state\-i;ëu;iüal. beste melkgevende derde kalfkoe, met lsten pr. Jb. van Baar, te Opmeer, 2den pr. P. Vijn, te Hoogwoud; voor den besten ram, met lsten pr. C. Rezelruan, 2den pr. A. F. Siewerts, beiden te Winkel; voor den besten ram, geb. in 1875, met lsten 'pr. A. Groot, te Spanbroek, 2den pr. C. Mantel, te Bovencarspelvoor het beste viertal melk gevende schapen, met lsten pr. H. J. de Haart, te Blokker, 2den pr. K. Rezelman, te Winkel; voor het beste zestal lammeren, geb. in 1876, met lsten pr. K. Kooij, te Span broek, 2den pr. P. Ellerbroek, te Hoorn. Na afloop der tentoonstelling namen 17 paarden aan de harddraverij deel. De 1ste pr. van f 200 werd gewonnen door De Krulen de 1ste premie van f 60 door De Malle janbeiden van den. heer van Haren te Amsterdam; de 2de premie van f 20 door het paard van den heer Jan Berkhout, te Binnenwijzend. Professoren en leerlingen der Rijkslandbouwschool -.e Grignon bij Versailles, die, zooals reeds door ons gemeld is, eene wetenschappelijke reis door ons vaderland doen, hebben de omstreken van Haarlem bezocht en een bezoek gebragt aan Haarlemmermeer en het Noordzeekanaal. Volgens het laatste berigt waren zij op weg naar den Beemster om aldaar kennis te maken met de inrigtingen voor landbouw en kaasmakerij van den heer W. Sluis. Te Purmerende is den 1 dezer, in tegenwoordigheid van autoriteiten en andere belangstellenden, door den heer Poppe, deken en pastoor te Amsterdam, ingewijd de nieuwe begraafplaats van de R. C. gemeente. Dit kerkhof is zeer smaakvol aangelegd en zal later nog met eene kapel en een lijkenhuis worden verrijkt. De Amsterdamsche Effectenbeurs doet in haar laatst verschenen overzigt eenige bemoedigende mededeelingen voor de houders van schuldbrieven. Dat fondsen blijven dalen was het gevolg van gebrek aan kooplust, maar niet van den benarden toestand der Staten, welke leeningen hadden gesloten; veeleer nog van de kritieke positie van hen, die de leerlingen hadden gecontracteerd. Het tijdperk van genezing houdt de A. E. voor nabij. Slechts het Oostersche vraagstuk belemmert den terugkeer van het vertrouwen. Als de thans bestaande contramine en het kapitaal tegelijk aan het inkoopen gaan, zal de rijzing veel schielijker zijn dan de daling is geweest, omdat de groote financiële ligchamen dan weder krachtiger zullen worden, en door het opzetten der koersen het hunne zullen bij dragen om het niveau der prijzen te verhoogen. Volgens de A. E., zal de Oostersche kwestie wel aan leiding geven tot een oorlog op papier, maar niet op het slagveld. Zij voert daarvoor verscheidene redenen aan, die thans nog versterkt zijn door de aftreding van Sultan Abduï-Aziz. Was er werkelijk vrees voor oorlog, de verschillende hoofdbanken van Europa zouden stellig het geld zoo goed koop niet geven als thans het geval is. Het geld is overal zeer ruim en daardoor het disconto zeer laag. Behalve onze nationale fondsen, die in de week van 2026 Mei 1 pCt. achteruitgingen, raadt het blad aan de obligatiën Rijn- en Hollandsche Spoorweg, voor zooverre zij den pari-koers niet hebben overschreden. De daling der Russische fondsen wordt toegeschreven aan de Engel- sche verkoopers. Nederland verloochent zijne aloude liefde voor het klassieke Latijn niet, zegt de Arnh. Crt. In het besluit van B. en. W. van Amsterdam tot schorsing der hulponder wijzers, die kinderen mishandelden, vinden wij omtrent een van hen vermeld, dat hij de knapen sloeg op de partes posteriores. In een visum repertum van geneeskundigen is men gewoon, niet alle ligchaamsdeelen bij hun Hollandsclien naam te zien; maar wij brengen hulde aan de kuischheid van een gemeentebestuur, dat niet meer durft schrijven, dat een schooljongen van den onderwijzer op zijn billen kreeg. De KI. Crt. deelt een brief mede uit de Transvaal- sche republiek, onderteekend door Anna. Zij deelt daarin de behouden aankomst mede te Pretoria op den 7 Febr. en de welwillende ontvangst, die den reizigers ten deel viel. «Hartelijk,» schrijft zij, «is de gastvrijheid, groot de hulpvaardigheid in het bewijzen van allerlei diensten aan den vreemdeling, nog onbekend met de gebruiken en zeden van het land. Men denkt terug aan de tijden der aarts vaderen, toen elk huis een tempel der gastvrijheid was, toen er geen streng gescheiden, afgesloten eigendom bestond, maar ieder over het goed van den ander kon beschikken, wetende dat die ander ook te zijner tijd weer bij hem zou aankloppen en even vriendelijk zou worden ontvangen. Vooral de voorkomendheid tegenover den reiziger en vreemdeling was groot; hem werd de eereplaats aan tafel aangeboden, hem werden de beste stukjes van het geslagte kalf voorgezet. De hooggeroemde gastvrijheid der welgezeten boeren in den Oranje-Vrijstaat en de Transvaalsche republiek, voor zoover wij haar leerden kennen, liet veel te wenschen over. Ze bestond gewoonlijk daarin, dat men, na lang en «mooi» praten, ons verschafte wat we noodig hadden, nl. brood, melk en eijeren, of dikwijls niet eens het laatste artikel ten geschenke gaf? Ja, tegen betaling van 90 cent voor een brood en 6 stuivers voor een wijnflesch met melk: ieder heeft zoo zijne manieren; z66 bewijst de Afrikaansche boer diensten. Enkele malen ruilden we koffij, thee en suiker tegen brood en melk. De ondervinding heeft echter geleerd, dat de bekende gastvrijheid werkelijk bestaat, maar dat er een zeker soort van tact noodig is om ze uit te lokken; men moet daar voor de «loopjes» kennen; zeker is het, dat eerst een jarenlang verkeer vereischt wordt om zich den regten om- gangstoon met de boeren aan te wennen. Dikwijls zag men ons liever gaan dan komen en wist men, door on vriendelijke antwoorden op belangstellende vragen, ons spoedig genoeg uit huis te jagen. Die norschheid vond voor een groot deel haar oorzaak in de toenemende bevol king van de Transvaalde boer, onbegrensd heerscher in het kleine rijk, uit vrouw, kinderen en kleinkinderen be staande, beweerde, dat liet land al overbevolkt was en dat het dwaasheid was nog meer menschen uit Holland te laten «uitkomen.» Overbevolkt! Op eene uitgestrektheid van 4 a 5000 vierk. geogr. mijlen slechts 300,000 inwoners. Ja, wel overbevolkt in den zin, welken de boer er aan gaf, die voor zich en zijn huisgezin vier uren in 't vier kant vraagt en zijn naaste buren op p. m. 15 mijlen afstand zoekt.» In scherp contrast daarmede stond echter de echt hartelijke, oud-Hollandsche ontvangst, die den reizigers daarentegen weêr op andere plaatsen ten deel viel. He schrijfster geeft een aardige schets van een bezoek aan eene prachtige boerderij op eenige uren afstancls van Pretoria, waaraan zij eenige opmerkingen toevoegt over de in 't algemeen verwaarloosde opvoeding. «Meen echter niet, zoo eindigt zij, dat het den boer, evenals aan ontwikkeling, ook aan degelijk gezond verstand ontbreekt; éénmaal de ijskorst gebroken, wint hij het menigmaal van u in logisclien gedachtengang (misschien een gevolg van zijne stijfhoofdigheid en vasthoudendheid), vooral in slimheid en gevatheid.» De heer de Pauw, van Antwerpen, is jl. Woensdag te Utrecht met zijn reuzenballon opgestegen. Een drietal heeren deden den togt met hem mede. Ziehier eenige bijzonderheden omtrent de reis, medegedeeld door een der reizigers aan het U. D. «De wind was sterk, zoodat de gevaren ernstig waren en de opstijging minder gemakkelijk werd. Toch gaf geen der heeren den moed verloren, ofschoon op menig gelaat onder het publiek zekere angst stond te lezen. Toen de ballon was losgelaten, steeg die in een oogenblik tot 780 M. Een prachtig panorama ontsloot zich aan ons gezigt, een rijk land, door twee breede stroomen, de Lek en de Maas, doorsneden; voor ons in de verte 's Bosch, onder ons de Staatspoorlijn, achter ons Utrecht; weldra komt een zwarte massa opzetten, een donkere wolk, die de geheele ballon weldra zal omvatten. Nog werpen wij een blik op den statigen Dom, op 't schilderachtig landschap, maar een nevel onttrekt alles aan ons oog. Een electrisch gevoel grijpt ons aan. Een paar heeren hadden een lunch medegenomen; die konden wij tusschen de wolken gebruiken; maar op 't laatste oogenblik was de mand, om de zwaarte, afgegeven. «Wij zien weder land, mijnheeren,» roept de heer de Pauw ons toe. Dat was eene vertroosting. Werkelijk naderen wij weder de aarde. Wij hebben 600 meter hoogte. Onze rigting verandert een weinig. Wij gaan zuidwaarts. Weder ontrolt zich een vruchtbare landstreek, met tal van dorpen tusschen twee stroomen aan onze voeten. De wind is iets minder. «Wij zullen weder rijzen,» roept de heer de Pauw. Eerst A, daarna A zak, eindelijk een geheele zak wordt ontladen; nog rijzen wij niet. Nog een zak wordt uit geworpen. De ballon rijst niet. 't Is zonderling. Men heeft nog slechts A zak ballast, 't Is niet mogelijk daar mede eene opstijging te wagen. De kommandant roept«Attentie, mijn heeren, ik laat de guiderope uit.» Men voelt een schok; wij zijn nog op 200 meter van den grond. Het touw raakt den grond. Weder een schok, tot onze verbazing blijft de ballon staan een windvlaag heeft hem gegrepen en voert ons mede. Men zal den grond trachten te bereiken. De wind blijft krachtig; zelden is eene ontscheping gevaarlijker. Het touw van de dreg is verward in de punten; de clreg pakt niet; het anker wordt uitgeworpen; maar door den hevigen wind worden wij medegesleept; noch dreg, noch anker vatten. Het is onmogelijk u den helschen vaart te beschrijven, dien wij maken. Viermaal achtereen worden wij met den mand tegen den grond geworpen, telkens weder opgeheven en weder met zulk geweld tegen de aarde geslingerd, dat de mand geheel op zijde ligt; wij haken aan hoornen en heggen, worden over een kanaal gesleurd, over slooten, komen aan den oever eener rivier; maar er is geen steunpunt te vinden. De boeren uit de omtrek staan vervaard en versuft ons na te oogen. «Houdt u goed, mijne heeren!» roept de heer de Pauw, en ieder klamt zich zoo stevig mogelijk aan den mand vast. Meermalen een luchtreis medegemaakt hebbende, is mij alleen in Hannover nog eens zulk een descente over gekomen. De heer de Pauw heeft echter steeds de klep opgehouden, de gas ontvliegt meer en meer, de ballon begint slap te hangen. Eindelijk staat de mand. «Bravo, mijne heeren, gij hebt u ferm gehouden» roept de heer de Pauw; werkelijk hadden de beide Utrechtsche heeren getoond moed en kalmte te bezitten, eene bedaard heid en een ernst aan den dag gelegd, die men van ervaren luchtreizigers niet beter had kunnen verwachten. De ballon is nedergedaald te Erichem bij Buren, op het land van mej. J. Versteegh, tegen 6 uur. In ruim 45 minuten was een afstand afgelegd van 6 a 7 uur. De terugkeer naar Utrecht heeft zonder bezwaar plaats gehad. De zaamgevouwen ballon en het schuitje zijn met een boot naar Geldermalsem gebragt en per spoor naar Utrecht gezonden. De bewoners aldaar waren welgezind en gastvrij. Nederland houdt zich nan zijne goede oude traditiën. Wij, die in ons hart Hollanders zijn, ver heugen ons er in te kunnen constateren, dat de natie in den grond goed en regtschapen gebleven is. Daar bij ?t vertrek van den laatsten trein de ballon nog niet geladen was, hebben de stationschef en de beambten de meest welwillende hulp verleend. Een diner vereenigde ons in het hötel la Station, waar op den gelukkigen afloop en den flinken kapitein de Pauw menig glas geleegd en hulde gebragt werd aan de kalmte en de vastberadenheid van dezen, die zichzelven vergat, om voor zijne medereizigers te zorgen. De togt was in minder dan een uur afgeloopen.» Te Rosendaal is de wed. Jongender overleden in den ouderdom van 101 jaar en ruim drie maanden. Volgens de Middelb. Crt. neemt het getal reizigers tusschen Vlissingen en Queensborough dagelijks toe. Op de Leeuwarder markt zijn reeds in de vorige week onderscheidene mandjes nieuwe aardappelen aangevoerd. Onze bladen bevatten wel eens het berigt, dat iemand aangekomen is met eene bijzonder fraaije verzameling van deze of gene kunstvoorbrengselen, of met eenig ander voor werp, dat belangstelling verdient, met nieuwe Parijsche modeartikelen of Saksische kanarievogeltjes. In Amerika houdt men zich met zulke ijdelheden niet op. Daar moeten het andere zaken zijn, waarvan de dagbladen het der moeite waardig achten melding te maken. Zoo bevat dan ook de Gaceta van Mexico van 7 Mei deze aankondiging: «Gisteren morgen arriveerde in deze stad een heer uit het zuiden, die het hoofd van Chovez, den bandiet, mede- gebragt heeft, waarvoor de regering eene belooning van 5000 dollars uitgeloofd heeft.» Deze «heer uit het zuiden,» die met het hoofd van een bandiet reist als een wissel op het Mexicaansche ministerie van justitie, behoort tot de verschijningen, die in Europa ongekend zijn. (Arnh. Crt.) De vrome vader van Benjamin Franklin had de gewoonte, vóór het middagmaal een zeer lang tafelgebed te doen, zeer tot verdriet van zijn jeugdigen, doorgaans regt hongerigen zoon. Op zekeren dag assiteerde Benjamin zijne moeder bij het inmaken van den wintervoorraad en ook zijn vader kwam eens kijken. «Vader!» zeide toen de jeugdige Benjamin, «wanneer u, nu alles daar zoo bij elkaar staat, voor al onze spijzen maar in eens den zegen wildet vragen, zouden we van den winter dan niet veel tijd uitsparen?» De Wereldtentoonstelling te Piiiladelfhia. Een vergelijking tusschen vroegere tentoonstellingen en vooral die te Weenen met die te Philadelpliia dringt zich vanzelf aan de Amerikanen op. Zie hier hoe de New- York Herald zich over dit onderwerp laat hooren Het is moeijelijk de vraag te beantwoorden hoe de Philadelphia-tentoonstelling zich tot andere verhoudt. Cijfers zeggen ons, dat zij bijna tweemaal zoo groot is als die te Parijs, ruim twee maal grooter dan die in Hydepark en bijna anderhalf maal zoo groot is als die te Weenen. Maar deze cijfers beteekenen niet zeer veel, omdat de plaats ruimte niet altijd wordt ingenomen door gebouwen, die wezenlijk deel der tentoonstelling uitmaken. Er zijn hier gebouwen voor de verschillende Amerikaansche Staten, die nergens toe dienen, en men zou verstandiger hebben gehandeld, indien men de verzameling van landbouwproducten en mineralen van eiken Staat in de hoofdgebouwen had gebragt. De tentoonstelling te Weenen was merkwaardig om haar verscheidenheid van bijgebouwen, die werkelijk belang inboezemden. Men zag er hutten waaruit men kon zien hoe de boeren in Hongarije en in Stiermarken leven. Er was een gebouw op Russische wijze ingerigt, merkwaardig om zijn stijl, zijn bier en kaviaar. Men zag er het paleis van den Khédive, die toen nog niet bankroetier was, een fraai gebouw dat een duidelijk denkbeeld gaf van het Oostersche leven, van af de pachthoeve tot den harem. Ook was er een keurig Moorsch huis met een open ruimte vooraan, een Amerikaansch schoolgebouw, een juweeltje van een Zweedsche schoolinrigting en een pavil joen van den Prins van Monaco, zoo keurig als een boudoir. Kortom, er was geen bijgebouw te Weenen, dat niet van beteekenis was. Maar waarin wij Weenen overtreffen is, dat zij gemak kelijker te overzien is. Onze tuinbouwzaal overtreft die te Weenen, waar de bloemen in de open lucht waren tentoongesteld. Wij missen Griekenland, wier armoede haar uit deze vergaderzaal der volkeren houdt. Ter ver goeding voor het paleis van den Khédive hebben wij Engelsche gebouwen, die tot de paarlen der tentoonstelling behooren. Wij hebben, wat Weenen niet had, woningen die trouw den bouwstijl der 16de eeuw wedergeven, wer kelijke reproductie van het huis van een «gentleman» 300 jaar geleden. De Japansche expositie te Weenen was fraai, maar bij ons is ze oneindig fraaijer. Onze machine- riën-zaal is veel belangrijker. Amerika is natuurlijk veel beter vertegenwoordigd, en indien wij Rumenië, Perzië, Turkije en Rusland missen, indien Frankrijk slechts een schaduw is van hetgeen het te Weenen was, zijn daarentegen Engeland en hare koloniën veel rijker vertegenwoordigd, Spanje en Brazilië komen beter uit en Nederland maakte te Weenen niet zulk een indruk op ons als thans. Onze kunstverzameling is niet zoo schoon als te Weenen, maar zij is vollediger, daar een grooter aantal volken vertegen woordigd is. De tentoonstelling te Philadelpliia is inzon derheid een Amerikaansche en in de tweede plaats een Anglo-Saksische. Eerst in September zal zij in vollen gang zijn; verschillende Amerikaansche Staten zullen nog enkele leemten aanvullen en zij, die traag zijn geweest, zullen hunne schade trachten in te halen. In het algemeen zal onze tentoonstelling niet zoo aantrekkelijk als die te Weenen zijn misschien, maar veel geschikter voor studie en waarneming. Benoemingen, enz. De luit. ter zee 2de ld. W. J. Struick, laatst behoord hebbende tot het eskader in Oost-Indië en den 26 Mei vandaar teruggekeerd, is met dien datum op non-activiteit gesteld. De off. van adm. 3de kl. O. R. Paehlig wordt met den 16 dezer geplaatst aan boord van het wachtschip alhier. Tweede Kamer. Het verslag van het afdeelingsonderzoek over de begrooting vau Oorlog is verschenen. Verscheidene leden wilden deze begrooting als een voortgezette credietwet beschouwd hebben. Men erkende, dat het den minister alsnog aan de gelegenheid heeft ontbroken alles behoorlijk te over zien. Niettemin betreurde men het, dat zoovele diep ingrijpende en zeer dringend noodzakelijke hervormingen in ons legerbestuur weder op zich lieten wachten. Was met de optreding van een burgerlijk persoon aan het hoofd van het Departement van Oorlog nu ook een verandering van stelsel beoogd? Dan moest in het legerbestuur ook voortaan aan de hoofden der verschillende wapens grooter invloed op den gang der zaken worden'toegekend. Op de adviezen der inspecteurs en op die van den chef van den generalen staf behoort meer acht te worden geslagen en de invloed van het departement en de aldaar in inferieuren militairen rang werkzame personen worden getemperd. Teleurgesteld was men in de toelichting tot de begrooting niet

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1876 | | pagina 2