1875. N°. 146.
Zondag 5 December.
33 Jaargang.
Uitgever A. A. BAKKER Cz.
Binnenland.
HELDERSCHE
EN MIEUWËDIEPËR COURANT
„W ij huldigen het goed e."
Verschijnt Dingsdag, Donderdag en Zaturdag namiddag.
Abonnementsprijs per kwartaal 1.80.
H mp franco per post - 1.65.
Bureau: MOLENPLEIN N°. 163.
Prijs der Advertentiën: Van 14 regels 60 Cents,
elke regel meer 15 Cents.
Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend.
Eiken Donderdag vertrekt de mail naar
Oost-Indië. Laatste ligting 's avonds 6 uur.
HELDER en NIEUWEDIEP, 4 December.
Op Donderdag 23 dezer zal alhier de aanbesteding plaats
hebben van: het verbeteren van het zeefront van 't fort
Erfprins. De raming is 67000.
Gisteren morgen had een Enkhuizer visscher, die
met zijn schuit in de Buitenhaven lag, het ongeluk over
boord te vallen. Zijn makker schoot dadelijk toe om hem
te redden, maar viel door de gladheid over boord en onder
het ijs. Na den eersten gered te hebben, beproefde men
den anderen onder het ijs uit te halen, hetwelk slechts met
veel moete gelukte. De drenkeling was door schrik en
koude reeds geheel buiten zich zeiven.
H. K. H. de Prinses von Wied is met haar beide
zonen in de residentie aangekomen. Z. K. H. Prins von
Wied wordt binnen eenige dagen aldaar verwacht.
Hoe incompleet het kader bij het Nederl. leger is,
blijkt uit een door den minister van Oorlog overgelegden
staat. Volgens de organisatie waren er op 1 Julij benoodigd,
alleen bij de infanterie, 1901 onderofficieren en 1873 kor
poraals. Aanwezig waren er voor de velddienst geschikt
1699 onderofficieren' en 805 korporaals.
De minister van Marine brengt ter kennis van belang
hebbenden, dat in het volgende jaar (1876) eenige jonge
lingen, na behoorlijk afgelegd examen, op het koninklijk
instituut voor de Marine alhier kunnen worden toegelaten,
om te worden opgeleid tot 2den luitenant bij het korps
mariniers.
Omstreeks de maand April 1876 zal nader worden bekend
gemaakt het aantal plaatsen en de wijze, waarop ouders
of voogden, die verlangen dat hunne zonen of pupillen in
dat jaar voor eene plaatsing in aanmerking komen, zich
daartoe aan den minister van Marine moeten wenden.
Volgens een telegram uit Rome, heeft de Hooge
Raad van openbare werken omtrent de regeling van den
Tiber een besluit genomen en het stelsel goedgekeurd,
waarbij de loop dier rivier door de stad wordt behouden.
Beroepen te Driehuizen en Zuid-Schermer ds. A.
Jentink Thz., pred. te Petten.
Aangenomen het beroep naar Zutphen, door dr. E.
H. van Leeuwen, pred. te Vlaardingen.
Door het prov. bestuur van Noordholland is jl. Don
derdag aanbesteed: het 3jarig onderhoud van het Groot
Noordhollandsch Kanaal, in 7 perceelen. Daarvoor waren
de minste inschrijvers: voor het 1ste perceel de heer B.
van den Bos, te Schellingwoude, voor f 27,220; voor het
2de perceel de heer R. Kroon, te Buiksloot, voor f15,900;
voor het 3de perceel de heer R. Kroon, te Buiksloot, voor
f 12,300; voor het 4de perceel de heer K. Kriller, te
Schoorl, voor f 10,275; voor het 5de perceel de heer H.
Schuit, te Alkmaar, voor f 15,685; voor het 6de perceel
de heer H. Schuit, te Alkmaar, voor f 19,985; voor het
7de perceel de heer R. Kroon, te Buiksloot, voor f 24,200;
alles per jaar.
Door de ingevallen strenge vorst is het Noordzee
kanaal tot aan zee reeds digt gevroren. De werkzaamheden
aan de kanaalwerken zijn voor het grootste gedeelte reeds
gestaakt, waardoor een groot aantal arbeiders zonder
werk zijn.
In de 11. Zaturdag te Amsterdam gehouden ver
gadering der afdeeling Natuurkunde van de heer K. Academie
van Wetenschappen is o. a. door den heer van Geuns,
uit eigen naam en dien van de heeren Zeeman en Place,
rapport uitgebragt betreffende de mogelijke gevolgen der
droogmaking van een deel der Zuiderzee. De conclusie
daarvan luidt als volgt: «dat onder voorwaarde dat de
droogmaking geregeld plaats vinde en door het graven van
kanalen en slooten behoorlijk gezorgd worde voor de
afwatering der drooggemaakte gronden, zoodat zij op den
juisten tijd in cultuur gebragt worden voor het ontstaan
van kwaadaardige epidemiën in den Zuiderzeepolder geene
bijzondere vrees gekoesterd behoeft te worden.»
In eene te Amsterdam gehouden vergadering der
commissie tot het bestuur van nationale en internationale
tuinbouw-tentoonstellingen is met algemeene stemmen
besloten tot het houden van eene gewone bloemen-tentoon-
stelling in 1876, van 6 tot 11 April, in het Paleis voor
Volksvlijt. Voor zoover bekend is, zullen in Maart 1876
bloemen-tentoonstellingen gehouden worden te Gent en té
Noordwijk, en in April te 's Hage, te Arnhem, Brussel
en, Antwerpen.
Dezer dagen werd te Amsterdam, onder voorzitting
van den geneeskundigen inspecteur van Noordholland, de
eerste algemeene vergadering gehouden «der Noordholland-
sche Vereeniging ter afwering van epidemische ziekten en
tot hulpbetoon tijdens epidemiën.»
De Vereeniging telt thans 11 afdeelingen en ongeveer
600 gewone leden met een niet onbelangrijk aantal begun
stigers en stichters. In deze eerste algemeene bijeenkomst
zijn de statuten vastgesteld en is de Vereeniging definitief
geconstitueerd. Door de afgevaardigden is een hoofd
bestuur gekozen, bestaande uit 9 leden, waarvan 5 niet te
Amsterdam met der woon gevestigd zijn, en onder deze de
burgemeesters van de Rijp en Hoogwoud. De geneeskundige
inspecteur en adj .-inspecteur voor N.-H. zijn adviserende
leden des hoofdbestuurs. De Commissaris des Konings in
de provincie heeft de opdragt van het eerevoorzitterschap
der Vereeniging welwillend aanvaard.
Het depót van materiëel voor ziekenverpleging wordt
gevestigd te Amsterdam en het zal een voornaam deel van
de taak van het hoofdbestuur uitmaken, dit bijeen te brengen
en beschikbaar te stellen ten dienste der afdeelingen, in
wier kring zich ziekte epidemisch komt voordoen.
In navolging van de afdeeling Hilversum, die, gedachtig
aan de met zooveel zegen bekroonde werkzaamheid van
het «Roode Kruis,» voor zich den naam koos van het
«Witte Kruis,» heeft de algemeene vergadering besloten,
voor de Vereeniging ter afwering van epidemische ziekten
in haar geheel dienzelfden naam aan te nemen. De benaming
«Witte Kruis» toch zal voortdurend wijzen op een schitte
rend voorbeeld en duidt overeenstemming van doel bij
verschil van werkkring aan. De jeugdige Vereeniging zal
streven voor den burger in vredestijd eenmaal te worden
wat het Roode Kruis voor den gewonden of tijdens den
veldtogt door ziekte getroffen krijgsman geworden is.
Gedurende het lieerschen van epidemiën moorddadiger
soms dan de oorlog zelf zal het Witte Kruis, door
zijne afdeelingen en den voorraad zijner verplegingsmiddelen
den lijdenden natuurgenoot ter zijde staan; hulp in den
uitgestrektsten zin des woords zal de Vereeniging trachten
te verleenen aan behoeftigen, door ziekte aangetast; goeden
raad en bijstand zal zij bereid hebben voor allen, die zich,
in tijd van volksziekten, tot haar wenden.
In één belangrijk opzigt echter zal het Witte Kruis
verder gaan dan het Roode. Vermogen de burgers, door
zamenwerking, tegen het ontstaan van oorlogsgevaar weinig,
tegen het ontstaan van epidemische ziekten, vermogen zij,
door vereeniging van individuele krachten, veel meer dan
zij zeiven weten. Daarom zou de jeugdige Vereeniging
slechts half werk verrigten, zoo zij zich bepaalde tot het
lenigen van tegenwoordig leed: zij behoort tevens om de
toekomst te denken, zij zal helpen waken tegen het ontstaan
en vooral ook tegen den terugkeer van epidemische ziekten,
die evenals de oorlog tot de groote en meest te duchten
volksrampen behooren en vijanden zijn, die onophoudelijk
dreigen en soms gelijk wij in de jaren 1866, 70 en 71
ondervonden hebben in weinige weken duizenden slagt-
offers maken.
Nu bewere niemand, dat het uitsluitend de taak van
overheden en geneeskundigen is, epidemiën te verhoeden.
Wij bezitten, ja, wetten en verordeningen ter voorziening
tegen besmettelijke ziekten en ter bevordering der volksge
zondheid: die wettelijke voorschriften zijn onmisbaar en
werken, bij goede handhaving, heilzaam; doch hare naleving
laat te wenschen over en is nog ver van algemeen. Buiten
dien is het eene onmiskenbare waarheid, dat wetten en
verordeningen op sanitair gebied geenszins in alles voorzien
kunnen; veel moet op dat gebied, uit den aard der zaak,
aan de zorg der ingezetenen zeiven overgelaten blijven.
Wanneer niet ieder voor zich en de zijnen waakt, sluipt
de vijand in den vorm van typhus, poklijden of van eene
andere besmettelijke ziekte desniettemin binnen. Volksge
zondheid is niet enkel volksbelang, zij is tevens in belang
rijke mate volkszaak. Zal dat volksbelang naar eisch en
met goed gevolg behartigd worden, dan behoort ieder in
zijnen kring zij ook die kring onaanzienlijk daartoe
naar vermogen mede te werken. Door deze overtuiging
waarvan bij de overgroote meerderheid onzer landgenooten,
helaas! nog geen spoor merkbaar is op te wekken en
aan te kweeken, zullen de leden der Vereeniging zich
evenzeer verdienstelijk maken als door persoonlijk hulp
betoon, in de ure des gevaars, bij het heerschen eener
epidemie.
Dat het Witte Kruis niet enkel tegen ziekten, maar
tevens tegen onverstand, vooroordeel en onverschilligheid te
strijden zal hebben, is ligt te voorzien. Zoo het ook dezen
strijd aanvaardt en niet moede wordt, dien zoo lang als
noodig zal zijn vol te houden, zal het zich eene eereplaats
waardig maken naast het Roode Kruis. (Hdbl.)
Reeds lang trachtte de Leidsche politie, naar aanlei
ding van herhaalde klagten over vermiste katten, de jagers
op dat wild in handen te krijgen, wat haar eindelijk is
gelukt. Vijf jongens, van 12 en 13 jaar, werden schuldig
bevonden aan die diefstallen. Zij wisten zich behendig
meester te maken van de katten, sloegen ze dood en ver
kochten ze dan voor 25 of 30 cents aan een huidenzouter,
die langs dien weg op eene goedkoope wijze kattenvellen
voor zijn handel verkreeg. De justitie zal eene vervolging
instellen.
Jl. Donderdag avond werd in het hotel de 1'Europe
te 's Hage een diner aangeboden aan den heer von Bültzing-
löwen, door de leden van het «Roode Kruis.»
Van de bijeenkomst te Rotterdam van tabakshande
laren ter bespreking van de voorgestelde belasting op den
tabak maakten wij reeds melding. Het U. D. resumeert
hetgeen daar gesproken werd; hieraan ontleenen wij het
volgende:
In het vorige jaar voerde alleen Java 240,000 pakken
tabak uit, ten bedrage van f 25.000.000, dat is in 10 jaar
tijd een toeneming van 150,000 pakken en f 18.000.000.
Onze sigaren-fabricatie bloeit. Geen land ter wereld kan
tegen onze Hollandsche sigaren op. Tot in Perzië worden
ze gerookt. Aan hoeveel handen wordt door dezen tak
van nijverheid werk verschaft! Een man en een jongen
verdienen een week lang brood aan 2500 sigaren!
In Gelderland werd in het vorig jaar 2,500,000 kilogram
tabak geteeld kortom men kan, als men rekent het
gebruik van cederhout en papier, scheepsvrachten, assuran
tie-penningen enz., aannemen, dat een kapitaal van 150
millioen gulden jaarlijks door den tabak wordt omgezet in ons
land. Dat hebben we alles te danken aan onze geheel
vrije markt!
Wat doet nu de regering? Zij stelt voor van elke 100
kilogram tabak f 22 te heffen, terwijl in het Tolverbond
dat bedrag slechts f 14 en in België maar f 6 bedraagt
Wat zal nu anders het gevolg zijn, dan dat de handel en
de markt zich verplaatsen? Wij hebben met onze suiker
markt genoeg ondervinding. Engeland heeft die tot zich
getrokken, en zoo zal Bremen, zoo zal Hamburg, zoo zal
België onze bloeijende tabaksmarkt tot zich trekken. Dat
ware een ramp.
Waarom stelt de regering deze belasting voor?
Om o. a. den accijns van het vleesch af te schaffen en
f 2.5000.000 equivalent van den tabak te trekken. Dit is
onbillijk. Nederland heeft thans 3,700,000 ingezetenen. Als
men daarvan aftrekt vrouwen, kinderen en niet rookers,
ad 2,700,000, dan zullen één millioen ingezetenen de belas
ting mogen opbrengen. En dan zal de arme man nog het
meest onbillijk worden getroffen; zijn goedkoope tabak zal
even zwaar belast zijn als de fijnste sigaar van den gegoede,
terwijl deze laatste nog van de mogelijke verlaging der
vleeschprijzen zal genieten. En de belasting zal op groote
schaal sluikhandel en op niet minder groote schaal ver-
valsching in het leven roepen. De ervaring in Engeland
leert dit. Daar toch vindt men op de 100 kilo tabak 20
pet. stelen en zand; soms bestaat die tabak nog wel voor
de helft uit kastanjeboombladen. Men krijgt immers de
belasting terug voor het gedeclareerde en daarna uitge
voerde. Hoe meer men dus verbruikt, hoe beter. Ten
slotte herinnert spreker, hoe in Engeland de exporthandel
in tabak door de belasting is vernietigd en hoe dit ook
ons voor de deur staat als het belastingontwerp wet wordt.
Daarna werd door een der aanwezigen gewezen op het
aanmerkelijk feit, dat Bremen en Hamburg alle krachten
inspannen om de tabaksmarkt tot zich te trekken. In elk
groot tabakshuis in Nederland zijn jongelui uit Bremen en
vele reizigers uit die stad zijn slechts reizigersom
achter de connectie van Holland te komen.
Te Nieuwenhoorn werd dezer dagen een varken ver
kocht dat het zeldzame gewigt had van 297 KG.
Omtrent den tegenwoordigen stand van den Duitschen
veehandel, ontvangt de U. C. het volgende berigtHet
jaar 1875, dat met een regt levendigen handel in fokvee
aanving, sluit met eene groote lusteloosheid, die zich reeds
bij den herfstomzet deed gevoelen. Gebrek aan voeder
gewassen doet de veehouders niet aan uitbreiding, maar
veeleer aan inkrimping van het stalvee denken. Alleen
het Angler vee vond in die streken, waar het goed bekend
is, goeden aftrek, wat ook van het Nederlandsch en Oostfriesch
vee kan gezegd worden. De prijzen van alle rassen zijn
echter, naar gelang van kwaliteit, minstens 2550 mark
naar beneden geloopen. Even als steeds blijkt ook nu
weder, dat de best gefokte edele dieren, in geringere mate
of in 't geheel niet aan die daling onderworpen waren.
Dezer dagen is berigt, dat den heer dr. J. F. Manikus,
op zijn verzoek eervol, ontslag is verleend als tweeden
geneesheer aan het krankzinnigen-gesticht te Utrecht. Naar
het U. D. verneemt, zal hij zich vestigen te Bloemfontein
(Oranje-Vrijstaat) en staat zijn vertrek in verband met