HELDERSCHË
EU NIEIJWEDIEPER COURANT.
1876. N°. 97.
34 Jaargang.
Zondag 13 Augustus.
BEKENDMAKING.
BEKENDMAKING.
Brieven uit de Hoofdstad.
Binnenland.
„W ij huldigen het goed e."
Verschijnt Dingsdag, Donderdag en Zatnrdag namiddag.
Abnnnementaprijs per kwartaal 1.30.
i i franco per post - 1.65.
Eiken Donderdag vertrekt de mail naar
Oost-Indie. Laatste ligting 's avonds «5 uur.
De sluiting der mail naar Batavia, te verzenden per
mailboot CELEBESgeschiedt voor drukwerken den 18
dezer, na aankomst van trein III (Noordholl. Spoorweg),
ten 10.58 des avonds, voor brieven den 19 dezer, na aan
komst van trein I, ten 9.47 des morgens.
De VOORZITTER van den RAAD der gemeente HELDER
brengt ter openbare kennis, dat DE RAAD ZAL VERGA DEREN
op DINGSDAG den 15 AUGUSTUS aanstaande, des
AVONDS ten ZEVEN ure.
Helder, De Voorzitter voornoemd,
den 12 Augustus 1876. STAKMAN BOSSE.
PONTEN TE 11 BEHANDELING
Beëcdiging van het jongst gekozen lid.
Rapport onderzoek der rekening van 1875.
Suppletoire begrootiug gemeente 1876.
Suppletoire begrooting Weeshuis 1876.
Voordragt van een hulponderwijzer.
Verordening losloopen van honden.
Wijziging verordening ter voorkoming van brand.
Mededeeling van stukken.
Burgemeester en Wethouders der gemeente Helder brengen lei-
kennis van de daarbij belanghebbenden, dat het EERSTE SUPPLE
TOIR KOHIER VAN DEN HOOEDELIJKEN OMSLAG VOOR
HET JAAR 1876, den 11 dezer door hen voorloopig vastgesteld,
en van heden af gedurende de eerstvolgeudc veertien werkdagen,
op de gewone kantooruren, voor een ieder ter Secretarie der
gemeente ter lezing is nedergelegd.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
Helder, STAKMAN BOSSE, Burgemeester,
den 12 Augustus 1876. L. VERHEY, Secretaris.
VII.
10 Augustus.
Amice
Er zijn op 't oogenblik twee kwestiën aan de orde, die heel
wat pennen in beweging en heel wat hoofden op hol gebracht
hebben. Twee kwestiën, die beiden inderdaad zeer belangrijk, zeer
gewichtig zijn, maar die beiden ook zeer geheimzinnig en onoplos
baar schijnen.
Ik bedoel de Kappeyne-kwestie en de Kanaal-kwestie. Ik weet
eigenlijk niet welke van de twee al het meeste hoofdbreken gekost
heeft. Gelukkig begint er in de eerste wat licht te komende
heer Kappeyne is tei;ug in den Haag, heeft een tête-a-tête gehad
met den directeur van 's Konings kabinet en wordt er nu meer
dan ooit door de Haagscbe en andere politieke tinnegieters op
aangezien, dat hij eerstdaags met de samenstelling van een kabinet
belast zal worden. Voorzeker geen gemakkelijk baantje! Maar
ondertusscheu is het gewenschte licht in de Kappeyne-zaak dan
toch ontstoken. Was het met de Kanaal-zaak ook maar zoover
Doch, wat zal ik u zeggen: baggeren blijft het consigne. Verschil
lende bladen deelen beden mede, dat men van plan is de Koning
der Nederlanden den 15den dezer door het Kanaal te laten gaan
en den 19den daaraanvolgende bet schip buiten de haven te
brengen, die tot dusver nog ernstige moeielijkbeden zou opleveren.
Wat de genoemde datums aangaat, ik zal mij thans wel wachten
van ze tegen te spreken of te bevestigen, om de eenvoudige reden
en dit kan ik u op goede gronden verzekeren om de een
voudige reden, dat beide tijdstippen nog van allerlei bijkomende
omstandigheden zijn afhankelijk gemaakt. Ik had mij dan ook
eigenlijk voorgenomen, u ditmaal met de geschiedenis van ons
ramtorenschip niet bezig te houden, ware er niet iets geschied wat
ik reeds lang gevreesd heb: dat die geschiedenis ons niet alleen
veel moeite, veel besogne en heel veel geld zou kosten, maar dat
ze ons bovendien belachelijk zou maken in de oogen van den
vreemdeling. Dat laatste begint helaas allengs een feit te worden,
en het kon ook moeielijk anders. De vele buitenlanders, die tegen
woordig te Scheveningen, Vlissingen en elders dit goede land
onzer inwoning met hunne tegenwoordigheid opluisteren, zijn ook
geen kinderen; ze steken bij hunne komst hier te lande hun oogen
en ooren niet in den zak, maar maken er duchtig gebruik van,
misschien veel beter dan zij het tehuis zouden gedaan hebben. En
nu weten ze zoo nu en dan het goede wel eens te apprecieeren,
dat hun hier of daar in het oog valt, maar in den regel zijn ze
toch dubbel scherp van gezicht voor wat zij meenen bij ons te
moeten afkeuren of wat naar hun oordeel bij hen beter is dan ten
onzent. En het kwade weten ze soms veel gauwer over te brieven
dan het goede!
Zoo nu weer in zake ons fameus ramtorenschip. In een der
drukst gelezen Engelsche bladen, the Globe, vond ik dezer dagen
een beschrijving of liever een beschouwing omtrent den monitor
de Koning der Nederlanden, die waarlijk voor onze reputatie niet
bijzonder vleiend is. Ziehier wat het Brilsche blad, blijkbaar op
grond van locale inlichtingen, goedvindt aan zijn lezers mede te
deelen
Uitgever A. A. BAKKER Cz.
Bureau: MOLENPLEIN Ji°. 163.
HELDER en NIEUWEDIEP, 12 Augustus.
Het is een bekende tijdkorting bij onze vletterlieden
bij hunne gewone bijeenkomsten, om roeipinnen te maken,
of', zoo die niet benoodigd zijn, allerlei stukjes hout, binnen
hun bereik vallende, zóólang puntig af te snijden, totdat
er niets meer overblijft; men vindt dan ook altijd op de
vergaderplaatsen der vletterlieden den grond als bezaaid met
houtsnippers. Hunne messen zijn in den regel uiterst scherp.
Hoe onschuldig ook die bezigheid zij, toch gaf ze gisteren
aanleiding tot eene belangrijke verwonding. Een der vletter
lieden lag op een bank aan het Hoofd, en kortte zich den
tijd met het gewone houtjessnijden; een zijner makkers gaf
hem, uit dartelheid, een klap op den arm; hoezeer de eerste
hem waarschuwde dat zijn mes zeer scherp was, gaf de
ander een tweede en derde klap, maar sloeg bij den laatsten
slag zóó geweldig met zijn hand in liet mes, dat hem
letterlijk een stuk van den bal der hand werd weggenomen.
Na een belangrijk bloedverlies werd hij door een onzer
chirurgen verpleegd.
De in liet derde kwartaal van het vorige jaar bij de
Koninklijke fabriek vaii stoom- en andere werktuigen te
Amsterdam, en bij de firma Christie, Nolet en de Kuijper,
te Delfshaven, in aanbouw gebragte stoomkanonneerbooten
Fret, Das, Sperwer en Bever, zijn dezer dagen opgeleverd.
De Marine is nu in 't bezit van 14 dezer vaartuigen. Van
de 4, die op de begrooting van dit jaar staan uitgetrokken,
zullen, naar men verneemt, de afmetingen zooveel grooter
worden genomen, dat zij geschikt zijn tot het voeren van
kanonnen van 28 cM.
De Staatscourant van den 10 dezer behelst de jaar-
lijksche opgave omtrent de sterkte van den lsten ban der
schutterijen. Blijkens dezen staat was de sterkte van den
eersten ban der dienstdoende schutterijen met inbegrip van
de reserve, op 1 Jan. jl.die der eerste categorie 26,722
man, die der tweede categorie 14,967 man, te zamen
41,696 man. Van dit getal manschappen hebben 10,174,
«Zooals men weet (en op goede gronden kan men die waar
schuwing als voortreffelijk en behartigenswaardig beschouwen) be
hoort iemand, die aanspraak meent te mogen maken op den naam
van verstandig meusch, ingeval hij van plan is een toren op te
richten, zich vooraf neer te zetten en de kosten van dien toren
bouw te berekenen. Die goede méthode schijut echter niet bij het
vervaardigen van schepen in acht te moeten worden genomen, en
anders kan men de lieden, die in Nederland belast zijn met het
bouwen van oorlogschepen, niet langer het recht toekennen van
zich verstandige mannen te noemen. Die lieden hebben een prachtig
oorlpgschip gebouwd, een geduchte ram-monitor, en zij hebben aan
dat vaartuig zelfs den naam van hun Koning gegeven; maar (o
Brit, hoe kastijdt ge ons!) er zit nu ook niet anders op dan dat
de Hollanders nog een zee zullen moeten uitgraven, om daarop
hun schip te laten varen. Nu is deze Koning dér Nederlanden wel
niet zoo buitengewoon groot, dat hij zich niet in den Atlantischen
of den Stillen Oceaan zou kunnen bewegen, maar er bestaat voors
hands voor het ramtorenschip evenveel uitzicht om ooit in die
uitgestrekte zeeën te komen, als wanneer het boven op den berg
Ararat of op den met sneeuw bedekten top van den Mont-Blanc op
stapel gezet was. Voorzeker heeft men in den beginne het plan
gehad om het Kanaal voor zeeschepen, waaraan thans gearbeid
wordt, lang en breed gereed te hebben alvorens het schip afgele
verd kon worden. Maar, treurig genoeg, het Kanaal is op verre na
nog niet bevaarbaar, en het schip wacht reeds geruimen tijd naar
het oogenblik om zee te bouwen. De onmogelijkheid is voorts
gebleken, dat de Koning der Nederlanden in zee zou kunuen komen
langs het oude Kanaal tusschen Amsterdam en den Helder.
Men durft het althans niet te wagen, uit vrees dat het oorlog
schip in dat kanaal zou blijven steken, dewijl op die wijze de
hoofdstad dan van alle communicatie met de omringende steden
zou zijn afgesneden. De Koning is dus van alle kanten ingesloten."
Is het wonder, dat de Engelschman ons uitlacht? Hoor hoe hij
den draak met ons steekt
„Indien de Hollandsche genie-officieren geen middel weten om
het schip te vervormen in een fort., dan is het wel mogelijk dat
dit alles veel hoofdbreken zal bezorgen aan de thans levende Hol
landers niet alleen, maar ook aan de na hen komende beoefenaars
der aardrijkskunde. Immers als deze te eeniger tijd de broksiukken
van dit zeekasteel goed en wel midden tusschen de ruïnes van het
dan half-vergeten Amsterdam mochten ontdekken, zullen zij waar
schijnlijk daaruit opmaken, dat.... op die plek toch water genoeg
moet geweest zijn om zulk eeu reuzenschip te laten varen
Wat dunkt u, amice? Ge ziet, deze vreemdeling spaart ons
niet! Wat zijn alle „Kamper-streken", waarmede wij ons van tijd
tot tijd plegen vroolijk te maken, vergeleken bij dit staaltje van
Hollandsch overleg! O voorzeker, de Engelschm.ra heeft dit met
alle kwaadsprekers gemeen dat hij schromelijk overdrijft. Hij zegt
dat het Kanaal „op verre na" nog niet bevaarbaar is, en dat
weten wij wel beter. Maar dat weten de lezers eu het zijn er
niet weinigen van de Globe niet. Hoe zullen deze kinderen
Albions zich verkneuteren in „the inisfortuue" van „those Dutchmen",
van die nakomelingen der kloeke zeevaarders, die den naam van
Chattam onsterfelijk maakten en eenmaal den trotschen Brit de
wet voorschreveuInderdaad, daar zullen ze nu nog wel eens
meer aan denken.
Als ik zeg dat deze Kanaal-kwestie aan de orde is, dan geldt
Prijs der Advertentiën: Van 1i regels 60 Cents,
elke regel meer 15 Cents.
Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend.
derhalve nagenoeg van het geheel, vroeger, hetzij als
onderofficier of korporaal, hetzij als gewoon soldaat of
milicien, bij het leger gediend.
Op 1 Jan. 1875 bedroeg de sterkte van den eersten ban
der dienstdoende schutterijen: die der eerste categorie 25,921
man, die der tweede categorie 16,198 man, te zamen
42,119 man.
Eene commissie, door den raad van bestuur van het
Kon. instituut van ingenieurs benoemd, heeft de invoering
aangeraden van een grooter steenformaat hier te lande.
Eene commissie uit een 50tal steenfabrikanten heeft daar
tegen bezwaren ingebragt.
De cursus aan de Kon. Militaire academie te Breda
zal aanvangen met 71 kadets, verdeeld als volgt: genie 19,
idem Indië 12, artillerie 21, kavallerie 5, infanterie 7,
idem Indië 7.
De heeren de Jong, de Ruiter Zylker, Wybenga,
Gevers Deynoot en Schepel, leden der Tweede Kamer,
hebben een voorstel ingediend tot het houden van een
onderzoek (enquête) omtrent de volgende vraagpunten:
1. Welke is de gezondheidstoestand van het rundvee in
Nederland, met betrekking tot de besmettelijke longziekte?
2. Welken invloed hebben daarop gehad de werking en
uitvoering der wet van 20 Julij 1870 (Staatsblad No.131),
en der koninklijke besluiten daarop gebaseerd, in verband
met de wetten van 8 Julrj 1874 (Staatsblad No. 98 en 99)?
3. Welke zijn de oorzaken, dat de maatregelen van
overheidswege sedert de invoering van die wetten en be
sluiten genomen, in sommige gewesten en gemeenten gun
stige uitkomsten hebben opgeleverd, terwijl zij elders hunne
werking in meerdere of mindere mate missen.
4. Kunnen er van overheidswege maatregelen worden
genomen, om deze nationale ramp met zoodanig gevolg te
bestrijden, dat zij worde overwonnen of althans zoozeer
gefnuikt, dat de belemmerende bepalingen, die ook den
veehandel en de scheepvaart benadeelen, kunnen worden
opgeheven
In de Memorie van Toelichting tot dit voorstel spreken
de heeren de Jong c. s., na een gezet onderzoek en rijp
dit slechts van zekere kringen. Het gros der burgerij begint er
zich bij neer te leggen. Men gewent aan alles: aan den Atjeh-
oorlog, aan de Ministeriëele crisis en aan de Kanaal-bezwaren.
Het „publiek" dat wil zeggen de lui in de koffijbuizen, op de
omnibussen, in de muziektempels dat publiek spreekt over dat
alles niet meer. Ad rem is tegenwoordig de beweging tegen de
Belgische centen of „hondjes," waaraan Arasterdam ijverig deelneemt,
en die dan ook voor een handelsstad nog al iets beteekent. Men
schijnt hier de waarschuwing van den Minister hoogst ernstig op
te vattenverscheidene handelskantoren en winkels hebben het
vreemde muntstukje voor goed zyu congé gegeven. Ja, zelfs
kleine neringdoenden en rondvenlers van huishoudelijke artikelen
weigeren stellig en beslist, een Brabantsche cent in betaling aan
te nemen. Wat zal men nu met die dingen aanvangen? Geen
nood; daar weet men ih Amsterdam wel raad op. Een boekver-
kooper annonceert dadelijk in de couranten dat bij hem Belgische
centen in betaling kunnen gegeven worden, maar hij vertelt er
niet. bij, dat hij ze slechts tegen de wezenlijke waarde aanneemt eu
niet als Hollandsche centen; is men echter eenmaal in den winkel,
dan wordt om die bijkomende omstandigheid de koop niet gebroken.
Een confrater van dezen zeudt gelqk bericht in de wereld, met
de bijvoeging dat hij dit doet in zijne kwaliteit van „gepatenteerd
geldwisselaar van koperen muntstukken." Ja, sterker nog: dezen
morgen zag ik er een geheel nieuwe soort van negotie van gemaakt
een koopman met een wagen waarop een collectie Nederlandsche
centen lag, verkondigde luidkeels dat, men bij hem „Brabanders"
kon wisselen, voor twaalf Belgen gaf hij tien Hollanders. Of er
rumoer bij wasZoo iets nieuws laat geen Amsterdammer ongezien.
De boekwinkel van den „gepatenteerden geldwisselaar" althans was
heden avond letterlijk belegerd door kooplustigen ennieuws
gierigen. Ik had moeite mij door de menigte heen te werken.
Diezelfde nieuwsgierigen vergapen zich tegenwoordig des avonds
aan de ontzachwekkende verschijning van een twaalftal huzaren,
die doodbedaard en stapvoets hier en daar patrouilleeren. Men
wil de Amsterdammers alvast aan die verschijning gewennen en
j later dit detachement vermeerderen, om in de dagen als de her
innering aan wijlen de kermis bij „het volk" levendig wordt, de
politie te versterken. Want onze stedelijke autoriteiten zien die
naderende dagen nu juist niet met groote kalmte tegemoet. Als
het Amsterdamsche gemeen lastig begint te worden, staat het voor
nietsgeen wonder dus dat men zijn maatregelen neemt. En al
blijven de kennisbezoekers rustig bij het gemis van deze uit
stekende gelegenheid om hun geld te verteereii, ik vrees dat de
tappers en dat slag van volkje niet rustig zullen blijven nu hun
deze uitstekende gelegenheid ontnomen is om hun kas te stijven.
Zij zullen niet nalaten, van hun invloed ten kwade zooveel mogelijk
gebruik te maken. Tegenover zulke lieden baat niets dan de sterke
arm der wet en het is noodzakelijk, dat die met de meeste gestreng-
heid zich doet gelden. Men verwacht intusschen dat de feesten
van „Amstels Mannenkoor" juist in de kermisdagen vallende
j een gewenschte afleiding zullen bieden, en met het oog daarop
zijn die feesten met ongekende vrijgevigheid georganiseerd. Ik
i wil er 't beste van hopen.
j In mijn volgenden hoop ik u over dat alles nadere bijzonderheden
te kunnen mededeelen. Adieu.
t. t.
AMSTELAAR.