Buitenland. weer kooplieden uit Alkmaar, Purmerend, Nieuwediep, Rotterdam, Zwolle enz. aanwezig, 't Meeste aangekochte werd onmiddellijk ingescheept en zoo naar de bestemmings plaatsen verzonden.» Wegens de hooge prijzen, die verleden jaar voor het kanariezaad betaald zijn en toen zelfs tot f 70 per heet. liepen, hebben dit jaar zeer vele landbouwers dit produkt op hunne landen gezaaidzij zien zich echter zeer teleurgesteld, daar de prijzen thans gemiddeld van f 14 tot f 15 per heet. loopen en de verbouwers nu daardoor zelve groote schade lijden, daar die prijs naauwelijks de kosten dekt. Het kanariezaad wordt in Engeland, te Man chester, bij het fabriceeren van katoen gebezigd. Koningin Isabella is te Madrid aangekomen. Berigten uit Atsjin. Een bij het departement van Koloniën ontvangen tele gram van den gouverneur-generaal van Neêrl. Iudië, dd. 12 dezer, bevat het volgende: «Den 4 dezer is de generaal-majoor Wiggers van Ker- cliem met drie colonnes (het 3de, 12de en 14de bataillon) 'uitgerukt ter bevestiging onzer noord-oostelijke linie. Van Oleh-Karang trokken de troepen, na de versterkte kam pong Toeklad genomen te hebben, naar Lamnjong, dat na nevigen tegenstand bezet werd. Aan onze zijde sneuvelden 7 minderen, terwijl de majoor Ruempol, de luitenants Ver- ploegh en van Driest en 44 minderen gewond werden. Door het ontijdig springen van een granaat werd ook de luitenant-adjudant van Vooren gewond. De eerstvolgende dagen werden besteed tot het aanleggen van eene verster king te Lamnjong en tot het bouwen eener brug ter ver zekering der gemeenschap met Oleh-Karang en Lamprit. Bij het terugdrijven van den in den omtrek talrijken vijand en bij verkenningen sneuvelde één mindere en werden 9 minderen en 8 koelies gewond. Omtrent den algemeenen gezondheidstoestand wordt ge meld, dat zich slechts een enkel cholerageval had voorge daan, doch dat koortsen en buikziekten vermeerderen.» Verslag der verrigtingen van Zr. Ms. zeemagt in de wateren van Atsjin; vervolg. Omtrent het verloren gaan van de barkas van de Aart van Nes, op den 13 Mei, voor de Koeala-Gigieng, werden de volgende bijzonderheden gerapporteerd Bedoeld vaartuig, naar den wal gezonden, in de branding gekomen, werkte zoo zwaar, dat twee der opvarenden over boord sloegen. De vlet daarop ter hulpe snellende, sloeg om in de branding, met het ongelukkig gevolg, dat een der beide opvarenden, de chef der ekwipage, verdronk. Inmiddels dreven én vlet én barkas af in de rigting der vijandelijke benting, die daarop haar vuur opende en de barkas een paar malen trof. Terwijl een gedeelte der bemanning van dat vaartuig, zich te water begeven hebbende, den wal bereikte ouder bescherming van het vuur onzer versterking en van de in middels ter assistentie gezonden sloepen van het stoomschip, mogt het aan de opvarenden dier sloepen met veel moeite gelukken de overigen te redden, met uitzondering van één matroos, die den dood in de golven vond. Intusschen was de barkas gestrand. Onder het vuur des vijands werden de wapenen en de amuuitie daaruit gehaald door een viertal schepelingen, onder bescherming van een officier en een sergeant der bezetting van onze benting, die, ter hulpe gesneld, zich gewapend hadden met geweren uit de barkas. Het mogt echter niet gelukken de barkas vlot te brengen, weshalve zij, om haar niet in 's vijands handen te doen vallen, aangezien het reeds avond geworden was, door ecnige granaatschoten van het stoomschip vernield werd. De vlet werd behouden aan boord terug- gebragt. De drenkelingen werden voorloopig in onze versterking opgenomen. De Sambas vertrok in den avond van den 30 Mei naar de noordkust ter overbrenging van eene opdragt aan den stations- kommandant aldaar, betreffende het aanstaande debarkement der bezettingstroepen te Pedir. Den 2 Junij vertrok de Sambas van Poeloe-Bras, ten einde op de westkust het gedeelte tusschen Atsjin-hoofd en Oedjong-Chellang (zuidhoek Rigas-baai) te bekruisen, doch moest tengevolge van aanhoudend slecht weder en hooge zee terugkeeren. Den 6 Junij ankerde ter reede van Atsjin het Fransche oorlog schip Duchaffaut, kommandant baron L. Alquier, komende van Trinconomale; de officiële bezoeken werden wederkeerig afgelegd. De Bromo verliet in den avond van den 7 Junij de reede van Atsjin, ten einde zijne bestemming naar Java op te volgen, alle gestationeerde schepen aandoende, ten einde zooveel noodig man schappen te verwisselen. Stoombarkas No. 2 werd door genoemd stoomschip naar Java medegenomen. De Sumatra kwam den 9 Junij van Pedir ter reede van Atsjin, missives voor den kommandant der maritime middelen en den militairen en civileu bevelhebber medebrengende. Daar uit genoemde missives bleek, dat in den toestand der bezet ting te Pedir wegens onvoldoende bevestiging van het bezettings terrein en de niet te vertrouwen houding der Pedirezen verbetering diende gebragt te worden, werd de Sumatra aangehouden. Den 11 Junij keerde de Sumatra naar zijne station terug, eene Europesche compagnie, onder bevel van den majoor der infanterie van Teijn, ter versterking van de bezetting te Pedir medenemende. In den avond van den 11 Junij en in den namiddag van den 12 Junij vertrokken het particuliere stoomschip de Semiroe, eene corvée manschappen van de Metalen Kruis aan boord hebbende, en de Sambas mede naar Pedir, ten einde palissaden, balken, planken en andere materialen daarheen over te brengen. Den 12 Junij was de Sambas van Pedir ter reede Atsjin terug gekeerd en vertrok den 13 Junij naar Edi, ten einde eenige inlandsche Vorsten en hoofden naar Atsjin over te voeren, die het verlangen hadden te kennen gegeven om bij den bevelhebber hunne opwachting te maken. De Aart van Nes vertrok den 13 Junij naar Pedir, ter over brenging van depeches aan den stationskommandant der noordkust en van een brief van den militairen en civilen bevelhebber, gerigt aan den Vorst van dat Rijk. Het Fransche oorlogstoomschip Duchaffaut vervolgde den 14 Junij zijne reis naar Singapore. Den 14 Junij keerde de Aart van Nes van Pedir terug, met het berigt, dat daar alles rustig was. De Sambas kwam den 15 Junij van de oostkust terug en ging daarop te Poeloe-Bras den steenkolenvoorraad aanvullen, terwijl de Aart van Nes den 16 Junij naar de Koeala-Gigieng stoomde. Kortelings na het vertrek van de Aart van Nes werd den com mandant der maritime middelen berigt van den wal gezonden, dat de bezetting aan de Koeala-Gigieng in den nacht van den 15 op 16 Junij ernstig door den vijand was aangevallen en in die rigting nog steeds geweer- en geschutvuur gehoord werd. In verband met het verzoek van den militairen en civilen bevel hebber om een oorlogschip derwaarts te zenden, ten einde zich van den stand van zaken te vergewissen, werd de Deli daarheen gedirigeerd. Door de beide alstoen voor de Koeala aanwezige oorlogsbodems werden daarop eenige schoten gedaan om den omtrek van vijanden te zuiveren en daardoor den weg langs het strand voor de com municatie-patrouille veilig te maken. Bij gelegenheid der veijaring van H. M. de Koningin werd door T. Moeda Angkassa, Radja van Pasei, en Nja Bantah, broeder van den Vorst van Edi, vergezeld van den assistent-resident de Schee maker, een bezoek gebragt aan den kommandant der maritime middelen aan boord van het Metulen Kruis, waar genoemde hoofden de groote parade bijwoonden. De Aart van Nes kwam in den avond van den 18 Junij terug van Koeala-Gigieng en ging daarop te Poeloe-Bras den steenkolen- voorraad aanvullen. Den 20 Junij stopte ter reede van Atsjin de Sumatra, komende van Poeloe-Bras, werwaarts door dien bodem gesleept was de Schouwen, bestemd om aldaar de dienst over te nemen van het naar Java ontboden stoomschip Vice-Admiraal Koopman. Na dienstpakketten afgegeven enin ontvangst genomen te hebben, keerde de Sumatra naar hare station (noordkust) terug. De Aart van Nes, in den avond van den 20 Junij van Poeloe- Bras teruggekeerd, vertrok den 21 Junij naar de westkust, terwijl den 23 Junij d. a. v. de Sambas naar Edi stevende, ten einde de vorengemelde hoofden terug tc brengen, met opdragt tevens om op dien togt Pedir aan te doen en T. Moeda Angkassa in de gelegen heid te stellen een bezoek af te leggen bij T. Pakeh. De Vice-Admiraal Koopman, in de Kambalei-baai vervangen door de Schouwen, ankerde den 23 Junij ter reede van Atsjin, om den 25 Junij weder te vertrekken ter opvolging zijner bestemming naar Java en met opdragt Edi aan te doen. De Aart van Nes keerde den 28 Junij van de westkust, alwaar het de blokkade tusschen Atsjin-hoofd en de zuidelijke grens van Pattij had gehandhaafd, terug; te Kloewang werden enkele schepen, onder Engelsche vlag varende, en een Atsjineschc schoener onder Hollandsche vlag aangetroffen, gevisiteerd en in orde bevonden. De Deli kwam den 30 Junij met een gekwetste van de bezetting te Koeala-Gigieng op de reede en keerde na victualie te hebben overgenomen, naar genoemde plaats terug. Den 4 Junij vertrok de Aart van Nes naar de westkust en de Sambas naar Koeala-Gigieng, oin de dienst van de Deli over te nemen, welk schip daarop naar Poeloe-Bras vertrok, ten einde zijnen voorraad steenkolen aan te vullen. STATEN-GENERAAL. Eerste Hamer. 's Konings wederantwoord op het adres van antwoord op de troonrede luidde aldus: „Mijne IleerenIk verzoek u aan de Eerste Kamer mijnen dank over te brengen voor haar adres van antwoord en daarbij aan haar de verzekering te willen geven, dat ik ook nu wederom met genoegen heb ontvangen de betuiging van hare gezindheid, hare belangstelling en haren vaderlandslievenden ijver." Tweede Hamer. Het gewijzigd ontwerp-adres van antwoord op de openingsrede luidt als volgt: „SIRE 1. De Tweede Kamer der Staten-Generaal acht het een groot voorregt, dat Uwe Majesteit, bij het hervatten van de werkzaam heden der Volksvertegenwoordiging, op zooveel goeds heeft kunnen wijzen, alsook weder dit jaar het vaderland ten deel viel. Ook zij is er innig dankbaar voor, dat gewigtige takken van volksbestaan blijven bloeijen en dat zich voortdurend kenteekenen van voortuitgang op stoffelijk gebied vertoonen. Zij vleit zich, dat de voltooijing der groote openbare werken, waarvan Uwe Majesteit gewaagde, zal strekken tot bevordering van handel en scheepvaart, en heeft er zich in verheugd, dat de liefdadigheid der natie, voor gegaan door Uwe Majesteit zelve en de Leden van Haar Huis, de ramp heeft gelenigd, die eenige streken des lands trof. 2. De verzekering was ons aangenaam, dat de betrekkingen met de vreemde Mogendheden steeds van zeer vriendschappelijken aard blijven. 3. Streelend is het voor het vaderlandsch gevoel te vernemen, dat Nederlands kunst, nijverheid en waterbouwkunde op de wereld tentoonstelling in Noord-Amerika met eere worden genoemd. 4. De getuigenis, door Uwe Majesteit aan de zee- en landmagt, zoo hier als in Indië, gegeven, dat zij aan hare gewigtige roeping voldoen en zich met volharding van haren pligt kwijten, zal voor allen, die daartoe behooren, een prikkel te meer zijn om zich dien lof te blijven waardig maken. 5. Met voldoening vernamen wij, dat Uwer Majesteits aandacht op menig groot volksbelang gevestigd blijft. Vooral stellen wij er prijs op, dat het wetsontwerp op het lager onderwijs ons weldra bereike; een onderwerp, welks goede regeling zulk een overwegenden invloed kan uitoefenen op het zedelijk welzijn in de toekomst. 6. Vordert de bevestiging van ons gezag in het noorden van Sumatra nog altijd groote inspanning, wij verheugen ons, dat de toestand der overige Indische gewesten gunstig kan worden genoemd. Tot bestendiging van dien gunstigen toestand zal krachtige voort zetting der groote werken van algemeen nut, op Java voorbereid of der uitvoering nabij, voorzeker bijdragen. Het verdwijnen van de laatste sporen der slavernij onder de inlanders op Sumatra's Westkust mag in meer dan een opzigt al3 eene schrede voorwaarts worden beschouwd. 7. Met Uwe Majesteit hopen wij, dat de welvaart onzer West- Indische koloniën geleidelijk opgebeurd en spoedige oplossing der verwikkelingen met Venezuela, ook ten wille van Curaqao, verkregen worde. 8. Eene gewigtige, veel omvattende taak wacht ons weder in het ingetreden zittingjaar. Moge het ons gegeven zijn die, onder Gods zegen, gelukkig ten einde te brengen Zitting van Maandag 25 September. Uit de rede van den minister van Financiën bij de aanbieding der Staatsbegrooting blijkt, dat de dienst van 1873 is afgesloten met een batig saldo van omstreeks 1£ millioen; de dienst van 1874 idem met circa 6 mil- lioen; de dienst van 1875 levert voorloopig eenig overschot, maar is nog niet afgesloten; die dienst van 1876 is nog loopende. Ofschoon om dien dienst te doen sluiten magtiging was verstrekt tot uitgifte van 9 millioen, 8 ton aan schatkistbilletten, zal het tekort slechts 1 millioen beloopen, ruimschoots te dekken uit het overschot van 1874. De Staatsbegrooting van 1877, die echter na de optreding van een definitief minister van Oorlog zal moeten worden verhoogd, is uitgetrokken op een bedrag van ruim 115^ millioen, met inbegrip van 10 millioen voor spoorwegen en 37£ ton voor de voltooijing van het vestingstelsel. De raming der middelen bedraagt 107 mil lioen. Tot sluiting der begrooting, wordt wederom magtiging gevraagd tot uitgifte van schatkistbilletten tot een bedrag van 8 millioen, 7 ton. Wanneer de progressie der gewone middelen gelijken tred houdt met die van het vorige jaar, dan kan de algemeene opbrengst der middelen over 1877 de raming met 8 mil lioen overtreffen. Voor de nog te wachten buitengewone uitgaven in 1877, zou dau voorziening der buitengewone middelen noodig zijn. Voortgaande met spoorweg-aanleg en vestingbouw en andere groote werken, zullen ten slotte buitengewone middelen onvermijdelijk zijn. De verdere uitgaven voor 1877, vergeleken met 1876, beloopen, na aftrek van verminderingen, 7£ ton, waarin het Departement van Binnenl. Zaken het grootste aandeel heeft. Bij het debat over het adres van antwoord op de troonrede heeft dc heer Casembroot inlichtingen gevraagd over den loop der crisis. De minister van Binnenl. Zaken heeft de mededeeling van de Eerste Kamer nader uiteengezet. Door den heer Kappeyne werd zijnerzijds medegedeeld het adres aan den Koning. Van de opdragt der zamenstelling van een liberaal Kabinet door den Koning was geen sprake geweest. Door den minister werd dit ontkend cn beweerd dat de vraag of de heer Kappeyne casu quo bereid zou zijn de opdragt te aanvaarden, hem op 9 Aug. door den directeur van het Kabinet gedaan. De beraadslaging is daarop gesloten. Heden is de paragraaf onderwijs aan de orde. Benoemingen, enz. Met den laatsten Oct. a. s. worden de 2de luits. bij het korps mariniers A. P. Timmers en L. H. J. L. Vogelvanger, komman- deerende het detachement mariniers, respcctivelijk ingescheept aan boord van het wachtschip alhier en te Hellevoetsluis, ter beschikking gesteld van den kommandant van voorschreven korps en met den 1 Nov. vervangen door de 1ste luits. J. 11. van Wely en W. J. Paehlig. België. Dezer dagen vierde, zoo de Etoile verhaalt, te Brussel een gezin in alle vrolijkheid bruiloft. Het feestmaal liep ten einde, de eene dronk volgde den anderen. De zoon des huizes hield eene fraaije toespraak op zijne zuster en eindigde met zijns vaders bewilliging te vragen tot eene verloving, waarvan hij het geluk zijns levens wachtte. «Nimmer!» viel de vader in, waarop het jonge mensch een pistool uit den zak haalde en zich voor het hoofd schoot. Men stelle zich de algemeene ontsteltenis, de kreten van schrik en verbazing, de in zwijm vallende dames voor! De in allerijl ontboden heelmeester verklaarde gelukkig de wonde voor niet doodelijk. Frankrijk. Het berigt van de XIX Siècle, dat kapitein Mairet op een togt in Nieuw-Caledonië door de wilden gevangen genomen en opgegeten zou zijn, is onwaar. Mairet heeft aan een zijner vrienden te Parijs geschreven, dat zijne expeditie volkomen gelukt is en dat hij zich volmaakt wel bevindt. De heer A. Réville levert in den Temps een uit voerig en uitstekend artikel over de Hollandsche kermissen en in 't bijzonder over de ongeregeldheden te Amsterdam. Hij verklaart de aanvallen van 't gepeupel op het Thor- becke-standbeeld op zijne wijze aldus: «Wat had de arme Thorbecke, die sedert zes jaar dood is, met de afschaffing der kermis te maken? Niets. Maar hij is de groote politieke man van den «regerenden stand,» dat is van de welgestelde burgerij, van de censuskiezers, die het land regeren krachtens eene constitutie, bijna geheel door zijne pogingen tot stand gekomen. Die constitutie is zeer liberaal, maar niet zeer democratisch. Misschien zou het verstandig zijn van de Nederlandsche staatsmannen, indien zij maatregelen namen tegen het opkomen van eene verdeeldheid tusschen de verschillende klassen, die het ergste is van alle oorzaken van wanorde, welke de veilig heid van een land bedreigen.» In den Jardin des Plantes te Parijs is onlangs een Chinesche plant aangekomen, die driemaal daags op ge regelde uren van kleur verandert. Te Parijs is eindelijk, na langdurigen regen, het spreekwoord getrouw zonneschijn gekomen, en wel in die mate, dat men er van een tweeden zomer spreekt. In de Champs Elysées prijken meer dan 60 kastanjeboomen, en in den tuin der Tuileriën al de groote linden met nieuw groen en bloesems. Engelaod. Het zal niemand verwonderen, zegt de Times, dat het gouvernement besloten heeft versterking naar de Kaap de Goede Hoop te zenden. De nederlaag van den President van de Transvaal en zijn inroepen van Engelsche hulp hebben nog wel eenige nadere opheldering noodig; maar. blijkbaar is er een gevaar ontstaan, dat snelle voorziening eischt. Er is grond tot ongerustheid niet alleen voor de Transvaal, maar ook voor de aangrenzende koloniën. Een volledige overwinning op de blanken behaald, kan de Kaffers ligt verleiden tot een algemeenen aanval, die lastig genoeg zou kunnen worden. Tegen zulk een gevaar is het gouvernement verpligt tijdig maatregelen te nemen. Er is dan ook geen grond aan te nemen, dat het zenden van troepen naar de Kaap alleen het gevolg is van het ver langen der bevolking van de Transvaal, om door het Britsche gouvernement beschermd te worden. Wat de boeren eigenlijk verlangen, is nog niet duidelijk, maar zij dienen te weten, dat wanneer Engeland hen moet be schermen, het hen ook moet besturen en o. a. hun voor schrijven, op welken voet zij met de inboorlingen moeten leven. De Britsche heerschappij moet onvoorwaardelijk aangenomen worden. Een correspondent van de Times, die dezer dagen getuige was dat te Ilamilton (Canada) in 24 uren tijds een groot aardappelveld door de Colorado-kever geheel ver nietigd werd, waarschuwt Engeland nogmaals voor dit gevaarlijk insect. Is men niet op zyn hoede, zegt hij, dan zal men het zien gebeuren dat aardappelen even schaars worden als oesters. Doitschland. Dezer dagen is op het kasteel Johannesberg een vat wijn van den oogst van 1861 verkocht. Voor het vat, dat 1400 flesschen inhoudt, is f 56,000 betaald. Wie was

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1876 | | pagina 2