HELDERS€HE
Ei\ NIEITWEDIEPER COURANT.
1876. N°. 86.
Woensdag 19 Julij.
34 Jaargang.
publicatie;.
B i n n e n I a n d.
„Wij huldigen het goede."
Verschijnt Dingsdag, Donderdag en Zaturdag namiddag.
Abonnementsprijs per kwartaal1.80.
y 0 franco per post 1.65.
Uitgever A. A. BAKKER Cz.
Bnrean: MOLENPLEIN N°. 163.
Prijs der Advertentiën: Van 1i regels 60 Cents,
elke regel meer 15 Cents.
Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend.
Eiken Donderdag vertrekt de mail nr.p.r
Oost-Indië. Laatste ligting 's avonds 6 uur.
Dg COMMISSARIS DES KONINGS in NOORD-
HOLLAND,
Brengt ter kennis van belanghebbenden, dat ten gevolge
van het uitnemen van deuren uit de schutsluis Willem iii,
aan het Noordhollandsch Kanaal, tegenover Amsterdam,
den 20 Julij e. k. en welligt eenige volgende dagen, met
die sluis niet geschut zal worden, maai' dat gedurende dien
tijd alleen zal worden geschut met de schutsluis Willem i.
Haarlem15 Julij 1876.
De Commissaris des Konings voornoemd
R O L L.
HELDER en NIEUWEDIEP, 18 Julij.
Op Donderdag 27 dezer zal op nieuw door den luit.—
kolonel kommandant der ger.ie alhier worden herbesteed:
Het verbeteren van het fort Kijkduin (raming f 618.000).
Het muziekkorps van het 7de reg. infanterie zal den
24, 25 en 26 Aug. a. s. alhier eenige concerten geven.
De komkommertijd onzer zeevissckerij schijnt zachtjes
aan te eindigen. De ansjovis-visscherij op de Zuiderzee
mag men als afgeloopen beschouwen; deze is over het
algemeen niet zoo gunstig geweest als het vorig jaar. De
meeste schuitjes maken nu schoon en beginnen op de
Noordzee met de tong- en tarbot-visscherij, die gewoonlijk
tot het einde van October aanhoudt.
De schuitjes, die zich in den ansjovistijd met de kleine
scliolvisscherij bezig hielden, hebben niet over hunne ver
diensten te klagen. De gevangene scholletjes waren echter
somtijds zóó klein, dat zij bijna geene waarde hadden, en
zeker is het te betreuren, dat er nog geene wet bestaat,
die de mazen der netten, tot scliolvisscherij gebezigd, tot
op een zeker minimum van wijdte bepaalt.
Voor het examen van leerling-apotheker is te Meppel
o. a. geslaagd de jongeling D. J. Blok, van hier.
De vereeniging Volksondeneijs telt te Alkmaar 166
leden, te Anna Paulowna 14, te Barsingerhorn 41, te Edam
48, te Enkhnizen 51, te Helder 130, te Hoorn 149, te
Nieuwe Niedorp 37, te Purmerend 56, te Schagen 63, te
Texel 74, te Twisk 10, te Venhuizen 71, te Winkel 110,
te Wester— en Oosterblokker 29, te Zwaag 43 en te Zijpe
48 leden. Het ledental in Noordholland bedraagt 2315;
in het Rijk 10096, verdeeld in 126 afdeelingen en 30
correspondentschappen.
Volgens het. jaarboek voor 18741875, telt de
Maatschappij tot Nut van 't Algemeen 16645 leden, 38
inrigtingen van voorbereidend-, 23 herhaling-, 28 zang-, 14
gymnastiekscholen, 20 voor teeken-onderwijs, 55 voor onder-
rigt in vrouwelijke handwerken, 246 volks-leesbibliotheken, 65
volksvoorlezingen, 153 spaarbanken, 6 spaarkassen, 20 hulp
of beleenbanken; 76 personen ontvingen, als merkwaardige
voorbeelden van buitengewone pligtsbetrachting, een zilve
ren medaille.
Dr. J. P. Heije heeft eene som van f 6000 inschrij
ving Grootboek 2| pCt. vermaakt lot eene stichting ten
eeuwigen dage, onder administratie van zijn schoonzoon en
opvolgers, ten behoeve van de gemeenteschool te Abbenes
en de naai- en breischool aldaar. Een vierde der rente is
bestemd tot uitbreiding van het kapitaal; drie vierden worden
toegekend aan de genoemde inrigtingen, ieder voor de helft,
onder bepaalde bedingen en tot bepaald aangewezen doel
einden, zooals in het breede is vermeld in het Weekblad
voor Haarlemmermeer.
Beroepen bij de Chr. Geref. gem. te Alkmaar de
heer A. Brummelkamp Jr., candidaat.
Wie in het midden der 18de eeuw had voorspeld,
dat Rusland eenmaal de kolossus van Europa zou worden
genoemd, zou, meent het Dagblad, met een ongeloovig
schouderophalen zijn begroet. De droom van Peter den
Groote, de grootheid van Rusland, bleek echter meer te
zijn dan de fantasie van een denker. Catharina II gaf een
begin van uitvoering aan zijne plannen, Nicolaas I zette
het werk voort, Alexander II schijnt het te willen vol-
tooijen. Het testament van Czaar Peter is voor ieder een
open boek. Aan zijne opvolgers legde de groote hervormer
de verpligting op, den Sultan van Turkije naar Klein Azië
terug te dringen en de Dardanellen te vermeesteren, om
zoo de Middel landsche Zee tot een Russisch vaarwater te
maken. Tot dusver is men daarin, ten spijt van het overig
Europa, maar al te goed geslaagd. De politiek van het
Peterburgsche kabinet tegenover de Porte was steeds die
van afwachten, tot het gunstig oogenblik zou gekomen
zijn. Daardoor verschafte het zich achtereenvolgens het
bezit van de noordkust der Zwarte Zee en van de Krim;
breidde het in 1774 zijne grenzen uit tot aan de Bog, in
1792 tot den Dniester, in 1812 tot de Pruth: en verkreeg
het in datzelfde jaar 't regt van vrije vaart op den Donau.
De coalitie van Frankrijk, Rusland en Engeland tegen
Turkije, die de nederlaag der Turksche vloot bij Navarino
tengevolge had, was al weder voor Rusland eene aanleiding
tot nieuwe magtsvermeerdering. Het tractaat van Adrianopel
schonk het den 2 Sept. 1829 de Delta, gevormd door den
mond van den Donau, en bragt Moldavië en Wallachije
feitelijk onder zijn heerschappij. Voorts verkreeg het 200
mijlen kustland aan de Zwarte Zee en met de stad Anapa
den sleutel tot Cirkassië. Het voortdurend succes van
Rusland opende eindelijk aan de Engelsche staatslieden de
oogen, en in 1841 trachtte men den Russischen invloed te
breken door de vernietiging van een tractaat te bewerken,
waarbij aan Rusland de doortogt door de Dardanellen was
vergund. Men hield zich overtuigd hierdoor het overwigt
van den reeds tot een kolossus aangegroeiden staat te
Constantinopel geneutraliseerd te hebben. Maar men bedroog
zich; kort daarna wist Rusland weder van Turkije nieuw
grondgebied te verkrijgen. Het district Akischa werd afge-
staau en daardoor kreeg Rusland vasten voet in de berg
keten van Laristan en van Armenië. Van daar uit zal
het eenmaal Engeland in zijn Aziatische bezittingen ernstig
bedreigen. Het Parijsche vredestractaat van 1856, dat de
Zwarte Zee onzijdig verklaarde, scheen aan de Russische
plannen voor goed den kop te hebben ingedrukt. Maar het
was Ruslands doel niet, zich langer tijd de vernedering te
laten welgevallen dan het noodig had, om zich van de
geleden verliezen te herstellen. Li Russie se recueille was
liet wachtwoord sedert dat tijdstip, en bleef dit, tot in 1870
het gunstige oogenblik aanbrak om te handelen. Terwijl
Frankrijk in zijn strijd met Duitschland was gewikkeld,
en Engeland zijn bondgenoot van 1856 aan zijn lot overliet,
verscheen als een donderslag de nota van vorst Gortschakoff,
waarin verklaai'd werd, dat Rusland zich niet langer gebonden
kon achten door cle verpligtingen van het tractaat van 30
Maart 1856, in zoover deze zijn souvereinitoitsregten inde
Zwarte Zee beperken. De gevolgen van den Krimoorlog
waren gewroken, het Parijsche tractaat verscheurd. Op
dit oogenblik is de lucifer in het Oosten ontstoken; het
uitbarsten van de vlam in haar volle kracht kan elk oogen
blik worden verwacht. Wie heeft gezegevierd en desen
toestand in 't leven geroepen? De Russische politiek. Ten
minste tot dusver. Maar Rusland zou zich zeer kunnen
vergissen, wanneer het zijn vijand te ligt telde. Turkije
bezit nog te veel levenskracht, dan dat men het straffeloos
zou kunnen minachten. Het telt aanzienlijke gewesten, met
een bevolking van ruim 25 millioen zielen. Het beschikt
over natuurlijke rijkdommen, terwijl het Ottomanisch ras
uit zijn aard krachtig en ondernemend is. Alles hangt
echter af van den goeden wil zijner bestuurders. Is het
ernst met de toegezegde hervormingen en worden deze
ingevoerd met den vasten wil om ze te eerbiedigen, dan
is het volstrekt niet onmogelijk, dat na verloop van tijd
het Mohamedaansche Rijk krachtiger te voorschijn treedt,
dan door velen wordt verwacht.
Men schrijft ons van Texel, dat daar dit jaar veel
watergevogelte is. Op den eersten dag der opening van
de jagt werden er dertig eendvogels geschoten door een
jagtlief hebber van het Nieuwediep. Al de eendvogels, die
in de kooijen worden gevangen, zijn tegen hooge prijzen
opgekocht, om naar Londen te worden uitgevoerd.
Men meldt ons van Alkmaar, dd. 17 dezer:
«Op den 15 dezer werd de Raad dezer gemeente buiten
gewoon bijeengeroepen teneinde te beraadslagen over den
aankoop van twee naast elkander staande perceelen aan de
Korte Mient, uitkomende aan de Houttilstraat alhier,
in de onmiddellijke nabijheid van bet Kaasmarktplein, dat
door den steeds grooter en grooter wordenden aanvoer te
klein wordt om aan de kaas en het vee behoorlijk eene
plaats te geven, welke beide perceelen te zamen voor de
som van f 22,000 van de eigenaren, zijnde de beer
Jb. Helling en de dames van de Velde, te koop waren.
Tot dien koop werd dan ook besloten, en is bet daar
door mogelijk geworden om, voor een groot deel althans,
uitvoering te geven aan de groote wensciielijkheid tot
vergrooting van het marktplein.
Is eenmaal dat plan in zijn geheel verwezenlijkt, dan
zal Alkmaar een marktplaats bezitten eens zoo ruim als
de tegenwoordige, volkomen in staat om alle producten en
vee eeno behoorlijke plaats te geven.»
«Jl. Woensdag werd door den Raad tot stadsvroed-
meester benoemd de heer dr. J. C. M. Sitnon Thomas alhier.»
De gemeenteraad te Hoorn heeft tot gemeente-architect
benoemd de heer G. J. Hennink, van Sneek.
De Tuinbouw—vereeniging «Beemster en Omstreken»
heeft in hare jl. Donderdag gehouden vergadering besloten,
zich per rekwest te wenden tot den gemeenteraad van de
Beemster, met liet verzoek: dat cle gemeenteraad een be
kwaam en bevoegd persoon aanstelle, om aan de leerlingen
van de hoogste klasse der zes lagere scholen en verder
aan allen, die er gebruik van willen maken, buiten de
gewone schooluren, theoretisch en practisch onderwijs in
land- en tuinbouwkunde te geven; om in overleg met de
onderwijzers de tuinen, bij de scholen behoorende, tot
proeftuinen in te rigten en tevens in het centrum der
gemeente, Midden-Beemster, een wat grooter terrein aan
te wijzen, waarop proeven met verschillende wijzen van
bemesting, enz., enz., zouden kunnen genomen worden.
Niet genoeg kan de aandacht gevestigd worden op
het gevaar, dat ons door den aardappelkever dreigt. Als
middel om de oogen te openen van wie het aangaat, is
zeker het volgende stuk van den heer E. Gerdes in de
Standaard niet ondienstig. Veel van 'tgeen er in medege
deeld wordt is bekend, maar toch bevat het nog genoeg
om met vernieuwde kracht tegen de dreigende ramp te
waarschuwen.
Naar aanleiding van het vinden van een Colorado-kever
to Bremen, schrijft de heer G.:
«'t Is misschien voor 't eerst van zijn leven geweest,
Jat een politie-beambte een tor moest transporteren. Noodig
was het evenwel niet, want er zijn te Bremen entomologen
van naam, die tal van exemplaren van dezen beruchten
aardappelkever bezitten en de verificatie hadden kunnen
bewerkstelligen. De berigtgever verwondert zich over de
taaiheid van het leven van die «tor,» daar zij in minstens
14 dagen geen voedsel had genoten. Was die tor dan in
een doosje opgesloten? Of meent de berigtgever, dat het
diertje zelf aardappelen of aardappelloof eet? Dit laatste
nu is zeker een verkeerde meening. De entomologen ver
wonderen zich geenszins over cle taaiheid van leven bij
sommige insecten. Zij weten, dat de meeste chrysomelinen
(tot welke familie de Colorado-kever gerekend wordt) meer
bepaald in hun larvetoestand voedsel gebruiken en schadelijk
worden. Sommige insecten kunnen verbazend lang vasten.
Als de zoogenaamde gouden tor (catonia aurata) slechts nu
en dan aan een weinig vochtig gesuikerd brood kan zuigen
houdt men haar een paar jaar in 't leven. Van de bedwants
is het bekenu, dat zij een jaar lang zonder voedsel kan
blijven, een eigenschap, die haar door menigen arme benijd
wordt. Overigens is het niet de Colorado-kever zelf, die
de verwoesting onzer aardappelvelden teweegbrengt, maar
zijne larve. De kever zelf nuttigt bijna niets. Hij is
slechts in de wereld om eijeren op het aardappelloof te
leggen, uit welke eijeren zich larven (maden) ontwikkelen,
die gretig het loof verslinden. Drie jaren geleden heb ik
in het tijdschrift De Zaaier het eerst de aandacht van
regering en volk op den Colorado-kever gevestigd en eene
duidelijke beschrijving van dat diertje gegeven, waarvan
ik eenmaal vele exemplaren bezat. Ik heb bij die gele
genheid als mijn gevoelen medegedeeld, dat die kever
hoogstwaarschijnlijk naar Europa zou overgebragt worden.
De voorbeelden toch, dat insecten uit verre landen her
waarts komen, zijn niet zeldzaam. Om van de kakker
lakken, sprinkhanen en paalwormen te zwijgen, gewaag ik
slechts van den beruchten erwtenkever Bruchus pisidie
uit Amerika stamt en thans zóó inheemsch bij ons is, dat
vele gevangenen in onze tuchthuizen moeten bezig gehou
den worden met het uitzoeken van de door dezen kever
aangestoken en rotte erwten. De Colorado-kever schijnt
echter toch een bijzonder taai dier te zijn, daar hij op
zijne wandelingen door de Vereenigde Staten van Noord-
Amerika het groote Erie-meer is overgetrokken en de
aardappelvelden der kolonisten, benoorden het meer van
Ontario, heeft aangetast. Ook is het bekend, dat hij
bestand is tegen alle klimaten. Hij verdraagt even
gemakkelijk de hitte van Kentucky, als de koude van
Canada, zoodat het hem volstrekt geen bezwaar zou
zijn bij ons een wintertje door te brengen, als het aan
een paar van zijn soort gelukt de reis per schip, of hoe
dan ook, tot ons te maken. Oin deze redenen twijfel
ik er niet aan, of Europa moet zich voorbereiden op
zijne komst, die een vreeselijke geesel zal zijn voor het
gansche volk, daar de kever niet alleen het groeijen van
de aardappelen onmogelijk maakt, maar ook epidemiën
bewerkt, die ontstaan door het wegrotten van de aardappel
stengels. De Colorado-kever ontsnapt gewis aan de aandacht
van hen, die aardappel ladingen en aardkluiten, uit Amerika
gekomen, moeten onderzoeken. Hij stoort zich aan geen
quarantaine. Ik geloof, dat onze regering nog betere
maatregelen moet nemen, namelijk, zij moet eene juiste
teekening in kleuren van dezen tor laten maken, en deze
door het gansche land, op scholen, in koloniën en gestichten,
rondzenden met last, waar het dier gevonden wordt, het
j te dooden. De regering moet doen alsof de kever reeds
in ons land is, want als zij wacht totdat de kever zich
vertoond heeft, dan is het te laat, omdat er gedurende
den tijd, dat de regering op het Binnenhof hare maat-