HELDERSCHE EN X1EUWERIEPER COURANT. 1876. N°. 48. 34 Jaargang. Vrijdag 21 April. GEMEENTERAAD. „Wy huldigen het goede." Venchijnt Dingsdtg, Donderdag en Zaturdag namiddag. Abonnamentiprijs per kwartaal1-80. franco per post - 1.65. Uitgever A. A. BAKKER Cz. Bureau: MOLENPLEIN N°. 163. Prijs der Advertentién: Van 14 regels 60 Cents, elke regel meer 15 Cents. Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend. Eiken Blonderdag; vertrekt de mail naar Oost-I adië. Laatste ligling 's avonds 6 uur. Zitting van Dingsdag den 18 April 1876. Voorzitter de heer Burgemeester. Tegenwoordig alle leden. De notulen der beide laatstgehouden zittingen worden gelezen en goedgekeurd. Namens B. en W. wordt door den Voorzitter ter tafel gebragt het jaarverslag der gemeente over 1875, dat met de overige inge komen verslagen bij de leden zal circuleeren. Op zijn daartoe gedaan verzoek, wordt aan den heer H. Selhorst eervol ontslag verleend uit zijne betrekking van hulponderwijzer bij de gemeente-scholen alhier, ingaande den 1 Mei a. s., uithoofde van zijne benoeming te Zoetermeer-Zegwaard. De Voorzitter herinnert aan het behandelde in de vorige zitting over de noodzakelijkheid tot verhooging der jaarwedden van de hulponderwijzers aan de gemeente-scholen. Hij deelt mede, dat te dier zake eene bespreking heeft plaats gehad door het Dag. Best. met een paar leden der PI. Schoolcommissie. Als vrucht van die bespreking stelt hij aan den lland voor te bepalendat de hulp onderwijzers en hulponderwijzeressen, die nog geen 2 jaar bij 't onderwijs zijn werkzaam geweest, zullen genieten eene jaarwedde van f 550; zij die 2 jaar en langer bij 't onderwijs zijn werkzaam geweest f 600; bij bezit der acte van hoofdonderwijzer f 700 voor school No. 4, bij 't bezit van een of meer acten van uitge breid lager onderwijs, f 800; een en ander ingaande ééne maand, na de goedkeuring van deze wijziging in de verordening tot rege ling der ouderwijzers-janrwedden, door hh. Gedeputeerde Staten. Nadat deze voorstellen door den Voorzitter waren toegelicht, werd met eenparige stemmen dienovereenkomstig besloten. De Voorzitter herinnert, dat op de begrooting van dit jaar do som van f 5000 is uitgetrokken voor de vergrooting der gemeente school No. 3 (in de Schoolstraat). Hij deelt mede, dat door den gemeente-bouwmeester indertijd een plan tot uitbreiding van die lokaliteit is in gereedheid gebragt, doch dat, uithoofde van be zwaren, daartegen gerezen, een nieuw plan is ontworpen. Bij dit plan wordt voorgesteld boven de eene helft van 't gebouw eene bovenverdieping aan te brengen, verdeeld in 2 lokalen, te zamen 150 leerlingen kunnende bevatten. Dit plan, dat zich zeer aan beveelt, zal by uitvoering slechts p. ra. f 400 meer kosten dan het eerste ontwerp, waardoor veel minder ruimte werd verkregen. Met eenparige stemmen wordt aan B. en W. magtiging verleend om dit plan, waarvan de teekening ter inzagé werd aangeboden, te doen uitvoeren. Op voorstel van het Dag. Best. wordt goedgevonden, op nieuw bij Z. M. den Koning aan te vragen dispensatie voor den tijd vau 5 jaren, van de bij de wet op het middelbaar onderwijs aan gemeenten boven de 10000 zielen opgelegde verpligting tot oprig- •tiug eener burger-dag- en avondschool. Het concept-adres aan den Koning wordt gelezen en goedgekeurd. Als motieven worden daarin genoemd: 1. de zeer voldoende voorziening in de bestaande behoefte door de Teeken- en Industrie-scholen, en 2. den min- gunstigen toestand der gemeente-geldmiddelen, tengevolge van de opheffing en vermindering der verbruiksbelastingen. Met algemecne stemmen worden goedgekeurd eenige af- en overschrijvingen op de begrootingen van de gemeente, het Burger lijk Armbestuur en het Algemeen Weeshuis, dienst 1875. De Voorzitter deelt mede, dat B. en W. zich, ingevolge een door den Raad uitgedrukten wensch, hebben gewend tot den minister van Binnenl. Zaken, met verzoek tot behoud der verbruiks belastingen. Aangenomen voor kennisgeving. De Voorzitter herinnert aan het adres van eenige ingezetenen, ter zake van de gewenschte verplaatsing der los- en laadplaats ▼an meststoffen nabij het Molenplein, llij verzekert, dat hierover met ernst is gehandeld in de Commissie voor de Gemeentewerken. Hij doet uitkomen, dat de regeling van deze zaak groote moeije- lijkheid veroorzaakt en verzoekt uitstel tot de volgende zitting, om nader op die aangelegenheid terug te komen. Aan den gemeente bouwmeester is opgedragen met de meeste zorg op de naleving der bepalingen omtrent de verzameling van meststoffen toe te zien. In de volgende zitting zal daaromtrent een rapport worden over gelegd. Mogten alsdan andere bepalingen noodig zijn, dan kan daaromtrent in die zitting een besluit worden genomen. De ver gadering vereenigt zich hiermede. Voor kennisgeving wordt aangenomen de mededeeling, dat de gemeente-rekening over 1875 vóór 1 Sept. e. k. bij hh. Gedep. Staten behoort te worden ingezonden. Met eenparige stemmen wordt besloten aan de veldwachters S. A. Schutte en J. J. de Boer, na bekomen eervol ontslag van den Commissaris des Konings, toelageu te verleenen respectivelijk van f 250 en f 150 's jaars. Door den Voorzitter wordt medegedeeld, dat de gemeente- bouwmeester met den beer Janzen zal opnemen de bestratingen in de Nieuwstad, om te onderzoeken wiens eigendom ze zijn. Nadat het rapport hieromtrent zal zijn ingekomen, zal met de uitvoering van het in de vorige zitting genomen besluit worden aangevangen. Aangenomen voor kennisgeving. Op voorstel des Voorzitters wordt het nemen van een besluit ter zake van de nachtwachtdienst in deze gemeente en de regeling der jaarwedden van de beambten bij die dienst verdaagd tot de behandeling der begrooting voor 1877. Bij de gewone rondvraag bekomt de heer de Lange het woord. Hij wijst op verschillende overtredingen van het reglement voor het gebruik van het Heldersch kanaal, vooral op te merkeu in het gedeelte tusschen de Botbrug en den mond van dat Kanaal. De Voorzitter bepleit, in antwoord aan den heer de Lange, het van vele ingezetenen en verzekert, dat het scheepvaartverkeer bij de aanmerkelijke breedte van het vaarwater daar ter plaatse vol strekt niet belemmerd wordt. Hij wordt daarbij ondersteund door den heer Hugenholtz, die mede betoogt, dat door de toegefelijk heid van het gemeentebestuur, waardoor niemaud wordt geschaad, velen voordeel genieten. De zitting wordt hierop voor gesloten verklaard. Mag men de loopende berigten vertrouwen, dan is door den minister van Financiën de aangekondigde tabaks belasting opgegeven, en is thans eene wijziging van onze tariefwetgeving in bewerking, tegelijk met een ontwerp tot het brengen van wijzigingen in de personele belasting en het patent. Hoewel wij voor ons in het bestaande stelsel van belas tingen aan de tabak gaarne eene bescheidene plaats onder de belaste artikelen hadden zien aangewezen, moeten wij toch erkennen, dat niet alleen het ministeriëele ontwerp, zooals het was geredigeerd, maar ook het beginsel zelf zooveel tegenstand heeft ontmoet, dat het eene zonde zoude zijn, aan den nationalen tijd begaan, om deze belas ting in behandeling te nemen. De minister deed wel, te zwichten voor den opgewekten storm, en voor zijne hervormende hand anderen arbeid te zoeken. Of wij nu echter beter geholpen zullen zijn met de plannen, die thans aan den minister worden toegeschreven, staat te betwijfelen. Voorzeker, er zijn gebreken in de patentwetten, leemten in de regeling der personeele belastingen, die hersteld en aangevuld moeten worden; en die wetten te ontdoen van die bepalingen, die haren druk ongelijkmatig maken en een bron zijn van onjuiste verdeeling van lasten, is een goed werk. Maar het is een klein werk. Misschien zullen wij er iets vaster door staan, zeker zullen wij er niet verder door komen. Er is veel gebeurd, sedert wij naar aanleiding van 's ministers wreede plannen met rookende Nederlanders over de bestaande en ontworpene accijnsen spraken. De discussiën in dé Kamer over de suiker-conventie, de verwerping van het gesloten tractaat en het voorstel van den heer de Bruyn Kops tot afschaffing van den suiker accijns heeft de vraag der indirecte belastingen in een geheel ander stadium doen overgaan. Wij mogen er de oogen niet voor sluiten, dat daarmede het voortbestaan van alle accijnsen, die op het gedistilleerd misschien uitgezonderd, aan de orde is gesteld. Men wil den suikeraccijns afschaffen, omdat men geen kans ziet die behoorlijk te regelen, in het belang van den handel en de scheepvaart, die lijden onder formaliteiten, het tijd- en geldverlies door de onvermijdelijke contróle der administratie veroorzaakt, in het belang van onze suikermarkt, nu de afschaffing der belasting in Engeland de ruwe suiker naar de Engelsche markt trekt; men wil die afschaften, omdat het zoo goed als onmogelijk is om de beide klippen te vermijden, die waarschuwend regts en links aan de zijden van elke accijns wetgeving staan, aan den eenen kant het gevaar om door te hooge restitutie van betaalde regten op het bewerkte product (de geraffi neerde suiker) bij uitvoer premiën te verleenen aan de fabriekanten ten koste van de schatkist, aan de andere zijde het niet minder groote gevaar om door strenge con trole en hoogere regten de industrie te zeer te belemmeren, hare ontwikkeling onmogelijk te maken en het handels verkeer in het belaste artikel te beperken tot den aanvoer voor binnenlandsch verbruik. Zullen deze argumenten nu voeren tot eene afschaffing van den suikeraccijns, dan verheele men zich niet, dat, de eene na de andere, de overige accijnsen denzelfden weg zullen gaan en ook moeten gaan. Want, alle die bezwaren gelden voor iederen accijns; men lette er op, hoe de zeepfabricatie onder den druk der belasting vegeteert en moeite heeft te voorzien in de binnenlandsche behoefte, zonder ooit aan ernstige concur rentie met de buitenlaudsche vrije industrie te denkenj Men herinnere zich hoe men de accijnswetten heeft moeten wijzigen, om het fabriceeren van zoogenaamde Beijersche bieren alleen maar mogelijk te maken, en men herinnere zich de herhaalde en met cijfers en feiten gesteunde ver klaring van deskundigen, dat de invoering eener tabaks belasting gelijk zoude staan met de vernietiging van de markt van het artikel, die thans door haren bloeijenden toestand een groot deel van Europa voorziet van 't «geurig nicotiaansche kruid.» Als algemeene regel kan men zeggen, dat de handel zich daar vestigt, waar die geheel vrij is, en bij de met wonderbare snelheid dagelijks toenemende verbeteringen in de middelen van vervoer, wordt de handel meer en meer onafhankelijk van eene bepaalde plaats. Meer en meer trekt zich de hoofdhandelsmarkt, de beurs, de plaats, waar de prijzen worden gemaakt, naar weinige, soms naar eene enkele plaats terug, meer en meer wordt het voor den koopman eene onverschillige zaak, of de afstand tusschen de hoofdmarkt en de plaats der consumtie grooter of kleiner is, steeds meer treedt snelheid, besparing van tijd bij het gebruik van den stoom voor het vervoer op den voorgrond, en maakt daarmede de tijdroovende formaliteiten der belasting-administratie ondragelijker. Zoo is dan het land, dat inkomende regten en accijnsen afschaft, bijna zeker andere omstandigheden, ligging, middelen van communicatie, regtszekerheid en soliditeit ongeveer dezelfde zijnde om den handel tot zich te trekken. Dit leert dan ook de enorme bloei van Enge- land's wereldhandel, sedert die staat zich niet alleen met woorden, maar ook met daden in de armen geworpen beeft van de free-traders, en voor een aantal artikelen in den vollen zin des woords een vrijhaven is geworden. Zoolang als alle staten accijnsen heffen en alle regeringen den handel en der nijverheid dezelfde of gelijksoortige bezwaren in den weg leggen, is het gevaar voor verplaat sing van den handel minder groot, maar waar het stelsel der inkomende regten en accijnsen hier wordt afgebroken, daar wordt gewijzigd, hier ten deele behouden en ginds voor de andere helft opgegeven, ontstaat eene onzekerheid, die niet minder gevaarlijk is voor de inkomsten van den staat, die de belasting heft, als voor de winsten van den koopman, die de belasting betaalt. Vandaar ook dat men, wat de suiker betreft, die tegelijk is een der voornaamste stapelproducten onzer koloniën, het grootste deel van de vracht levert onzer tehuiskomende schepen, de grondstof levert voor de bloeijende industrie der raffinaderij, en den staat ruim vijf millioen 's jaars verschaft, getracht heeft door een tractaat tusschen de meest belanghebbende staten de gelijkvormigheid van hef fing te verzekeren. Met welk resultaat? Men kent het dat alle contractanten zich beklaagd hebben, mede-contrac tanten beschuldigende van het geven van premiën aan eigene industriedat Engeland, om uit de verwarring te geraken, den accijns heeft afgeschaft en onze Tweede Kamer, na het werk der diplomatie te hebben afgekeurd, er blijk baar ook niets anders op weet dan afschaffen, of.... alles zoo laten als het is. Dit laatste noemt men in 't dage- lijksch leven: «violen laten zorgen» en is de wijsheid van hen, wier wijsheid uitgeput is. Vermoedelijk volgt deze minister van Financiën dezelfde redeneering. Hij heeft ons eerst willen geven een nieuwen accijns; nu hij daarbij is gestooten op eene afkeuring, waarvoor hij meent te moeten zwichten, neemt hij de herziening onzer tarieven van in— en uitgaande regten ter hand. Dit nu is geen klein werk, zooals wij hierboven de verbetering der personeele- en patentbelastingen noemden. Dit is inderdaad de Nederlandsche natie zetten voor de keuze, die zij in werkelijkheid te doen heeft. Want dat de minister de tarieven ter hand zoude hebben genomen om ze te verhoogen, is ondenkbaar, even als vermeerdering van het aantal belastbare artikelen. Slechts in omgekeerden zin, vermindering van regten en tevens van het aantal der belaste goederen, is eene herziening uitvoerbaar. Men komt dan tot het zuivere vrijhandels beginsel zeer weinige en lage regten, en die alleen op enkele artikelen van algemeen verbruik. De minister heeft ons geboden een accijns op de tabak, een product, dat meer dan eenig ander daarvoor geschikt is. Tot antwoord daarop wordt de afschaffing van den suikeraccijns voorgesteld Teregt maakt de minister er nu eene vraag van beginselen van en biedt de Kamer eene vrijzinnige (eene andere verwachten wij niet) herziening der tarieven aan. 't Is, als zegt de regering: Wilt gij het één niet, dan moet gij het andere nemen. Breekt dan met het stelsel van invoerregten en accijnsen, en maakt den handel en de nijverheid vrij. Alles is goed-, alleen half heid af te keuren. Het is van belang, dat de vraag gesteld, en zoo gesteld worde, want zonder accijnsen en met lage en weinige invoerregten zal er een tekort zijn in de schatkist, en daarin moet voorzien worden. Hoe! Al kon het maar het kan niet niet door verhooging van de belasting op het gedistilleerd; vroeger hebben wij daaromtrent onze meening gezegd en zijn daarin niet veranderd. Maar, het is niet noodig het met cijfers aan te toone'n, het te ver wachten tekort is te groot, dan dat ook de geloovigste in de onuitputtelijke draagkracht van den genever, het wagen zoude dién geheelen last op onze nationale volkszonde te leggen. Breekt men met het systeem van accijnsen voor het Kijk, even als men dit reeds voor de gemeenten gedaan heeft, dan staat men voor eene onvermijdelijke verhooging van de directe belastingen. Welke? Toch wel niet de bestaande met haren eenzijdigen druk, die de nijverheid I en het grondbezit treffen, de verteering even aanraken,

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1876 | | pagina 1