1875. N°. 147.
Woensdag 8 December.
33 Jaargang.
EERSTE KENNISGEVING.
NATIONALE MILITIE.
OPROEPING TER INSCHRIJVING.
Uitgever A. A. BAKKER Cz.
Bureau: MOLENPLEIN N®. 163.
Schouwing van Stookplaatsen.
Binnenland.
HELDERSCHE
EX MEI WEDIEPER COURANT.
„W ij huldigen het goed e."
Verschijnt Dingsdag, Donderdag en Zaturdag namiddag.
Abonnementsprijs per kwartaal 1.80.
franco per post - 1.65.
Prijs der Advertentiën: Van 14 regels 60 Cents,
elke regel meer 15 Cents.
Groote letters of vignetten worden naar plaat&ruimte berekend.
Hlken Donderdag vertrekt de mail naar
Oost-Vndië. Laatste ligting 's avonds 6 uur.
Burgemeester en Wethouders der gemeente Hélder brengen ter
kennis van de ingezetenen, dat in deze week door Brandmeesters
een aanvang wordt gemaakt met de schouwing over de ovens en
andere stookplaatsen, en verzoeken mitsdien de ingezetenen die
ambtenaren daartoe wel in de gelegenheid te willen stellen, krach
tens de verordening, houdende bepalingen ter voorkoming van
brand, vastgesteld door den Baad in zijne vergadering van den
17 Julij 1861.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
Helder, STAKMAN BOSSE, Burgemeester,
den 6 December 1875. L. VERHEY, Secretaris.
BURGEMEESTER en WETHOUDERS der gemeente HELDER;
Gezien de artt. 15 tot 20 der Wet betrekkelijk de Nationale Militie, van
den 19 Augnstus 1861 (Staatsblad No. 72;)
Brengen de navolgende wetsbepalingen ter kennis van de ingezetenen:
Dat alle mannelijke ingezetenen, die op den 1 Januarij aanstaande hun 191e
jaar zullen zijn ingetreden, verpligt zijn zich ter inschrijving voor de Militie
aan te geven tusschen den 1 en 31 Januarij aanstaande. Zij die zich na den
31 Januarij, doch voor den 31 December 1876 ter inschrijving aanmelden,
worden alsnog ingeschreven, doch verbeuren eene boete van f25 tot f100. En
dat zij, die eer9t na het intreden van hun 19de jaar, doch voor het volbrengen
van hun 20ste jaar, ingezetenen worden, eveneens tot die aangifte verpligt zijn,
zoodra zij de hoedanigheid van ingezeten verkrijgen.
Dat voor ingezeten wordt gehouden:
1. Hij, wiens vader, of, is deze overleden, wiens moeder, of, zijn beiden
overleden, wiens voogd ingezeten is, volgens de Wet van 28 Julij 1850
(Staatsblad No. 44), luidende artikel 3 dier Wet aldus:
«Gevestigd of ingezetenen zijn, die biuuen het Rijk in Europa hebben gewoond:
„a. Gedurende de drie laatste jaren.
„b. Gedurende achttien maanden na aan het bestuur hunner woonplaats he
voornemen tot vestiging te hebben verklaard.
«Nederlanders zijn gevestigd of ingezetenen, die gedurende de laatste achttien
«maanden hunne woonplaats binnen liet Rijk in Europa hebben gehad.
«Nederlanders, die ter zake van 's Lands dienst in een vreemd land wonen,
«worden voortdurend als iugezeteuen beschouwd.
«De bepalingen van ingezetenschap, in bijzondere wetten voorkomende, gelder
„alleen voor zooveel betreft de onderwerpen in die wetten behandeld."
2. Hij, die geene ouders of voogden hebbende, op 1 Januarij aanstaande
gedurende de laatste achttien maanden in Nederlaud verblijf zal hebben gehouden.
3. Hij, van wiens ouders de langst levende ingezeten was, al is zijn voogd
geen ingezeten, mit9 hij binnen het Rijk verblijf houdt.
3.)
Klaas Lakemacber.
Op zekeren dag liep door Poggnitz het praatje, dat Klaas Lake-
macher met zijn kind verdwenen was. Niemand wist omtrent
deze gebeurtenis iets mede te deelener was geen enkel spoor te
vinden waarheen hij zich begeven had. Maar dat hij niet terug
zou keeren was zeker, want toen men, nadat Klaas na verloop van
verscheidene dagen niet te voorschijn kwam, de deur openbrak,
vond men op de tafel een papier met de volgende woorden: „Dit
huis met al zijn toebehooren geef ik aan den armsten bewoner
van het dorp ten geschenke. Vergeet mij. Klaas Lakemacher."
Blijkbaar had hij niets medegenomen, zelfs niet eens zijne toe
stellen, noch de modellen zijner uitvindingen. Ongemerkt zou hij
dat ook niet hebben kunnen doen, want om die mede te nemen
zou hij een wagen noodig gehad hebben.
„Hij is zeker gek geworden; half was hij het reeds," zeiden de
inwoners van Poggnitz.
De burgemeester liet de voorhandene zaken inventariseeren, ver
zegelde alles, en bragt in den raad in omvraag wie erfgenaam van
Klaas Lakemacher zou worden, als hebbende volgens de gemaakte
bepaling daarop de meeste aanspraak. Alle armen van Poggnitz
liepen gedurende een paar dagen storm bij de hoogmogende heeren.
Eindelijk werd beslist dat de kreupele kleermaker uit het armenhuis
met zijn huisgezin het verhaten nest mogt betrekken.
Men hoorde in den geheelen omtrek niet anders dan van Klaas
Lakemacher; hij was de held van den dag. Men verdiepte zich
in allerlei gissingen waar hij toch met zijn kind kon gebleven zijn.
Op een stormachtigen December-avond, reed een eenvoudig
huurrijtuig op een sukkeldrafje door een der stille wijken van
Berlijn. De regen kletterde, vermengd met sneeuwvlokken, die
door den killen wind werden opgejaagd, op de straatsteenen en
tegen de huizenen tengevolge van het flikkeren der lichten in de
gaslantaarns kon men ter naauwernood iets op de straat onder
scheiden. De koetsier had zijn mantelkraag hoog opgezet, en
spoorde zijn paard, hoewel met weinig gevolg, met zweepslagen aan.
Na korten tijd, hield de wagen voor eene smaakvolle villa stil,
de koetsier opende het portier en wees op het huisnummer, dat
slechts flaauw door het schijnsel eener lantaarn werd verlicht. Een
man met een kind op den arm steeg voorziglig uit. De man had
een zwarten rok aan, die hem met zijn breedgeschouderd ligohaam
en gebogen houding volstrekt niet stond.
Het was onze Klaas Lakemacher.
Terwijl de koetsier achter het rijtuig beschutting zocht, ging hij met
zijn in een shawl gewikkelden last door het hek aan den ingang
en trok aan de schel naast de huisdeur, waaraan een bordje was
met den naam „Mevrouw von Simmern."
Dat voor ingezeten niet gehouden wordt de vreemdeling, behoorende tot een
Staat, waar de Nederlander niet aan de verpligte krijgsdienst is onderworpen,
of waar ten aanzien der dienstpligtigheid het beginsel van wederkeerigheid is
aangenomen.
Dat voor de Militie niet wordt ingeschreven:
1. De in een vreemd Rijk achtergebleven zoon van een ingezeten, die geen
Nederlander is;
2. De in een vreemd Rijk verblijf houdende ouderlooze zoon van een
vreemdeling, al is zijn voogd ingezeten.
3. De zoon van den Nederlander, die ter zake van 's lands dienst in 's Rijks
Overzeesche bezittingen of Koloniën woont.
Dat de inschrijving behoort te geschieden
1. Van een ongehuwde in de gemeente, waar de vader, of, is deze overleden
de moeder, of, zijn beiden overleden, de voogd woont;
2. Van een gehuwde en van een weduwnaar, in de gemeente waar hij wv ent
3. Van hem, die geen vader, moeder of vdogd heeft, of door dezen is
achtergelaten, of wiens voogd buitens 's lands gevestigd is, in de gemeente
waar hij woont;
4. Van den buiten 's lands wonenden zoon van een Nederlander, die ter
zake van 's lands dienst in een vreerad land woont, in de gemeente waar zijn
vader of voogd het laatst in Nederland gewoond heeft.
Erj worden diensvolgens bij deze opgeroepen alle mannelijke ingezetenen dezer
gemeente, die in dezen jare den lBjarigen leeftijd hebben bereikt of nog zullen
bereiken, en mitsdien degenen, die geboren in den jare 1857, op den eersten
Januarij 1876 hun 19de jaar zullen zijn ingetreden, om zich ter inschrijving
voor de Militie, bij hen, Burgemeester en Wethouders, aan te geven in het
Raadhuis der gemeente op den 3den of een der volgende dagen van de maand
Januarij des morgens tusschen 9 en 12 ure; zullende zij, die eerst na het
intreden van hun 19de jaar, doch voor het volbrengen van hun 20ste, ingezeten
worden, en dus mede verpligt ziju, zoodra zij die hoedanigheid verkrijgen, zich
ter inschrijving voor de Militie aan te geven, de aangifte kunnen doen Ier
plaatse en uur hierboven omschreven.
Burgemeester en "Wethouders verwittigen verder de ingezetenen:
Dat, welke aanspraak op vrijstelling van dienst iemand ook zoude verraeenju
te hebben, de aangifte ter zijner inschrijving niettemin behoort te geschieden,
terwijl bij ongesteldheid, afwezigheid of ontstentenis, zijn vader, of is deze
overleden, zijne moeder, of, zijn beiden overleden, zijn voogd tot Jbct doen van
aangifte gehouden is.
Dat, ter voorkoming van onaangenaamheden, welke voor de ingeschrevenen
volgen moeten uit eene verkeerde spelling van naam of uit eene onjuiste opgave
van den dag der geboorte, de belanghebbenden moeten medebrengen een Extract
uit hun geboorte-acte, hetwelk kosteloos kan worden verkregen.
Verzuim van aangifte ter inschrijving wordt gestraft volgens de "Wet.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
Helder, STAKMAN BOSSE, Burgemeester.
4 December 1875. L. VERHEY, Secretaris.
HELDER en NIEUWEDIEP, 7 December.
De sneeuwjagt van jl. Zondag avond, voortgestuwd door
een hevigen wind, heeft op vele plaatsen in ons land zoo
danige ophoopingen van sneeuw doen ontstaan, dat het
verkeer er oogenblikkelijk door belemmerd werd. De
laatste trein, welke dien avond om circa 11 ure alhier
moest aankomen, arriveerde eerst den volgenden morgen
ten drie ure.
Een oogenblik later stond hij in eene voorkamer op de eerste
verdieping. Door de weinig geopende deur van een nevenvertrek
stroomde eene aangename warmte in de fraai gemeubeleerde kamer,
welker vloer met mollige tapijten was bedekt. Op de met een
damasten kleed overdekte tafel stond een zilveren kandelaar met
twee brandende kaarsen en verlichtte den man en het kind, dat
een hoedje van wit atlas op de blonde lokken had en droomerig
in de rondte zag.
De krachtige gestalte van den man begon te sidderen toen hij
in het aangrenzend vertrek naderende voetstappen hoorde. Maar
hij vermande zich snel en stond een oogenblik later met onbe
wegelijk gelaat voor de dame.
„Wat is dat? Wat brengt gij mij? Wordt mijn wensch zoo
spoedig vervuld?"
En de dame trad met een blijden lach op hem toe, en bekeek,
zonder verder hare aandacht aan Klaas te schenken, het lieve
kinderkopje.
„Gij hebt in de courant een kind gevraagd," begon Klaas met
zijne kalme droefgeestige stem, „een meisje van goeden huize,
dat gij wenscht aan te nemen. Men heeft mij opgedragen u dit
kind te brengen, misschien dat gij er wel zin aan hebt."
„Wat een bekoorlijk schepseltje! Ontdoe die kleine vlinder
eens van al die omhulsels."
Zij streek het kind over de wangen, en hield het onder de
armpjes vast, terwijl Klaas het van de shawl ontdeed. Jenny had
een jurkje van wit atlas aan en schoentjes van dezelfde stof. Zij
zag er werkelijk allerbekoorlijkst uit.
De dame zette de kleine op den grond en knielde bij haar neder.
„Marie, kom toch eens gaauw hier; dan zult gij eens een
engeltje uit den hemel zien. Wilt gij mij een kusje geven,
meisjelief?"
Jenny zag haar onbeschroomd aan en stak haar mondje toe,
en de dame nam haar op den arm en kuste haar met moederlijke
teederheid. Vervolgens zette zij zich op een stoel met de kleine
op haar schoot en liet het licht naderbij brengen.
„Marie," zeide zij toen, „dat lieve schepseltje laat ik niet meer
gaan. Neem het voor alle zekerheid maar mede naar de kamer."
„Moge het u niet berouwen, mevrouw," antwoordde het jonge
meisje, dat eenigzints spotachtig dit tooneel had gadegeslagen. Zij
nam de kleine, die zonder tegenspartelen haar vader aanblikte,
totdat de deur hen scheidde. Klaas had echter zijne oogen
nedergeslagen.
„Wilt gij niet gaan zitten," zeide de dame, op een stoel
wijzende, die in de nabijheid stond. „Vertel mij nu eens, van
wie dit kind is, en wie u heeft opgedragen het hier te brengen."
Hij nam plaats en bestudeerde vlugtig de fijne trekken van
haar goedhartig gelaat, dat de sporen van geledene smarten droeg.
Het eerste detachement mariniers, dat in Mei 18 73
naar Atsjin vertrok, is per telegram teruggeseind. Ver
moedelijk zullen gemelde troepen terugkomen met het
stoomschip «Prinses Amalia» van de Maatschappij Neder
land, dat deze maand uit Indië vertrekt.
Naar wij vernemen zal door de hier bestaande kwartet-
vereeniging in de laatste dagen dezer maand wederom eene
soiree musicale gegeven worden. Ten einde zekerheid te
hebben dat de te maken onkosten eenigszins vergoed
zullen worden, zal er eene inteekenlijst circuleeren. Wij
vertrouwen dat Helder's ingezetenen de loffelijke pogingen
van deze strijkkwartet-vereeniging zullen appreciëeren
en willen steunen. Men heeft hier immers de zekerheid
iets goeds en degelijks te zullen liooren. 't Zou jam
mer zijn wanneer de leden van dit kwartet moesten
besluiten hunne soirees voortaan tot eigen haard te bepalen.
Wij bevelen derhalve volgaarne de lijst van inteekening
allen vrienden van muziekaal genot ten zeerste aan.
Ten blijke van de goede verstandhouding die er bestaat
tusschen de leden van het muziekkorps der schutterij alhier
en hunnen kapelmeester, kan dienen, dat laatstgenoemde
eergisteren op zijn verjaardag van zijne onderhebbenden een
fraaijen dirigeerstok ontving, met zilver gemonteerd en eene
toepasselijke inscriptie bevattende.
Naar het Vad. verzekert, is Venezuela met Amerika
in onderhandeling over den aankoop van twee monitors.
Tevens deelt men mede, dat het uitrusten van Zr. Ms.
ramtorenschip de «Prins Hendrik» met dit gerucht in ver
band zou staan. Ofschoon volgens sommiger gevoelen de
«Prins Hendrik» niet geschikt zou zijn om zee te bouwen,
brengen zij ten dien opzigte de met succes bekroonde
proeve in herinnering, indertijd te Brest onder 't bevel van
kolonel Jansen gedaan. Ook voor steenkolen bezit het
schip voldoende berging.
Den 23 dezer zal aan het Departement van Binnenl.
Zaken aanbesteed worden het maken en stellen van den
metalen bovenbouw voor de brug over den Rijn nabij
Arnhem. Het werk moet 1 Mei 1878 gereed zijn. De
begrooting bedraagt f 965,000.
Dr.Jul. Jacobs en J.N.Dijkman, Rijksveearts te Lochem,
beweren in het Ned. Tijdschrift voor Geneeskunde, dat de
koeijen, aan wie dagelijks in hun drank of voeder 0,4 gram,
dat is zes grein, salicyl-zuur werd toegediend, ook, al
stonden ze tusschen de zieke koeijen in, zoodat ze met het
besmettelijke speeksel steeds in aanraking waren, volkomen
bevrijd bleven van de tongblaar.
Zij scheen ongeveer veertig jaren oud. Zij was geheel in het
zwart gekleed, en droeg eene muts van zwarte kant, waaronder
een paar grijze krullen te voorschijn kwamen.
Klaas had zijne rol goed geleerd, zonder aarzelen zeide hij
„Op de geboorte van dit kind rust een diep geheim dat nooit
ontsluijerd zal mogen worden. De kleine is van zeer hooge
afkomst, dat kan ik gerust zeggen; tengevolge van bijzondere
omstandigheden zijn de ouders genoodzaakt er afstand van te
doen. Het is drie jaar oud en door een protestantsche geestelijke
met den naam Jenny gedoopt; voortaan zal het uw naam dragen
en in plaats van de geboorteakte kan ik u slechts een papier geven
waarop de datums vermeld staan. Het kind krijgt eene geheele
uitrusting mede, en bovendien eene som van ongeveer honderd
duizend thaler, die in handen van een bankier is en welke tot
huwelijksgift moet dienen. De papieren kan ik u al dadelijk
geven, en de overige zaken zullen morgen worden bezorgd. Ook
verlangt men dat de hertogelijke kroon, waarmede het goed van
de kleine is gemerkt, niet er in blijft en dat zoo mogelijk nooit
het meisje met het geheim van hare afkomst wordt bekend gemaakt."
Hij zweeg; de dame, die gedurende zijn lang verhaal, rustig
met de handen op haar schoot, voor zich had gezien, streek, al
zinnende, een paar malen zachtjes over haar zwart zijden kleed.
Geen enkele wantrouwende gedachte kwam hij haar op; het
uiterlijk van het kind, de honderdduizend thaier, en de hertogelijke
kroon misten hunne werking niet.
„Het spijt mij wel," zeide zij eindelijk. „Liever had ik een
kind van minder raadselachtige afkomst aangenomen, en waarvan
ik zeker wist, dat het uit eene eerlijke echtverhindtenis was
gesproten. Ik vertrouw echter, dat aan de geboorte toch geen
smet zal kleven?" En zij vestigde haar oog gestreng op den
geheimzinnigen bode.
Klaas hief kalm het hoofd omhoog. „Dat bezweer ik u."
De dame schudde het hoofd. „Het is toch wel vreemd," sprak
zij binnensmonds, „dat men onder de gegevene omstandigheden
dan een kind wil afstaan Gij moet mij dit eene nog verzekeren
zal ik nooit door het aannemen van het kind in moeijelijkheden
kunnen geraken; gij begrijpt wat ik daarmede bedoel; zal nooit
iemand eenige aanspraken op het kind doen gelden, noch van den
kant der ouders, noch van dien der wet?"
„U alleen behoort het toe, en niemand zal er ooit naar omzien,
daarop kan ik een eed doen."
„Nu, in Gods naam dan," zeide de dame besloten. „Geef mij
de papieren en zend mij morgen vroeg het goed. Is het kind
van Duitsche afkomst?"
Klaas weifelde. „Het spreekt Duitsch, mevrouw!"
„Gij zijt wel voorzigtig," zeide de dame giimlagchende. „Ik
kan u de verzekering geven dat ge uwe zending met beleid