B u i te n 1 a n d. is de Menuet de eenige, die nog niet vergeten is; 'van de andere is slechts de muziek gebleven. Ook van de Menuet vindt men de muziek in de sonaten van Haydn, Mozart en Beethoven, maar de dans zelf ziet men nog slechts op het tooneel in sommige opera's, waarin de componist hem had gebragt, o. a. in de «Don Juan.» Ook de Gavotte is daarin vereeuwigd, maar de melodie hoort men ook in eene compositie van Boccherini, een ouden Italiaanschen meester, wiens werken nog wel eens op concerten ten gehoore worden gebragt. De Chaconne, een tijdgenoot van den Menuet in zijne laatste periode hij leefde vrij lang heeft niemand, die in onze eeuw geboren werd, zien dansen, maar de muziek er van hoorden velen op de viool van Joachim. Het was een lange dans, die vaak een ballet beslaat en ook bij de finale van een opera wordt deze muziek gebruikt. De naam is afgeleid van het Italiaansche ciaconablinde, omdat de dans eindeloos was als het lied van den blinde. Hij komt voor in Glucks opera «Iphegenia in Aulis,» waarin hij zeer tegen den zin van den componist door Vestris werd opgenomen, maar er intusschen volstrekt niet t'huis behoort. De Menuet was de geliefkoosde dans der Franschen, onder anderen komt hij voor inden «BourgeoisGentilhomroe.» In 1676 werd hij naar het hof van Karei II in Engeland overgebragt, door den markies de Flamarens. Daarentegen kwam de country dame uit Engeland naar Frankrijk, waar hij contre-danse werd gedoopt. Bussel 1» zoo verhaalt Hamilton, in zijne Gedenkschriften van den graaf van Grammont, had eene manie voor dansen hij bezat er een twee- of driehonderdtal, allen in noten geschreven, en danste ze uit het boekom te toonen dat hij niet oud was, danste hij soms tot hij uitgeput neerzonk. De Gavotte ontleent zijn naam aan de bergbewoners van Gavotte in den omtrek van Gap en Brianson. De muziek er van is niet bewaard gebleven in de werken van een der grootste componisten en zij is dan ook vergeten. (Dertig a veertig jaar geleden leerden jongelieden hem nog bij een der Haagsche dansmeesters.) De Passacaille, van het Spaansche pasa calle, straatdeun, had ook drie maten als de Chaconne en komt voor in de Iphegenia in Aules en de Alcestes van Gluck, die aan de mode van den tijd moest gehoorzamen en in zijne opera's balletten moest brengen. De Sarabande was een langzame statige dans, aan de Spanjaarden ontleend. De Gig, eene verbastering van het Fransche gigot, is zeer levendig. De Seguedilla, in het Italiaansch correntein het Fransch courante, draagt in zijn naam zijne figuren. Drie heeren beginnen te dansen met drie dames, die op eens wegloopen en dan achtervolgd worden door hare cavaliers. Dat hij een Spaansch karakter heeft is duidelijk voor ieder, die ooit Spaansche dansen heeft gezien. In de gedenkschriften van madame de Montpensier wordt gemeld, dat wanneer bij groote gelegenheden de Fransche Seguedilla werd gedanst te Avignon, elke dame, die er aan deelnam, naar den pauselijken vice-legaat moest gaan en dezen een kus geven. Zeer vele Fransche componisten hebben muziek geschreven voor dezen dans. In de dagen van Lodewijk XIV was het de gewoonte, dat jonge componisten daarmede begonnen. Bij deze dansen kan men nog voegen de Fandango, de Farandole, de Bourrée, de Volte (een anderen vorm van den wals,) de Gaillarde, de Morisque, de Antiquaille en vele anderen, waarvan thans zelfs de namen, veel minder de figuren of melodiën, bekend zijn. Verslag der verrigtingen van Zr. Ms. zeemagt in de wateren van Atsjin; vervolg. De Aart van Nes werd den 4 Jan. naar de Karang-Raba-baai gedirigeerd, om van de daar gestationeerde Bandjermasin berigten in te winnen omtrent den toestand aldaar en tevens den kommnn- derenden officier van laatstgemelden bodem op de hoogte te stellen van de stelling door onze troepen ingenomen, ter voorkoming van ongelukken door het granaatvuur van het stoomschip. De Aart van Nes keerde nog dienzelfden dag ter reede van Atsjin terug. Den 6 Jan. stoomde de Bromo naar de Karang-Raba-baai, om aldaar voorloopig post te blijven houden, in verband met de voor genomen militaire operatiën naar die zijde. De Deli vertrok den 9 Jan. naar Kloewang met Toekoe Lampasei, Radja vau dat Rijk, die vandaar uit zou trachten de hoofden der IV Moekims bij zich te ontbieden, ten einde hen tot onderwerping aan te manen. Tegelijkertijd vertrok de Aart van Nes naar de Karang-Raba-baai. Dat vaartuig keerde nog denzelfden dag ter reede terug met het berigt, dat door de Bromo de kampong aldaar op twee plaatsen was in brand geschoten, ter bestraffing van eenige schoten, die van uit eene vijandelijke benting op dat stoomschip gelost waren. Tevens werd berigt ontvangen, dat op verschillende punten van de kust aldaar door den vijand gewapende posten waren uitgezet. De Deli stoomde den 12 Jan. andermaal naar Kloewang, ten einde Toekoe Lampasei vandaar weder af te halen, met opdragt om, bijaldien dat hoofd het doel zijner reis nog niet bereikt had, in afwachting daarvan de kust te bekruisen tusschen evengemelde plaats en Karang-Raba. Met dien bodem werd tevens aan den kommanderenden officier van de Bandjermasin de last overgebragt om de kust te bekruisen tusschen Kloewang en Rigas. Door de Aart van Nes werd den 15 Jan. andermaal een togt gedaan naar de Karang-baai, en wel om aan de daar gestationeerde Bromo mededeeling te doen van de voor den volgenden dag be raamde operatiën tegen de IV Moekims. De Bandjermasin keerde den 16 Jan. van de westkust terug en ging te Poeloe-Bras den steenkolen-voorraad aanvullen. Station der noordkust. Omtrent de verrigtingen der aldaar gestationeerde scheepsmagt werden geene nadere berigten ontvangen. Station der oostkust. De Merapi bleef gedurende de maand Dec. gestationeerd ter reede van Edi, behoudens een kortstondigen togt naar de mondingen van de Djoelo,- Arakoendoer- en Simpang- Olim-rivieren, ten einde den stations-kommandant in de gelegenheid te stellen zich te vergewissen van den stand van zaken aldaar. De Timor verliet den 7 Dec. de reede van Edi met bestemming naar de Simpang-Olim-rivier, waar dat vaartuig station hield tot den 19 Dec., op welken datum het werd vervangen door de Amboina. Na te Edi den steenkolen-voorraad te hebben aangevuld ging de Timor den post voor de Arakoeudoer-rivier betrekken. De Amboina, den 9 Dec. voor de Arakoendoer-rivier vervangen door de Bommelerwaard, ging te Edi den steenkolen-voorraad aanvullen. Het Nederl. steenkolenschip Philips van Marnix, bij het verlaten der reede door buijig weder op lager wal geraakt, werd met veel moeite door dat stoomschip in diep water gesleept en daar ten anker gebragt. Naar aanleiding van het berigt, den stations-kommandant ter oore gekomen, dat in de Telaga-Makoekreek drie schooners lagen peper te laden, met het voornemen om bij de eerste gelegenheid zee te kiezen, werd de Amboina den 12 Dec. derwaarts gedirigeerd. Het onderzoek, door de gewapende sloepen van dat stoomschip op de rivier ingesteld, leidde tot de overtuiging, dat bovenbedoeld berigt onjuist was; twee in de rivier aangetroffen loopen, de eene onder Nederlandsche, de andere onder Engelsche vlag, bleken van behoorlijke papieren voorzien te zijn. Na den afloop van den voormelden togt werd de Amboina gesta tioneerd voor de Simpang-Olim-rivier, ter vervanging van de Timor. De Bommelerwaard, den 3 Dec. teruggekeerd van zijnen kruis togt om de noord, stoomde den 9 Dec. naar de Arakoendoer-rivier en bleef aldaar post houden totdat het den 26 Dec. werd vervangen door de Timor. De gouvernements-stoomer Siak bleef gedurende de maand Dec. gestationeerd voor de Simpang-Olim-rivier, zonder dat aldaar iets meldenswaardig voorviel. De gouvernements-stoomer Boni vertoefde voortdurend op de Arakoendoer-rivier, zich herhaaldelijk aldaar verplaatsende, zoo tot het doen van verkenningen als tot het herstellen van beschadi gingen aan de versperringen. Den 20 Dec. werden van uit de Allor-Lau eenige schoten op dat vaartuig gelost, welk vuur echter geen letsel berokkende en spoedig door een paar granaat- en kartetschoten werd tot zwijgen gebragt. De diensten, aan de kruisbooten opgedragen, waren dezelfde als te vorenalleen werd de boot, dienstdoende ter reede van Arakoendoer, in de rivier geposteerd, daar de hooge deining de vorige positie van dat kleine vaartuig onhoudbaar maakte. De Deli keerde den 19 Jan. ter reede van Atsjin terug. Den 12 Jan. naar de westkust vertrokken, om Toekoe Lampasei van Kloewang af te halen, werd door dit stoomschip een onderzoek ingesteld naar een rif in de nabijheid van Zadel-eiland, waarvan het bestaan onlangs door een gezagvoerder ontdekt en opgegeven was. Daar Toekoe Lampasei in verband met de hem opgedragen zen ding niet in persoon naar Atsjin kon terugkeeren, werd omtrent die zending door hem schriftelijk gerapporteerd, en dat schrijven per Deli overgevoerd. Den 20 Jan. vertrok dat stoomschip naar de Karang-Raba- baai, vanwaar het den 23 Jan. terugkeerde met een transport zieke militairen. In dien tusschentijd had de Deli, op verzoek van den militairen, tevens civilen bevelhebber, Toekoe Lampasei afgehaald van Kloe wang, vanwaar dat hoofd naar het hoofdkwartier was ontboden. De Aart van Nes stoomde den 24 Jan. naar Poeloe-Bras, ten einde met hulp van het kamponghoofd in de Lambalei-baai eenige weggeloopen dieven op te sporen, die volgens evengenoemd hoofd zich zouden ophouden in de kampong Poetih (aan de zuidzijde van het eiland), en tevens om te onderzoeken, of werkelijk, zooals berigt was, sedert de hervatting der militaire operatiën veel volk van Toekoe Nanta naar de eilanden Nasij en Bras gevlugt was. Station der noordkust. Omtrent de verrigtingen der aldaar gestationeerde oorlogsbodems gedurende de maand Dec. 1875 werd het navolgende gerapporteerd: De Citadel vau Antwerpen deed hoofdzakelijk de dienst ter reede van Gighen en Ajer-Laboe. De Sumatra bekruiste hoofdzakelijk het kustgebied van Pasei tot Sambilangan. Telok-Semawé, Kloempang-Doea en Pasaugan bezocht hebbende, nam de Sumatra den 8 Dec. de dienst ter reede van Gighen over gedurende eene kortstondige afwezigheid van het stationsschip en keerde vervolgens nazr het haar aangewezen kruisgebied terug. Aan de Riouw bleef gedurende de maand Dec. de blokkade van Pedir opgedragen. Den 27 Dec. ter reede Gighen geankerd, vertrok dat stoomschip den 31 Dec. om de oost, om tot Telok-Semawé de vlag te ver- toonen, in verband met het vertrek van de Sumatra naar Singapore. De Schouwen bekruiste voortdurend het gedeelte der noordkust tusschen Endjoeng en Oedjoeng Raijah, de vischvangst voor Mer- doe en Sambilangan met geschut- en geweervuur belettende. In den nacht van den 26 Dec. werd onder een vrij hevig geweervuur des vijands getracht eene bij Koeala-Olim (grens van Merdoe en Sambilangan) op den wal gehaalde praauw met eene gewapende sloep vlot te brengen en te bemagtigen. De aangewende pogingen mislukten echter door het stooten van de sloep en het breken van het roer. De Palembang bekruiste de noordkust van Oedjong-Loeges af tot edro-punt, terwijl aan dien bodem tevens de bewaking van Koeala-Gighen bleef opgedragen. Omtrent de verrigtingen der oorlogsbodems in de station der oostkust werden geene nadere berigten ontvangen. De Bromo, gedurende eenigen tijd gestationeerd geweest in de Karang-Raba-baai, kwam den 28 Jan. op Atsjin's reede ten anker. Den 29 Jan. vertrok de Bandjermasin naar de westkust tot hand having der blokkade en om te waken tegen invoer van oorlogs behoeften in de in onderwerping zijnde Staatjes. De Deli stoomde den 31 Jan. naar Koeala-Gighen om de visch vangst aldaar te beletten, tevens met opdragt om een onderzoek in te stellen nopens de aanwezigheid van een rif, volgens vroeger ont vangen berigten gelegen bij den westelijken ingang der baai aan de zuidzijde van Poeloe-Way. Dat vaartuig keerde in den avond van 1 Febr. ter reede terug, na met eenige granaatschoten de Yisschersvaartuigen nabij Koeala- Gighen uiteengejaagd en, vandaar overgestoken naar Poeloe-Way, het bedoelde rif gevonden en naauwkeurig bepaald te hebben. De Bandjermasin kwam den 4 Febr. ter reede terug, om vic tualie en benoodigdheden aan boord te nemen en ging daarna de westkust weder bekruisen. Den 6 Febr. verlieten de Aart van Nes en de Deli de reede, eerstgenoemde naar de noord-, laatstgemelde naar de westkust, tot het zoeken en nader bepalen van een rif, waarvan door den gezag voerder van het transportschip Sindoro melding was gemaakt. De Deli keerde in den avond van 6 Febr. na volbragte zending ter reede terug en den 7 Febr. ook de Aart van Nes, terwijl de Bromo naar de westkust vertrok. In den morgen van den 8 Febr. kwam de Palembang ter reede om nadere inlichtingen te verstrekken omtrent de ligging van het vijandelijk geschut nabij Koeala-Gigieng, waaruit die bodem eeni gen tijd te voren beschoten was. Station der noordkust. Van den stations-kommandant aldaar werd berigt ontvangen, dat, volgens geruchten, van om de oost door Gighen gewapende benden naar Atsjin trokken, en dat daarom aan de Riouw de bewaking van het kruisveld van het tijdelijk afwezige stoomschip Palembang was opgedragen. Op de Sumatra werden den 5 Febr., ten anker liggende bij den hoek van Raya, onverwachts een viertal kanonschoten van den wal gelost, welke echter over het schip heengingen. Ter bestraffing dier vijandelijke handeling werden door het stoomschip een 15tal granaatschoten op den wal gelost. Den 6 Febr. naar Gighen stoomende, deed de Sumatra, alvorens hare ankerplaats te verlaten, nog een paar granaatschoten, welke evenmin als het vuur van den vorigen dag van 's vijands zijde beantwoord werden. Benoemingen, enz. Benoemd tot heemraad van den polder Waard en Groet de heer T. J. Gcertsema; van den polder de Zeevang de heer P. Kleen Jz. tot dijkgraaf van het heemraadschap van den Schardam en Keukendijk de heer C. Kaaskooper; tot heemraad van den Zuidpolder bij Edam de heer S. Buis; van het dyksbestuur van Wieringen de heer C. Bakker Sz.; van den polder Waard Nieuwland op Wieringen, de heer J. Tool; van het waterschap de Schermer de heer D. Kos. De op non-activiteitsstelling van den luit. ter zee 2de kl. J. Fichet, met den laatsten dezer, wordt ingetrokken en beschouwd als Diet te zijn geschied. De off. van gez. 1ste kl. J. J. Dekkers, laatst behoord hebbende tot de zeemagt in Oost-Indië en den 12 dezer vandaar terug gekeerd, is met dat tijdstip op non-activiteit gesteld. STATE N-GEERAAL. Eerste Kamer. Zitting van Maandag 24 April. De 24 aan de orde gestelde wetsontwerpen zijn aangenomen. Woensdag ten 11 ure zijn aan de orde gesteld de ontwerpen tot wijziging der Indische begrooting voor 1876 (tegemoetkoming aan deu heer van Angelbeek) en tot regeling van het hooger onderwijs. Tweede Kamer. Uit het afdeelingsverslag omtrent het wetsontwerp tot het stellen van nieuwe termijnen voor de oplevering van de werken der Amsterdamsche Kanaal-Maatschappij blijkt in substantie: dat men zich door deze nieuwe teleurstelling pijnlijk getroffen toonde; dat men zich ook beklaagde over de late indiening van het ontwerp; dat echter omtrent het hoofdpunt, of er werkelijk overmagt bestond, verschil van gevoelen heerschte en vele leden van oordeel waren, dat er geene genoegzame gronden voor het erkennen van overmagt konden worden aangevoerd, hetgeen anderzijds wederom betwist werd; dat groote twijfel geopperd werd, of de verpligte baggering voldoende was ter hand genomen of voortgezet; dat overigens de vrees bestond, of er eenig voldoend uitzigt was, dat de voorge schreven werken op de nieuw voorgestelde termijnen inderdaad gereed zouden zijn en aan het doel zouden beantwoorden, en dat vele leden zich op dat punt ver van gerust toonden. Verscheidene leden kwamen tot de slotsom, dat, indien de ver lenging werd bewilligd, het de laatste gunst moet zijn, aan de Kanaal-Maatschappij toe te staan; zoodat, indien de werken na den afloop dier termijnen niet behoorlijk worden opgeleverd, het vervallen van geheel het werk aan den Staat onherroepelijk vaststaat, tegen welk denkbeeld andere leden opkwamen. De ondervinding, in den laatsten tijd met opzigt tot den Rotterdamschen Waterweg verkregen, heeft geleerd, dat de uitvoering van een werk regtstreeks door den Staat geen afdoenden waarborg aanbiedt tegen het onder vinden van ernstige tegenspoeden. Door sommige leden werd nu ook het vraagstuk van het kunaalpeil behandeld. Frankrijk. Uit Confolens (Charentej wordt aan het Journal Officiel geschreven, dat op den tweeden Paaschdag een zestiental bedevaartgangers naar het nabijgelegen Esse, waar reliquiën werden tentoongesteld, de Vienne over stekende, door het omslaan hunner boot te water geraakt en verdronken zijn. Engeland, Aan de bibliotheek van het Britsche museum is dezer dagen ten geschenke gezonden eene Chinesche ge schiedenis van den oorlog tusschen Frankrijk en Dnitschland. Zij vult acht boekdeelen. Het blad the Athenaeum noemt haar niet onverdienstelijk. Opmerkelijk is het, dat daarin de tegenwoordige toestand van Europa vergeleken wordt met dien van China ongeveer 500 jaren vóór Christus. Dat was een van de meest onrustige tijdperken uit de historie van China en de schrijvers, de heeren Wang Taou en Chang Tsung-leang, schijnen dan ook van oordeel te zijn, dat de vrede in Europa weinig kans heeft van be stendig te wezen. Zij zien den eenigen waarborg van den vrede in een verbond tusschen Engeland, Frankrijk, Pruis- sen en Rusland. Na een overzigt van den algemeenen toestand van Europa in 1870, begint het boek terstond met de bekende zamenkomst van Benedetti (Pien-nt-tek-ti) en den Koning van Pruissen te Ems (Im-sze) en zeer uitvoerig wordt de loop van den krijg en van de andere gebeurtenissen beschreven tot aan de verkiezing van Mak- ma-han als president der republiek. Spanje. De minister van Financiën heeft in de Cortes denJ( financiëelen toestand des lands uiteengezet. 't Is ten eenenmale onmogelijk dus luidt de schets dadelijk den intrest van van de Staatsschuld geheel te voldoen Alle beschikbare middelen zullen voor deze schuld, die heilig is, worden aangewend. Ten bewijze daarvan zullen niet alleen de buitengewone oorlogsbelastingen daarvoor in stand blijven, maar mien zal ook de grondbelasting met 2 pCt. en de verbruiksbelastingen met een vierde verhoogen. De tabaksregie zal productiever gemaakt worden. Van de bezoldigingen van zekere klassen van ambtenaren, met inbegrip van de geestelijkheid, zal 25 pCt. gevraagd worden. Ondanks dit alles zal men niet eer dan den 1 Jan. 1877 een begin kunnen maken met het betalen van de Staats schuld, waarvan het kapitaal geen vermindering zal onder gaan. Indien de schuldeischers van den Staat genoegen nemen met deze regeling, waarbij men voor de volgende jaren de middelen zal vaststellen, om aan de verbindtenissen van het land te voldoen, dan zal het gouvernement in de Cortes een uitgebreide volmagt vragen tot algemeene her ziening van het belastingstelsel. Er zullen overeenkomsten getroffen worden met de Spaansche bank en de Hypo theekbank tot aflossing der vlottende schuld. De Spaansche bank zal gedurende 12 jaren de grond- en patentbelasting innen. De hypotheekbank zal de opbrengst der tolkantoren in ontvangst nemen. Yoor de opbrengst van sommige I andere belastingen zullen obligatiën worden uitgegeven.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1876 | | pagina 2