar dat openhartig, nadat ge u verwijderd hadt. Zij zeide mij
kort daarna, dat ze wel aan het bestaan eener arme bloedverwant
geloofde. Ze was echter niet voornemens zich met de familie van
haar echtgenoot af te geven, die haar nooit vriendelijk en als
bloedverwant behandeld had. Daartegen kan men niet veel doen,
want hoe goed mama anders ook is, zij kan in dit opzicht geen
tegenspraak verdragen. Maar ik, lieve," voegde het lieve kind er
lachend hij, „ik denk anders en behoor van nu af ook bij u.
Uwe vrienden zijn voortaan ook mijne vrienden. En ik moet, nu
ik zelf zoo onuitspiekelijk gelukkig ben, ook anderen gelukkig
maken. Hoe zoudt ge het vinden, als we naar de oude bloedver
wante gingen, haar aan ons geluk lieten deelnemen en haar het
vroolijk vooruitzicht op een betere toekomst openden."
Else sprak daarmede een gedachte uit, die in hetzelfde oogen
blik ook bij mij was opgekomen.
„Nu weet ik, dat ge mij bemint," zeide ijc lachende, „want ge
weet: twee zielen één gedachte; twee harten één slag. Zoo
moet het zijn. Maar zal nw moeder dat goed vinden? Waar is
ze? Wanneer komt ze te huis om getuige van ons geluk te zijn?
om ons te zegenen?"
„Mijn moeder!" riep Else. „Hoe kon ik haar zoo geheel en al
vergeten? Mocht ik dat, lieve, om mijn geluk?"
Ik knikte haar toe, haar vast in mijn armen sluitende.
„Ze is zeker naar een der weldadige vereenigingen," zeide zij
vervolgens, „waar ze iedere week meermalen heengaat. Meestal
keert ze laat terugvan daag zal ik haar waarschijnlijk niet meer
zien. Ik zal haar als morgengroet mijn geluk raededeelen en zij
zal met ons gelukkig zijn."
„Eu zij laat u alleen te huis?" vraagde ik, onwillekeurig het
hoofd schuddende over wat ik gehoord had. „Dat vind ik toch
zonderling."
„Lieve, laat dat," zeide Else, terwijl ze hare armen om mijn
hals sloeg en haar lief kopje op mijn schouder legde. Daarbij zag
ze met een droevigen, doof tranen verduisterden blik naar mij op.
„Mijn moeder is goed, engelachtig goed jegens mij," liet zij er
op volgen, „dat ze slechts tot op zekere hoogte haar vertrouwen
schenkt, of liever dat hare liefde soms zoo koud als ijs is, kan ik
niet begrijpen, maar het doet me dikwijls veel verdriet."
„Ook ik begrijp het niet. Wat is er eigenlijk tusschen uw
moeder en u
„O niets, zeker niets, lieve. Misschien ligt het ook aan mijzelf.
Misschien verlang ik te veel van de oudere, meer bedaarde vrouw.
Meestal gaan wij hand aan hand, en hart aan hart door het leven
dan schijnt het me weer toe, dat onze wegen voor een poos ver
uiteenloopen, maar ten laatste komen ze weer hijeen. Zooals ik
zeide, misschien ligt het ook aan mij, aan mijn onstuimig hart,
dat veel liefde vraagt, omdat het ook veel liefde te geven heeft.
En nu mijn vriend, voel ik mij zoo gelukkig, nu ik weet, dat uw
hart mij toebehoort, dat mij niet waar lieve? niets schuldig
zal blijven."
Ik drukte haar lachend aan mijn borst, want ik meende beter
dan zijzelf de geheime aandoeningen van haar jeugdig hart te
verstaan. Maar er bleef een wolk op Else's voorhoofd. Om deze
te verdrijven, zeide ik na eenig nadenken„Nu dan, mijn hart,
laten wij naar mijn vriendin gaan. Wij znllen eens onder den
sluier der duisternis de conventie niet in acht nemen en arm in
arm door de straten der stad wandelen. Morgen laten wij de
kaarten van ónze verloving drukken en alles is weer goed."
Ge ziet, mijn vriend, aldus viel de verhaler zichzelf in de rede,
dat we op dien avond een weinig onbedachtzaam waren; maar zijn
verliefden dat meestal niet? Else ging verheugd hoed en mantel
halen. Aan het onpassende, dat er in de uitvoering van ons plan
kon liggen, dacht zij niet; zij beminde en vertrouwde mij, en in
haar onschuldig hart was geen plaats voor één slechte gedachte.
Else hing gelukkig aan mijn arm. Zij praatte allerliefst en
beweerde voortdurend, dat de groote stad haar nooit zoo schoon
had toegeschenen, als nu. Zoo, half schertsend half ernstig babbe
lende, zooals slechts joDge menschen, die overgelukkig zijn, dat
kunnen doen, kwamen wij aan het doel van onzen tocht. Angstig
klemde Else zich aan mij vast, toen we de vier trappen opklommen.
Het door weelde en welvaart verwende kind voelde zich gedrukt
op deze plaats der armoede. Een oogenblik bleef ze aarzelend
staan, toen we den laatsten trap beklommen hadden, maar spoedig
conclusie strekt tot verwerping van liet beroep, op grond
dat de beslissingen door het bof gegeven zeer juist zijn.
De rekwirent heeft niet gehandeld in overeenstemming met
art. 37 van bet dienstreglement, en daardoor is de botsing
ontstaan. De uitspraak is bepaald op den 25 dezer.
De boerenknecht uit Nieuwer-Amstel, die in de
vorige week ter zake van het wegnemen van eenige boeren-
koolplanten, ter waarde van een halve cent, voor de eri-
mineele kamer van bet provinciaal geregtshof te Amsterdam
teregtstond, is jl. Dingsdag deswege schuldig verklaard aan
diefstal in de aanhooriglieid van een bewoond buis, door
middel van overklimming, en, met toepassing van verzach
tende omstandigheden, veroordeeld tot een cellulaire gevan
genisstraf van drie maanden (bet minimum der door de
wet in deze bedreigde straf).
Het programma der feestviering op Vrijdag a. s. van
de vereeniging ter viering van den gedenkdag van Alkmaars
ontzet in 1573 en ter bewaring van andere geschiedkundige
herinneringen te dier stede, luidt als volgt:
Des morgens liet uitsteken der vlaggen, waartoe alle
leden dringend worden uitgenoodigd.
Des avonds te half acht uur, in de groote zaal van den
heer A. W. Vervloet, feestrede, (wegens bezigheden van
den marktdag eerst des avonds) te houden door den penning
meester der vereeniging, den heer H. F. W. Grottendieck.
Instrumentaal concert, onder directie van den heer J.
M. Otto, met belanglooze medewerking van eenige leden
van Concordia.
Na afloop van het concert in de groote zaal hal.
Jl. Woensdag morgen is door een zandtrein aan de
Koog hij Zaandijk een arbeider overreden. De ongelukkige
was geheel verbrijzeld.
Uit de Zaanstreek verneemt men, dat de storm van
jl. Zaturdag aan niet minder dan 80 molens min of meer
schade heeft toegebragt.
Betreffende het dezer dagen ook door ons overgenomen
berigt omtrent een schip, dat zou zijn opgegraven in het
land van den lieer Barendrecht in den Wijkerpolder,
verneemt tlians de II. Crt. dat het zoo goed als geheel
verzonnen is. Alleen zijn eenige planken gevonden; maar
liet vermelde opschrift is een verzinsel.
ging ze weer moedig voorwaarts naar de deur, waarachter de onge
lukkige woonde. Ik had beneden reeds mijn lantaarn aangestoken
en kon nu zien, hoe Else, bleek van inwendige opgewondenheid,
hare rooskleurige vingers optilde om aan de deur te kloppen.
„Wij zullen de arme vrouw een blijde verrassing bereiden,"
fluisterde ik haar toe, haar van haar voornemen terughoudende.
„Treed gij, lieve, het eerst binnen, als een zegenbrengende engel,
lk volg u," zeide ik haar.
In de kamer hoorden wij de voetstappen van iemand die op
en neer liep. Ik drukte op den klink, maar de denr ging niet
dadelijk open. De grendel was er zeker van binnen voorgeschoven
maar blijkbaar niet goed, want, toen ik onwillekeurig meer kracht
aanwendde, sprong de deur open. De kamer werd door een
waskaars verlicht. Aan de tafel in het midden van het vertrek,
stond een slanke dame in zwarte zijde gekleed. Zij had den rug
naar ons toegekeerd.
Toen ik met Else de kamer binnentrad, draaide de vrouw zich
haastig om. Ik vertrouwde mijn oogen bijna niet; het was
mevrouw von Saremba, Else's moeder.
Toen zij ons bemerkte, vatte ze haastig het licht op en blies
het uit. Een oogenblik waren we in de diepste duisternis gehuld,
daar ik de klep van mijn lantaarn gesloten had, met het plan mijn
oude vriendin in het donker te verrassen. Spoedig evenwel, daar
ik de klep van mijn lantaarn opende, scheen het verblindende licht
in de kamer en viel op de dame, die ondertusschen in elkaar
gedoken was en daardoor de gestalte mijner oude vriendin had
aangenomen. Haar gezicht was doodsbleek en angstig rustte haar
blik op ons. Nu bemerkte ik ook, dat ze een witte pruik op had.
Op de tafel lag de band waarmede zij hare oogen bedekte, op het
bed de zijden mantel en een nette omslagdoek.
Ik moet bekennen, dat ik in de eerste oogenblikken geheel en
al buiten staat was om te begrijpen, wat ik zag. Ik wierp instinct
matig een blik op Else en kon een vroolijken uitroep van vol
doening niet terughouden, toen ik in hare lieve trekken een uit
drukking zag, die mij geheel en al van haar onsehuid overtuigde.
Ik bemerkte, dat men comedie met mij gespeeld had en God
vergeve het mijeen oogenblik had ik Else voor medepligtig
gehouden. Maar slechts voor een oogenblik; het gelaat van mijn
geliefde kon niet liegen. Er heerschte een pijnlijk stilzwijgen.
Mevrouw von Saremba had het eerst den moed het te verbreken.
„Mijnheer von Persin het schijnt het is een misverstand
mijn eigenaardigen toestand."
Ze sprak deze onzamenhangende woorden stotterend en verlegen
blozend uit. Een strenge verwijtende blik van mij deed haar met
spreken ophouden. Zij boog haar hoofd en vouwde deemoedig
haar handen over de borst. Het doel van deze bedriegerij was
mij altijd nog niet helder. Had mijne liefde voor Else mij niet
teruggehouden, dan zou ik misschien zonder een woord te spreken
de kamer verlaten hebben. Maar het jonge meisje hield bevend
mijn arm vast en sloeg haar oogen, nu eens op haar moeder, die
haar niet durfde aanzien, en dan weder op mij.
Plotseling trad mevrouw von Saremba, terwijl ze haar valsch