De Schepper is steeds met de boeren verlegen: Als Jan bidt om droogte, bidt Hannes om regen. Een waarheid is het, dat men officieel om regen gebeden heeft, even waar als het is, dat men later regen gekregen heeft, zelfs zóóveel, dat menigeen nu stellig in stilte zucht: Wat krijgen we een regen, méér dan ik verzocht! Och, kregen wij droogte wij zwemmen in 't vocht. Alzoo hebben wij, bij al onzen overvloed, nog niet altijd overvloedige tevredenheid, noch bij de burgers, noch bij de boeren, zelfs niet bij de jagers, die dikwijls, van den vroegen morgen tot den laten avond, door dik en dun moeten trappen, om een enkel haasje of hoogstens een koppel patrijzen magtig te worden. Ledige weitasschen en volle laarzen zijn veelal de buit van onze NimrodszoDen. Dat het genot relatief is, dat bewijst ten klaarste het jagt- vermaak. Telken jare wordt het wild hier schaarscher; en bezat onze klei niet hier en daar eenige boschrijke heerlijkheden, waar de jagt privatief eigendom is, zoodat de hazen daar eene veilige wijkplaats vinden, dan zou reeds geruimen tijd het Betuwsche wildbraad even zeldzaam zijn als vertrouwbare spoorweg-actiën. Onze wilgen- en elzen passen verdwijnen hoe langer hoe meer, en zelfs de prach tige boomgaarden worden minder, terwijl beetwortelvelden en tabaksakkers in dezelfde verhouding toenemen. De oorspronkelijke gesteldheid der Betuwe de bakermat van het Nederlandsche volk gaat hierdoor te loor, want vruchteloos zoekt men thans naar eenige wildernissen, terwijl onze voorvaderen, met de karabijn in de hand, door uitgestrekte bosschen en welig kreupelhout trokken, om het wild op te sporen. Maar niet alleen de bodem, ook de bewoners der Betuwe zelf zijn, wat ligchaamsbouw en type betreft, gansch en al verbasterd. Van den gespierden en forschen Batavier is geen spoor meer te vinden en ook is het dikbuikig en vierkant boeren geslacht der vorige eeuw nagenoeg uitgestorven. Hier leeft en beweegt zich thans het bloedarm en bleek geslacht der negentiende eeuw, dat het deerlijk misgelden moet, dat onze grootvaders en grootmoeders zich bij de minste onge steldheid een dosis bloed lieten ontnemen. Zóó worden wij tot in het derde en vierde gelid gestraft. Het lancet doet bij den geneesheer weinig diensten meer, maar staalpillen eijeren, bouillon en biefstuk behooren tegenwoordig tot de hoofdingrediënten der huisapotheek. In onze eeuw staat men verbaasd, als men een wapenrusting ziet van ons voor geslacht; waarlijk, men zou er nu bijna een klein gezin in huisvesten; en de zwaarden, waarmede onze voormalige scherpregters zoo handig een booswicht naar de andere wereld konden helpen, zijn voor onze spillebeenige zoontjes onoptilbaar. Onwillekeurig legt men zich, bij deze over denkingen, de vraag voor: wat zal de toekomst baren? Ja, zorgwekkend is zij wel eenigszins, want als die achteruitgang in afmeting en kracht reeds merkbaar wordt bij de buitenlui, dan zal dit zonder twijfel nog sterker bij de stedelingen te bespeuren zijn. In het algemeen^ beschouwd toch, heeft zich het zedenbederf bij den stedeman sterker ontwikkeld dan bij den dorper. Het is daarenboven een groot gebrek van onzen tijd, dat men de jeugd te veel en te lang aan de schoolbanken kluistert en zelfs in de zoogenaamde vrije uren nog zooveel werk opdraagt, dat er voor de ligchame- lijke beweging schier geen tijd overschiet. En welk nut zullen onze kinderen hebben van een hoofd vol geleerdheid, als zij daarbij een ziekelijk en kwijnend ligchaam ronddragen? Lucht en beweging zijn de groote factoren, die, naast goede voeding, der jeugd een gezond en veerkrachtig gestel bezorgen. Desniettemin wordt de gymnastiek over het algemeen beschouwd als een des noods misbaar appendix der opvoeding; naar onze meening evenwel moest gymnas tiek bovenaan staan bij de vele vakken, die men tegen woordig op de hoogere burgerscholen beoefenen moet. Zooal geen Spartanen, men zou ten minste daardoor een physiek krachtiger menschdom in het leven roepen. Men zal ons welligt voor pessimisten houden, als wij de vruchten der beschaving soms wrang noemen. En toch zijn die vruchten niet altijd gezond en smakelijk. Het heden- daagsche geslacht, dat met kunst- en vliegwerk op de been moet gehouden worden, dat zich, voorzien van voetzakken, in reisdekens wikkelt, om zich door het stoommonster dezer eeuw naar alle hoeken van de wereld te laten voeren, is vooral niet gelukkiger dan de meer geharde voorzaat, die, zonder buitengewone voorzorgen tegen koude en togt, zijn reis op een bolderwagen deed. Yan het stoommonster gesproken binnen weinige jaren zal welligt ook deze streek in het voorregt deelen, ruim schoots met sporen te zijn gezegend. Eerlang zal het snuivende en dampende stoomros ook door onze wei- en bouwlanden vliegen en de boeren kunnen dan gerust eenige pleizierpaardjes afschaffen. Tot heden stiefmoederlijk be deeld, zullen ook wij eindelijk in de heerlijke voorregten der beschaafde wereld gaan deelen. Dan, gemoderniseerd van top tot teen, zal de Betuwe de laatste sporen ver liezen die ons nog vertellen, dat zij het land der Batavieren was. Na verloop van een vierde eeuw zal de traditie gewagen, dat de Betuwe bevatte sterke boeren, die voor dag en dauw reeds in het veld waren; lijvige boerinnen, die, bij het opgaan van de zon, eigenhandig de karn in beweging bragten; krachtige boerenzoons, die, in het bom bazijn gestoken, van den morgen tot den avond achter den ploeg liepen; eindelijk frissche en fleurige boerendochters, die, bij het eerste gekraai van den haan, in jak en rok gekleed, met het juk op schouder weiwaarts togen. Meiden en knechten, in den regel van slecht allooi, doen nu al dat werk, en de kinderen des huizes geven borduur raam en romans, karwats en rijpaard vrij wat aangenamer bezigheid. En dit noemen wij een goed teeken, want het bewijst, dat men zich die luxe veroorloven mag. Het is een uit vloeisel der welvaart, die toeneemt in weerwil van alle slechte beursspeculatiën der laatste tijden. En gelukkig ontmoet men bij die financiëele welvaart ook vermeerdering van kennis, ontwikkeling en verlichting. Het geloof aan heksen en spoken treft men bij het meerendeel der Betu- wenaren niet meer aanStoep, een voornaam spook in onze boerenwereld, verschijnt hoe langer hoe zeldzamer, en nooit anders dan bij deze of gene bewoners van een achterbuurt; en dorpelingen, die kiespijn hebben, loopen nu ook eerder naar den doctor dan naar een wonderman, die met wat hocus pocus de pijn bezweren kan. Zeker, het zal lang zamerhand wel goed worden hier buiten!» Te Doesborgh zaten de hoogbejaarde, algemeen ge achte heer T. en echtgenoote rustig bij elkaar, toen de heer T., voor een gedeelte van zijn gezigt beroofd, bij het opstaan ongelukkig te veel op de tafel leunde, zoodat de brandende lamp zijne hoogbejaarde echtgenoote op den schoot viel. Oogenblikkelijk stond de oude dame in lichte- laaije vlam. Hoe spoedig er ook op 't geroep der dienst bode hulp opdaagde en zij in matten en jassen gewikkeld werd, is toch haar geheele ligchaam niet alleen gebrand, maar letterlijk verbrand, zoodat men het ergste vreest. Te Doetinchem woedde jl. Dingsdag middag, omstreeks 12 ure, een zware onweersbui, vergezeld van hagel. Er vielen hagelsteenen van i hectogram. De schade aan glas is meer dan f 3000; boomvruchten, alsmede kool en andijvie, enz. zijn geheel verloren. De regtbank te Deventer heeft regtsingang verleend tegen een landbouwer en zijnen knecht te Diepenveen, ter zake dat zij op 18 Sept. een löjarigen knaap, bij bedoelden landbouwer in dienst, terwijl hij 's avonds bij den haard zat te slapen, eene vette prop papier op het hoofd gelegd en die aangestoken hebben, tengevolge waarvan de jongen eene belangrijke brandwond bekwam. Het feit, door de beklaagden bekend, heet zonder kwade bedoeling gepleegd te zijn. In den tijd van drie jaren heeft de bles La Vitesse, van den heer J. Smit, te Dubbeldam, f 4255 aan prijzen en premiën gewonnen. Het kostbare dier is onlangs ongesteld geworden, doch neemt nu weder merkbaar in beterschap toe. Een inwoner van Workum heeft drie kevers gevonden, waarin hij den Colorado-kever meende te herkennen. De verdachte dieren zijn aan een deskundige opgezonden. Jl. Donderdag avond werd de nieuwbenoemde secre taris der gemeente Workum in eene zitting van den gemeenteraad aldaar geïnstalleerd. Met belangstelling werd door de leden van den raad en door het talrijk opgekomen publiek geluisterd naar eene ingekomen missive van Gedep. Staten, inhoudende een extract uit het strafregister van den benoemde, vroeger korporaal bij het leger in Atsjin en als zoodanig gedegradeerd. Gedep. Staten gaven daarbij te kennen, dat, daargelaten de vraag of de benoeming verstandig kon heeten, onder de zestig opgemelde straffen geene voorkwam, die het verlies van burgerschapsregten tengevolge had, en dat dus de benoeming niet kon gedésap- probeerd worden. Na de installatie werd de beëedigde secretaris door zijn zes geestverwanten in den raad gefeli citeerd; vier leden bleven zitten, terwijl één lid de verga dering verlaten had. In aansluiting aan een kort referaat van dr. Ali Cohen's artikel over de parelziekte bij het rundvee, deelt dr. H. W. Heckman in een der bladen eenige belangrijke zaken mede over die dikwijls voorkomende ziekte, liij zegt o. a. (en dit is van algemeen belang)«Het vleesch van parelzuchtige koeijen mag onder geene omstandigheden in raauwen toestand gebruikt worden, ja zelfs is het koken van 't vleesch geen voldoende waarborg, dat het daarin vervatte gif vernietigd wordt, omdat vleesch een slechte warmtegeleider is en van binnen door koken niet steeds die hooge temperatuur ontwikkeld wordt, waardoor het gif zou kunnen worden vernietigd.» Schrijver zegt ver volgens: «Een streng toezigt van regeringswege is in dezen noodig. Vooral niet minder dan de trichinenziekte in Duitschland, eischt de parelziekte bij het rundvee dergelijke maatregelen.» Eindelijk hebben de landbouwers in Amerika een helper in het dooden van de aardappelkevers gevonden, namelijk de paauw. Deze vogel verteert, indien hij in een aardappelveld aan zich zei ven wordt overgelaten, ontzettende hoeveelheden dezer kevers. Mr. David Metz, in Whitemarsh township, die verleden jaar de voorkeur van de paauwen voor het eten van aardappelkevers waarnam, heeft zich nu 3 zulke vogels aangeschaft 1 haan en 2 hennen, en dezen houden thans zijn aardappelen geheel vrij van deze insecten. De paauwen loopen des daags 5 tot 6maal door het veld en vreten telkens groote hoeveelheden van deze insecten. Mr. Metz zegt dat op zijn veld geen kevers meer te zien zijn, terwijl zijne buren, die geene paauwen bezitten, bijna geen raad weten, zoo vol als hunne aardappelplanten met kevers bedekt zijn. Keizer Alexander heeft aan Prins Milan geseind, dat hij peter wilde worden over den jonggeboren Prins. De heer Kartoff zal den Keizer bij den doop vertegenwoordigen. 270,000 personen bezochten jl. Zaturdag de tentoon stelling te Philadelphia, waarvan 257,286 betaalden. Berigten uit Atsjin. Blijkens een bij het departement van Koloniën ontvangen telegram van den gouverneur-generaal van Nederl.-Indië, heeft de generaal-majoor Wiggers van Kerchem den 18 Sept. het navolgende uit Atsjin berigt: Van 13 tot 17 Sept. waren de troepen bij Passar- Koeroeng—Tjoet bezig met het bouwen van bruggen, het maken van versterkingen en het openen van de gemeenschap met Lamprit. Een patrouille van 20 man, onder bevel van den kapitein Nuijsink, is slaags geweest met den vijand, die op de vlugt gejaagd werd en 14 dooden achterliet. De genoemde kapitein werd, zwaar gewond, door den flankeur Keukenbrink, hoewel deze zelf gewond was, buiten het gevecht gedragen. Overigens werden nog 4 mindere militairen gewond. Binnen Kotta Radja kwamen vele koortsen en buikziekten en een enkel cholerageval voor. Bij de agerende troepen was de gezondheidstoestand redelijk, de stemming uitmuntend. Voortdurend had men storm en hevigen regen. Verslag der verrigtingen van Zr. Ms. zeemagt in de wateren van Atsjin; vervolg. Station der Noordkust. Omtrent de verrigtingen der aldaar ge stationeerde oorlogsbodems gedurende de maand Mei werd het navolgende gerapporteerd De Citadel van Antwerpen, gekommandcerd door den stations- kommaiulant, vertoefde hoofdzakelijk óf op de reede van Gigieng óf te Pedir. De Sumatra was belast met de bewaking van het oostelijk ge deelte van de station, en wel voornamelijk van dat gedeelte van het kruisgebied, behoorende tot Sambelaugan. Een praauw, voor zien van een valschen pas en bij nader onderzoek blijkende afkomstig te zijn van Telok-Semawe, werd den 1 Mei aangehouden en prijs verklaard, zijnde voldingend bewezen, dat zij, ondanks de blokkade, eene lading pinang had ingenomen te Sambelangan. Naar aanleiding van het ontvangen berigt, dat de super-earga van het onder Engelsehe vlag varende stoomschip Batara Bayon tree door den Vorst van Pasaugan gevangen werd gehouden, op grond dat hij eene door een der oorlogschepen buitgemaakte lading pinang zou hebben opgekocht, werd de Sumatra derwaarts gedirigeerd met den controleur van Heukelum. Het resultaat van de bij den Vorst ingediende vertoogen was de invrijheidstelling van den super-earga. De Schouwen deed gedurende het eerste gedeelte der maand Mei de dienst op de reeden van Endjoeng en Ayer-Laboe, terwijl gedurende het overige gedeelte die bodem benuttigd werd tot het bewerkstelligen eener naauwkeurige opneming van het gedeelte der Pedirsche kust, begrensd door de Koeala's Seglie en Baugala. Aan de lliouw was opgedragen de bewuking van het kruisgebied, voorheen bezet door de Schouwen, en wel hoofdzakelijk Mordoe en het westelijk gedeelte van Sambelangan. De Palembaug deed dienst in het westelijk gedeelte van de station, voornamelijk ter bewaking van de kust bewesten Batoe Poetih. Den 8 Mei werd voor de baai van Kruug-Rijah eene praauw buitgemaakt. Aangezien op de daarop afgezonden sloep eenige schoten van den wal gelost waren, werden de nabij het strand gelegen huizen ver brand en alle daar aangetroffen kleine visschcrsvaartuigen vernield. Te eerder werd tot de vernieling dier woningen overgegaan om dat hare ligging aan den weg ze bij uitnemendheid geschikt maakte om eventuëel daarbinnen te smokkelen goederen en levensbehoeften van daar naar het binnenland te vervoeren. Tusschen den 12 en den IS Mei werden des nachts door de op brandwacht liggende sloepen nog 4 praauwen vermeesterd. Station der Oostkust. De Merapi, gekommandeerd door den statiouskommandant, vertoefde ter reede Edi tot den 7 Mei, op welken datum het naar Aracoendocr vertrok. Den 16 Mei naar Edi teruggekeerd, verbleef de Merapi aldaar het overige gedeelte der maand. De Timor, in het begin der maand Mei gestationeerd voor de Aracoendoer, nam gedurende de afwezigheid van de Merapi de dienst ter reede van Edi waar. Den 17 Junij naar Perlak vertrokken met de beide assistent residenten, ter beëindiging van eenige aldaar gerezen geschillen, keerde dat stoomschip den 25 Mei ter reede van Edi terug en verliet die weder den 26 Mei met bestemming naar Padawa-besaar, in verband met daar uitgebroken onlusten, die door het civiel bestuur beëindigd werden. De Amboina vertoefde gedurende de maand Mei hoofdzakelijk voor Simpang-Olim, wordende het verblijf van de Amboina aldaar benuttigd tot het verzamelen van meerdere gegevens omtrent het stroomgebied der verschillende rivieren. De Bommelerwaard, tol den 4 Mei geposteerd voor de Djamboe- Ajer-rivier, verving den o Mei d. a. v. de Timor voor de Aracoendoer, van waar het naar Soengei .Toe gedirigeerd werd, ten einde te trachten de landing te beletten van het hoofd van Tandjong- Temantoh, Toekoe Paija, die volgens ingekomen berigten, zou beproeven daar ter plaatse aau land te komen. Intusschen bleek later dat genoemd hoofd bij Tamiang geland was. Het berigt hiervan te Edi overgebragt hebbende, keerde de Bommelerwaard den 16 Mei naar de station Aracoendoer terug. De gouvernements-stoomer Boni bleef tot den 10 Mei geposteerd op de Aracoendoer-rivier. Op dien post vervangen door den gouvernements-stoomer Barito, vertrok de Boni den 18 Mei d. a. v. van Edi naar Singapore, om aldaar de noodige herstellingen te ondergaan, wordende die togt benuttigd om de beide gewapende booten No. 12 en 22 naar hare bestemmingsplaats, respectivelijk Bangkalis en Riouw, te slepen. De gouvernements-stoomer Siak bleef gestationeerd voor de monding der Simpang-Olim-rivier, wordende gedurende den nacht eene gewapende sloep op brandwacht gelegd voor den zoogenaamden viersprong. De verschillende rivieren werden aanhoudend bezocht door de sloepen van de Siak, somwijlen in vereeniging met die van het buitenliggende oorlogschip. De beide hooger gemelde gewapende booten door twee andere vervangen zijnde, bleven twee dier vaartuigen gestationeerd in de Djoeloh: ccn in de Aracoendoer- en één in de Edi-rivier. STATEN-GENERAAL. Tweede Kamer. Op de Staatsbegrooting voor 1877 zijn de grootste sommen uit getrokken: voor de aansluiting te Amsterdam (f 1,569,000), voor de brug te Nijmegen (f 1,380,000), voor die bij Arnhem (f 825,000), voor de werken te Rotterdam (f 838,900), voor de lijn Arnhem Nijmegen (f 740,000). Wat de nieuwe lijnen betreft, is uitgetrokken Lijn ZwolleAlmelof 584,000 AmersfoortNijmegen 250,000 DordrechtEist220,000 NijmegenYenlo 220,000 w ZaandamEnkhuizen 100,000 StavorenLeeuwarden memorie. Rotterdam—Hoek van Holland Zutphen's Bosch Brug bij Reenen150,000 i, Heumen180,000 ,i Baanhoek (Merwede) 100,000 Te zamen is de begrooting geraamd op f 10,020,000, waarvan f 20,000 overig is uit vorige diensten, en 10 millioen op de Staats begrooting voor 1877 gebragt. Benoemingen, enz. Tot ridder in de orde van den Nederlandschen Leeuw is benoemd de heer M. van der Lugt Melsert, kapt.-komm. der dd. schutterij te Brielle. De luit. ter zee 2de kl. I. Lagaaij, laatst behoord hebbende tot de zeemagt in de wateren van Cura^ao en den 21 Sept. van daar teruggekomen, is met dien datum op non-activiteit gesteld.

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1876 | | pagina 2