Buitenland.
een aap binnen en bleef daar overnachten. Het schijnt dat
de orgeldraaijer nog al veel gedronken had, want den
anderen morgen bleek het, dat hij meer verteerd had, dan
in zijn bezit was. De kastelein was hiermede niet tevreden
en nu werd overeengekomen, dat de orgeldraaijer eerst het
te kort komende met zijn orgel zou gaan verdienen en de
aap zoolang als pand bij den kastelein zou blijven. De
aap werd nu in den kelder opgesloten, te midden van
brandewijn,- bier- en jenevervaten. Toen nn de kastelein
in den kelder kwam en een flesch brandewijn tapte, zag
de aap dit af en niet zoo gaauw was de kastelein uit den
kelder of de aap zette de kranen van alle vaten open.
Bier, jenever en brandewijn stroomden nu in den kelder en
toen de kastelein nogmaals in den kelder kwam, werd hij
op een onaangenaam voetbad vergast. Woedend greep hij
den aap en slingerde hem zoodanig tegen den muur, dat
het arme dier weldra stierf. Juist kwam de orgeldraaijer
met het ontbrekende geld. Een hevige twist volgde nu.
De orgeldraaijer was woedend wegens 't verlies van zijn
aap, de herbergier wegens 't verlies zijner spiritualiën.
Daar men het niet eens kon worden, bragt de orgeldraaijer
de zaak voor 't geregt, waarop de herbergier veroordeeld
werd tot eene schadevergoeding van 200 thaler.
Men meldt uit Rome:
't Toeval speelt in de wereld vreemde parten. Een paar
dagen geleden stapte aan 't station aldaar een bejaard heer,
van een vriend vergezeld, in een eerste-klasse-rijtuig, met
bestemming naar Napels. Twee minuten later stapte in
hetzelfde rijtuig, doch in een andere coupé, een ander bejaard
heer, van eene dame vergezeld, mede met bestemming naar
Napels. De afscheiding tusschen de coupé's liep slechts tot
half de hoogte van 't rijtuig, zoodat de beide oude heeren,
staande, gansch op hun gemak een vertrouwelijk gesprek
hadden kunnen voeren. Zij deden dit echter niet, omdat
ze van elkanders tegenwoordigheid niet afwistenen
misschien, al hadden ze daar wel van geweten, zouden ze
't toch niet gedaan hebben, Zij zaten rug aan rug, van
Rome heel tot Napels, zonder een woord met elkaar te wisselen.
Beide oude heeren hebben in hun tijd den maarschalkstaf
gezwaaid op slagvelden. Von Moltke was de naam van
den éénen ouden heerBazaine die van den anderen.
De tentoonstelling te Philadelphia zal des Zondags
gesloten zijn.
Behooren de musschen tot de categorie der nuttige
vogelen?
Eene mededeeling van Gr. de Cherville, die eene zeer
aardige landbouwkroniek schrijft in den Temps, zou het
't ons doen betwijfelen. De heer Cherville meende vroeger
de gestelde vraag ook toestemmend te moeten beantwoorden.
«Maar ik ben bekeerd," schrijft hij thans, «ik doe boete
en tot nader inlichting verklaar ik, dat de rausch een valsche
broeder is, onwaardig om te staan naast de eerbiedwaardige
vogels, die ons dienen door hunne magen te vullen.»
Een bezoek aan een vriend te Montmartre, in wiens tuin
de musschen, de Parijsche musschen, zoo talrijk en zoo
brutaal, dat een Parijsche gamin er niets bij is, schrikbarend
huis hielden en al wat groen was vernielden, terwijl zij
daarentegen de talrijke rupsen op een pruimenboom met
rust lieteD, bragt den heer de Cherville op het denkbeeld
om eene opzettelijke proef te nemen. Hij nam 12 rupsen,
«mooije vette, sappige rupsen» en schoof die in de kooi
van eene musch op een koolblad. «Twee uren later,»
verhaalt hij, «zie ik den inventaris van de kooi na, en in
plaats van de 12 rupsen vindt ik er 14! Ik haast mij
ten einde niet verdacht te worden van valsche beschul
diging om er bij te voegen, dat de gevangene ter ver
aangenaming van zijn ledige oogenblikken drie rupsen in
tweeën had verdeeld, en een stuk had opgegeten echter
zonder dat dit lekkere hapje zijn eetlust had aangewakkerd.»
Verdere waarnemingen versterkten den schrijver in de
overtuiging, dat de musch als hij planten en bloemen naar
zijn smaak vindt, maar al te gaarne de rupsen met vrede laat.
Wie neemt het voor den vogel op tegen den heer de Cherville?
Een koetsier uit liefhebberij. Menig mensch
is niet in staat, de gevolgen zijner handelingen te overzien;
doch dit verontschuldigt den dader niet, althans voor zoover
aan een uit die handelingen voortspruitende daad een blijk
baar boos opzet ten grondslag ligt. Zoo ook zal men weinig
gezind zijn tot medelijden jegens den stalhouder Kutsch,
te Berlijn, die daar, als vernietigd door de gestrengheid
der strafregterlijke uitspraak, tegen hem geveld, van de
bank der beschuldigden oprijst en wankelend voortgaat.
Kutsch is, naar hij beweert, een vermogend man en
huisheer. Uit bijzondere gehechtheid aan zijn vroegere
gewoonten, is hij evenwel nog altoos koetsier gebleven.
Men zal toegeven, dat dit een aai'dige liefhebberij is,
waarin nogtans op zich zelf geen kwaad steekt. Het
leelijke der zaak is echter, dat Kutsch van deze liefhebberij
tot een allerschandelijkste daad misbruik heeft gemaakt,
gelijk uit het volgende relaas van de toedragt dezer zaak
zal blijken.
In den avond van 8 Febr. jl., omstreeks 9 uur, verge
zelde een jong koopman zijn verloofde uit een gezelschap
naar de ouderlijke woning. Op den hoek van de Königs-
en de Neue Friedrichstrasse zagen de jonge gelieven een
droschke staan; zij stapten daarin, om zich naar de ouder
lijke woning van het meisje, in de Alexandrinenstrasse, te
laten rijden. Er woei een koude en gure wind, waarom
zij beide vensters van het rijtuig sloten. De droschke
reed door den Lustgarten naar de Schlossplatz. Bij het
Rothe Schloss gekomen, hield het rijtuig echter plotseling
stil; de koetsier opende het portier en riep zijn 2 passagiers
toe: «Nu zult ge eens extra fatsoenlijk betalen, of ik rijd
met u beiden naar de zedelijkheidspolitie!» en hij maakte
daarbij eenige toespelingen, welke omtrent den zin zijner
woorden geen twijfel overlieten. Daar inmiddels een aantal
voorbijgangers zich rondom het rijtuig geschaard hadden,
meende de jonge koopman thans zelf het verlangen te
moeten kennen geven, dat de droschke naar het naastbij-
gelegen politie-bureau zou rijden.
Kutsch want de automedon der droschke was niemand
anders dan deze koetsier-liefhebber bragt evenwel zijn
passagiers naar de Molkenmarkt, reed onmiddellijk op een
der binnenplaatsen van het politie-bureau aan, waar hij
zich aanmeldde, terwijl hij het jeugdig paartje van zeer
onbetamelijke handelingen betichtte, en drong er op aan,
dat de jonge dame onverwijld aan een onderzoek zou
onderworpen worden, bij welken aandrang, naar het schijnt,
een der daar aanwezige beambten hem ondersteunde. Thans
eerst kon het meisje een blik werpen in den uiterst pijn
lijken toestand, waarin zij door de verfijnde list van een
ruwen ellendeling gebragt was. Luid weenende kwam zij,
en met haar haar verloofde, in verzet tegen eiken verderen
maatregel ten opzigte van haar persoon, en de politie-
wachtmeester wien, gelijk uit zijn verklaringen als
getuige bleek, dergelijke gevallen, waarin koetsiers van
huurrijtuigen ongeroepen als beambten der zedelijkheids
politie willen optreden, volstrekt niet vreemd waren
verwees het jeugdig paar naar het bureau der politiewijk
no. 1 in de Fischerstrasse. Hier gaven de verontwaardigde
jongelieden de vereischte inlichtingen omtrent hun personen,
en werden daarop in vrijheid gelaten.
Gelijk wel van zelf spreekt, gevoelde de jonkman zich,
niet slechts tegenover zijn verloofde en zichzelven, maar
ook tegenover het algemeen belang, verpligt, deze geweten-
looze handeling van den stalhouder Kutsch ter kennis van
het openbaar ministerie te brengen, en dientengevolge stond
de liefhebber—koetsier voor eenige dagen voor het stedelijk
geregtshof te Berlijn, Tweede Kamer, teregt.
Met een bedenkelijke onzekerheid in zijn verklaringen,
waarbij hij op den duur zichzelven tegenspreekt en allerlei
onwaarschijnlijkheden te berde brengt om zijn beweringen
te staven, blijft de beklaagde volhouden, dat hij onder het
rijden eenige waarnemingen had gedaan, die zijn zedelijk
gevoel kwetsten en hem aanleiding gaven om zijn 2 jeugdige
passagiers naar de politie te brengen.
Een geheel anderen indruk maken de verklaringen dezer
beide jongelieden, thans als getuigen gehoord; zij hebben
de overtuigende welsprekenheid der waarheid voor zich,
en, ofschoon de voorzitter, mr. Lüty, op even kiesche als
indrukwekkende wijze er de jongelieden op wijst, dat één
oogenblik van hartstogt ook op de beste zedelijke grond
stellingen kan inbreuk maken, en dat men, met het oog
op het ernstige der aanklagt, wel zeer moest overwegen,
alvorens in zijn verklaringen een voor den beklaagde
bezwarende getuigenis te geven, toch komen beide jongelieden
met verontwaardiging op tegen de betichting, door den koetsier
te hunnen opzigte gedaan.
Het openbaar ministerie wijst in krachtige bewoordingen
op de verachtelijke handeling des beklaagden, welke hij
o. a. een kolossalen aanslag op de openbare veiligheid
noemt. Terwijl spreker de beschuldiging van voorbedach-
telijke valsche betichting laat varen, doch die van poging
tot afpersing 253 strafwetboek) en van laster 187)
staande houdt, eischt hij een gevangenisstraf van 3 jaren.
Het hof doet, nadat beide jongelieden het voorstel tot
bestraffing wegens laster hebben ingetrokken, uitspraak, en
veroordeelt Kutsch tot een gevangenisstraf van 1 jaar en
3 maanden, met bevel tot onverwijlde inhechtenisneming.
Met dat al een dure liefhebberij, voor koetsier te willen
spelen
Benoemingen, enz.
Met den 16 dezer worden geplaatst: a/b van het ramschip
Schorpioen de luit. t/z 1ste kl. W. M. E, Bervoets (lste off.), de
luits t/z 2de kl. J. Haremaker, H. C. Achenbach en J. H. M.
Jansen en de off. v. adm. 2de kl. F. Bamberg; a/b van den
monitor Adder de luits. t/z 2de kl. J. It. Eek, B. de Groot, G.
M. Titsingh en D. A. Mensert (eerstgen. als lste off.) en de off.
v. adm. 3de kl. F. D. Clarksono/b van den monitor Heiligerlee
de luits. t/z 2de kl. W. J. P. van Waning, A. W. Vinkhuijzen,
J. H. L. J. baron Sweerts de Landas Wijborgh en C. J. Francjois
(eerstgen. als lste off.) en de off. v. adm. 3de kl. J. A. Sonnenberg;
a/b van den monitor Tijger de luits. t/z 2de kl. P. J. L. de Cha-
teleux, R. C. vau der Meulen, J. A. H. Beek en W. Allirol
(eerstgen. als lste off.) en de off. v. adm: 3de kl. W. E. Muller;
a/b van het ramschip Guinea de luit. t/z 2de kl. J. S. van Drooge
a/b van het wachtschip alhier de luit. t/z 2de kl. H. Brutel de la
Rivière; a/b van het wachtschip te Hellevoetsluis de luits. t/z 2de
kl. J. van den Bosch en A. Seret; in de rol van het wachtschip
te Amsterdam de luits. t/z lste kl. G. van Herwaarden, P. G.
Bruch en O. C. A. J. Moreau, ten einde belast te worden met het
bevel resp. over de stoomkanonneerbooten Dog, Gier en Brak.
De kapt. A. H. W. de Gelder, de lste luit. H. J. Romeny en
de 2de luits. J. R. J. P. Cambier en JE. A. G. de Petit, allen
van het korps mariniers, behoord hebbende tot het escader in
O.-Indië en den 22 April jl. teruggekeerd, zijn met die datums
ter beschikking gesteld van den kommandant van dat korps.
ST ATE V-G K\E It l AL
Tweede Kamer.
Zitting van Dingsdag 2 Mei. De heer A. E. Mackay heeft
zitting genomen. Door de afdeelingen zijn benoemd tot voorzitters
de hh. Wintgens, Kappeyne, Blussé, Corver Hooft en Jonckbloet
en tot ondervoorzitters de hh. Begram, Mirandolle, Gevers, Ver-
fa ey en en de Vries.
De Kamer zal zich deze week bezighouden met de afdeelinga-
werkzaamheden. Gisteren is daarmede een aanvang gemaakt en
heeft o. a. het onderzoek plaats gehad over het ontwerp tot afstand
vau grond aan de gemeente Katwijk. Heden is het onderzoek van
het voorstel van den heer Moens, tot wijziging der wet op het
lager onderwijs, in de afdeeling aan de orde gesteld.
Frankrijk.
In dezelfde vergadering van de Academie der Natuur
wetenschappen te Parijs, welke den heer Labbé gelegenheid
gaf om zijne mededeelingen te doen over de gelukkige ver
lossing van den «man met de vork,» den winkelbediende
Lausseure, heeft de heer de Lesseps, van zijn uitstapje
naar Egypte teruggekomen, het woord gevoerd over den
toestand van het Suez-kanaal. Overeenkomstig zijne ver
wachting was het thans bewezen, zeide hij, dat de haven
van Port-Saïd voor verzanding gevrijwaard was, zoodat
de min of meer hagchelijke verlenging der hoofden achter
wege kon blijven. De zee-baggermachine werkte geregeld,
zoodat men er thans zeker van was, het kanaal op de
behoorlijke diepte te kunnen houden; de heer de Lesseps
herinnerde, dat pas dezer dagen 2 groote schepen, de Serapis
van 5110 ton en een Engelsch fregat van bijna 8 meter diep
gang, het waren doorgevaren. Over den stroom in het
kanaal deelde de heer de Lesseps mede, dat deze, naar
mate van het jaargetijde, van het noorden naar het zuiden
liep en omgekeerd. Des winters veroorzaakt de vloed in
de Bittermeren een overloop van water naar de Middel-
landsche zee, en in den zomer keert de stroom door de
verdamping van het water in diezelfde meren. De heer
de Lesseps deed voorts opmerken, dat er thans in de landen
in den omtrek der Roode zee bijna om de 14 dagen regen
viel, hetgeen er voorheen ten eenenmale onbekend was.
De luchtsgesteldheid verandert geheel. Zelfs aan den kant
van Azië groeijen planten, hetgeen alleen aan de regens
kan worden toegeschreven, daar het doorzijpelende water
van het kanaal er zout is. Het onderzoek naar den voor-
maligen geografischen staat der landengte zal, op last van
den Onderkoning, door den heer Mariëtte worden hervat.
Bekend is het, dat een paard soms de herinnering
aan eene slechte behandeling bewaart en daarover wraak
neemt. Een voorbeeld van dien aard had dezer dagen te
Clichy, bij Parijs, plaats.' Een voerman, die een zijner
paarden 's daags mishandeld had, ging 's avonds naar den
stal om het voeder te geven. Zoodra het dier zijn meester
zag binnenkomen, sprong het op, maakte met een ruk zich
los van den halsterriem, wierp zich op den voerman, beet
en trapte hem. Op 't geschreeuw van den man zijn eenige
personen komen toeschieten en niet zonder moeite gelukte
het hun, den voerman te bevrijden. Zijn toestand is zorg
wekkend.
Engeland.
De Army and Navy Gazette verneemt, dat voortaan die
Engelsche regementen, welke bestemd zijn voor de dienst
in Indië, zooveel mogelijk vooraf een jaar in de nabijheid
der zuidkust van Engeland zullen gestationeerd worden,
ten einde daar in het zachtere klimaat een overgangstijd
perk te vinden, omdat de onmiddellijke verplaatsing uit de
ruwe Schotsche en noord-Engelsche streken naar de heete
Indische gewesten op den gezondheidstoestand der soldaten
gewoonlijk een schadelijken invloed heeft.
Den eigenaar van den bloedhond, die den schedel van
't te Blackburn vermoorde meisje opsnuffelde, en daardoor
tot de ontdekking van den schuldigen leidde, is voor dit
dier reeds een som van 400 p. st. geboden.
Hij heeft dit bod afgewezen, daar hij (en zeer teregt) veel
meer geld meent te kunnen verdienen door met den hond
te kijk te gaan. De helft van de opbrengst dezer tentoonstelling
bestemt hij grootmoediglijk voor de vrouw en de kinderen
van den moordenaar Fish.
Hier neemt dus de beestige belangstelling in al wat naar
't gruwelijke zweemt eene nieuwe gedaante aan. Men is
't gewoon, in Engeland duizenden te zien heenstroomen naar
de plek waar een moord werd gepleegd en een takje of
steentje of splinter mede te zien nemen ter gedachtenis. Doch
iets nieuws is 't, dat de trek naar akeligheden, gelijk hier,
zich verbergen kan achter 't masker van liefdadigheid.
De Challenger, die thans haar wetenschappelijken
togt rondom de wereld volbragt heeft, wordt tegen 't einde
dezer maand te Portsmouth terug verwacht. Zij was drie
jaren afwezig.
De vijftig schaatsenrijdersbanen (van asphalt), welke
Londen tengevolge van de allerwege heerschende manie
om op rolschaatsen te rijden reeds bezit, zijn vermeerderd
geworden met een echte ijsbaan te Chelsea, kunstmatig
voortgebragt door den heer Gamgee. De baan is verkregen
door onder persing gebragt zwavelzuur, dat in een bak met
onbevriesbare vloeistof (glycerine en water) wordt geleid.
Deze vloeistof, kouder dan ijs, stroomt door pijpen die op
den vloer der baan liggen, onder twee of drie duim water.
De buitengewone koude, die daardoor aan het water mede
gedeeld wordt, veroorzaakt een ijsbaan. De heer Gamgee
beweert even goed een dergelijke baan te Bombay te kunnen
leggen. Die te Chelsea heeft reeds navolging te Manchester
gevonden.
Duitschland.
Omtrent het ongeluk met de Louise voorgevallen, wordt
uit Rüdesheim gemeld, dat het een zeer oud klein bootje
was, 't welk reeds lang buiten dè vaart had moeten zijn.
Het deed nu dienst als overzetscheepje van Bingen naar
het aan den overkant gelegen Rüdesheim. De boot zou
juist van de ladingsplaats afvaren, toen de ketel sprong.
Het achterdeel van de boot zonk onmiddellijk, terwijl het
voorste deel de rivier afdreef. Het gelukte vrij spoedig
dit deel te bereiken en de 15 personen, die er op waren,
te redden. Van hen die op het achterdeel waren, ongeveer
35 personen, werd niet één gered. Zij werden door den
ketel gedood, of verdronken. Tot op grooten afstand werden
zware stukken ijzer in de wijnbergen en tegen huizen
geslingerd.
Rusland
Paascbzondag was het tien jaren geleden, dat het leven
van den Keizer door Karakasoff" werd bedreigd. Gelijk
bekend is, wist een jeugdig hoedenmaker den aanslag te
verijdelen en verhief de Keizer zijn redder in den adelstand,
onder den naam van Kommissaroff-Kostromsky. Op het
oogenblik dient Kommissaroff, met eer, rijkdom en decoratiën
overladen, als kapitein bij de Russische kavallerie. Men
moet maar gelukkig zijn!.
Spanje.
Het land waar de citroen bloeit. In de Cotes
heeft de heer Penuelas een onderwerp besproken, dat wel
niet aangenaam voor het hooggestemde zelfgevoel der
Spanjaarden is, maar van vrij wat meer belang dan de
langgerekte en onvruchtbare discussiën over de grondwet,
revolutiën en contra-revolutiën.
Terwijl de Spanjaard in den zoeten waan verkeert, dat
zijn bodem tot de vruchtbaarste behoort, is, gelijk Penue-