1875. N°. 150.
Woensdag 15 December.
33 Jaargang.
Verpachting van Duinen,
Bedreigde rookers!
Uitgever A. A. BAKKER Cz.
Bureau: MOLENPLEIN N°. 163.
PROVINCIE NOORDHOLLAND.
HELDKRSCHE
EN NIEUWEDIEPER COURANT.
„Wij huldigen het goede."
V«rachijnt Dingsdag, Donderdag en Zaturdag namiddag.
Abonnementsprijs per kwartaal1.80.
y M y franco per post - 1.65.
Prijs der Advertentiën: Van 14 regels 60 Cents,
elke regel meer 15 Cents.
Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend.
Eiken Donderdag vertrekt de mail naar
OoBt-Indtë. Laatste ligting 's avonds 6 uur.
Op Maandag den 20sten December 1875, des namiddags ten één
ure, zal van wege Gedeputeerde Staten der provincie Noordholland,
in de woning van den opzigter van den provincialen Waterstaat
W. Ph. DE KRUYFF, te Helder, worden overgegaan tot de
publieke verpachting bij opbod en afslag van:
De Duinen, Valleijen en Voorgronden, gelegen
tusschen het zuideinde van de Heldersche zee
wering en de noordelijke grens van de gemeente
Callantsoog, tot 31 December 1881.
De voorwaarden der verpachting zijn, tegen betaling van 10 cents
per exemplaar, verkrijgbaar aan de provinciale griffie van Noord
holland te Haarlem, bij den Ingenieur J. M. E. WELLAN te
Alkmaar en bij den opzigter W. Ph. DE KEUYFE te Helder.
VERGADERING van den RAAD der gemeente TEXEL,
op Vrijdag 17 December 1875.
Punten van behandeling:
Ingekomen stukken.
Benoeming Regenten Weeshuis.
Algemeen Armbestuur.
Ne Jupiter quidem omnibus. Zelfs voor een minister
van Financiën is het niet wel mogelijk het iedereen naar
den zin te maken, en 't is zeer veel malen gemakkelijker
om als onverantwoordelijk kamerlid op hervorming van
ons belastingwezen aan te dringen, dan als verantwoordelijk
minister ook maar de geringste wijziging in onze middelen
te maken. In pessimistische oogenblikken zouden wij
geneigd zijn de stelling te verdedigen, dat de oppositie,
die financiëele wetsontwerpen ondervinden, alleen in zooverre
afhangt van den inhoud dier ontwerpen, als belasting-
6.)
Klaas Iiakemacher.
Zij vlogen langs villa's, die tusscben de naakte met sneeuw
bedekte boomen te voorschijn kwamen. Besneeuwde kinderbeelden
op de fonteinen trokken een bedroefd gezigt nu het water bun
ontbrak; achter halfontdooide vensterglazen volgden nieuwsgierige
oogen den schitterenden optogt. Bij iedere straat verliet achter
eenvolgens eene slede, na vrolijk groeten, den bonten rei.
Eindelijk hielden de beide laatste sleden voor het buis van mevrouw
von Simmern stil. Een dienstmeisje en eene jufvrouw van gezel
schap kwamen aan de deur; maar de laatste was niet meer dezelfde
die Klaas Lakemacher had gezien.
De baron reikte mevrouw von Simmern bij het uitstijgen de
hand, en kuste die.
„Ik bedank u wel zeer voor uw geleide, waarde baron zeide zij.
„Ynn avond kom ik, Jenny," fluisterde de jonge graaf aan de
andere slede, terwijl hij het tijgervel losmaakte. „Bereid uwe
moeder daarop voor. Ik haak naar het oogenblik bruidegom te
worden."
De voetzakken en dekens werden in huis gebragt, de dames
wuifden ten afscheidsgroet, en weldra reden de beide sleden weg.
„Bartuch," zeide de baron, welke zijne slede digt. bij die van
den graaf hield, „blijf alvorens uit te gaan nog een kwartieruurs
te huis. Ik kom even bij u, om u iets mede te deelen."
De graaf zag den anderen, die er tamelijk ernstig uitzag,
verrast aan.
„In ieder geval vindt gij mij te buis."
Na weinige oogenblikken scheidden zij, en kort daarna zat de
jonge graaf bij den warmen haard. Het theewater stond zachtjes
op de tafel te zingen, evenals eene spinnende kat. De jonge man
glimlachtezijne gedachten zweefden naar buitenzij bewogen zich
om het blaauw fluweelen kleed met zwanendons en om de nog
veel scboonere blaauwe meisjesoogen, waarin al zijn geluk en zijne
gebeele toekomst begraven lag. Nog slechts weinige uren
Er werd aan de deur geklopt, en baron Warkotscb trad binnen.
„Ik zal u niet lang ophouden, kameraad," zeide hij, een stoel
bij den haard schuivende. Vooraf moet ik u echter om vergeving
vragen, als ik, met hetgeen ik u te zeggen heb, mij met uwe
intieme zaken bemoei. Ook wil ik u vooraf zeggen, dat ik geenszins
er naar streef mij te kunnen verheugen in andermans leed. Alleen
uit vriendschap kom ik tot u. Maar ter zake. Ik heb heden de
zekerheid gekregen betreffende iets, dat ik tot nu toe slechts
vermoed had, namelijk dat er eene innige verstandhouding tusschen
u en de kleine Simmern bestaat. Is dat niet zoo?"
„Op dit oogenblik kan ik met ja antwoorden."
De baron schrikte. „Gij zijt toch niet reeds met haar verloofd
„Nog niet," antwoordde de andere lagchende.
„Goed, dan komt hetgeen ik te zeggen heb, nog bij tijds."
Een oogenblik peinsde hij. „Ik heb eens," ging hij voort, een
vermindering en afschaffing steeds gunstiger dan verhooging
en invoering van nieuwe middelen worden ontvangen. In
die stemming, die ons vooral dan overvalt, als wij de
aangename toon van het debat in de Tweede Kamer
eerbiedig genoeg hebben bewonderd, zouden wij geneigd
zijn te wedden met iederen Engelschman, die de pari wil
houden, dat er in de eerste vijf jaar geen nieuwe belasting
in Nederland zal worden ingevoerd. Want als wij nagaan,
hoe lang wij werk hebben gehad om bet daarover eens te
worden, dat de tegenwoordige toestand niet deugt, dan is
vijf jaar om 't eens te worden over de veel belangrijker
vraag, hoe die dan wel veranderd moet worden, eene al te
matige taxatie.
De minister stelt in ernst voor, de tabak te belasten;
maar als bij voor de aardigheid voorgesteld had om een
accijns te heften van regenwater, zou 't resultaat vermoedelijk
hetzelfde zijn, namelijk, dat er niets belast wordt. De
afschaffing van den accijns op bet vleesch? De heeren
makelaars in koffij worden verzocht hunne meening over
de afschaffing zonder equivalent te zeggen? Is er rijzing
van puike Java in uitzigt?
't Beroemde vat van de dochters van Danaüs is nog
niet gevuld, en een boosaardig noodlot schijnt, na deze
moordlustige jonkvrouwen op pensioen te hebben gesteld,
de Wetgevende Magt in Nederland met haar taak te
hebben belast.
Of 't niet jammer is? De argumenten van de ver
gaderingen van «belanghebbenden bij het artikel,» zooals
de handelaren in tabak zich bij voorkeur schijnen te
noemen, hebben ons althans niet overtuigd, dat het niet
jammer is. De billijkheid vordert echter de erkenning,
dat wij die argumenten slechts uit de dagbladen vernamen,
en hoeveel belang wij stellen in het genot van een geurige
sigaar, wij geen belang hebben bij het artikel.
Maar het trof ons, dat de aangevoerde argumenten
bezwaren waren tegen indirecte belastingen en accijnsen
in het algemeen en met verandering van het woord tabak,
in suiker, jenever of wat ook, ter bestrijding van alle
mogelijke indirecte belastingen dienst kunnen doen.
Nu zijn er progressisten, wier einddoel is afschaffing van
alle belasting, die door den handel den verbruikers voor
geschoten worden; voor de zoodanigen is de invoering van
eene tabaksbelasting eene schrede achteruit, is het vervangen
korten tijd kennis gehad aan iemand, die lang bij mevrouw von
Simmern jufvrouw van gezelschap was geweest. Zij had zich
evenals zoovele anderen aan mij opgedrongen?" Hij zeide dit op
een toon van innig zelfbehagen.
„Later verliet zij plotseling mevrouw von Simmern, en ik maakte
van die gelegenheid gebruik om mij van haar te ontdoen. Aan
haar hen ik eene mededeeling verschuldigd, die, voor zooverre ik
weet, aan niemand onzer kennissen, maar alleen aan mij is gedaan
want ik kan moeijelijk gelooven, dat gij er mede bekend zijt,
ofschoon gij er toch het meeste regt op hadt. Ik heb geen reden,
te oordeelen naar de wijze waarop mij die mededeeling werd gedaan,
om aan de juistheid daarvan te twijfelen."
Hij zweeg, terwijl de andere bewegingloos in het vuur staarde.
„Gij gelooft zeker, evenals iedereen, dat de jonge dame, eene
verre bloedverwante van mevrouw von Simmern is?"
„Nu waarom?"
„Dat is eene dwaling, die mevrouw von Simmern, zooals het
schijnt, zelf heeft in de hand gewerkt. Zij zelve weet van de
afkomst harer aangenomene dochter alleen, dat zij de vrucht eener
geheime verbindtenis uit den hoogsten stand iswant het linnengoed,
dat het kind medebragt, was met eene hertogelijke kroon gemerkt,
en bovendien waren er honderdduizend thaler voor haar uitgezet."
De graaf was opgestaan en bleek als een doode trad hij nader.
„Als dat waar is, dan begrijp ik niet, dat mevrouw von Simmern
er toe heeft kunnen besluiten dit kind aan te nemen."
De baron trok de schouders op. „Dat weet ik niet; ik weet
alleen, dat zij indertijd toen haar man en haar kind gestorven
waren, behoefte kreeg een jong schepseltje op te voeden. Misschien
is zij daarom minder keurig in hare keuze geweest, misschien ook
had zij daarmede een bijzonder oogmerk. Ik zie ten minste, en
ronduit gezegd, niet zonder voldoening, dat gij, tegenover zulk
eene afkomst, eene houding aanneemt, die naar mijn inzien een
man van eer behoort aan te nemen."
„Waarom hebt gij vroeger niet iemand over deze zaak gesproken?"
„Er bestond geene aanleiding toe, en ik houd niet van babbelen."
De jonge man heet zich op de lippen. „Gelooft gij wel, baron,
dat mevrouw von Simmern, als ik om de hand van Jenny had
gevraagd, mij de zuivere waarheid zou verteld hebben?"
„Als ik mevrouw von Simmern goed ken, ja. Maar daarom kom
ik juist bij u, om u gelegenheid te geven, zulk een pijnlijken
toestand te ontwijken."
„Warkotseh," zeide graaf Bartuch, en zijn stem sidderde, „spreek
opregt en naar uwe volle overtuiging: gelooft gij werkelijk, dat
men u de waarheid heeft gezegd?"
„Anders zou ik niet hier zijn. Niemand zou blijder zijn dan
ik, daaraan te kunnen twijfelen."
Graaf Bartuch ging weder zitten en steunde het hoofd op de
handzijne oogen gloeiden somber. Eindelijk reikte hij den baron
de hand.
„Wilt gij zoo goed zijn en ook in het vervolg het onderwerp
van het bezwaarde vleesch door de bezwaarde tabak geen
belasting-hervorming. Met dezen, die in directe inkomsten
de eenige inkomsten van den staat der toekomst zien, valt
over dit wetsvoorstel niet te praten, het is veroordeeld,
omdat het geen inkomsten-belasting, noch eene directe
belasting op de vertering is.
Maar meent men, dat accijnsen in een goed stelsel
onmisbaar zijn, in- en doorvoerregten door de schatkist
geheven worden, niet alleen om die tot eiken prijs gevuld
te krijgen, maar ook om den last tot instandhouding van
den Staat billijk te verdeelen over het volk, vooral ook,
omdat zij gemakkelijk worden gedragen en onmerkbaar
aangezuiverd, dan is het niet te ontkennen, dat tabak in
de eerste plaats genoemd moet worden onder de belastbare
artikelen.
Men kan, en 't is dikwerf mode dat te doen, met eene
zekere geringschatting dit argument: indirecte belastingen
worden ligtelijk betaald, en ongemerkt gedragen, behande
len. Men wijst dan op de hooge kosten van inning, en
meent te kunnen aantoonen, dat, daar het publiek toch in
werkelijkheid betaalt, slechts vooroordeel zeggen kan, dat de
last verzwaard zoude worden, als die directelijk door de
schatkist van de belasting-schuldigen geheven werd.
In onze oogen is dit argument echter volkomen valsch,
want dat de kosten van inning van indirecte belastingen
hooger zouden zijn dan van directe, is, zelfs als men daar
onder de kosten van douanen-liniën begrijpt, slechts in
schijn waar. Directe belastingen kunnen door een klein
getal ambtenaren worden geheven en beheerd, indirecte
eischen grooter personeel. Volkomen waar, maar het
resultaat is dan ook geheel verschillend. De indirecte
belastingen kan dan oök het publiek betalen in centen en
onderdeelen van centen, op elk uur van den dag, in iedere
straat, in eiken winkel, en de directe moet het publiek
betalen op «kantooruren,» in betrekkelijk groote sommen
in eens. Staat dat nu gelijk Vraagt eens wat de inning
van directe belastingen zou kosten, als men het publiek
gelijk gemak wilde geven, evenveel kantoren als er thans
winkels zijn, ten allen tijde geopend, waar de ambtenaren
verpligt zouden zijn, betalingen bij halve centen gelijk aan
te nemen? Stellig waren de perceptiekosten dan veel
hooger, dan die van accijnsen of inkomende regten. Ja,
feitelijk bedragen die kosten procentsgewijze minder bij de
van dit gesprek voor een ieder geheim houden?"
„Dat beloof ik u gaarne."
„Best; ik dank u voor uwe mededeelingen, hoe smartelijk mij
die ook waren, en ik zal zien, wat mij te doen staat."
De baron sprak nog eenige troostende woorden en vertrok.
De theeketel bleef zingen totdat de spiritusvlam uitgedoofd was.
Niemand bekommerde er zich om. Frits Bartuch had slechts
eene gedachte: dat hij zijne ouders geene bruid kon voorstellen,
aan wier geboorte een smet kleefde. Zijn hart brandde, het was
alsof hij de koorts had. Waar was de gedroomde zaligheid geble
ven? Verbroken, zooals men een glas verplettert.
Mogt hij genoegen nemen met de verzekering, die de baron hem
kon geven?
Was hier geene vergissing mogelijk? En toch hij had zoo
heslist gesproken, men moest hem gelooven. Het was zeker het
bests, zich stil terug te trekken; mevrouw von Simmern zou
waarschijnlijk wel begrijpen waarom; en de treurige knoop zou
zich, alligt zonder opzien te baren, ontwarren, zonder de martelende
oogenblikken eener verklaring, waartegen het gevoel van den jongen
man zich ten zeerste verzette.
Als hij slechts had nagelaten, Jenny te verzoeken hare pleeg
moeder op zijn aanzoek voor te bereidenals slechts het ongeluk
het niet had gewild,-dat men hem juist heden kwam waarschuwen
De wijzers der pendule schreden onverbiddelijk en met pijn
lijke zekerheid voorwaarts; graaf Erits Bartuch zag het en zocht
te vergeefs naar uitkomst.
Als hij maar niet te doen had gehad met een kloppend, brandend
hart, dat er niet van weten wilde, dat men hem met geweld datgene
wilde ontnemen, dat zoo vast en zoo diep hij hem ingeworteld was.
Wacht! Als hij eens nader onderzocht uit welke bron de baron
geput had? Misschien kon hij de vrouw vinden, die het geheim
van mevrouw von Simmern had verraden; misschien kon hij nadere
mededeelingen bekomen, die zijn twijfel op de een of andere wijze
in zekerheid konden veranderen!
Nog eenmaal zag hij naar de pendule, zij wees op bij zessen.
Hij ging naar zijne schrijftafel, nam een kaartje en schreef daarop,
dat hij wegens dringende omstandigheden eerst laat of in het
geheel niet kon komen. Vervolgens deed hij het in een couvert,
zette er het adres op „Mejufvrouw Jenny von Simmern" en gelastte
den bediende, den brief dadelijk te bezorgen.
Hij nam zijne muts en ging naar de woning van den baron,
die niet te huis was. Het viel hem in, dat de baron omstreeks
dezen tijd meestal een koffijhuis in de nabijheid bezocht. Werkelijk
vond hij hem daar. Hij kwam den graaf te gemoet en zag hem
medelijdend in het ontstelde, hleeke gelaat.
„Warkotseh," zeide deze op gedempten toon, „wilt gij mij den
naam dier vrouw zeggen, welke u de bewuste mededeeling heeft
gedaan
„Zij heette Marie Ernesti. Wat wilt gij doen?"
„Is zij gehuwd? Woont zij in Berlijn?"