STATEN-GENERAAL. In den geneeskundigen raad vanNoordhollandis opnieuw gewezen op het gevaar van stoffen, waarin wit arsenicum (rottenkruid) voorkomt. Voor het wasschen van schapen wordt dikwijls dit vergif gebezigd, ofschoon hetzelfde doel op minder gevaarlijke wijze kan bereikt worden. Ook in meer bedekten vorm komt het arsenicum in vele huizen voor, vooral in het zoonoemde Scheele's of Schwein- fürter groen, bijv. in fraai groen behangsel. Ook de groene lampenkappen, die een groote hoeveelheid rattenkruid bevatten, zijn bij de hooge temperatuur, waaraan zij worden bloot gesteld, schadelijk voor hen, die zich in de kamers bevinden. De zee is vol drijf ijs, zoodat de communicatie te Texel is gestremd. Het vervoer der brieven geschiedt per ijsvlet. Dezer dagen is te Amsterdam een bazar geopend, der hoofdstad waardig. Hij is gevestigd in een gebouw aan de Nieuwe Heerengracht tegenover het Park. Het gebouw zelf is reeds merkwaardig; het werd in 1768 voor rekening van den heer de Vries gebouwd, onder toezigt van den Parijschen architect Le Vaseur. Lodewijk Napoleon heeft er menig uur in doorgebragt, Willem I logeerde daarin drie dagen, kort nadat hij uit Engeland was terug gekomen. De bazar is zoo niet de grootste, dan toch zeker de prachtigste van de in ons land bestaande. In den gang gekomen, vindt men reeds een prachtige klok, in den stijl van Lodewijk XV. Nadat men op de eerste verdieping den corridor is doorgeloopen, waarin zich o. a. behalve 2 prachtige antieke leeuwen ook kleine beelden van ridders in volle wapenrusting en andere antiquiteiten bevinden, komt men op een zaal, in drie gedeelten gescheiden en ongeveer 350 meter groot. Zij is geheel ingerigt in den stijl van Lodewijk XV. Men vindt er de mooiste voor werpen van Japansch porselein, de belangwekkendste anti quiteiten, de fijnste lederwaren, in 't kort een rijke keuze van de uitgezochtste voorwerpen op verschillend gebied. De tuin van het gebouw zal met het voorjaar worden ingerigt tot een historischen tuin, en alsdan zal ook de koepel, een meesterstuk van architectuur, tot het uitstallen van voorwerpen worden dienstbaar gemaakt. Het geheel is voor het tegenwoordig doel ingerigt door den directeur, den heer Louis Jacobs, die in 1870 door den grootvorst Wladimir naar Petersburg werd ontboden, om zijn kabinet van antiquiten in te rigten. De bekende schilder Moudierch was het, die het plafond van de zaal heerlijk beschilderde. Een arm daglooner, op de Kalvermarkt te 's Hage woonachtig, werd gisteren met een niet onaardig St. Nicolaas-cadeau verrast. Zijn wederhelft toch schonk hem 3 welgeschapen zonen, zeker niet zeer welkom in dit barre jaargetijde. Bij de jl. Donderdag gehouden aanbesteding van het station te Zutphen, (begrooting f 109.000) is aannemer geworden de heer H. W. Douwes aldaar, voor f 91.983. Aan de kroniek der Gron. Crt. ontleenen wij de volgende regelen: Maar ook wat zijn zij veel wijzer Zij genieten het oogenblik volop. Wij wij geven ons airs; wij zijn deftig; wij zijn fatsoenlijk; wij durven naauwe- lijks van harte deelnemen in de onschuldige pret uit louter fatsoen. De winter is vroeg gekomen dit jaar. Eene dikke sneeuwlaag bedekt de straten. De grachten, de stroomen zijn bevloerd met ijs. De winter is te vroeg gekomen, beweert men. Alsof het nog niet erg genoeg was, dat hij pas in Maart zijn afscheid nam, dat onze lente somtijds eerst in Mei en onze zomer in de hondsdagen begint. Het is, helaas! niet te ontkennen, dat ons klimaat juist niet tot de aangenaamste behoort. Verschroeijende hitte en Siberische koude blakeren en bevriezen ons beurtelings. volbragt hebt." „Nog eene zaak moet ik u vragen. Willen de ouders, dat het kind de meest zorgvuldige opvoeding krijgt, zoodat het in iederen stand kan huwen, hoe hoog die ook moge zijn? En moet het geheel aangenomen worden, zooals in de courant staat? „Zeker." „Anders zou het weder teruggehaald kunnen worden, en de bankier heeft last om de renten niet eerder uit te keeren, voordat hij het daarop betrekkelijk papier heeft gezien." Klaas stond op en tastte in zijn borstzak. „Hier zijn de papieren." De dame nam ze weifelend aan, zonder van haar stoel op te staan. Zij draaide de papieren een paar malen in hare handen rond en bekeek ze nadenkend. „Ik had mij de zaak geheel anders voorgesteld. Ik zou mij gelukkig geacht hebben eene arme weeze, die mij hare geheele toekomst te danken zou hebben, tot moeder te kunnen zijn. Het bekoorlijke schepseltje, dat de behoefte van mijn hart moet ver vullen, staat boven mij in rang en vermogen, en zal eenmaal zonder - mij op eigen beenen gaan. Maar het is zoo ook goed. Zeg aan degenen, uit wier naam gij komt, dat zoolang ik leef, het kind nimmer eene moeder zal ontbreken, zoo waarlijk helpe mij God. Het zal leeren mij lief te hebben door de zorgen, die ik er aan zal wijden." Zij stond op en reikte Klaas de hand. „Zal ik u of iemand anders ooit wederzien, om zich te overtuigen dat ik woord heb gehouden?" Klaas trok de schouders op. „Ik meen immers, dat ik u gezegd heb: „Neen." „Nu, goed, zoo zal ik ook eerder vergeten, dat ander bloed dan het mijne het kind door de aderen vloeit. Vaarwel!" Klaas maakte eene onhandige buiging en greep naar den deurknop. „Wilt ge het kind nog niet eenmaal zien?" Een pijnlijke trek kwam op zijn gelaat en onwillekeurig legde hij de linkerhand een oogenblik op het hart; maar liet die weder zakken en zag de dame met zijne kleine doordringende oogen koel aan. „Neen, dat is niet noodig." Daarop ging hij weg. Sneller dan hij gekomen was, daalde hij de trappen af, voegde beneden den koetsier enkele woorden toe, waarop deze het portier achter hem dichtsloeg en wegreed. Arme Klaas! Daar zat hij, zijn denkvermogen begaf hem. Hij verroerde zich niet, het was hem alsof hij den geest had gegeven. Hij gevoelde niets, noch smart, noeh berouw, noch iets anders. Eene algeheele ontspanning volgde op de aandoeningen van de verloopene week. Maar wij wreken ons. Wi j wreken ons door onze gewaar wordingen aan al onze vrienden en kennissen mede te deelen. In weerpraatjes zijn wij sterk, al hebben wij anders geen groot praattalent; en hoe zuinig de Nederlander in 't algemeen zijhij is uiterst mild in schimpscheuten op zijn «kikvorschenland,» dat hij desalniettemin met vuur tegen eiken aanval van buiten zal verdedigen. Op de Genestet's welbekende boutade: O land van mest en mist, van vuilen, kouden regen, Uw kliemerig klimaat maakt mij het bloed in de aderen Tot modder; 'k heb geen lied, geen honger, vreugd of vreê. Trek overschoenen aan, gewijde grond der vaderen, Gij niet op mijn verzoek ontwoekerd aan de zee op dezen harren uitval van een door en door Nederlandsch dichter worden op dezen tijd van 't jaar tallooze, min of meer geestige variatiën gehoord. 'k Heb dezer dagen iemand, die anders zou het minder vreemd zijn nooit kennis had gemaakt met de «philosophie van 't onbewuste,» in een verkouden bui, maar in alle ernst hooren beweren, dat wij Nederlanders geen hooger bewijs van beschaving, verlichting, algemeene menschenliefde enz. enz. zouden kunnen leveren, dan door al onze dijken en dammen door te steken en het wettig eigendom van de zee terug te geven aan de zee. Wij zouden ondergaan, maar ons althans onaangenaamheden met een bibberend nakroost besparen. Zoo er soms onder mijne lezers mogten zijn, die in eene stemming verkeeren als die van den geachten spreker, bid ik hen, dat zij er heden niets van laten bemerken. Laten wij de kleinen niet ergeren. Het is Sint Nicolaas en St. Nicolaas is een groot heilige. Mijne lezers hebben niet van mij te verwachten, dat ik hen zal bezig houden met de mythische geschiedenis van den grooten Sint, noch met een zeer geleerde uiteenzetting over 't verband tusschen hem en den ouden heidenschen Wodan, die ook rondreed om dezen tijd. Terwijl ik dit schrijf, zie ik honderden kindergestalten. Ik zie hen, zoo duidelijk als men iets zien kan, zingende onder den schoorsteen. Luisterende met zekere vrees, maar met groote verrukking naar ieder verdacht gestommel op den traj), of op den gang, over en door elkander grabbelende naar 't geen de milde hand van een rolvasten pseudo- Sint Nicolaas hun toewerpt door de half geopende deur. Ik hoor hun gejuich nu zij gevonden hebben, wat gedurende zijn nachtelijken, geheimzinnigen togt de goede bisschop, die alle huizen kent en alle kleinen, heeft verstopt en tentoongesteld. Mijn hemel, wat zijn die kinderen veel beter dan wij. Wat zijn zij gelukkiger.» Uit het noorden des lands meldt men aan het U. D. dat er thans bij de spoorwegen geen wagens genoeg zijn om de groote hoeveelheid goederen naar- en van elders, te kunnen vervoeren. Tot in den nacht loopen er expresse goederen- treinen. Jl. Zaturdag is te Grouw de eerste der bekende Friesche hardrijderijen op schaatsen gehouden. 36 rijders, waaronder meest al de bekende Friesche hardrijders, namen aan den wedstrijd deel. De prijs is gewonnen door J. de Heer, van Dockum; de premie door H. van der Meer, van Terhorne. De Asser Court. vestigt de aandacht der postadmini stratie op de voetboden, wier toestand bij de tegenwoordige weersgesteldheid inderdaad wel eenige aandacht verdient. Een landgenoot, op dit oogenblik zich in Engeland bevindende, schrijft uit Melbourne, van 28 Nov.«Dezen morgen woonde ik de dienst bij in de schoone oude kerk hier ter plaatse. Een gebouw uit de 12de en 13de eeuw, Het water stroomde langs de ruiten van het rijtuig. Buiten barstte de stormwind los, evenals een menschenhart vervuld met woedende drift; nu en dan rolde een ander rijtuig voorbij. Voor een logement, dat er alles behalve schitterend uitzag, hield het rijtuig stil. Klaas betaalde den koetsier en ging de trappen op naar de kamer, die hij sints een paar dagen betrokken had. Hij zette zich op een versleten sofa en legde zijn arm op de leuning. Door de kalmte, die hem hier omgaf, kwam hij tot het bewustzijn van zijn toestand en hij kreeg een gevoel alsof hij eene overwinning had behaald, nu zijn plan, in ijlkoorts ver zonnen en voorbereid, gelukt was. Op de tafel voor hein, lag nog die courant, die hem na dagen lang vergeefs zoeken, den weg had gewezen, om tot zijn doel te geraken. Nu lag voor Jenny de wereld open, alles kon zij worden, gravin, vorstin, prinses, voornaam en gelukkig. Voor haar had hij gelogen en zich strafbaar gesteld voor de wet. Hij, de eerlijke Klaas, die geen speld zou stelen, die zelfs eenmaal niet in staat was geweest de roovers te beliegen, die in zijn huis waren gedron gen en zijn geld afvroegen, hij kon voor den regter gedaagd worden. Het was voorzeker zeer slecht wat hij gedaan had. Maar hij had zijn kind toch zoo lief! Zijne liefde was sterker dan zijn geweten. Niets had hij nu meer in deze groote stad te doen. Weg, ver weg, ergens naar een vergeten hoek van het rijk en zoo ver mogelijk van zijne geboorteplaats. Niemand mogt hem ooit weder zien, die hem zijnen naam zou kunnen toeroepen. Hij had nog geld genoeg om de eerste weken te kunnen leven, en dan moest hij werk zien te krijgen. Maar de koffer stond daar nog waarin de uitzet van zijn kind was. Zou hij dus nog eenen nacht overblijven? Maar wat kon er in dien nacht niet gebeurenmisschien de politie hem wel achtervolgen. Hij bezon zich. Eindelijk trok hij aan de schel en vroeg aan het dienstmeisje dat binnen kwam of zij hem dadelijk ook iemand kon bezorgen om den koffer weg te brengen. Het kwam er niet op aan wat het kostte. Tevens moest zij hem de rekening brengen. Toen hij weder alleen was, opende hij den koffer. Bontgekleurde hoedjes en kinderkleederen naar den laatsteu smaak en zeer kostbaar, lagen boven op. Daaronder bevond zieh hagelwit ondergoed. Hij nam enkele stukken er uit en bezag die; lang staarde hij op een allerliefst kinderhemdje met fijne kant versierd. Eensklaps drukte hij het aan zijne lippen, nog eens en nog eens. „O Jenny," zeide hij, en zijne stem sidderde. „Mijn kind, mijn lief kind, zal ik u dan nimmer wederzien?" En de sterke man barstte in hartverscheurend snikken uit. in den eigenaardigen romaansch-gothischen stijl opgetrokken, die alle oude kerken in Engeland eigen is. Een fraaije toren, geheel van bergsteen en digtgemetseld tot aan de uiterste spits, staat midden op de kerk; hij rust op vier zware pilaren, die binnen in de kerk, in ruitvorm eindigende, bijna niet in het oog vallen. De dienst in een episco- paalsche kerk heeft veel eigenaardigs, vooral voor een Hollander, die nooit den voet heeft gezet in een katholieken tempel. Heeft hij dien bezocht en is hij in Zuid-Duitschland geweest, waar bij de godsdienstoefening ook bij de katho lieken aan de gemeente een zeer werkzaam aandeel is gegeven, dan is alles wat hij hier ziet en hoort minder bevreemdend. De katholieke ritus wordt op den voet gevolgd. Het gewaad der priesters is eenigszins afwijkend, het latijn is door de landstaal vervangen. Maar het rituële is hoofdzaak, de preek van zeer ondergeschikte beteekenis. Wat men bijwoont is het tegenbeeld van eene godsdienst oefening bij ons te lande, in de verschillende sectekerken der protestanten. Daar is alles dor en koelnaakte wanden, stijve kerkmuziek, langtoonig gezang, ellenlange toespraken, maar onpractisch. Hier heeft men de kunst te hulp geroepen, om wat de kerkleer aan het moderne leven niet meer geven kan aan te vullen. Waar zou men meer in overeenstemming zijn met de eischen van onzen tijd? Mij dunkt in het practische Engeland. Wie nog de kerk in stand wil houden moet haar nieuw bloed gieten in de aderen. Men doet geen nieuwen wijn in oude zakken en geen ouden wijn in nieuwe zakken; bij een nieuweren tijd behooren nieuwe vormen van eeredienst. Wat tot vervlogene tijden behoort kan ons niet meer boeijen. Wij zijn wars geworden van den geleerdenstrijd over theologische dogma's. Wij hebben voedsel noodig voor den geest, voor het verstand, voor het hart. Welnu, dit is niet te vinden in navolging van wat onzen voorouders voldoening schonk weleer. Het katho- licismus, dat zich voor alle tijden, voor alle zeden weet pasklaar te maken, heeft dit sedert eeuwen ingezien; het anglicanisme volgt thans denzelfden weg. Wat de eeredienst aan inhoud verliest, moet zij in vorm herwinnen. Geen dogma's meer, maar in plaats daarvan beoefening va'n het schoone, eeredienst der kunst. Zij moet den zinnen vol doening schenken op de edelste wijze; vorm geven en daardoor inhoud. Dan betreedt zij weder vasten bodem en handhaaft zich ook tegenover volgende geslachten. Welnu, dit deed de katholieke kerk sinds eeuwen. Op haar voetspoor treedt thans de Engelsche episcopale kerk. Niet overal, maar daar, waar jonge mannen, met jeugdigen ijver bezield, haar schragen. Het oude, vroeger katholieke kerkgebouw hier ter plaatse vertoont een indrukwekkende architectuur; de beelhouwer bebeitelt alles, wat hij kan doen spreken van de gaven zijner kunst. Waar hij zwijgen moet, treedt de schilder op en bedekt gewelven en kerk muren met schitterende kleuren. Doet de plastiek u goed door haar vormen en kleuren pracht wordt door haar uw oog gestreeld, niet minder uw oor. Bevallig, indrukwekkend orgelspel, koorgezang bege leidend nu eens, dan weder begeleid door het reciet der gemeente. En liet werkzaam aandeel door de gemeente genomen is betrekkelijk groot. Men oefent zich in veel stemmig koraalgezang. Men geniet èn als men stilzit èn als men meêdoet. Vooral op het platteland is de kerkdienst een groote vervulling; daar mist men de bijeenkomsten der steden, daar kent men weinig kunstgenot. De kerk voorziet in die leemte: zij geeft op zulke kleine plaatsjes meer, dan men bij ons vinden kan in steden van 30 tot 50 duizend inwoners. Zal Nederland ook eens wijzer worden en afstand doen van het dogmatisch geharrewar? Zal het 't goede overnemen uit de Katholieke kerk en zijn God dienen in vrijheid door de beoefening van wat edel en goed en schoon is? Nog lang kan het duren eer deze wensch verwezenlijkt wordt. Intusschen doen er zich enkele gunstige teekenen op: orgelconcerten, oratoria weerklinken in onze holle kerkgebouwen. Hier en daar herstelt men met smaak de overblijfselen van vroegere kunst; zoo krijgt de schoone Dom te Utrecht een beter aanzien, zoo herinnert het koor der groote kerk te Haarlem weder aan den bloeitijd der zestiende-eeuwsche kunst. Gaat men voort op dezen weg, dan zal het twisten ver dwijnen, dan zal het geld van alle zijden toestroomen in ons zoo welvarend en zoo schatrijk landje, en dan zullen velen, na afkeerig van de eeredienst, op nieuw trouwe bezoekers worden van de oude godshuizen.» (Arnh. Crt.) Over de vorming van Guano. Algemeen is de meening heerschende, dat de guano op de Chinas-eilanden, aan de kust van Peru, een ophooping is van uitwerpselen der verschillende vogelsoorten, die zich bij duizenden op die eilanden ophouden. Dit is in werkelijkheid slechts gedeeltelijk het geval. De guano bestaat uit twee massa's, die in twee verschillende tijdperken en op tweeërlei wijzen gevormd zijn. De bovenste, verreweg de geringste massa, bestaat uit de excrementen van .vogels en hunne lijken, alsmede uit de excrementen van lijken van zeehonden, die zich op de eilanden ophielden. De onderste, en verreweg grootste massa, vormde zich in den voorhistorischen tijd, door het op den zeebodem neerzinken van de excrementen van talrijke, op een kleine ruimte der zee zich ophoudende watervogels. Op deze wijze ontstonden lagen, die later met den zeebodem werden opgeheven en de eilanden vormden; deze afzetting van guano vindt nog tot op den huidigen dag plaats. Tweede Kamer. Zitting van Maandag 6 December. De algemeene beraad slagingen over hoofdstuk V zijn aangevangen. De heeren Mees, de Vries en Smidt hebben de verkieziugs-circulaire bestreden. De heer van Eek heeft de beschuldigingen tegen de regering in het verslag voorkomende bestreden; de heer Kuyper heeft aangedrongen dat de regering dc electorale kwestie ter hand neme. Heden voortzetting.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1875 | | pagina 2