S u i to n I a n d.
Mij werd opgedragen om met het 8ste bataillon en de
artillerie den werkelijken aanval te doen.
Later bleek, dat de vijand zich ten getale van 125
vereenigd had in een uiterst sterke en door de vele doorn
heggen zeer moeijelijk te naderen benting. Honderden
zaten in de naburige kampongs, maar weken bij onze
nadering, schietende als waanzinnigen.
Na het werpen en beschieten met eenige granaten had
ik het geluk, het versterkte nest te omsingelen, en na een
bloedig gevecht van man tegen man te nemen. Door
naauwe, in de doornheggen gekapte openingen, moesten
wij vooruitdringen.
74 Atsjinezen werden neêrgeschoten of met de bajonet
afgemaakt.
Yan onze zijde sneuvelden 2 Europeesche mindere
militairen en werden verwond 5 officieren (van wie 1 reeds
is overleden) en 24 minderen. Als woedend verdedigde
zich de vijand, met klewang en lans, bij de bestorming.
Toen ik binnenkwam, moest ik over de lijken loopen.
In eene ruimte van 900 vierkante meters ongeveer lagen
in de 50 doode Atsjinezen; de rest werd neêrgeschoten
toen zij zich over de borstwering door de vlugt trachtten
te redden; geen 50 zijn er levend afgekomen.
Toen de zaak was afgeloopen, haalden we 74 lijken van
Atsjinezen bijeen om te begraven.
Zulk een succes is er nog niet geweest, omdat op 't
uiterste de vijand altijd vlugt en het zeer moeijelijk is,
hem de terogtogtslijn af te snijden.
Nu zijn de operatiën tot het volgende jaar zeker geëindigd.
Ik ben met het 8ste bataillon te Lambaroe achtergelaten
tot het maken en bezetten van eene versterking, die nu
reeds geheel klaar is met het noodige geschut in batterij.
De gebouwen zijn bijna reeds alle onder dak, terwijl ik
nu druk bezig ben met het maken van een weg door de
sawa's naar den naastbijzijnden post.
Slechts enkele malen werden wij nog beschoten, doch
het granaatvuur houdt den vijand op eerbiedigen afstand.
Op het oogenblik is bijna alle gevaar geweken; en is de
boel hier eens goed op streek, dan keer ik met den staf
van het bataillon en 2 compagniën naar den kraton
terug....» (N. Rott. Crt.)
Een jongen schrijft het volgende:
«Onlangs las ik in een schoolboek van een jongen, die
een bal door een ruit geworpen had, en daarop naar den
eigenaar van het huis ging, bekende wat hij gedaan had,
en het adres van zijn vader gaf. In het boek werd die
jongen zeer geprezen.
Nu had ik gisteren het ongeluk van ook met een bal
een ruit stuk te gooijen en mijn eerste indruk was, om
zoo spoedig mogelijk het hazenpad te kiezen, maar toen
herinnerde ik mij het schoone voorbeeld van den jongen
uit het boek, ik keerde om, ging naar den eigenaar van
het huis, waarvan ik een ruit had ingegooid, vertelde hem,
dat ik de dader was geweest en gaf hem het adres van
mijn vader, meenende op die wijze te handelen naar het
voorbeeld van een braven jongen. Ik ging dan ook een
paar uur later met een gerust geweten naar huis. Men
verbeelde zich echter mijn schrik, toen mijn vader mij
terstond vrij gevoelig beetpakte en een geducht pak slaag
gaf, uitroepende: «ïk zal je helpen, ondeugende jongen,
eerst eens anders ruiten in te gooijen en dan nog bovendien
je vaders adres op te geven, om hem het geld uit den
zak te kloppen!»
Ik deel u deze ondervinding raeê, mijnheer de redacteur,
ten einde andere jongens zich weêr aan mijn voorbeeld
kunnen spiegelen.» (H. I.)
V er slag der verrigtingen van Zr. Ms. zeemagt in de wateren
van Atsjin; vervolg.
De Palembang keerde den 11 Febr. naar de station ter noord
kust terug, terwijl de Bandjermasin van de westkust terugkwam.
Den 11 Febr. vertrok de Deli naar de Kroeng-Raba-baai, ten
einde aldaar Toekoe Lampassei te erabarkeren, aan wien gezamen
lijk met den controleur Tadama eene zending naar Kloewang en
het ten zuiden daarvan gelegen kustgebied, behoorende tot de XXV
Moekims, was opgedragen.
De Riouw kwam in den avond van den 15 April op Atsjins
reede ten anker, belast met het overbrengen van dienstbrieven van
den stations-kommandant ter noordkust.
Na op Poeloe-Bras den steenkolen-voorraad aangevuld te hebben,
keerde dat vaartuig den 18 April naar zijne station terug.
De Bandjermasin vertrok den 18 April naar Koeala-Gigieng, ten
einde de vischvangst en praauwvaart te bemoeijelijken.
Den 18 April ankerde ter reede van Atsjin de Sumatra, over
brengende het berigt van den stations-kommandant ter noordkust,
dat door Toekoe Pakih, Vorst vau Pedir, beslissende stappen tot
onderwerping gedaan waren.
De Sumatra keerde dien dag naar de station ter noordkust
terug, terwijl de Aart van Nes naar de westkust vertrok.
De Bandjermasin kwam den 20 Febr. terug van Koeala-Gigieng,
waarheen het den 21 Febr. weder vertrok.
Den 21 Febr. keerde de Deli van de westkust terug.
Door de Deli waren achtervolgens Lepong, Kloewang, Lamboesi
en Long bezocht, waar evenwel, ondanks de tegenwoordigheid van
Toekoe Lampassei en van het hoofd van Long, de ontvangst niet
altijd even bevredigend was.
Te Long werd door eenige kwaadwilligen, afkomstig uit de
naburige kampong Pedoroet, geschoten op de sloep, welke den
controleur, na den afloop van een bezoek aau wal, weder naar
boord bragt, welk vuur onmiddellijk beantwoord werd, terwijl ter
bestraffing van die vijandige daad eenige granaten in de kampong
Pedoroet werden geworpen.
De Deli ging na aankomst ter reede den steenkolen-voorraad
aanvullen te Poeloe-Bras.
Station ter noordkust. Omtrent de verrigtingen der oorlogs
bodems op dat gedeelte der kust gedurende de maand Jan. werd
het navolgende gerapporteerd
De Citadel van Antwerpen, gekommandeerd door den stations-
kommandant, vertoefde ter reede van Gighen, belast met de dienst
van wacht- en depötschip en het visiteren van aankomende en
vertrekkende vaartuigen aldaar en te Ajer-Laboe.
De Sumatra, den 10 Jan. in de station teruggekeerd van Singa
pore, alwaar die bodem eenige voorzieningen had ondergaan,
vertrok den 18 Jan. naar het oostelijk gedeelte van de station en
keerde den 24 Jan. te Gighen terug, na Kloempang-Doea, Telok-
Semawé en Pasangan bezocht te hebben.
Nadat de kommandant te Ajer-Laboe eene bij onderzoek over
dreven bevonden aauklagt. van den gezugvoerder van een onder
Engelsche vlag varenden schoener tegen den shabander behandeld
had, stoomde de Sumatra naar Merdoe en Sambilangan, om aldaar
gedurende de tijdelijke afwezigheid van de Schouwen den uitvoer
te beletten.
De Schouwen bekruiste de kust tusschen Endjoeng en Tandjoeng-
Rajah, bijna voortdurend des nachts gewapende sloepen uitzendende,
om tegen verboden handel te waken.
Naar aanleiding van het hem ter ooren gekomen berigt, dat te
Merdoe en Sambilangan eenige praauwen gereed lagen, om bij de
eerste gunstige gelegenheid hnre lading pinangnoten uit te voeren,
begaf de kommanderende officier zich den 25 Jan. met zijn bodem
achter den hoek van Rajah, schijnbaar met het doel om zich voor
eenigen tijd te verwijderen. Intussclien waren als voorzorgsmaat
regel de gewapende sloepen op een afstand van den wal achter
gelaten ter hoogte van Panta-Radja.
Des nachts met gedoofde lichten terugkeerende, mogt het gelukken
eene geladen praauw te beraagtigeu, die, blijkbaar misleid door de
manoeuvre van het stoomschip, zich buiten had gewaagd om hare
lading te vervoeren.
Bij de kampong Tringading, op de oostelijke grens van Endjoeng,
werd door de bemanning van de Schouwen tot oefening eene lan
ding gedaan iu tegenwoordigheid van eenige hoofden en eene groote
menigte volks.
De Riouw, een viertal dagen in liet oostelijk gedeelte van de
station vertoefd hebbende, hoofdzakelijk te Kloempang-Doea en
Telok-Semawé, keerde den 4 Jan. ter reede vau Gighen terug en
ging toen zijn vorig kruisgebied (de kust van Pedir) weder betrekken.
Voor zooveel wind en weder zulks veroorloofden, waakten gewapende
sloepen gedurende den nacht tegen uit- en invoer.
De Palembang blokkeerde het gedeelte der kust tusschen Tand-
joeng-Legi en Koeala-Gigieng.
Dat stoomschip vertrok den 12 Jau. naar Singapore, ten einde
aldaar eenige noodzakelijke voorzieningen te ondergaan.
Station ter oostkust. De Merapi (gekommandeerd door den
stations-commandant) deed gedurende de maand Jan. tweemalen
een togt om de noord, om de verschillende posten te bezoeken, en
vertoefde overigens ter reede van Edi.
De Timor, geposteerd voor de Arakoendoer-rivier en aldaar den
6 Jan. door de Merapi vervangen, stoomde op laatstgemelden
datum naar Edi, waar het tot den 12 Jan. vertoefde.
Van daar deed dat vaartuig met den assistent-resident, ter oost
kust een togt naar Deli en Tamiang, ten einde dien ambtenaar in
de gelegenheid te stellen om op laatstgenoemde plaats eenige zaken
te regelen; daarna keerde het den 23 Jan. te Edi terug.
De Amboina vertoefde voor Simpang-Olim tot den 3 Jan.
Op den 3 Jan. vervangen door de Bommelerwaard, ging de
Amboina te Edi den steen kolen voorraad aanvullen en daarna post
vatten voor de Arakoendoer, waar zij tot den 20 Jan. bleef, en
toen weder met eerslgemelden stoomer van standplaats verwisselde.
De Bommelerwaard bleef tot den 17 Jan. gestationeerd te Sim-
paug-Olim, ging daarna den steenkolen-voorraad aanvullen te Edi
en verving den 20 Jan. de Amboina op diens post Yoor de
Arakoendoer.
De gouvernements-stoomers Siak en Boni bleven gedurende de
maand Jan. geposteerd respectivelijk op de Simpang-Olim en de
Arakoendoer-rivier.
Door de Boni werd de versperring in de Allor-Tjidoei vernieuwd.
Ter voorkoming van een vijandelijken aanval bij die werkzaam
heden werd het terrein aan beide rivieroevers opengekapt..
In de stationering der kruisbooten en de diensten, aan die vaar
tuigen opgedragen, werd geene verandering gebragt.
Naar aanleiding van het berigt van den militairen, tevens civilen
bevelhebber, dat de agerende troepen vermoedelijk den 24 Febr.
de Koeala-Gigieng zouden bereiken, werd door den kommandant
der maritieme middelen de kommanderende officier van het voor die
Koeala geposteerde oorlogsstooraschip Bandjermasin hiermede in
wetenschap gesteld, met opdragt om zooveel mogelijk assistentie te
verleenen daar waar zulks noodig mogt zijn.
De Deli stoomde den 26 Febr. naar Koeala-Gigieng tot het
overbrengen van orders voor de Bandjermasin en keerde dien
zelfden avond ter reede van Atsjin terug.
Bij ontvangst der tijding, dat de agerende kolonne aan meerge
noemde Koeala was aangekomen, werd de Semiroe beschikbaar
gesteld voor den overvoer daarheen van ammunitie en vivres. Tevens
nam het op sleper mede 2 bemande sloepen van het Metalen Kruis,
bestemd om met die van de Bandjermasin de lossing der goederen
met den gewenschten spoed te helpen bewerkstelligen.
De Deli vertrok den 27 Febr. naar de noord- en oostkust ter
overbrenging van orders en van personeel.
In den nacht van den 29 Febr. op den 1 Maart ankerde ter
reede van Atsjin de Riouw, het berigt medebrengende, dat den 28
Febr. te Pedir de Nederlandsche vlag geheschen was, nadat door
den Vorst van dat rijk de acte van souvereiniteits-erkenning geteekend
en beëedigd was geworden.
jtvDe Riouw keerde onverwijld weder naar zijne station terug.
Den 29 Febr. stoomde het Metalen Kruis naar de Koeala-Gigieng,
ten einde den kommandant der maritime middelen in de gelegen
heid te stellen, in persoon kennis te nemen van het emplacement
der aldaar te bouwen versterking.
Door den kommandereuden officier van het daar voortdurend
gestationeerde stoomschip Bandjermasin werd berigt, dat hij den
28 Febr. met veel succes eenige granaatschoten gelost had op eeue
vijandelijke batterij aan de overzijde, waaruit onze troepen beschoten
waren.
Het Metalen Kruis keerde den 28 Febr. ter reede terug, waar
tevens ankerde de Bromo, komende van de westkust.
Den 6 Febr. te voren vertrokken ter bekruising der kust, hoofd
zakelijk tusschen Patty en Wailah, had deze bodem herhaaldelijk
de verschillende kustplaatsen bezocht en wijders den beschikbaren
tijd benuttigd tot het verzamelen van gegevens op hydrografisch
gebied.
De Aart van Nes, den 18 Febr. naar de westkust vertrokken,
ter bekruising van de kust van af Konings-punt tot Patty, keerde
mede den 1 Maart ter reede van Atsjin terug.
Ook door de Aart van Nes waren belangrijke gegevens verzameld
tot verbetering der bestaande zeekaarten, waartoe reeds te voren
door verscheidene oorlogs- en ook particuliere stoomers verschillende
bijdragen geleverd waren.
De Deli keerde den 3 Maart van zijnen togt naar de noord- en
oostkust terug.
De Aart van Nes, den steenkolen-voorraad te Poeloe-Bras aan
gevuld hebbende, deed op den 5 en 6 Maart een togt heen en
terug naar Koeala-Gigieng, tot het overbrengen van dienstbrieven
voor de Bandjermasin en tevens om iuformatiën in te winnen
omtrent den toestand der aldaar gelegerde troepen. Door dien
bodem werd berigt, dat de bezetting der aan de Koeala opgerigte
versterking herhaaldelijk te lijden had van 's vijands vuur. dat nu
en dan door de Bandjermasin met eenige granaatschoten beant
woord werd.
Den 6 Maart vertrok de Deli ter bekruising van de westkust.
Omtrent de verrigtingen der oorlogsbodems in de stations ter
noord- en oostkust werden geene nadere berigten ontvangen.
Benoemingen, enz.
Aan den heer G. E. Termaat is op zijn verzoek eervol ontslag
verleend als plaatsvervangend kantonregter te Hoorn; met ingang
van den 15 dezer benoemd tot plaatsverv. kantonregter te Hoorn
de heer mr. F. II. G. van der Hoeven, procureur bij de arron-
dissements-regtbar.k aldaar.
De kolonel der infanterie van het leger in Oost-Indië K. F.
Schultze is benoemd tot generaal-majoor bij dat leger.
STA IK -(ïmitAAL.
Tweede Kamer.
Zitting van Maandag 15 Mei. De heer Bredius heeft eene
reeks van amendementen voorgesteld op het. wetsontwerp tot wijziging
der militiewet. De voornaamste zijn: schutterpügtigheid dadelijk
na vrijstelling van de dienst der militie; afschaffing der plaats
vervanging met vrijlating aan lotelingeu derzelfde ligting onderling
van nummer te verwisselen: schuttcrpligtigheid dadelijk na het
verstrijken van den diensttijd van den milicien.
De heer van Baar heeft voorgesteld den leeftijd van den plaats
vervanger tot 34, in plaats van 25 jaren te beperken. De heer de
Roo meent het ontwerp te moeten bestrijden, als niet bevattende de
noodige priucipiëele herziening der militiewet. Schutterij en militie
behooreu naar ééne grondgedachte zamen geregeld te worden. De
heer Fabius heeft het ontwerp verdedigd, de heeren Caserabroot
en Nierstrasz hebben hunne stem voorbehouden. De minister van
Binnenl. Zaken verdedigde het ontwerp; hij oordeelde de afschaffing
vau plaatsvervanging niet noodig. Bij den Raad van State is een
ontwerp op de schutterij ingediend, waarvan een der beginselenis
dat de vrijgelote militiepliglige op zijn 21ste jaar bij de schutterij
wordt ingelijfd. Heden voortzetting.
Frankrijk.
Op 't station te Rijssel verkeert men in groote
onrust. Er werd clezer dagen een klein pakje, van den
dierentuin te Antwerpen naar 't museum te Parijs afge
zonden, tegen rembours van 1000 francs, te Rijssel bij de
douane gebragt. Nieuwsgierigen openden het pakje, dat
ledig te Parijs aankwam; 't bleek weldra, dat eene kleine
zeer vergiftige slang, coral genaamd, in de blikken doos
was geweest. De beet van dit dier is doodelijk. 't Is te
Rijssel waarschijnlijk uit de doos ontsnapt; iedereen is er
nu bevreesd gebeten te worden, 't Diertje is niet te vinden.
Men hoopt, dat de koude dezer dagen het zal dooden.
Engeland,
De Prins van Wales is in denzelfden blakenden welstand,
waarin hij zich gedurende zijn geheele reis onafgebroken
heeft mogen verheugen, jl. Donderdag teruggekomen. Hij
is te Portsmouth en te Londen met groote geestdrift door
eene talrijke volksmenigte verwelkomd. Aan kanonschoten,
vlaggen, guirlandes, welkomstgroeten, muziek, koorgezangen,
enz. heeft het niet ontbroken.
Te Queenstown is door de kanonneerboot Goshawk
binnengesleept het schip Caswell, onder bevel van den
matroos Carrick, die rapporteert dat den 2 Jan. 3 Grieken
en 2 Italianen oproer maakten, en den gezagvoerder, opper
stuurman, tweeden stuurman en hofmeester vermoordden.
Eene maand daarna wilden zij ook de overige ekwipage
om^ het leven brengen, doch bij het gevecht werden twee
Grieken gedood en een in de boeijen gezet.. De Italianen
verlieten bij de Braziliaansche kust het schip met de sloep,
waarop de overgeblevene ekwipage besloot de reis te ver
volgen naar Engeland. Een Engelsche jongen kwam nog
onder de Linie zwemmende aan boord, afkomstig van het
Fransche schip Legal.
Duitscblaod.
De Keizer van Rusland is jl. Zaturdag avond ten 8|
ure naar Ems vertrokken. Vooraf hadden in het hotel van
den Russischen gezant Bismarck, Gortschakoff en Andrassy
afscheid genomen van den Russischen Keizer, die ten 8*£
ure door Keizer Wilhelm afgehaald en naar het station
begeleid werd. Daar waren alle Pruissische Prinsen
om afscheid te nemen aanwezig. Het afscheid tusschen
beide Keizers was allerhartelijkst; de Russische Keizer
zeide«tot wederziens.»
De Kroonprins en zijn echtgenoot vergezelden den Keizer
van Rusland tot het station Wildpark.
Langen tijd was er in Pruissen reeds sprake van de
oprigting van een «Ruhmeshalle,» eene verzameling van
de zegeteekenen, waaraan de Pruissische natie in de
laatste tien jaren zoo rijk geworden is. Een daartoe strek
kend voorstel is thans van de regering uitgegaan.
Het tuighuis te Berlijn zal voor dat doel worden inge-
rigt. In het midden der benedenverdieping van dat tuighuis
zal eene vestibule worden gebouwd van buitengewoon
kolossale afmetingen, welke aan de regterzijde toegang
verleent tot het artillerie-museum en links tot het museum
van de genie. Door de vestibule gaande, bereikt men een
soort van binnenplein, met glazen dak, welke ruimte is
bestemd tot het opstellen van borst- en standbeelden en
andere sieraden. Tegenover den ingang ligt de groote trap,
welke toegang verschaft tot de eigenlijke Ruhmeshalle.
Aldaar zullen in eenige zalen worden aangebragt beelden,
voorstellende vorsten des lands en beroemde veldheeren,
zoomede schilderijen van de vermaardste veldslagen, alles
in chronologische orde gerangschikt. In andere zalen zullen
worden bijeengebragt wapenen van allerlei soort, kleeding
en uitrusting van militairen aard en speciaal tot het Pruis
sische leger behoorende, trophëën, reliquiën, beeldtenissen
van beroemde en verdienstelijke mannen.
Tot uitvoering van dit plan zijn, volgens de gemaakte
raming, benoodigd 1,500,000 thaler voor schilder- en
beeldhouwwerk, aankoop van vaandels, standaards en zaken,
vereischt voor een goede tentoonstelling der aanwezige
voorwerpen.
De uitvoering zal loopen over een tijdvak van acht
jaren, zoodat per jaar slechts 250,000 mark tot de uit
voering zullen worden aangevraagd, volgens de ingediende
voordragt.