B u i te n I a n d.
Een Amerikaansch blad laat zich o. a. als volgt uit
over Richard Wagner:
«Zijn gebaren zijn even snel als bewegingen met een
rapier, zijn tong heeft de radheid van een windmolen. Hij
is zeer zenuwachtig en hartstogtelijk. Hij is een muzikale
Orlando. Hij is altijd opgewonden, alsof hij een duel gaat
voeren of een kruistogt prediken. De man is een en al
vulkaan. In al hetgeen hij doet of zegt is een mengsel
van lava, vuur en vlammen. Hij is trotsch en buiten
sporig. Indien hij ooit vorst van Anhalt of Lippe werd,
zou hij zijn onderdanen door de politie naar de opera laten
brengen. Hij moet den baas spelen en anderen onaangenaam
behandelen. Hij slaat zijn orkestleden en vraagt hun later
met tranen in de oogen vergiffenis. Het eene oogenblik
beleedigt hij zijn zangers, het volgende overlaadt hij hen
met geschenken.»
Uit het dorpsleven. Onder dezen titel schrijft
een Plattelander in de Gron. Crt. de volgende regelen:
«Als men mij vroeg, hoe het met ons dorpsleven thans
zoo al gesteld is, dan zou ik zeker antwoorden: wij lenen
hiermee houdt alles op. Wij verkeeren onder den zwaren
en ontmoedigenden druk, dat de lente, de frissche, blijde
lente van dit jaar voor 't eerst, maar dan ook zeker en
wis uitblijven zal. Wij gelooven niet meer aan het
gepreek van: Alles komt teregt! Wacht maar een poosje!
Alles heeft zijn bestemden tijd: zomer en winter, zaaijing
en oogst! Wij zijn des wachtens moede!
O, het moet een andere lente geweest zijn dan die van
den jare /76, waarin de pas ontslapen volksdichter Heije
zijn liedeken van het «voorjaar» zongwaarin hij opgetogen
werd over de vriendelijke en koesterende stralen der zon,
die de struiken doet bloeijen en de bloemen zoo heerlijk
doet geuren, die
tikt op alle paadjes,
Aan heester en aan kruid,
En roept: «kom,» kleine blaadjes,
Kom «nu uw schuilplaats uit!»
Zij gluurt naar veêr en nebje,
Naar nestjes wijd en zijd,
En roept: «kom,» vogels, repje,
Nu is 't weêr zingenstijdl»
ZingenstijdSlechts een enkele moedige leeuwerik slaat
zijn fladderende wiekjes uit en zweeft boven onze weiden
lovend en dankend naar de omstuimige wolken omhoog.
Niet één vrolijke zanger in onze tuinen wekt ons met zijn
liedzelfs de deftige kievit, die zoo goed tegen de kou kan,
houdt zijn langen en puntigen snavel, hij doet zijn prozaï-
schen arbeid liever zittende broedende af.
Nu zegge de hardvochtige stadbewoner toch niet, dat
wij 't buiten die zaken wel af kunnen; dat wij ook zonder
deze dingen wel gelukkig kunnen zijn, dat wij geene senti-
menteele malligheden moeten beginnen. Want hij spreekt
de volle onwaarheid, wij kunnen zonder een vriendelijken
blik van moeder natuur, in de dagen, waarin alle een
voudige menschen, zooals wij, dien verwachten zouden, niet
gelukkig zijn onmogelijk.
Het eenige teeken van hoog opgewekt leven, dat wij in
deze dagen ontdekken kunnen, is dit, dat de musschen als
wraakzuchtige gieren in onze tuinen neergestreken, onze
doperwtjes (o, spot niet met ons!) verslinden, met een bru
taliteit en vermetelheid, die den kinderen Belias nog te
geweldig moeten zijn geweest.
Blinkende glasscherfjes, potsierlijke stroopoppen, degeheele
oude garderobe van onzen tuiman, op hooge staken geplaatst,
zaken, voor welke de menschen zelfs bang zouden worden,
niets kan baten. En de snaphaanals gij uw kruid zeer
spoedig verschieten wilt, kunt ge 't nooit beter dan op de
musschen, de grootste gaauwdieven van den akker, doen.
Ik kan mij zeer goed begrijpen, dat menig stedeling
heel gemoedelijk over het kleine individu musch kan spreken
en schrijven. Sommige couranten brengen ons dan ook
een onderhoudende (dat is waar), maar tevens hoogst
onwaarschijnlijke lectuur over dit gevogelte onder de oogen.
Als de musch zoo'n «stoute, vechtlustige'' vogel is, waarom
neemt men 't dan nog voor haar op? Laat zij dan zelve
haar zaak verdedigen! Niet zonder pathos weet men ons
te vertellen, dat het muschje, 't welk zoo «aardig» kan
huppelen, de onvermoeide verpleegster is der roos, «de
koningin der bloemen,» en de erfvijandin vande blad
luizen! Zelfs durft men voor haar te pleiten met een
beroep op den bijbel, daarbij geheel van den koers dwa
lende door te zeggen, «dat men de musch steeds heeft
beschouwd als een leven van oneindig kleine waarde.»
Alsof dit de kwestie was! Ook haalt men om harentwille
de hier minder gepaste en al te delicate uitdrukking aan:
«wie van u zonder zonde is, werpe den eersten steen op
haar!» Wat een theologische, moraliseerende poespas! Ik
moet bekennen, dat zulke ornithologische beschouwingen
van den spik-splinternieuwsten tijd zijn, althans voor mij.
O, mijne heeren! beschermers en vertroetelaars van de
«nederige musch,» als gij (vergeeft mij dit proza) dop
erwtjes in uw tuin had gezaaid, dan zoudt gij zien kunnen,
dat uwe beschermelingen zich waarlijk niet laten noodigen
dat zij vette rupsen al te griezelig vinden en als groote
vernielsters een belangrijk deel van uw moestuin bederven,
bepikkende, bekrabbende, losscheurende, verminkende wat
zij, bij nader bezien, toonen niet eens te lusten
Ook in het muschje is poëzie te vinden. Waarom zou
men 't niet in hem zoeken? Maar gij moet het bezingen,
zooals het is in onze tuinen; niet, zooals het dikwijls
schijnt voor te komen. Want ik stel mij voor, dat de meeste
ornithologen (vogelkundigen) model-musschen tot het voor
werp hunner studie hebben gemaakt. Dat onze kleine vogel ook
zijne goede eigenschappen bezit, weten wij ook wel. Geen
enkel dier is geheel uit den booze.
Het rivierwater is hoogst nuttig. Maar als het woedend
en schuimend door onze dijken breekt, dan moet men het
keeren. Zou 't nu niet dwaas zijn, om ten tijde des
gevaars, den lof van het water, als «ons element,» te
bezingen?....
De muschjes zijn alleraardigste beestjes. Zeer zeker
hebben zij regt van bestaan en zijn ze onmisbaar in 't
groot heelal. Ik wilde alléén maar beweren, dat 't mij
voorkomt, dat zij zich in den laatsten tijd, in sommige
streken van ons land, te sterk naar 't schijnt, vermenig
vuldigd hebben.
Daarom stel ik, voorloopig althans, een premie op een
musschenkop.»
Benoemingen, enz.
Aan den heer J. Boverhoff is op zijn verzoek eervol ontslag
verleend uit zijn betrekking van ontvanger der directe belastingen
en accijnsen ie Avenhorn.
Benoemd tot hoogheemraad van Amstelland, prov. Zuid- en Noord
holland en Utrecht, de heer L. Pott; tot hoogheemraad van den
Watergraafsmeer, prov. Noordholland, de heer A. W. van Eeghen
in het hoogheemraadschap Waterland, prov. Noordholland, tot dijk
graaf de heer D. Hoogeboom en tot hoogheemraad de heeren N.
Honingh en C. Honingh de Jonge.
De commissie tot het afnemen van het eind-examen aan de adel
borsten 2de kl. van het Koninklijk Instituut der Marine alhier,
zal bestaan uit: deu heer J. M. Obreeu, voorzitter, den kapt. ter zee
A. Kietveld, de kapt.-luit. ter zee H. W. Walther, J. P. van
Bossum en P. J. ltosenwald, als ledeneerstgenoemde president
en laatstgemelde lid der commissie tot het examineren van zee
officieren enz.
STATKV-GEMiRAAL.
Tweede Kamer.
De heeren Tak van Poortvliet c. s. hebben op de militiewet het
volgende nieuw artikel voorgesteldAllen, die gedurende minstens
twee jaren vóór hunne inschrijving tot de nationale militie aan
boord van eenig koopvaardij- of ter walvischvaart uitgerust schip
de buitenlandsche zeevaart werkelijk hebben uitgeoefend, zullen,
wanneer zij voor de dienst bij de nationale militie zijn aange
wezen, bijaldien zij daartoe den wensch uitspreken, bij de zee
militie worden ingelijfd. Wanneer hun getal het volgens art. 4
dezer wet vastgestelde cijfer der ligting voor de zeemilitie mogt
overtreffen, zullen zij desniettemin allen bij de zeemilitie worden
ingelijfd.
België.
Met de ongelukkige Keizerin Cliarlotte van Mexico,
die nog altijd op Tervueren verblijf houdt, is 't treurig
gesteld; naar 't ligchaam gezond, zelfs beter dan ooit,
heeft men alle hoop laten varen om haar immer hersteld
te zien naar den geest. Bezoeken worden niet toegelaten;
zij herkent niemand en heeft dikwerf zulke heftige aan
vallen van razernij, dat men haar in hare vertrekken
moet opgesloten houden. In betrekkelijk rustigen toestand
houdt zij zich onledig met toilet of huishoudelijke aange
legenheden en doet wandelingen door 't park, waarbij men
haar geen oogenblik uit 't oog verliest.
Uit Brussel schrijft men aan de Neue Freie Presse:
«Sinds eenige dagen stroomen de Brusselaars iederen avond
naar den kleinen Casino-schouwburg, waar onder den titel
i(Jne soirée chez Loloeen klucht, naar aanleiding van de
zaak 't Kint, wordt opgevoerd. Van al de in die zaak
betrokken persoonlijkheden treden sprekend gelijkende
copiën ten tooneele. De grootste opgewondenheid baart
echter natuurlijk de verschijning van 't Kint zelf, die in
houding, spraak, gebaren, enz. op onovertrefbare wijze
wordt nagebootst, en van zijn intimen vriend Forton, den
zoon van den gouverneur der Belgische bank, die aan het
gebeurde zelf geheel onschuldig is, maar als een groote
lichtmis in Brussel te boek staat. Overigens dragen de in
het stuk optredende personen allerlei spotnamen. 'I Kint zelf
bijv. heet Latour, naar het eenigszins op een toren gelijkende
verwulf, waarin de papieren der bestolen Belgische Bank
bewaard worden. Aan het slot der klucht, die met allerlei
geestige coupletten wordt gekruid, verschijnt in een alle
gorisch gewaad de «publieke opinie» en breekt bij voor
baat over 't Kint c. s. den staf.»
Frankrijk.
De zoon van den Shah van Perzië wordt eerstdaags
te Parijs verwacht. Hij bevindt zich thans in Italië, van
een talrijk gevolg vergezeld.
Een veelbelovend jongman is weêr ten onder gegaan
in den grooten maalstroom der Parijsche wereldvol
levenslust, waren zijne middelen in de verte niet toereikend
om de eischen te bevredigen, welke hij aan 't leven stelde,
terwijl zijne betrekking van attaché bij de Turksche
ambassade het hem mede niet gemakkelijker maakte om
zich beperkingen op te leggen. Hij nam zijne toevlugt tot
bedrog op groote schaal, ten einde nijpend geldgebrek te
verhelpen, en wel door zich te begeven tot een juwelier,
wien hij mededeelde, dat zijne aanstaande echtgenoote met
hare moeder in 't Grand Hotel woonde en hij zijne bruid
een geschenk wilde geven, hetgeen hij echter eerst de
beide dames wenschte te laten zien, waarom hij verzocht
hem juweelen tooisels, ter waarde van 150,000 francs,
mede te geven. Na behoorlijke legitimatie maakte de
juwelier dan ook geen zwarigheid om aan 't verlangen
van zijn klant te voldoen, doch deze nam den weg naar
den lommerd, waar hij de edelgesteenten verzette. Het
gepleegd bedrog kwam spoedig uit; regtvaardiging was
onmogelijk, zoodat eene veroordeeling tot eene gevangenis
straf van 13 maanden en geldboete van 1000 francs volgen
moest; bovendien zag zich de Turksche regering nu ook
wel genoodzaakt haren attaché te ontslaan, hoe noode ze
er toe overging.
Engeland,
De vreeselijke moordtooneelen aan boord van het
schip Caswell, zoo spoedig gevolgd op 't drama van de
Lennie, mogen gezagvoerders tot nieuwe waarschuwing
strekken tegen het varen met zamengeraapt vreemd volk.
Toen de Caswell Glasgow verliet, bestond hare bemanning
uit enkel Schotten en Engelschen. Te Buenos-Ayres zond
de kapitein vijf man weg, en nam voor de terugreis naar
Queenstown voor hen vijf vreemdelingen in de plaats; drie
Grieken en twee Malthesers. Reeds den eersten dag op zee
weigerde een der Grieken (de hoofdschuldige, Big George
geheeten) op zijne beurt de dienst aan het roer waar te
nemen. Vrij onverklaarbaar (en zeker heel onverstandig),
liet kapitein Best deze daad van openlijke weêrspannigheid
ongestraft voorbijgaan. Vier dagen later, den 4 Jan. jl.,
zou hem deze laauwheid berouwen. Terwijl hij bezig was
aan Big George te toonen hoe zeker scheepswerk verrigt
moest worden, stak de Griek hem plotseling zijn mes in
't lijf. Nu volgde eene gruwelijke slagting. Nadat de kapitein
tnet messteken en pistoolschoten was afgemaakt, werden de
beide stuurlieden en de hofmeester van kant geholpen. De
hofmeester kreeg een kogel in 't hoofd, die hem onmiddellijk
doodde; de beide stuurlieden werden, de een na den ander,
over 't dek nagejaagd, met kogels geveld, en vervolgens,
ondanks hun smeeken om 't leven, wreedaardig met mes
steken omgebragt. Ten slotte werden de vier lijken aan
een anker gesjord, en daarmede overboord geworpen. De
Engelsche matrozen (drie of vier man) hadden dezen vier-
voudigen moord geheel magteloos moeten aanzien, zij waren
verspreid, en, even als de kapitein en de stuurlieden, onge
wapend, terwijl de vijf muiters messen en revolvers bezaten.
Een der Engelschen, de timmerman James Carrick, werd
door de muiters uit zijn schuilhoek gehaald. Zij lieten hem
knielen in den bloedplas op 't dek, en met een vreeselijken
eed hun zweren dat hij hun niet verraden en trouw dienen
zou. De waarheid was, dat de muiters zelf 't schip niet
konden besturen, en dus daartoe de hulp behoefden van
Carrick en zijn makkers. Om die reden alléén werd 't
leven der Engelschen gespaard. Doch Carrick, ofschoon
niet geroepen tot zóó heroïsch eene rol als die van van
Heydonck op de Lennie de wakkere Carrick gaf de
hoop niet verloren om de schurken aan hunne geregte
straf nog over te leveren. De omstandigheden begunstigden
hem. Nadat namelijk de vijf muiters eenige dagen geplun
derd en gebrast hadden, ontstond er onder hen oneenigheid
omtrent de plaats van bestemming. Eerst zou men bij
Kaap Hoorn 't schip op de kust zetten, en, na zich van
de Engelschen ontslagen te hebben, met den buit een heen
komen zoeken. Doch toen men Patagonië reeds genaderd
was, veranderden de muiters van plan. De Malthesers
wilden naar Buenos-Ayres, de Grieken naar hun geliefd
Hellas 't vaderland van al deze edele zonen. De twist,
zóó ontstaan, was 'l behoud van Carrick en zijn kameraden.
Want de steven werd naar Europa gewend; bij den mond
der La-Plata rivier gingen de beide Malthesers met hun
aandeel van den buit aan wal; en de vier ongewapende
Engelschen hadden nu slechts met drie gewapende schurken
te doen op den weg naar Griekenland. Griekenland
echter zouden de drie Grieken nooit wederzien. Carrick
lag op de loer. Op zekeren avond nam hij zijne kans
waar, en sloeg, door zijn makkers geholpen, Big George
en nog een der moordenaars met zijn bijl de hersens in.
De derde Griek, een éénoogige bandiet, werd, zwaar gewond,
in boeijen geslagen, en is thans in handen van 't Engelsche
geregt. De Malthesers zijn te Buenos-Ayres in hechtenis
genomen en zullen waarschijnlijk spoedig naar Engeland
opgezonden worden.
Daitscbland.
De Reichsanzeiger meldt, dat het onderzoek naar het
gebeurde te Salonika nog geene volledige opheldering
gegeven heeft omtrent de aanleiding tot het vermoorden
van den Duitschen en den Franschen consul. Zooveel
alleen staat vast, dat die moord volstrekt niet in verband
stond met de wegvoering van het Bulgaarsche meisje,
wier, zoo het heette, gedwongen overgang tot den Islam
het uitgangspunt der beweging vormde.
Italië.
Generaal Garibaldi heeft bij de Kamer het volgende
voorstel ingediend:
«Zoolang Italië niet van den financiëlen druk bevrijd
is, waaronder het buiten zijne schuld gebukt gaat, zal
geenerlei pensioen, toelage of bezoldiging, door den staat uitbe
taald, de som van 5000 lira's 's jaars kunnen te boven gaan.»
Amerika.
Volgens officieuse opgaven, is de opening der tentoon
stelling te Philadelphia door omstreeks 200,000 personen
bijgewoond, meer dan bij eenige andere tentoonstelling het
geval was. De beste orde heeft niettemin geheerscht en
geene ongewenschte stoornis is te betreuren. Des avonds
heeft de President eene receptie gehouden en is hem eene
serenade gebragt. De geheele stad was feestelijk verlicht.
Sinds den dag der opening is bij de tentoonstelling te
Philadelphia aan toegangsgelden ontvangenDonderdag
14,713, Vrydag 10,242, Zaturdag 11,650 dollars. Op eene
bijeenkomst van invloedrijke personen, Zaturdag avond
gehouden, is wederom het voorstel gedaan om de tentoon
stelling ook des Zondags open te houden, over welk
vraagstuk nog steeds ernstig van gedachten wordt gewisseld.
Het reddingvlot van Rider bestaat uit twee gome-
lastieke buizen, die, luchtdigt gesloten, door een blaasbalg
worden opgeblazen en onder een betrekkelijk ligt houtvlot
geplaatst zijn. De geheele toestel is zoo ligt, dat hij door
twee man gemakkelijk kan vervoerd worden, en heeft
een drijfvermogen, groot genoeg om honderd menschen te
kunnen dragen. In Noord-Amerika zal het in toepassing
gebragt worden, daar de minister van marine te Washington
er eenige besteld heeft.
Stoomvaart-Berigten.
STOOMVAART-MAATSCHAPPIJ NEDERLAND.
Peins Hendrik.
15 April van hier vertrokken. 17 Mei Point de Galle gepass.
Prinses Amalia.
18 Maart van hier vertrokken. 8 April Suez aangekomen.
Prins van Oranje.
21April alhieraang.,vertr.lOJunij.
conïad.
2 Mei van Batavia vertrokken.
Koning der Nederlanden.
13 Mei van hier vertrokken. 16 Mei Soulhampton vertrokken.
Voorwaart 8.
8 April van Batavia vertrokken. J 20 Mei alhier aangekomen.