8 HELDERSCHE 1
EN NIËIIWEDIEPEB COURANT.
1876. N°. 111. Vrijdag 15 September. 34 Jaargang.
Binnenland.
„Wij huldigen het goede."
Verschijnt Dingsdag, Donderdag en Zaturdag namiddag.
Abonnementsprijs per kwartaal1.80.
w w w franco per post - 1.65.
Eiken Donderdag vertrekt de mail naar
Oost-Indië. Laatste ligting 's avonds 6 uur.
HELDER en NIEUWEDIEP, 14 September.
Een detachement van 24 mariniers van hier en Amster
dam is aangewezen tot bemanning van het ramtorenschip
Koning der Nederlanden, dat nog bij de Noordzeesluizen ligt.
De 1ste luit.-ingenieur van Heusden is van hier
naar Utrecht verplaatst.
Nu weder is er voor den heer L. F. over de Linden,
alhier, aanleiding om den heer Eelco Verwijs aan te klagen
van inconsekwentie, daar deze thans voor onecht verklaart
hetzelfde Bok, waaromtrent hij in 1867 schreef, dat het
origineele handschrift hem «de echtheid onwederleggelijk
had bewezen,» en dat hij «de echtheid van het origineel
niet meer betwistte.»
Ziehier de levensduur van onze ministers van oorlog,
sedert 29 Nov. 1813 tot op heden:
Baron Bentinck, 1 j. 4 m.Mollerus 3£ m.; jhr. Jans-
sens, 10 m.; graaf van der Goltz, 2j.9m.; Piepers, 7 m.;
graaf d'Auhremé, 7 j. 9 m.; Z. K. H. Prins Frederik der
Nederlanden, 3 j. 6 m.; de Eerens, 3 j. 9 m.; Trip, 5 j.
3 m.; Schuurman, 8 m.; List 7 j. 5 m.; baron Nepveu,
2 m.; Voet, 1 j. 6 m.; jhr. van Spengler, 2 j. 3| m.;
baron Forstner van Darabenoy, 5 j. 5| m.van Meurs, 1
j. 8 m.; jhr. de Casembroot, 2 j. 5m.; Blanken, 4 j. 5 m.;
van den Bosch, 2 j.; van Muiken, 2 j. 7 m.; Booms, 22 d.;
Engelvaart, 1 j.; Delprat, 6 m.; graaf van Limburg Sti-
rum, 1 j. 3 m.; Weitzel, 1 j. 7 m.; Enderlein, 8 m.;
jhr. Klerck, 6 m.
Naar aanleiding van den brand aan boord van het
stoomschip «Madura» wijst dr. L. B., uit 's Hage op een
middel, bij welks aanwending het onmogelijk zou worden,
dat er brand aan boord komt zonder dat de kapitein er
tijdig van verwittigd wordt.
«Laat,» zoo schrijft hij, «in het vertrek van den kapitein
een gewone electrische schel geplaatst worden, zooals die
1.) Emigratie naar de Transvaalsche of Zuid-Afrikaansche
Republiek, door ds. B. de Jongh van Arkel.
Het is eeue waarheid dat, sedert het verblijf van den heer Burgers
in ons vaderland, veler oog met belangstelling is geslagen op de
Zuid-Afrikaansche of Transvaalsche republiek maar het is niet
minder waar, dat vele emigranten zich teleurgesteld zagen bij hunne
aankomst in dat land.
't Is daarom mijne overtuiging, dat elke mededeeling, die strekken
kan om het publiek iets meer in te lichten omtrent dat in vele
opzigten bevoorregt land, en daarbij ook omtrent de kosten en
moeijelijkheden, die men zal hebben te bestrijden, om het te
bereiken, aan sommigen teleurstelling zal kunnen besparen.
Wel gaat dat land eene schoone toekomst te gemoet, en wien
het niet aan goeden wil en bekwaamheid ontbreekt tot het uit
oefenen of beklecden van eenige werkzaamheid of maatschappelijke
betrekking zal later daar gelegenheid vinden om zijne krachten
te gebruiken nu, evenwel, kan dit aan eiken emigrant niet
onvoorwaardelijk worden beloofd. Ook met den besten wil bezield,
zou menigeen zich dan teleurgesteld vinden, wanneer hij er geko
men is I
Vraagt men mij nu: aan welke emigranten heeft de Tranvaalsche
republiek nu behoefte; en wie zullen zich dus, indien ze voor dat
land emigreeren, niet teleurgesteld vinden? dan is miju antwoord
Dat land heeft in de eerste plaats behoefte aan mannen uit de
klasse der ambachtsliedeuen onder hen vooral aan smeden, wagen
makers, timmerlieden, metselaars, leerlooijers, schoen- en zadel
makers. Alom zijn in de Transvaalsche republiek de boeren genood
zaakt (indien zij iets gemaakt of gerepareerd willen hebben, en
daarbij het sélf-help niet kunnen in praktijk brengen) dagreizen af
te leggen, ten einde een smid of wagenmaker te bereiken. Vraag
en aanbod zijn in dit opzigt zoo ongelijk, dat een tamelijk iu zyn
vak bedreven handwerksman van f 10 tot 12 daags verdienen kan.
Op mijne reis van Duiban naar Pretoria, hadden we in den
Oranje-Vrijstaat dageu lang naar een smid uitgezien. Het was
ons namelijk gebleken dat onze paarden, die allen onbeslagen waren,
de nadeelige gevolgen daarvan ondervonden. Bijua aan het einde
van den Vrijstaat, op een halve dagreis afstand van de plaats waar
we de Vaalrivier zijn doorgereden, vonden we eindelijk de ge-
wensehte gelegenheid. Een daar eenzaam bij den weg wonende
smid verrigtle het werk. Bij gebrekkige hulpmiddelen vorderde
hij langzaam en wij waren genoodzaakt een ganschen dag te ver
toeven. Bij de afrekening betaalden wij 3 p. st. of f 9.60 voor
elk paard
Onder de vele Hollanders die ik in Pretoria ontmoette, was er
een, die, hoewel van aanzienlijke familie, het timmermansbedrijf
uitoefende. Hij had, om in zijne behoeften te voorzien, zich gereed
schappen aangekocht, benevens wat timmerhout, en werkte nu
dagelijks van 's morgens 8 tot 's middags 1 uur. Als hij daarna
zijn toilet gemaakt had, verliet hij zijne werkplaats eu rigtte zijne
schreden naar het hotel, waar hij gewoon was zijn middagmaal te
gebruiken. Hij verzekerde mij dat hij, door elkander gerekend,
aan de voorwerpen die hij gemaakt en verkocht had, een p. st.
Uitgever A. A. BAKKER Cz.
Bureau: MOLENPLEIN N°. 163.
tegenwoordig bijna in elk groot woonhuis, logement enz.
gevonden wordt, en laat op het schip een draadgeleiding
gemaakt worden in verband met de schel en een paar gal
vanische elementen. Nu wordt daarmede vereenigd een
soort van groven kwikthermometer, geplaatst in het kolen-
magazijn, en evenzoo op elke andere plaats in het schip,
waar brandgevaar te duchten is. Deze thermometer bevat
in den kwikbol het eene einde der draadgeleiding en in
het bovendeel der buis het andere uiteinde. De toestel is
dan zelfwerkend. Heerscht er namelijk in de ruimte, waar
de thermometer zich bevindt, een normale temperatuur, dan
is de electrische stroom afgebroken; wordt het echter daar
warmer tengevolge der temperatuursverhooging, die elk
begin van brand voorafgaat, dan stijgt de kwik in de
thermometerbuis, de stroom wordt daardoor gesloten; de
electrische schel geraakt in werking en blijft luiden zoo
lang men zelf haar niet in rust brengt. Door meerdere
schellen in het vertrek te plaatsen zou men tevens terstond
te weten komen, welk punt van het schip bedreigd wordt.»
Met genoegen plaatsen wij het artikel betreffende de
Transvaal (zie hieronder), waaraan nog twee vervolgen
worden toegevoegd. Het groote belang, dat wij Nederlanders
hebben bij die nieuwe republiek, deed ons besluiten meer
publiciteit te geven aan deze belangrijke beschouwingen.
We vertrouwen dat andere bladen met de opname ons
voorbeeld zullen volgen; dit ligt ook in de bedoeling van
den schrijvër.
Bedankt voor het beroep naar Andijk door ds. H.
H. Zaalberg, pred. te Varsseveld.
Door het Prov. bestuur van Noordholland is jl. Maandag
aanbesteed: Het herstellen van de terp en den onderbouw
voor eene school en onderwijzerswoning op het eiland
Marken. Minste inschrijver de lieer K. Kriller, te Schoor],
voor f 12,400.
Men schrijft ons van Texel, dd. 13 dezer:
«Het binnenwater in den polder «het Noorden» neemt
sterk toe door den gevallen regen en het niet kunnen spuijen
wegens het hooge buitenwater; bij dezen toestand vreest
men dan ook bij harden wind voor groote schade aan het
nieuwe werk.»
(f 12) daags had verdiend, en hij betaalde toch voor zijn
timmerhout viermaal zooveel dan hij daarvoor in Holland zou
hebben uitgegeven. Zijn werk was goed. In zijn jongensjaren,
zoo vertelde hij mij, had hij op de kostschool het schrijn werkers vak
geleerd. Ik zag in zijne werkplaats eu net afgewerkt tafeltje, dat
mij voorkwam al de eigenschappen te bezitten om als theetafeltje
dienst te doen. Eenige dagen te voren had hij er zoo een verkocht
voor den prijs van vier en een half p. st. (zegge f 54.)
Zeker, waar de heer van Gorcuui sprak over duurte in de
Transvaalsche republiek heeft hij niet overdreven. Integendeel
hij had er veel meer van kunnen zeggenMaar tegenover //duurte,"
staat //groote verdienste," en wij herhalenaan ambachts- en werk
lieden is in de Transvaalsche republiek groote behoefte, en voor
emigranten van die klasse is het vooruitzigt goed.
Dan zal aan eene groote behoefte voor de Transvaalsche republiek
worden voldaan, indien aan de boeren gelegenheid geschonken wordt
tot het doen geven van ouderwijs aan hunne kindereu.
't Is een zegen te noemen dat het den president Burgers gelukt
is een man aan den dienst der republiek te verbinden, als de heer
van Gorcurn, die daar is heengegaan om zijne krachteu te wijden
aan den bloei van het onderwijs. Een schoone roeping voorzeker,
hem opgedragen!
Maar, wanneer wij de kaart van de Transvaalsche republiek voor
ons leggen, en we zien dan een land, verdeeld in 12 districten,
waarvan bijna elk district ons halve vaderland in uitgestrektheid
overtreft, en waar de zoogenaamde hoofdplaatsen (een paar uitzon
deringen daargelaten), moeten onderdoen voor een middelmatig
Geldersch dorpje, dan rijst de vraag bij ons op: //Kan daar,
ook met den besten wil, voldaan wovden aan bovengenoemde
behoefte?" Nemen wij eens aan, dat het den ijverigen heer van
Gorcum gelukken zal al die hoofdplaatsen van degelijke onder
wijzers te voorzien, en daarbij, hier en daar, in elk district deze
en gene zoogenaamde buurt in hetzelfde voorregt te doen deelen
dan blijft verreweg nog het grootste gedeelte der Afrikaansche
jeugd van ouderwijs verstoken! Wij denken hierbij aan kinderen
uit de verspreid wonende boerengezinnen. Waar men toch lieele
of halve dagreizen of slechts uren ver van de school verwijderd
woont, is het wel niet doenlijk om zijne kinderen te doen deelen
in het onderwijs dat daar gegeven wordt!
Nu is mij gebleken dat vele boeren omtrent het onderwijs zeer
onverschillig zijn. Zij kunnen zelf gebrekkig lezen en schrijven, en
het is hunne meening dat voor hunne kindeven niet meer noodig
is te weten. Wanneer ze het zoover gebragt hebben, dat ze als
lidmaten der Hervormde kerk zijn aangenomen, dan is, naar het
gevoelen van vele ouders, het hoogste bereikt
Maar vele boeren denken ook anders en beter, en verlangen in
de gelegenheid gesteld te worden om hunne kinderen behoorlijk
onderwijs te doen geven.
Een Hollander, dien ik in Pretoria ontmoette, en die iu zijne
verwachtingen, om in eene landsbetrekking geplaatst te worden,
was teleurgesteld, deelde mij mede dat hij vele aanbiedingen had
ontvangen, onder anderen eene zeer voordeelige van een boer, die
hem voor den tijd van vijf jaren wilde verbinden tot het geven
van onderwijs aan zijne kinderen.
Prijs der Advertentiën: Van 14 regels 60 Cents,
elke regel meer 15 Cents.
Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend.
Op de tentoonstelling te Hoorn hebben o. a. Texelsche
schapen van den beer P. Bremer, te Texel, den eerste en
tweeden prijs behaald.
Men meldt ons uit Alkmaar, dd. 13 dezer:
«Gisteren avond werd in de Evang. Luth. kerk alhier
de voorbereidende bijeenkomst gehouden voor de algemeene
vergadering der Evangelische Maatschappij, welke heden
alhier heeft plaats gehad. Sprekers waren de heeren
M. A. Gooszen, van Schiedam en P. H. Hugenholtz Jr.,
van Amsterdam.
De algemeene vergadering werd heden voormiddag geo
pend met eene kernachtige rede van den heer F. C. A.
Pantekoek, van Amsterdam. Vervolgens geschiedde mede
deeling omtrent de werkzaamheid van 't hoofdbestuur,
waaruit o. a. bleek, dat het aantal leden sedert een jaar
met 600 vermeerderd en tot 3571 gestegen is. Er werd
besloten, dat in den aanstaanden winter sprekers zullen
worden gezonden naar de nieuw opgerigte departementen,
waaronder Helder werd gerekend, naar ieder dezer depart. 2,
de overige depart. ieder 1, terwijl aan Twisk, Amsterdam,
Leeuwarden, Hoorn en Spanbroek subsidiën voor dit doel
werden verstrekt. Tot leden van 't hoofdbestuur werden
gekozen de heeren J. Hooijkaas Herderscheê en H. J. E.
van Hoorn, predikanten resp. te Nijmegen en te Hoorn,
en de heer J. C. Maris, gepens. officier der art. te Arnhem.
Punten ter bespreking waren: 1Doortastende uitvoering
der Grondwet is in Nederland de aangewezen koninklijke
weg tot wering van het Ultramontanisme; en 2. De Evan
gelische Maatschappij moet zoowel het confessionalisme als
het Ultramontanisme bestrijden. De bespreking van deze
stellingen werd ingeleid respectivelijk door de heeren Hooijkaas
Herderscheê en Hugenholtz.
Eindelijk werd voorgesteld en aangenomen, dat de Maat
schappij zich bij adres zal wenden tot de Volksvertegen
woordiging, waarbij gewezen zal worden op het drijven
der Ultramontaansche partij in ons vaderland.»
Uit Hoorn meldt men dd. 11 dezer:
«De sedert ruim 25 jaren hier ter stede bestaande
Liedertafel Sappho ontving gisteren avond, ter gelegenheid
van een harer gewone zomer-concerten, eene prachtige
mBBB» SSBSSSSSSSSSBSS^BSB^SBBSÊSBSSSBmI
In den regel wordt aan zulke privaatonderwijzers 8 p. st. 's xnaands,
boven kost en inwoning, als hun honorarium uitgekeerd. Voor
jongelieden, wier uitzigten in hun vaderland te wenschen overlaten
en die de noodige wilskracht en het geduld dat van hen zal geëischt
worden bij het onderwijzen van Afrikaansche kinderen, meenen te
bezitten, is dus gelegenheid om in eene groote behoefte te voorzien,
en, bij zuinig beheer, een kapitaal te besparen, dat na verblijf van
eenige jaren voor hen een dubbele waarde zal hebben. De ervaring
toch die zij alsdan in hunnen kring zullen verkregen hebben, gepaard
aan kennis van Afrikaansche toestanden, zal hen in staat stellen,
om met die gelden, op de eene of andere hun dan het verkieselijkst
voorkomende wijze, hunnen weg te banen (1).
Ook is in de Transvaalsche republiek gebrek aan boeren!
't Klinkt zeker vreemd, van een land, dat gedacht wordt bijna
uitsluitend door boeren bevolkt te zijn, het getuigenis te hooren
afleggen: ,/daar is gebrek aau boeren!" En toch naar mijne
bescheidene zienswijze is niets meer waar dan dit.
Wanneer wij bij den naam boer in de eerste plaats denken aan
landbouw, aan het maken van boter eu kaas, en daarbij ook aan
veeteelt, voor zoover de instandhouding van den veestapel en de
handel iu vee dit noodzakelijk maken dan kunnen wij de boeren
der Zuid-Afrikaanschc republieken den naam //boer" iu den eigen
lijken zin des woords niet geven, 't Zijn eigenlijk kleiue herders-
vorsten, die ons doen denken aan den tijd der aartsvaders. Som
migen, vooral in den Vrijstaat, trekken dan ook met hunne talrijke
kudde in den winter van de hoogvlakten (soms 2 a 3 dagreizen
ver) naar hunne winterhoeven. Die hoeven (boerenplaatsen wier
uitgestrektheid doorgaans 3000 bunders of meer bedraagt) aan
kopjes of kranzen (zoo noemt men daar bergruggen) gelegen en
met veelvuldige bergkloven voorzien, geven het vee, dat bij duizend
tallen geteld wordt, nog genoegzaam voedend gras. Op de hoog
vlakten is dan het gras door droogte en nachtvorst verdord.
Die veeboer is in den regel lijdende aan eene traditioneele
luiheid. Wanneer hij 's morgens zijn paard gezadeld en in galop
zijne uitgestrekte weidegronden heeft doorkruist, om hier naar zijne
ossen en koeijen, daar naar zijne schapen en bokken te zien, die
aan de hoede van Kalfers zijn toevertrouwd dan is zijn grootste
vermaak nog een spring- of blesbok te schieten. Met zijn buit
beladen, keert hij dan naar zijne woning terug en legt zich op zyn
rustbank of eigengemaakte (Afrikaansche) kanapé ter neder, om van
de vermoeijenissen van den dag uit te rusten.
Op dien regel zijn natuurlijk uitzonderingen, en gelukkig nemen
die uitzonderingen in aantal toe, maar min of meer kan
dit nog van de meesten worden getuigd.
(I) Een Duitsch onderwijzer, die zich de Hollaudsche taal had
eigen gemaakt, en, na een verblijf van 12 jaren naar Keulen, zijne
geboorteplaats, terugkeerde, deelde mij mede, dat jongelieden die
tevens bij het onderwijzen der kinderen de betrekking van opzigter
over de Kaffers wilden waarnemen, zeer gezocht zijn. Hij kende
jongelieden, die daardoor welvarende veeboeren waren geworden.
Zij ontvangen dan, buiten hun honorarium, 2 schapen (ooijen), die
zij, met de aanteelt daaronder begrepen, langzamerhand tot eene
aanzienlijke kudde zien aangroeijen.