B i n n e n I a n d. directe, dan bij de indirecte belastingen, maar ten koste van het gemak van den belastingschuldige. Neemt eens een werkmans gezin, dat aan belasting op zout, azijn en bier vijftien gulden betaalt, en vraagt dan eens onder hoeveel honderden boodschappen, die opbrengst verscholen is, hoeveel maal onder «1 cent azijn,» «een glas bier» en «drie centen zout.» Leg dien huisvader f 12 hoofdelijke omslag op, stel dat f 3 aan mindere perceptie-kosten wordt uitgespaard (j van de belasting, wat veel te hoog is), dan doet men dien man geen dienst, maar brengt hem in moeijelijkheden. Want hij kan veel gemakkelijker een halve cent per dag betalen, en betaalt dat veel liever, dan acht malen een daalder van zijn weekloon. En niet alleen voor werklieden geldt dit. Alleen de vermogenden betalen directe belastingen gemakkelijk. Al staat de betaling in tien termijnen wettelijk vrij, in werkelijkheid worden de kohieren gewoonlijk zoo laat executoir verklaard, dat er slechts 7 of 6 zijn. Toch is de week of de maand, waarin de belasting betaald wordt, voor zeer velen een moeijelijke maand, die zonder eenige inspanning dagelijks een stuiver of eenige centen zouden betalenen niet zonder grond schreef de Duitsche rijkskanselier het meerdere vermogen, dat Frankrijk boven Duitschland toont te bezitten, in het dragen van belastingen toe, aan de meer indirecte wijze, waarop het Fransche stelsel de schatkist vult. Nu is tabak een uitnemend belastingsobject. Let wel, op zich zelf. Wij erkennen, niet genoeg op de hoogte te zijn van den tegenwoordigen omvang en den aard van den groothandel in tabak, om te kunnen beoordeelen of het thans een gunstig oogenblik is zoodanige regten in te voeren, en of de door den minister voorgestelde regeling met de regten en behoeften van dien handelstak rekening houdt. Rooken en pruimen is eene algemeene gewoonte. Maar geen behoefte. Vrouwen rooken niet, en er is geen reden, waarom de mannen rooken, behalve deze, dat zij 't zich met behulp van een zuren appel, en na vrij wat «raar gevoel,» wel hebben willen aanwennen. Die rookt, en rookende belasting betaalt, betaalt volkomen vrijwillig, 't Is volstrekt geen tyrannie, om tegen den man, die zich beklaagt belaste tabak te moeten verbranden, te zeggen rook niet! Dat kan men azijn-, bier- en zeepverbruikers niet toevoegen. En als nu ieder rooker iets minder nicotiaansch kruid per dag vernietigt, ieder snuiver zijn reukorgaan aan zooveel langere pauzen gewent, als het bedrag der belasting bedraagt, dan wordt de schatkist gevuld op eene wijze, die het ideaal eener belasting al vrij wel nabij komt. Met zulk een verslaafd rooker, en zedelijken lafaard, als hij zou zijn, die mogt durven ant woorden ik kan niets minder rooken, de gewoonte is mijn oppermagtig meester, ik moet de belasting afnemen van mijn voedsel en van de kleêren van mijn kinderen, behoeft niemand medelijden te hebben; evenals men beter doet de deernis met den dronkaard voor zijn gezin te bewaren. Maar daartegenover behoort men in aanmerking te nemen, dat de gewoonte zeer algemeen, en voor velen een, zij het dan ook denkbeeldig, hoog gewaardeerd genot is. Dit moet den wetgever aansporen, de belasting niet op te voeren. Nu schijnt de voorgestelde som uit het oogpunt van den verbruiker niet te hoog. Eene belasting van twintig centen per kilogram, zal ook voor den sterksten rooker slechts een paar centen per week bedragen, en hem tot zeer geringe vermindering van tabaksverbruik nopen, als hij geen grooter bedrag dan thans voor zijn genot wil besteden. De vraag blijft, of het voorgestelde cijfer niet te hoog is met het oog op den doorvoerhandel in tabak; mogelijk is dit zeker, als men in aanmerking neemt, dat het regt in België veel lager is, en Antwerpen minstens even gelegen ligt als Amsterdam en Rotterdam. Om dit echter juist te beoordeelen zoude men naauwkeuriger studie van den tabaksliandel moeten gemaakt hebben, dan waarop wij ons beroemen kunnen. Dit is eene kwestie tusschen de deskundigen, die de minister voor zijn ontwerp heeft geraadpleegd, en de vertegenwoordigers van den handel. De openbare behandeling van het wetsontwerp zal de geschiktste gelegenheid aanbieden om beider argumenten tegen elkander te wegen. Wij beschouwden de zaak uit een algemeen standpunt, en van daaruit schijnt het ons ontwijfelbaar, dat de voorstanders van indirecte belastingen als onderdeel van een goed stelsel, de tabak als bij uitstek geschikt om te worden belast, moeten begroeten, en het betreuren, dat dit ontwerp van wet vermoedelijk in 't vat der Danaden teregt zal komen. Hoe spoediger die voor spelling gelogenstraft zal worden, des te aangenamer zal 't ons zijn. HELDER en NIEUWEDIEP, 14 December. Door den gemeenteraad van Buiksloot is tot hoofd onderwijzer aan de openbare school voor gewoon en uit gebreid lager onderwijs aldaar benoemd de heer C. Altena, hulponderwijzer alhier. Naar wij vernemen bestaat het uitzigt, dat door den heer dr. J. O. Zaalberg Pz., predikant te 's Gravenhage, in den loop van dit saizoen alhier eenige populaire voor dragten zullen worden gehouden over Darwinisme en Godsdienst. Wij vertrouwen, dat de zeer gunstige naam, die spreker zich hier door herhaalde voordragten reeds verworven heeft en het belangwekkende van het onderwerp, velen zal nopen om hem ook nu weder te hooren. De eerste dezer voordragten zal waarschijnlijk nog in den loop van deze maand gehouden worden. Wij maken onze lezers attent op de Soiree Musicale morgen, Woensdag, in MusisSacrum. Zie annonce hierachter. Door den ingevallen dooi is de vaart op het Noord- hollandsch Kanaal jl. Zondag weder geopend. Een belang rijke hoeveelheid koopmansgoederen is sedert per stoom- booten hier aangevoerd. Blijft dit weder nog eenige dagen aanhouden, dan kan de niet ruime voorraad brandstoffen eenigszins aangevuld worden. Gisteren arriveerde alhier de vischsloep Presto II, I schipper Jacob Versteeg, met 150 levende kabeljaauwen, 370 doode, 140 levende lengen, 230 doode, 900 levende schel- visschen, 2 ijlbotten en 10 bennen vleet. Voor deze viscli, die men binnen de 8 dagen bemagtigde, besomde de schipper de enorme som van bijna f 2600. Een andere sloep, die voor reparatie de reis moest bekorten, bragt 900 schelvisschen en 32 kabeljaauwen aan, terwijl de vorige week een sloep met 1250 schelvisschen a f 55 per 120 aankwam en een andere zijne 1450 a r 60 verkocht. De meeste Urkers zijn naar huis vertrokken, terwijl het restant, vereenigd met de Enkhuizer vloot, zich het mooije weer ten nutte maakt en dagelijks van 30 tot 300 schel visschen aanbrengt. De prijs variëert van f 65 tot 80 per 120; gewis zeldzaam hoog, hetwelk dan ook de oorzaak is, dat enkele schuiten f 400 in 2 dagen verdienen. Volgens een bij het Departement van Marine ont vangen telegram is het schroefstoomschip Prinses Maria, onder bevel van den kapt.-luit. ter zee jhr. E. P. E. de Stuers, den 12 dezer te St.-Thomas aangekomen. Aan boord van dien bodem is alles wel. Toezegging van beroep naar Scharwoude is gegeven aan ds. Nanning Tydeman, pred. te Zuiderwoude. Aangenomen het beroep naar Zutphen door ds. E. H. van Leeuwen, pred. te Vlaardingen. Bedankt voor het beroep naar Deventer door ds. J. van den Bergh, pred. te Oostzaandam. Het hol of casco van het te Texel gestrande kofschip Eendragt heeft in veiling opgebragt f 315. Jl. Donderdag werd, op het initiatief van den heer jhr. J. G. F. van Spengler, te Alkmaar eene vergadering gehouden ter bespreking van de oprigting eener afdeeling van het Anti-dienstvervangingsbond. Na eenige discussie werd tot de vestiging eener afdeeling aldaar besloten en traden staande de vergadering zeventig leden toe. Tot de benoeming van een bestuur overgaande, werd tot president gekozen de heer jhr. J. G. F. van Spengler, tot secretaris de heer M. Cohen Stuart en tot penningmeester de heer H. P. van der Tak. Omtrent het plan van de «vereeniging tot veredeling van het volksvermaak» te Amsterdam leest men het volgende «De vereeniging tot veredeling van het volksvermaak» is druk in de weer met de voorbereiding van plannen, om in het volgende jaar op uitgebreide schaal aan hare roeping te kunnen beantwoorden. Reeds herhaaldelijk hebben met den burgemeester en het dagelijksch bestuur zamenkomsten en besprekingen plaats gehad, en men mag het er voor houden, dat binnen een niet lang verwijderd tijdsverloop, definitieve plannen ter uitvoering zullen worden genomen. Het is niet onmogelijk, dat de hoofdstad eene inrigting zal krijgen, eenigszins in den geest van Cremorne Gardens te Londen, waar het geheele jaar door feest is en toegang tegen zeer lagen prijs wordt verleend. Door b. v. gedurende den geheelen zomer, dag aan dag gelegenheid te geven tot goedkoop vermaak, hoopt men de opeenhooping van al het zoogenaamde pleizier in één enkele week de tweede in Sept. te voorkomen.» Gisteren werd door de IIoll. IJzeren Spoorweg- Maatschappij buiten de Willemspoort te Amsterdam, bij enkele inschrijving publiek aanbesteed: Het maken van de aarden- en andere werken voor de uitbreiding van het stations-emplacement te Zutphen. Laagste inschrijver was de heer H. J. Haytink te Zutphen, voor f 214.846. Het Duitsche tooneelgeschap is ook voornemens het tweede stuk van mejufvrouw Wallis, 'Joan de Wit,» in studie te nemen. Aan het feuilleton «Gekeuvel over alles en niets» der Amsterd. Courant ontleenen wij de volgende regelen «Rom! Rom! Rom, rom, rom!» zoo klonk de doffe trom op een donkeren December morgen, gelijk die van heden, voor mijne woning. Een ridder der Militaire Willemsorde werd ten grave gedragen, 't Was een dappere onder de dapperen geweest, die doode! naar mijn buurman vertelde, wien ik gaarne geloofde, ook toen hij mij het volgende verhaaltje deed: De man, die daar begraven wordt, is een gepensioneerd Indisch officier. Hij heeft boven me gewoond. Ik weet alles van hem, van zijn huishouden en zijn familie. Deze woont in Overijssel; zijn broêrs zijn handwerkslui, zijn zusters dienstboden; eene is hier groentevrouw en stuwt iederen morgen door weêr en wind een groote kar, beladen met groenten, door de stad. Op 16jarigen leeftijd is haar broer naar Indië gegaan; hij heeft goed opgepast en gevochten als een leeuw. Spoedig was 't op zijn borst te lezen, dat hij moedig was, beleidvol en trouw, en hoewel hij ter naauwernood kon rekenen en schrijven, is hij opgeklommen tot den rang van officier. Hooger kon hij echter niet stijgen en eindelijk is hij gepensioneerd met een jaargeld van 1400 gulden, die hij hier is komen verteren maar niet alleen. In Indië had hij 35 jaren geleefd met een inlandsch vrouwtje, dat hij reeds op haar 15de jaar had benaderd dit is het juiste woord en toen hij naar Nederland wilde terugkeeren, heeft zij, tegelijk zijn gade en zijn slavin, zich aan hem vastgeklampt en is 't hem, ondanks al zijn pogingen, niet mogelijk geweest zich uit haar wanhopige omhelzing los te rukken. Zij heeft haar heer en meester willen volgen, om in zijn oogen steeds haar wet te lezen en aan zijn voeten te blijven slapen. «Waar officier gaat heeft zij gezegd Fatima gaat.» Geen verschrikking heeft gebaat. Noch het ruwe klimaat, noch de vreemde bevolking met haar zeden en gewoonten konden haar weerhouden. Zij zag slechts «officier» en deinste er niet voor terug, om zich op 50jarigen leeftijd nog te laten overplanten van den warmen Oosterschen bodem op den koelen Westerschen grond. Zoo zijn zij dan hier gekomen. Op zee voelde de officier den eersten aanval, der ziekte, die hem zou dooden, de jicht. Was hij vroeger nooit erg lief en zacht geweest voor Fatima, nu werd hij ruw en grof. Zij leed nogtans met hem. Als «officier» pijn had, had ook zij pijn en zij voorkwam al zijn wenschen. Nooit is grooter toewijding gezien. In de 5 jaar, dat zij hier hebben gewoond, is zij slechts eens ■uet hem uit geweest, 't Was op een zomerschen avond en reeds vrij donker. Overdag had hij zich altijd geschaamd met haar te loopen. De wandeling ging naar 't Vondels park. Fatima trippelde fier naast «officier» en haalde vrijer adem te midden van bloemen en groen. Op eens echter kreeg zij een steentje tegen den neus en riep een onzer beminnelijke straatjongens: «Leelijke zwartkop!» De officier vloekte; Fatima zweeg. De officier keerde naar huis terug, Fatima volgde. Sedert is zij niet meer uit geweest. Soms kwam zij door een binnendeur wij hadden een gemeen- schappelijken zolder een bezoek brengen aan mijne vrouw, met het traditionele handje als huidkrabbertje in de eene hand en een waaijer in de andere om 't even of 't winter dan wel zomer was. Zij klaagde nooit, sprak zeer weinig en wat zij zeide was ter eere van «dappere officier.» Eens vroeg mijn vrouw, hoe lang zij reeds getrouwd waren. In Fatima's donker oog welde een stille traan, die zij langs haar krabbertje deed afglijden, zij stond op, maakte een dienaresse en kwam nooit terug. Wij begrepen alles, en ik besloot met den officier een gemoedelijk woordje te wisselen en er hem op te wijzen, dat hij oud en ziekelijk begon te worden, dat de jicht den mensch onverwachts kon dooden, dat Fatima dan alleen en onver zorgd achterbleef, dat hij haar, kortom, hoe eer zoo liever moest trouwen, ten einde haar de helft van zijn pensioen achter te laten. «Nooit, zeide de dappere onder de dapperen, toen ik aan mijn besluit gevolg gaf, een officier trouwt geen slavinAls ik sterf, kan zij naar Indië terug-marcheren.» Ik keerde den man den rug toe en na dien dag hebben wij elkander niet meer gegroet. In den laatsten tijd hoorde ik dikwijls gekerm; de dokter kwam dagelijks en ik vernam, dat het met den officier op zijn einde liep. Drie dagen geleden is hij eensklaps dood neer gevallen. Ik hoorde den plof, ging naar boven en zag Fatima aan de voeten van het lijk liggen, schier wezenloos van smart en ineengekrompen als een verwelkte bloem. Zij was mager en uitgeteerd en sedert ik haar het laatst had gezien, wel een halven voet kleiner geworden. Ik riep mijn vrouw en de meid. Den doode legden wij op bed, maar Fatima trachtten wij te vergeefs naar beneden te lokken. Zij was niet te verwijderen van «dappere officier» en zat en sliep en weende aan de voeten van het lijk. Toen kwamen de broeders en zusters uit Overijssel; de handwerkslui en dienstmeiden en ook de groentevrouw, en zij zagen het zwarte vrouwtje neerliggen aan het voeteneinde van den doode. Maar «broer,» was niet getrouwd geweest met het zwartje en broer had geen testament gemaakt; de wet gaf hun alles, en nog vóór het lijk onder den grond was gebragt, was de nalatenschap van broer gedeeld. Fatima mogt haar waaijer en haar krabbertje behouden en aan de politie zou later kennis worden gegeven van haar bestaan. Wat met de arme inmiddels aan te vangen? 't Best was, haar tijdelijk, uit eerbied voor hroêr's gedachtenis, bij een lid van de familie te besteden en zoo viel zij aan de groente vrouw ten deel. Deze had berekend, dat zij nog wel dienst van haar kon hebben. Als zij namelijk uit was met den wagen, kon Fatima op het keldertje passen, en werkelijk heeft men nog eenige weken later het oude vrouwtje, als een schaduw van zich zelve, bibberend van kou, achter bergen van kool en andijvie zien staan om de wacht te houden. Eindelijk heeft zich echter iemand harer aange trokken ik mag niet zeggen wie en is zij, volgens haar wensch, door de hulp van eenige goede lieden naar Indië teruggezonden. Hier eindigde het verhaal van mijn buurman. En nog klinkt mij het «Rom! Rom! Rom, rom, rom!» in de ooren en zie ik de compagnie met den omsjerpten luitenant naast de baar paraderen, alsook de vier-en-twintig ridders, die uit alle hoeken der stad waren bijeengescharreld, om den wapenmakker de laatste eer te bewijzen, en, prat op hun schitterende kruizen, achter de lijkkoets stapten. Maar bij de herinnering aan al dat vertoon, kan ik sedert de gedachte niet onderdrukken: Dapperonder de dapperen; moedig, beleidvol en trouw, doch zonder hart!» Bij een Utrechtschen blikslager is een wilde fazant komen binnenvliegen. Liefhebbers boden voor het dier een goeden prijs. Voor het provinciaal geregtshof in Gelderland stond jl. Vrijdag teregt Janes Kluit, beschuldigd van moedwilligen doodslag. Uit de debatten bleek, dat in den avond van den 13 Oct. zekere P. v. Z. ten huize van den besch. kwam om zijn vrouw, die zich daar bevond en met wie K. in onbetamelijke betrekking leefde, af te halen; dat K. toen v. Z. binnentrad, hem gelastte de woning te verlaten en tevens op hem toekwam om hem te verwijderen; dat beiden daarop buiten de deur geraakten #n handgemeen werden en dat, terwijl zij twistende waren, vrouw v. Z. het huis uitkwam, op onheusche wijze haar man te kennen gaf, dat zij ongenegen was hem te volgen en dan ook de woning weêr binnen ging, weldra door K. gevolgddat v. Z. hen volgde en in de deur ging staan, met de regterhand den eenen deurpost vasthoudende en met den linkerschouder tegen de andere geleund; dat hij zóó staande nog eens zijn vrouw opvorderde, waarop K. iets mompelde, hetgeen door v. Z. beantwoord werd met het zeggen: «wou je op mij schieten? ik ga geen tred terug;» dat K. hernam: «ik wil regt in mijn kamer hebben» en v. Z. weêr zeide: «ik kom niet in je kamer, maar ik kom mijn wijf ophalen;» dat K. onmiddellijk daarop zijn met hagel geladen geweer van den muur greep, het op v. Z. aanlegde en a bout por- tant op hem afschoot, met het gevolg dat v. Z. door het schot in de linkerhand en onder den buik in de linker- liesplooi getroffen, kermende ter aarde stootte en binnen weinige oogenblikken een lijk was. Het hof veroordeelden den besch. die zijn misdaad volledig bekende, tot acht jaren tuchthuisstraf. K. verdediging werd voorgedragen door den advocaat mr. A. J. Kronenberg. Uit het noorden des lands verneemt men van ziekte gevallen onder de paarden, omtrent welker aard men niet in het reine is. Onder Ternaard (Friesland) heeft de ziekte den vorm van de verlamming, die het gevolg pleegt te

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1875 | | pagina 2