Uit vadsigheid niet.
Vooral om nog eenigermate te kunnen verrigten wat
met de verkregen ervaring en de nog overgebleven kracht
overeenkomt.»
De commissie, aan welke opgedragen was een onder
zoek in te stellen naar de middelen tot verbetering van de
positie van den soldaat, heeft in haar rapport aan den minister
verschillende veranderingen voorgesteld, waarvan de voor
naamste deze zijn: Het rijk neemt de voeding van het leger
geheel op zich; de militairen ontvangen een vast zakgeld
zonder eenige korting, behalve in geval van straf. Het
zakgeld zal bedragen per dag voor de infanterie 10 cents;
grenadiers, vesting-artillerie, geëmployeerden infanterie der
militaire academie 12 ct.; cavalerie en geëmployeerden cav.
en art. der milit. academie 15 ct.; mineurs en pontonniers 13 ct.;
veld- en rijdende art. 17 ct.; torpedisten en hospitaalsoldaten
20 ct. Gehuwde-soldaten die regtens buiten de menage
zijn, ontvangen het rantsoen in geld. Op marsch, bij in
kwartiering en in kampen, wordt het zakgeld met 5 ct.,
verhoogd. Bij veldmanoeuvres is de verhooging 10 ct.,
terwijl het oorlogszakgeld met 15 ct. wordt verhoogd voor
alle wapens. In het voedsel van den soldaat zou deze
verandering gebragt worden's morgens vóór de eerste
werkzaamheden brood met boter en koffij met melk; na de
oefening, omstreeks halftwaalf tot twaalf-uren, soep met
vleesch; minstens 4 uren later de middagspijs met vleesch
of spek. Het brood zal niet langer commiesbrood, maar
gewoon tarwe-brood kunnen zijnhet ration wordt in het
voorstel van 7| tot 7 ons verminderd. Het rantsoen vleesch
zou van 21 ons tot 3 ons verhoogd worden. Bij veldmanoeuvres
wordt de hoeveelheid vermeerderd, in oorlogstijd nog meer.
De geheele verandering zou den Staat ongeveer f450,000
kosten.
De heer R. Brouwer, beroepen predikant bij de Doops
gezinde gemeente te Amsterdam, hield jl. Zondag voor eene
talrijke schare zijne intreerede, naar aanleiding van 1 Cor.
XIV 4.
De noordewinden en nachtvorsten zijn zeer schadelijk
voor het grasgewas te Texel; de velden, alhoewel mooi
groen, hebben nog weinig beschot, zoodat het koevee nog
grootendeels gestald staat. Het voortdurend klimmen van
den prijs der voedingsmiddelen maakt den toestand voor
velen bar. Voor den verkoop van vee zijn de prijzen
ongunstig.
Men schrijft ons uit Schagen, dd. 6 dezer:
«Heden werd in het lokaal van den heer Knikker alhier
den beoefenaren der toonkunst, zoo van hier als uit de
omliggende plaatsen, een uitstekend genot bereid, door het
dilettanten-gezelschap «Amphion» van Amsterdam, onder
directie van den heer David Koning jr., met welwillende
medewerking der heeren K. Herz, (violoncel), B. Kwast,
("piano en orgel) en F. G. Dorper (piano). Een keurig
programma, waaronder werken van Beethoven, Schubert,
Bralims en anderen, werd op uitmuntende wijze uitge
voerd; ieder nummer werd door het uitgelezen, talrijk
publiek luide toegejuicht. De genotvolle avond werd met
het onmisbare «geanimeerde bal» besloten.
Ik geloof, dat de kennismaking tusschen het publiek en
de concertgevers van dien aard is geweest, dat een «weer
zien» van beide zijden hartelijk wordt gewenscht. De
heeren dilettanten hebben, afgescheiden ook van hunne
talenten, eene aangename herinnering achtergelaten. Alle
lof verdient het bovendien, dat de opbrengst van het
concert, na aftrek van eenige (niet alle) kosten, door hen
was bestemd voor een gezin alhier, dat, tengevolge van
langdurige ziekte des huisvaders, op het oogenblik in
ongunstige financiëele omstandigheden verkeert.
was het vereenigingspunt voor de verstrooide leden der familie, de
toevlucht van alle armen en ongelukkigen der gemeente.
Het was een treurig wederzien. Wij omhelsden elkander zwij
gend. Dit zwijgen maakte dat onze stemming nog gedrukter werd.
z/Laten wij naar buiten gaan, naar de onzen zeide mijne moeder.
Zij glimlachte, toen ik haar geleide wilde weigeren.
„Het is mijn gewone wandeling," zeide zy; „het kerkhof is
mijn tuin, mijn Persepolis."
Een uur van de stad ligt het Joodsche kerkhof, op een heuvel
aan den zoom van een eikenbosch. Als men niet door het morsige
dorp wil gaan, moet men zijn weg nemen door een soort bosch,
of liever door eene weide met populieren beplant. Mijne moeder
had de sleutel der deur van het kerkhof, alsof het haar tuin was.
Wij wandelden te midden van bekenden; de namen op de graf-
steenen wekten allerlei oude herinneringen bij mij op. Wij hadden
te samen bij het graf van mijn vader geweend en gingen nu met
een verlicht hart verder, om de andere grafsteenen te bezien.
Bij een steen, waarop een moeielijk te ontcijferen Hebreeuwsch
opschrift stond, bleef mijne moeder staan en zeide op een toon,
waarop men iemand aan een dierbare oude bekende herinnert:
„tante Guttraud."
Plotseling kwam het beeld mijner oude tante mij weer voor den
geest, het beeld van de vrouw, die voor mij met zulk een ondoor-
dringbaren sluier was bedekt. Voor de eerste maal voelde ik mij
opgewekt om onderzoek te doen naar dat raadselachtig geheim van
„de heilige Israëls." Ik ging op tante's grafsteen zitten en trok mijne
moeder naar mij toe. Zoo bleven wij daar eenigen tijd zitten in
de schaduw van een treurwilg, dien zij zelve geplant had.
„Wat is toch de oorzaak van uwe vrome vereering van tante
Guttraud," 'vraagde ik, „eene vereering die zich zelfs tot aan gene
zijde van het graf uitstrekt? Wat moet die v/öuw groot geweest
zijn, om door iemand als gij zóó vereerd te worden!"
Bijna verschrikt door die vergelijking, antwoordde mijne moeder:
„Hoe kunt ge mij met die martelares vergelijken, mijn kind!
Gods genade heeft mij in mijne kinderen zeer veel vreugde bereid
en de smart, die ik ondervond, was niet grooter als die van alle
andere menschen. Zij was eene heilige martelares, eene heldin in
hare nederigheid, het slachtoffer van hare trouw. Eeu offer der
liefde begrijpen wij gemakkelijk, omdat wij ons zeiven daartoe in
staat achten. Het offer van tante Guttraud is eenig; ze heeft zich
aan hare trouw opgeofferd. Ik heb u, toen ge nog kinderen waart,
nooit hare lotgevallen verteld, omdat het waas van heiligheid, dat
over haar is uitgespreid, in verband staat met eeu schandvlek onzer
familie; men moet hel gemoed van eeu kind niet bederven door
de schildering van meuschclijke dwalingen en verkeerdheden. Nu
gij echter het leven met zijne licht- en schaduwzijden kent, kan ik
u hare geschiedenis gerust vertellen.
Amphion telt pas twee jaren levens. Wanneer echter
de jeugdige vereeniging aldus blijft voortgaan, is haar
ongetwijfeld een schoone toekomst weggelegd.»
Voor het jl. Zaturdag te Haarlem gehouden examen
in de Fransche taal (onderwijzers) is o. a. toegelaten de
heer S. Holtzmuller, van Winkel.
Twee en twintig ingezetenen van Oldekerk, Marum
en Grootegast hebben voor het kantongeregt te Zuidhorn
teregtgestaan wegens katknuppelen. Het O. M. eischte voor
ieder: f 5 tot f 25 boete en 1 tot 5 dagen gevangenisstraf.
Uit Wijdenes meldt men dd. 4 dezer:
«Hoewel tengevolge van het koude weer der laatste
dagen het grasgewas nog schraal blijft, ziet men toch reeds
veel vee in de weiden grazen. Gebrek aan hooi is onge
twijfeld de hoofdoorzaak, die de veehouders dwingt de
stallen te doen ruimen. De vooruitzigten der bouwers zijn
tamelijk bevredigend. De karwei en mosterd, hoofdpro
ducten in deze streken, beloven veel. Op enkele plaatsen
echter worden de jonge mosterdplantjes door de aardvloo
en andere insecten vernield. Appel- en pereboomen schijnen
veel vruchten te zullen dragen.»
Jl. Donderdag vierde de heer mr. J. G. A. Faber,
te Hoorn, schoolopziener in het 10de district van Noord
holland, zijn 25jarig jubilé als zoodanig. Bij die gelegen
heid werden hem door de onderwijzers en onderwijzeressen
van dit district, met eene toespraak van den hoofdonder
wijzer der Fransche school, den heer A. van der Hoeven,
eene kostbare bronzen pendule en twee candelabres aange
boden.
Omtrent den toestand van Jut, nadat hij zijn vonnis
vernomen had, meldt het Vaderland het volgende
Akeliger schouwspel laat zich niet denken. Schoon in
een dwangbuis en alzoo de handen op de borst en de
armen van achteren gebonden, wist hij een kracht te
ontwikkelen, die versteld deed staan. Zes a zeven rijks
veldwachters konden hem, ook nadat zij hem de boeijen
hadden aangedaan, slechts met moeite bedwingen en nog
niet voorkomen, dat hij zich telkens overeind rigtte en
bewegingen maakte, als wilde hij zich 't hoofd tegen de
bank te pletter slaan. Bijtende en trappende als een dier,
brullende en snuivende van woede, mogt het eerst nadat
de teregtzitting minstens tien minuten geëindigd was den
veldwachters gelukken, hem op een aangebragte krib neder
te leggen en daarop te binden, na hem voortdurend met
koud water te hebben begoten. Toen was er minstens een
kwartier verloopen.
Men heeft zich wel eens verbaasd over 't escorte van
geregtsdienaren, dat Jut steeds omringde, maar ieder die
getuige was van dezen dierlijken aanval van woede, zal
moeten erkennen, dat de openbare magt goed gezien heeft
en geen enkele maatregel overbodig kon geacht worden.
Ook de aanwezige medicus schreef de ontwikkeling meer
aan woede en niet aan bepaalde zenuwaanvallen toe, al
bragt hij zich ook langzamerhand in dien overspannen
zenuwtoestand.
't Was een afgrijselijk schouwspel, waarbij, evenals bij
zijn vreeselijk moorden op de ongelukkige weduwe v. d.
Kouwen en hare dienstmaagd Helena Beeloo, de wildheid
en woestheid zijner dierlijke natuur zich in al haar ruwe
kracht openbaarde.
De aanval van woede duurde echter niet zoo lang als
bij vroegere gelegenheden. Na verloop van drie kwartier
is hij kalmer geworden, in tranen uitgebarsten en daar
mede in zoodanigen toestand gekomen, dat hij op de
gewone wijze tegen kwart over twaalven naar de gevan
genis is teruggebragt.
Toen het rijtuig daar aangekomen was en hij binnen
werd gebragt, ontstak hij evenwel op nieuw in razernij en
Tante Guttraud was een oudere zuster van uwe grootmoeder; zij
was in een stadje niet ver van de hoofdstad getrouwd en wij
hoorden weinig van haar vóór haar man stierf en zij met hare
beide dochters bij ons kwam. Ze had genoeg om burgerlijk te
leven en was daarenboven een goede breidster, terwijl hare dochters
voor andere menschen naaiden. Hoewel 40 jaar oud, was ze nog
een schoone vrouw en ik kan me hare flinke gestalte nog goed
herinneren.
Het was in den Franschen tijd, toen Koning Jerórae hier heen
kwam, vergezeld van een menigte avonturiers. Het ging hier toen
vroolijk toe; vele nieuwe winkels werden er opgerigt, o. a. ook een
door twee Elzasser Joden, die weldra een bloeiende zaak hadden.
Op eens wordt het bekend, dat de oudste hunner met tante Guttraud
verloofd is. Het was er hem voornamelijk om te doen in onze
familie te komen, die wel niet tot de rijkste, maar zeker tot de
meest geziene in onze geboorteplaats behoorde. Tante Guttraud
was in haar wit bruiloftskleed eene vorstelijk schoone vrouw. Als
meisje danste ik nog op hare bruiloft, die in een groote zaal gevierd
werd. Mijne moeder, gezegend zij haar aandenken! kwam hoofd
schuddend van de partij terug; het lichtzinnige feest had haar
ontstemd en de bruidegom was haar niet bevallen. Ik vertrouw
hem niet veel, zeide zij. En ze had, helaas! maar al te goed
gezien. Tante's huwelijk was, niet gelukkig. Haar zacht en fijn
gevoelig hart leed onder zijne ruwheid; ja men vertelde, dat hij
haar mishandelde, ofschoon zij dit zeer bepaald tegensprak. De
stiefdochters troostten zich met hare betere kleêren en met het zalige
gevoel niet meer voor anderen te moeten werken; tante bleef even
eenvoudig als vroeger: wij echter bleven hoe langer hoe meer geheel
uit haar huis weg, een diepe tegenzin deed ons onzen nieuwen oom
voortdurend als een vreemdeling beschouwen.
De Fransche tijd ging voorbij, de Keurvorst werd door de ver
bonden mogendheden in zijne waardigheid hersteld; ik was een van
de in 't wit gekleede meisjes, die hem aan de Weserpoort ontvingen.
Maar de tijden waren er, zooals men toen algemeen zeide, nog
maar slechter op geworden. Het Westfaalsche hof had veel geld
onder de menschen gebracht; met de weelde hield ook de welvaart
op en de groote kooplieden sloten hunne winkels. Ook met de beide
ElzasBers ging het zoo, de een verdween en de ander werd hoe
langer hoe armer; en met het verminderen van zijnen rijkdom
vermeerderde zijne ruwheid. Hoe grooter deze werd, met des te
meer geduld verdroeg tante haar. Ze begon weer te breien en
haar werk te verkoopen, terwijl hare dochters een naaischool oprichtten
en weêr voor andere menschen gingen naaien. Als iemand van
onze familie haar echter ondersteuning aanbood, wees ze die altijd
bepaald vau de hand met de woorden: „Hij zorgt toereikend voor
de zijnen."
(Slot volgt.)
trachtte door een grooten sprong zich het hoofd op de
steenen te verpletteren. Men greep hem nog en men was
weder genoodzaakt hem op zijn krib te binden.
Door het bestuur van de Duivensocieteit «de Snel-
vlieger» werd jl. Zaturdag uit 's Hage ten 11.40 uur per
snelvlieger de uitspraak van het geregtshof betreffende Jut
en zijne vrouw naar Haarlem gezonden, dat aldaar reeds
ten 12 uur was ontvangen. (H. Crt.)
Te Rotterdam is door de Vereeniging voor Catholiek
onderwijs aldaar eene kweekschool voor Catholieke onder
wijzers gesticht. Kweekelingen uit de stad en den omtrek
kunnen van 't onderwijs aan die inrigtiug gebruik maken,
onverschillig aan welke scholen ze werkzaam zijn. De
school heeft een dubbelen cursus: voor kweekelingen van
1416 en voor die van 1618 jaar. Behalve de vakken
van het lager onderwijs, wordt er onderwezen in het
Fransch. De kweekelingen hebben het gratis gebruik van
leerboeken en leermiddelen. Een directeur en vier onder
wijzers zijn werkzaam aan deze inrigtiug, waar bovendien
godsdienstig onderwijs wordt verstrekt door den eerw. heer
J. A. Rensen, kapellaan aan de kerk van den H. Dominicus.
Te Hellevoetsluis is eene belastingkwestie hangende.
Alle officieren en schepelingen namelijk aan boord van het
wachtschip verkiezen niet het hun opgelegde aandeel bij te
dragen in de gemeentelasten, den hoofdelijken omslag. De
burgemeester droeg daarom voor afschrijving te verleenen
aan hen, die in 1874 aan boord hun verblijf hielden. De
Raad nu had in 1875 besloten de heeren maar niet meer
op het kohier te brengen, omdat de minister van Marine,
de heer Brocx, geen redenen kon vinden om het ver
schuldigd bedrag van de tractementen af te houden. Afschrij
ving werd wel verleend, maar tevens besloot de Raad het
état-major en de andere schepelingen weder op het kohier
te brengen in 1877 en het gevoelen in te winnen van d'en
tegenwoordigen minister.
Te Vlissingen is uit het onderzoek eener opzettelijk
benoemde commissie van officieren gebleken, dat de krans
van het standbeeld van de Ruyter door eenige militairen
des morgens is gevonden, hangende aan een ijzeren hek,
en door hen naar het standbeeld is teruggebragt. Wie de
laffe demonstratie tegen een eerbiedwaardige uiting van
het nationaliteitsgevoel heeft gepleegd, is dus ten eenen-
male onbekend, maar de verdachte militairen zijn volkomen
onschuldig.
Op de reede van Vlissingen is door zoogenaamde
ankerdrijvers een anker opgevischt, dat, ontdaan van de
daaraan gehechte aangroeisels, is gebleken afkomstig te
zijn van de Venus, een der schepen van de Engelsche vloot,
die in 1809 de stad en vesting Vlissingen heeft gebom
bardeerd. Van deze vondst is mededeeling gedaan aan de
Engelsche admiraliteit.
Als een doctor, zegt de Arnh. Crt., uit onwetend
heid of dwaling een patiënt ten grave brengt, zal hij
ongestraft blijven, maar als hij uit dwaling van een half-
zieken man schriftelijk verklaart, dat deze erg ziek is,
tengevolge van welke verklaring deze of gene den zieke
geld geeft, dan wordt de geneesheer met een jaar celstraf
bedreigd
De oud-kapt.-luit. ter zee W. A. Berghuis, te
Wageningen, heeft op noodlottige wijze het leven verloren.
Een slaapdrankje willende innemen, nam hij, naar men
zegt, bij vergissing te veel van het vocht, dat, bij kleine
hoeveelheden niet gevaarlijk, nu echter door de groote
hoeveelheid een spoedigen en smartelijken dood teweegbragt.
Uit Zwolle meldt men aan het U. D. dd. 6 dezer:
•Nu de grasboter in den groothandel meer begint voor
te komen, maakt men de opmerking, dat de marktprijzen
nu zeer verschillen bij een jaar geleden. Begin Mei 1875
kocht men 1ste soort grasboter voor f 20 d f 22 per vat,
thans besteedt men gaarne f 30 d f 32. De tweede soort
boter verschilt nog meer. Men schrijft dit o. a. toe aan
de meerdere vraag; die het buitenland doet naar Holland-
sche boter, en niet minder aan de Fransche kunstboter die
de waarde van onze boter heeft doen stijgen.»
«De uitvoer van vee uit het noorden, die de vorige
week op pl. m. 3| ton gouds kon geschat worden, overtreft
deze week dien van de vorige nog, daar pl. m. 3000 stuks
zijn uitgevoerd, wat binnen 14 dagen eene waarde uitmaakt
van ruim f 800,000.»
Jl. Vrijdag werd te Deventer de eerste grasboter
aangevoerd en verkocht tegen f 29.75 per fust.
De fijne vruchtboomen, die nog in vollen bloei staan,
hebben van de jongste nachtvorsten veel schade geleden.
In het Stads Prov. en Gron. Advertentieblad van
den 3 Mei wordt bij advertentie aangekondigd, dat op de
kermis te Groningen te zien zal zijn Jut, diens huisvrouw
en kind. Wanneer men met ballen werpt op den bewaarder,
treedt Jut met een dolk te voorschijn. Doch daar blijft
het niet bij. Juts vrouw met een kind komt te voorschijn
en dit kind roept papa en mama. Een inzender in de
Prov. Gron. Crt. vraagt, of er geen mogelijkheid zou bestaan
om dit schandaal te verbieden.
In Drenthe wordt zeer geklaagd over den ongunstigen
stand der rogge, tengevolge van het koude weêr en de
nachtvorsten. Ook de jonge haver, gerst en aardappelen
hebben hierdoor zeer geleden.
De Soer. Crt. zegt van 't vertrek uit Indië van den
heer Busken Huet, dat men beweert, dat hij zich te Parijs
zal vestigen, ter voortzetting van de studie in historische
rigting van zijn veelbelovenden zoon, en schrijft dan
«Ruim zeven jaren heeft Huet in deze gewesten vertoefd,
nu eens door harde waarheden zijn tegenstanders verba
zende, dan weder door bijtenden spot zijne persoonlijke
vijanden aan de kaak stellende, op een anderen tijd het
wapen der verdachtmaking aangrijpende, of zich tot den
slaafschen en volgzamen dienaar van een zwakke en wei
felende regeringskliek verlagende, en eindelijk in 't laatste
der dagen vooral onze beste landgenooten en kundigste
staatsburgers, onze constitutioneele staatsinstellingen in een
hatelijk en eenzijdig daglicht stellende. Ik verwacht wel,
dat hier of daar uit een achterhoek een verdwaasde be
wonderaar de loftrompet zal steken en met het eeuwige