Buitenland.
Vele landlieden in 't noorden doen geheele stukken
land, waarop de boekweitbouw mislukt is, omploegen en
bezaaijen met herfstvruchten en winterproducten. De schade
aan de duizenden bunders verdroogde boekweitlanden toe-
gebragt, beloopt vooral in Overijssel en Drenthe, tonnen gouds.
Men schrijft uit Cura^ao, dd. 5 dezer:
«Zr. Ms. stoomschip Kijkduin, dat eerstdaags uit Suriname
verwacht wordt, zal ter slooping worden verkocht.»
Een conflict van nog al ingrijpenden aard en loopende
over niet onbelangrijke sommen, is, naar men meldt, ont
staan tusschen 's lands kas en het vendu-departement te
Padang. Het vendu-departement beweert, zekere gelden te
hebben gestort in 's lands kas en staaft die bewering door
bewijzen, doch de algemeene ontvanger geeft voor, niets te
hebben ontvangen, en verklaart de overgelegde bewijzen
voor valsch. Het conflict heeft voorloopig tot gevolg gehad,
dat de heer A. W. A. Scholte in de uitoefening zijner
betrekking van vendumeester is geschorst.
Döllinger, de nestor der Duitsche professoren, de
oude beroemde theoloog, wiens gehoorzaal vroeger te klein
was om het aantal toehoorders te kunnen bevatten, daar
de studenten van heinde en ver kwamen om hem te hooren,
heeft zich thans genoodzaakt gezien zijne colleges te sluiten,
wegens gebrek aan toehoorders.
Koning Philippus II zond eens in eene galante bui
aan zijne derde gemalin, Anna van Oostenrijk, op een
gouden schotel eene salade met het volgend briefje: «Mijne
hartelijk geliefde vrouw! hiernevens ontvangt gij eene
salade, die ik hoop dat u goed zal smaken. Gij ziet, ik
heb die zelf aangemaakt; moge zij u wel bekomen! Gij
ziet, ik heb voor alles talent, zelfs voor de kookkunst!»
Deze koninklijke salade bestond uitsluitend uit kostbare
edelgesteenten. De topazen moesten de olie beduiden, de
robijnen den azijn, de paarlen en diamanten het zout, de
smaragden de groene blaadjes. De prijs van dit slaatje
werd op 16000 ducaten berekend.
Door sommige Duitsche geneesheeren wordt de aandacht
gevestigd op het gevaar, dat het dragen van sleepjaponnen
door de dames voor hare kinderen oplevert. Zij voeren
toch dikwerf de kleineren met zich aan de hand mede en
deze loopen, door de beweging van den sleep, over den
grond, voortdurend in een stofwolk. Het inademen van
stofdeelen, reeds gevaarlijk voor volwassenen, is dit dubbel
voor kinderen, die bovendien de volle laag uit de eerste
hand te genieten krijgen.
Eksteroogen. Er zijn kleine kwalen in het
menschelijk leven, die, op zichzelf onbeduidend, toch in
staat zijn veel levensgenot te bederven. De eksteroogen,
likdoorns of hoe men ze noemen wil, komen hier in de
eerste plaats in aanmerking. Wee den ongelukkige, die
zich eens ontspannen wil en zich reeds dagen te voren
een feest heeft gemaakt van de heerlijke wandelingen, die
hij in de vrije natuur, over bergen en door dalen maken
wil, als hij met dat nietige vereelte plekje aan de teenen
is voorzien. Tien tegen één, dat hij met laarzen uitgaat,
die een weinigje, o zoo weinig, te naauw zijn, en 't heeft
den schijn of de schoenmaker juist bij dat plekje zich
ingespannen heeft, om de noodige netheid aan de laars te
feven, zonder eenig gevoel voor het leed, dat hij u
erokkent. Ik geloof stellig, dat de schoenmaker geen
hart, of, wil men een humaner opvatting, geen verstand
heeft, om zijn fabrikaat naar den voet in te rigten, althans
niet in Nederland, waar dientengevolge de meeste lijders
aan die kwaal gevonden worden.
Gelukkig dat er zijn, die meer medelijden met de door
eksteroogen geplaagde menschheid hebben. Een medicus,
die niet eens zijn naam voor tijdgenoot en nakomelingschap
heeft willen vereeuwigen, heeft een middel uitgevonden,
dat den armen lijder verademing belooft. Neem, zegt hij,
8 lood gele was, even zooveel gele hars, van gesmolten
schapenvet en ongezouten boter ieder 4 lood, maak het
boven een vuur vloeibaar, roer 't om, giet het goed warm
op twee geklutste eijerdooren, vermeng een en ander goed
en giet het daarna in een kruik of glas met glazen stop,
bind er een papier om en, als men 't gebruiken wil, neme
men met een punt van een mes wat van de zalf, smeer
dit op een stukje katoen ter grootte van de eksteroog en
leg het er op. Reeds na twaalf uur zal men de eksteroog
met een mesje kunnen verwijderen en is men althans voor
geruimeu tijd vrij van pijn. 't Middel is even eenvoudig
als goedkoop en gemakkelijk aan te wenden.
Een nieuwmodische schijndoode. Het hof van assises te
New-York heeft zich thans bezig te houden met een zeer bijzondere
zaak, waarvan de verschillende phases in hooge mate de algemeene
aandacht hebben opgewekt.
Dezer dagen vervoegde de heer James Bollett, agent eener
levensverzekering-maatschappij, zich tot de directie der politie met
het verzoek, dat bevel zou worden gegeven tot het opgraven van
het lijk eener jonge dochter, Louisa Guus genaamd, die den
30 Maarl jl. overleden en den volgenden dag op de begraafplaats
vau Brooklyu ter aarde besteld was. Tot verklaring van dit verzoek
deelde hij mede, dat, een maand geleden, zekere geneesheer, doctor
Uhling genaamd, die in Eldridgestreet No. 160 zijn bureau van
consultatie gevestigd had, eenige bijeenkomsten met hem had gehad,
teneinde een contract van levensverzekering aan te gaan op het
leven van Louisa Guus en wel voor een som van 10,000 dollars, voor
welke verzekering hij de jaarlijksche premiën zou betalen. Genoemde
geneesheer gaf als aanleiding tot dit zijn verlangen te kennen, dat
hij smoorlijk verliefd was op genoemde Louisa, met wie hij dan
ook, gelijk later bleek, zeer vertrouwelijke betrekkingen had aan
geknoopt, en dat hij op het punt stond om met haar te huwen.
Het contract werd onderteekend, en eenige dagen later kwam
dr. Uhling den heer Bollett berigten, dat Louisa was overleden
aan de gevolgen van een aan vrouwen eigen ziekte. De agent der
verzekering-maatschappij meende intusschen in de verklaringen des
genecsheers iets verwards te bespeurenhij drong daarom bij dezen
met verschillende vragen aau, en betrapte hem in diens antwoorden
herhaaldelijk op tegenspraak met zichzelven. Zoo, bijv., noemde
Uhling eerst een drietal geneesheeren, die Louisa zouden verpleegd
hebben, en slechts weinige oogenblikken later verklaarde hij, dat
die geneeskundige de zieke in 't geheel niet gezien hadden. Nadat
ten slotte Uhling zich had aangemeld om het bedrag der verzekering,
10,000 dollars, in ontvangst te nemen, waarvan hij echter geen
cent ontving, was hij eensklaps verdwenen. Bij een daarop te
zijnen huize gedaan onderzoek vond men hem niet tehuis, evenmin
als een oude vrouw, die bij hem inwoonde en voor zijn zuster
doorging.
Er werd bevel gegeven tot het opgraven der lijkkist vau Louisa.
In tegenwoordigheid van geneesheeren, vertegenwoordigers der
verzekering-maatschappij en journalisten, werd overgegaan tot de
opening der kist, waarop zich een zilveren plaatje bevond met het
opschrift: „Louisa Guus, overleden 10 Maart 1874, in den ouder
dom van drie-en-twintig jaren en tien maanden," en, tot algemeene
verbazing, vond men, instede van het lijk dat men dacht te zullen
vinden, een negental baksteeuen, zorgvuldig in oude couranten
gewikkeld.
De politie hervatte haar nasporingen, nu niet alleen naar dr. Uhling,
maar ook naar Louisa Guus, wier overlijden thans op verre na
niet meer zoo zeker scheen als tc voren. Men zocht den aannemer
van begrafenis-plegtigheden op, die bij het in de kist leggen van
het meisje was tegenwoordig geweest., en \roeg hem hoe hij het
raadsel kon oplossen, dat het ligchaam zoo opeens in baksteenen
veranderd was. Hij antwoordde dat hij wel dr. Uhling geholpen
had bij het in de kist leggen van een lijk, maar dat hij daarop de
kist daar aan huis had gelaten en ze eerst den volgenden dag was
komen afhalen voor de ter aarde bestelling, welke overigens ingevolge
een door denzelfdeu dr. Uhling afgegeven certificaat geschiedde.
Vervolgens werd onderzoek gedaan naar de drie geneesheeren,
van wie dr. Uhling gesproken hadeen hunner, dr. Kankrowitz, ver
klaarde eerst na heel veel terughoudendheid, dat hij op verzoek
van dr. Uhling drie visites bij Louisa gedaan en haar toen lijdende
gevonden had aan de gevolgen van abortus, waarna hij had gewei
gerd, haar verder te bezoeken, onder verklaring, dat hij zich met
zoo iets niet wilde inlaten.
Tengevolge van eeuige haar door de buren verstrekte inlichtingen,
keerde de politie nu naar de woning van dr. Uhling terug, die het
gelijkvloers gelegen gedeelte van het huis bewoonde. De agenten
schelden aan een der hoofddeuren, die op een kiertje geopend
werd, doch welke men, zoodra men hen bemerkte, weder trachtte
toe te duwen; een der agenten stak echter terstond zijn stok door
de smalle opening, en slaagde er zoo in, binnen te dringen. Daar
binnen outmoette hij de zoogenaamde zuster van dr. Uhling en
een jonkman, beiden druk bezig met het inpakken van papieren in
een valies; beiden werden in hechtenis genomen, en ten slotte
kwam men van den jonkniau, na hem een weinig beangst te hebben
gemaakt nopens hetgeen er zou kunnen gebeuren als hij de waarheid
niet wilde zeggen, te weten, waar de geneesheer zich ophield.
Men begaf zich naar de aangeduide plaats en vond er dr. Uhliug in
een kast.
Wat men nu echter nog niet wist en wat de gevangenen hals
starrig weigerden mede te deelen, 't was: wat er vau Louisa
geworden was? Evenwel, met behulp van een photograaf, gelukte
het den agent ten slotte, ook Louisa weer uit te vinden, en wel
in een in het hooger gedeelte der stad gelegen huis, waar zij zich
als dienstmaagd verhuurd had.
Door haar kwam men eindelijk tot de oplossing van het raadsel.
Uhling, die eigenlijk ridder von Bagnicky heet en een Oosten
rijker van afkomst is, had Louisa weten te overreden om zich eerst
ziek te houden en daarna voor doode te spelen. Teneinde bij het
bezoek van bovenbedoelden geneesheer, met eenigen schijn van
natuurlijkheid, stuiptrekkingen te kunnen vertoonen, had zij een
stuk zeep in den mond genomen Aangaande het leggen van haar
ligchaam in de kist verklaarde zij, dat de aannemer van begrafenis-
plegtigheden het met den ridder-doctor eens was geweest, en dat
hij voor zijn medehulp in dit geval zijn deel in het bedrag der
verzekering zou hebben gekregen. Eindelijk verhaalde zij de nogal
vermakelijke bijzonderheid, dat zijzelve, in een rijtuig verborgen,
haar eigen lijkstaatsie gevolgd was.
Wat de zoogenaamde zuster van Uhling betreft, zij was niet zijn
zuster, maar zijn wettige vrouwMaria von Baguicky, geboren
von Szent-Ivanicky.
Al de vertooners van dit zonderling drama, de aannemer der
begrafenis-plegtigheden daaronder begrepen, zijn nu verwezen naar
het hof van assises.
Benoemingen, enz.
De 1ste luit. J. Haver Droeze van het 2de reg infanterie, doctor in de
wis- en natuurkunde, instructeur op den hoofdcursus te Maastricht,
wien bij een dezer dagen door Z. M. genomen besluit tijdelijk de
betrekking is opgedragen van leeraar in de scheikunde aan het
Kon. Instituut voor de Marine alhier, is op zijn verzoek op non
activiteit gesteld tot nadere beschikking.
Frankrijk.
Jl. Vrijdag is te Parijs, in de Oranjerie der Tuileriën,
eene tentoonstelling van insecten geopend, 't Is eene
fraaije verzameling van levende en doode insecten en de
tentoonstelling is zeer belangwekkend en leerrijk. De
nuttige en schadelijke insecten zijn elk in eene bijzondere
afdeeling. Onder de nuttige treft men aan zijdewormen,
bijen en de diertjes, die als verfstof of geneesmiddel gebruikt
worden. De schadelijke insecten trekken echter de meeste
aandacht. De colorado-kever, die het op de aardappelen,
en de phylloxera, die het op den wijnstok gemunt heeft,
kan men steeds omringd zien van een aantal nieuwsgierigen;
de insecten, die parasieten zijn van menschen en dieren,
worden tentoongesteld in zoo groote verscheidenheid, dat
de meeste toeschouwers er van schrikken, daar hun de
afschuwelijke rijkdom der schepping in akelige insecten,
die op de menschen azen, onbekend was.
Zekere dame Deveny te Parijs, die voor eenigen tijd
door haar hond werd gebeten, heeft zich zoo bevreesd ge
maakt dat het beest aan dolheid lijdende was, dat zij aan
watervrees is overleden. Bij onderzoek bleek dat de hond
volkomen gezond was. 't Is bekend, dat de onschadelijkste
beet tetanus (eene ziekte waarvan de verschijnselen bijzonder
veel overeenkomst hebben met die van watervrees) ten
gevolge kan hebben.
Uit Plogastel-Saint-Germain, in het departement
Finistère, wordt gemeld, dat zekere aan vlagen van waanzin
lijdende landbouwer aldaar, Louis Cornec genaamd, onlangs,
na alle deuren van zijne woning zorgvuldig van binnen
gesloten en met huisraad versperd te hebben, zijne vrouw
en zijne oudste dochter, een negenjarig meisje, met geweer
schoten afmaakte en vervolgens het huis in brand stak.
Behalve hij zelf zijn nog drie kinderen, een jongen van vijf
en twee meisjes, van acht jaar en van 18 maanden, in de
vlammen omgekomen. Toen men ter hulp schoot, vond
men slechts puinhoopen en verkoolde lijken.
De Gaulois maakt een telegram bekend, door de
Parijsche commissie voor de wereldtentoonstelling te
Philadelphia ontvangen en waarin gemeld wordt, dat in
een der nevengebouwen van die tentoonstelling, dat 10,000
kisten bevatte van exposanten (de Fransche en Amerikaansche
en deels die van de Duitsche, Belgische en Mexicaansche)
een hevige brand is uitgebarsten, die eerst na 6 uren
gebluscht werd. De schade wordt begroot op 200,000 fr.
De kisten moesten weer tot inpakking der goederen dienen,
na afloop der tentoonstelling.
Engeland.
Volgens berigt van de Westkust van Afrika, is de
gezagvoerder van het Fransche schip Dejazet, met producten
van Benin, kort na het vertrek van daar, aan de Afrikaansche
koorts overleden en werden nog 3 man van het volk door
dezelfde ziekte aangetast. De overige 4 man bragten het
schip naar Fernando Po, in de hoop om aldaar genees
kundige hulp te zullen krijgen, doch bij aankomst moest
het schip op order van den gouverneur weder zee kiezen.
Niet in staat zijnde om het anker te ligten of voldoende
zeilen bij te zetten, waren zij gedwongen het anker te laten
slingeren en raakte het schip bij Point St. Isabel vast; na
eenige dagen aldaar aan den grond te hebben gezeten,
gelukte het, het vlot te krijgen en gingen zij naar zee.
Blijkens een ander berigt zouden de Fransche autoriteiten
te Gabon een kanonneerboot hebben uitgezonden om de
Dejazet op te sporen, doch te vergeefs.
Duitschland.
De landbouwers in Pruissen schijnen thans geen gebrek
aan werklieden meer te hebben. Tijdens de buitengewone
bedrijvigheid in de fabrieken waren zeer vele arbeiders van
het platteland naar de steden verhuisd, omdat zij aldaar
bij de industrie meer konden verdienen dan tehuis bij den
veldarbeid. Nu echter in de steden het werk sinds eenigen
tijd aanhoudend is verminderd, zijn zij langzamerhand weer
naar buiten vertrokken. Aldaar bestaat dan ook, zegt de
Nordd. Allg. Zeitung, geen gebrek meer aan werkvolk en
door den grooten toevloed zijn de loonen er aanmerkelijk
gedaald. Nadat het in de laatste jaren dikwijls moeijehjk
was gevallen, tijdens den oogst tegen hoog loon arbeiders
te verkrijgen, bieden er zich ditmaal veel meer aan dan er
gebezigd kunnen worden, en dat wel tegen een loon van
slechts 1 d li mark per dag. Vandaar dan ook, dat er
ditmaal veel minder gebruik wordt gemaakt van maai-
machines, daar het gewone maaijen thans niet duurder komt
dan met de machine. Het trekt ook algemeen de aandacht
dat de werklieden en dienstboden in de boerderijen zich
tegenwoordig veel rustiger en fatsoenlijker gedragen dan
in de laatste jaren het geval was en men ook weinig meer
hoort van wederregtelijke verbrekingen van werkcontracten.
Dat de Pruissische maarschalk von Moltke, de groote
zwijger, eene redevoering houdt, is op zichzelf reeds een
feit 't welk der vermelding waardig is. Maar de speech
door den kundigen krijgsman dezer dagen in de bekende
Saksische industrie-stad Chemnitz gehouden, verdient ook
om andere redenen de aandacht.
Er zijn tijden in het leven der volkeren zeide von
Moltke waarin de hoofdrol schijnt te moeten vervuld
worden door een bepaald deel, eene bepaalde klasse van
de natie. Zes jaren geleden heeft het Duitsche volk een
van die tijdperken doorleefd. Thans leven we wederom in
een tijdperk van strijd, die niet gestreden wordt op bloedige
slagvelden. Het is een strijd des verstands, gestreden met
hetzelfde naburige volk, maar op den vreedzamen grond
van nationale ontwikkeling. Moge ook deze strijd met eene
schitterende overwinning eindigen! Op het oogenblik ben
ik de gast van eene groote industriëele stad, die, in de
voorste gelederen staande, aan dezen strijd deelneemt. Ik
wensch haar den prijs der overwinning toe en ik hoop op
eene duurzame, vrije en krachtige ontwikkeling.
Rusland.
Voortdurend rigten de wolven in dit land eene ontzag
gelijke schade aan. In 1873 werden alleen in het rege-
rings-district Wologda, dat 354,000 vierk. wersten groot is,
niet minder dan 14,000 stuks groot en 35,000 stuks klein
vee door de wolven gedood; in een ander district, Kasan,
dat 56,000 vierk. wersten beslaat en eene bevolking van
1,715,000 zielen telt, doodden de wolven 5000 en 26,000
stuks vee, vertegenwoordigende eene gezamenlijke waarde
van 254,000 roebels. Zelfs in het district Petersburg
hadden de wolven dat jaar voor 64,000 roebels schade
veroorzaakt. Deze ramingen zijn volstrekt niet te hoog,
daar 30 roebels gerekend worden voor elk stuk groot vee
en 4 roebels voor het kleine (kalveren en schapen). In 45
districten, de Baltische provinciën en Polen daarbuiten
gelaten, zijn in één jaar tijds 741,900 stuks vee gedood,
hetgeen voor het geheele land een verlies uitmaakt van
7,500,000 roebels, d. i. meer dan 12 millioen gulden.
Als een staaltje van de kracht en taaiheid der wolven
wordt verhaald, hoe een, die, in een val geraakt, zijn
regter voorpoot verloren had, uit het bosch hinkte, waarin
dit geschied was, en een speen varkentje poogde te rooven,
door eenige jagers achter aan hunne slede gebonden; een
kogel in zijn linkerpoot deed hem afdeinzen, doch belette
niet, dat hij nog 20 wersten ver liep en in zijne vaart
gedood werd. De hoeveelheid voedsel, welke een wolf tot
zich pleegt te nemen, is verbazend. In 2 of 3 uren tijds
kunnen een paar wolven, niet meer dan 50 kilo zwaar,
een half paard van 350 kilo verslinden. Gevaarlijk is de
listigheid, waarmede deze dieren zich weten dood te houden.
Een boer vond een oogenschijnlijk dooden wolf op den
weg liggen, ranselde hem ten overvloede met zijn knuppel
en voerde hem voorts op zijne slede mee om de huid te
verkoopen. Midden in den nacht een gedruisch hoorende,
sprong hij het bed uit en zag het dier levend op eene
tafel staan. Het vloog hem in een ommezien naar de keel,
en toen zijne vrouw, de buren te hulp geroepen hebbende,
terugkeerde, vond zij haren man dood op den grond liggen.