Buitenland.
Gemeenteraad van Texel.
De adressen aan den minister van Justitie betreffende
de jongste ongeregeldheden te Amsterdam zijn gesteld in
handen van den burgemeester om advies. Naar aanleiding
daarvan zijn alle onderteekenaren opgeroepen om aan het
hoofd bureel van politie te komen vertellen wat zij weten.
De commissaris van politie Doesburgh is met het onder
zoek belast. (H.)
Ofschoon men er reeds in geslaagd is, het in het
Oosterdok te Amsterdam omgeslagen schip Willemina
Clara gedeeltelijk weder op te rigten, is men nu op een
nieuwen toestel wachtende om er den laatsten stoot aan
te geven. De Willemina Clara lag reeds geruimen tijd
in het Oosterdok en zou in publieke veiling verkocht
worden.
Jl. Zaturdag middag is te Amsterdam wederom een
steiger ingestort; ditmaal voor een buis op de Lindengracht.
Twee werklieden zijn ernstig gekwetst.
Voor het den 5 en 6 dezer te Haarlem gehouden
examen voor hoofdonderwijzer hadden zich aangemeld 17
candidaten, waarvan zich 1 heeft teruggetrokken7 werden
afgewezen en 9 toegelaten, te weten: de heeren T. W. Fock,
te Purmerend, G. Veenman, te Medemblik, A. Jekel, te
Obdam, L. Marks, te Amsterdam, M. de Jong, te Zwaag,
J. Vis, te Nieuwe-Niedorp, J. J. Corbijn, te Warmenhuizen,
H. J. Visscher en K. H. Jung, te Haarlem.
Bij het openen zijner lessen heeft prof. Vissering te
Leiden aan zijne leerlingen medegedeeld, dat de wet op het
hooger onderwijs waarschijnlijk met 1 September 1877 in
werking zal treden.
Jl. Zaturdag morgen had te Gorinchem de aanbesteding
plaats van het verbeteren van de werken bij Vuren, 3de of
laatste gedeelte, onder het beheer der genie aldaar; de
kosten waren geraamd op f 456,000. Er waren 4 inschrij vings-
billetten ingekomen; de laagste inschrijver was D. Volker,
te Dordrecht, voor f 422,000.
Iemand, die voor eenigen tijd uit Heerenveen naar
Amerika is vertrokken, heeft een Colorado-kever over
gezonden in den brief. Hij schrijft daarbij het volgende:
«Hiernevens zendt ik u een exemplaar toe van den in
Holland en Europa zoo gevreesden Colorado-kever of den
aardappelverslinder. Hier is hij plentywel is hij schadelijk
voor de aardappelplant, doch het is niet zoo erg als zij er
in Europa geschreeuw over maken.
Berigten uit Atsjin.
Blijkens een bij het departement van Koloniën ontvangen
telegram van den gouverneur-generaal van Ned.-Indië,
dd. 2 Oct., heeft de generaal-majoor Wiggers van Kerchem
den 27 Sept. jl. het navolgende uit Atsjin berigt:
«Den 25 Sept. werd de versterking te Silang voltooid
en bezet.
Den 29sten werd, langs den weg van Blang-Pandjang,
opgerukt naar Pradjoe. Men ondervond hevigen tegenstand
en trof een aantal versterkingen aan; 22 stukken geschut
en een voorraad ammunitie vielen in onze handen; de
vijand liet 35 dooden achter; aan onze zijde sneuvelde
1 mindere militair en werden gewond de 1ste luitenant
Smith en 7 minderen. Eene versterking wordt opgerigt op
1200 meters zuidoostelijk van Kwalla Gighen.
De gezondheidstoestand was goed en de weersgesteldheid
gunstig; de stemming der troepen uitmuntend.
leeren tennen. Voor liefhebbers van imposante tooneelen staat
het Theatre Tivoli open: het drama „De waanzinnige" met een
voorspel „De waarzegster", samen zes bedrijven, voor zestig cents,
zal deze liefhebbers vast wel aantrekken. In het. Paleis voor
Volksvlijt zag ik tot dusver niet veel nieuws; het komt mij voor
dat nu de Vries ter ziele is en Grootveld aan den Stadsschouwburg
is verbonden, de hand gemist wordt die eertijds het bezoek van
de „ijzeren hal" telleen avond aanlokkelijk wist te maken. Het
ballet De Reis naar de Maan, dat men er tegenwoordig geeft, is
echter niet onaardig en nog altijd keurig gemonteerd. Bezoekers
van Amsterdam, die nog verzuimden de tentoonstelling van Amster-
damsche oudheden te gaan zien, raad ik ten sterkste aan, zich
daarmede thans te haasten; aanstaanden Zondag is de laatste
dag dat de expositie geopend blijft en dan keert de geheele merk
waardige en schitterende collectie weder terug naar de museums en
particuliere verzamelingen, waaruit ze is te voorschijn gebracht.
Onze Burgemeester, die in het buitenland aan eene lichte onge
steldheid geleden heeft, waarschijnlijk het gevolg zijner jongste
emoties, is weder hersteld in ons midden teruggekeerd. Bij wijze
van welkomstgroet vond hij de verzoekschriften om onderzoek
betreffende de laatste onlusten, hem ter fine van pre-advies door
den Minister vau Justitie toegezonden. Ik vrees dat de Burge
meester er weer van zal instorten. Al de onderteekenaars dezer
verzoekschriften worden nu door een commissaris van politie iu
verhoor genomen, om inlichtingen te verstrekken.
Om te eindigen een kleine anecdote.
In zekere groote stad van zeker klein land legde men zich in
den laatsten tijd toe op verfraaiing der pleinen. Veel van die
open ruimten had men er niet, maar die er waren, wilde men toch
zoo fraai mogelijk maken. Hier verrees een standbeeld, daar legde
men sierlijke gazons en bloemperken aan; maar vlak bij een dei-
hoofdkerken was een plein, dat het oog nog geen rustpunt aanbood.
Het was gelegen in een zeer respectabele buurt en eenmaal is
er zelfs sprake van geweest op dat plein een monument te doen
verrijzen voor den grootsten Staatman van het kleine land. Het
kwam er niet; enfin!
Nu staat er iets anders, midden op het plein, tusschen de kerk
en de respectabele huizen der respectabele geburen.
Een ander monument? vraagt ge.
Neen.
Een fontein voor den dorstige? Een rustige voorde vermoeiden?
Neen, zeg ik u. Maar gij zijt toch op weg. De vaderlijke zorg
van het bestuur der groote stad had wel geen deernis met den
dorstige, bood den moede wel geen rustplaats, maar voorzag toch
in eene andere pijnlijke behoefte en zette op een goeden dag midden
op het respectabele plein een kolossale
Ah, fi donc!
Daar zweeft u een leelijk woord op de lippen! Iets heel ergs?....
Ja wel, dat is het!
Iets naders over die groote stad en de vaderlijke zorg van haar
bestuur hoort gij bij gelegenheid wel eens van
Uw Vriend
AMSTELAAAR.
liet Lager Onderwijs ten pintten lande.
(In ff e zond en.)
(Vervolg).
Ziet, nu is schrijver eindelijk gekomen tot datgene, waarover
hij voornemens was iets te zeggen. Hij wenschte iels te zeggen
om den stand van het Lager Onderwijs op de scholen ten platte
lande te verheffen.
In het begin van dit jaar heeft het adressen van adhaesie aan
het voorstel Moens, gericht aan onze Volksvertegenwoordiging,
geregend. Uit volle overtuiging heeft ook schrijver één dier adressen
geteekend. Zal het voorstel Moens tot wet worden verheven?
Zal het wet worden na de wijzigingen door den voorsteller in zijn
voorstel gebragt? Schrijver vreest, dat het een dood geboren
kind zal worden. In de pas uitgesproken Troonrede worden
ons ten aanzien van het Lager Onderwijs beloften gegeven;
zullen die wet worden, zullen ze ons bevredigen? Niémand die
deze vragen beantwoorden kan. Maar al komt het voorstel Moens
niet eens in behandeling en al worden de beloofde wijzigingen
door de Tweede Kamer afgestemd, schrijver meent, dat: zoo de
Lands-Regering kleine wijzigingen in de bestaande wet van 1857
brengt, en de Gedeputeerde en Plaatselijke Besturen wat meer en
beter de punten op de i's zetten, de bestaande wet op het Lager
Onderwijs nog rijken zegen voor ons maatschappelijk leven kan
aanbrengen.
Wat werkt op het platte land hoogst uadeelig voor het Lager
Onderwijs? In de eerste plaats de Schoolcommissicn, waarvan, mag er
niet altijd van gezegd worden, dat ze geen hart voor het Lager
Onderwijs hebben, wel gezegd mag worden dat zij het niet kunnen
beoordeelen.
Wie maken in gemeenten met zeven raadsleden de Plaatselijke
Schoolcommissiën uit? De Burgemeester en de beide Wethouders.
Is dat goed, is dat in het belang van het ouderwijs? Schrijver
gelooft, dat het hoogst verkeerd is de belangen van het Lager
Onderwijs aan die drie personen op te dragen. En de reden
waarom, wil hij gaarne mededeelen. In gemeenten met 6, 7, 8, tot
12honderd zielen, in één woord, in gemeenten met zeven raads
leden, is de keuze van zeven geschikte en bekwame personen, die
als raadsleden kunnen fungeeren, zeer moeielijk, daar de meer
ontwikkelde gemeenteleden, die in zulke kleine gemeenten hunne
woning hebben opgeslagen, wegens hunne maatschappelijke betrekking
niet zelden buiten gesloten zijn om als raadslid verkozen te mogen
worden, en daar ze niet zelden de meest ontwikkelden in de ge
meente. zijn en het onderwijs het best kunnen beoordeelen, kunnen
ze ook geen leden der Schoolcommissie worden, omdat de wet
bepaalt, dat in gemeenten met zeven raadsleden Burgemeester en
Wethouders die commissie uitmaken. Hoe ganscii anders is dat in
gemeenten met elf raadsleden. Om raadsleden te kiezen hebben
de kiezers reeds een veel ruimer keuze en daarenboven de School
commissiën mogen zulke personen in zich opnemen, die als raads
leden niet benoemd mogen worden. Zulke bij de Kieswet als
raadsleden buitengeslotene personen zien wij in de grootere ge
meenten dan ook niet zelden verkozen als leden der Schoolcom
missie van Lager, Uitgebreid Lager en Middelbaar Ouderwijs.
Hierbij komt nog: de Burgemeesters ten platten lande zijn meestal
inboorlingen van het dorp, behooren tot de voornameren, hebben
er hunne broeders en zusters en kinderen wonen, er bestaat dus
veel verzwagering en nu zijn reeds onderscheidene personen, daar
de wet de tweede graad van verzwagering verbiedt, van de verkiezing
van raadslid uitgesloten vanwege den Burgemeester. Men moet op
die kleine plaatsjes roeien, maar men heeft geen riemen.
En wat soort van mannen is in den regel nu ten platten lande
voor de taak van leden der Schoolcommissie geroepen Meestal
zijn de Burgemeesters aldaar boeren, groote boereu, rijke boeren,
die zich zeer vereerd gevoelen door op den openbaren weg met
den titel van Burgemeester te worden begroet en den voorzit-
terstoel in het raadhuis begeerlijk achten; maar die in den regel
nooit meer onderwijs hebben genoten, dan het Lager Onderwijs
van vijftig jaar geleden. En de Wethouders? wel, die zijn,
even als de Burgemeester is, ook boeren, met veel land, veel geld,
veel koeien en schapenverder moeten ze niet alleen rijk in
land, geld cn koeijen zijn, maar ze moeten, om geen onbezonnen
stukken uit te voeren en jeugdige mispassen te begaan, bejaard,
zeer bejaard zijn, beneden de zestig, dat mag volstrekt niet, boven
de zeventig, dat is oneindig veel beter. Op die drie maunen
rusten de belangen van het Openbaar Lager Onderwijs. Het
gebeurt, dat alle drie bezwaarlijk hun naam kunnen zetten, ja,
schrijver heeft het gezien toen er stukken geteekend moesten worden,
dat de jas uit en de Secretaris zorgen moest met den vinger
goed de plaats aan te wijzen, waar de handteekening gezet moest
worden. Wat is van zulke mannen voor het Openbaar Lager
Onderwijs te hopen en te verwachten?
Zijn er gemeenten en schrijver erkent gaarne, ze zijn er op
het platte land waar meer ontwikkelde personen aan het hoofd
van het Plaatselijk Bestuur staan, dan stuit men weder op eene
andere ellende. De bezoldiging van het Burgemeestersambt is in
den regel zoo erbarmelijk, dat het geen droog brood geeft, veel
minder een burgerlijk bestaanen is de Burgemeester nu geen
goed gezeten boer, dan i6 hij om den broode genoodzaakt andere
betrekkingen met zijne betrekking van burgervader te vereenigen.
In zulk een geval wordt de burgemeesterlijke waardigheid een
goed middel om ingang tot het meer iutieme leven der gemeente
naren te verkrijgen. Men wordt vraagbaak, raadgever, zaakwaar
nemer, boedelredder, half notaris enz. Het gevolg is: de bijzaken
worden langzamerhand hoofdzaken, en de hoofdzaak wordt middel.
De belangen der gemeente worden ondergeschikte zaken, alle zorg
wordt aangewend om de onderscheidene stukken op den bepaalden tijd
en in den verlangden vorm aan het Gedeputeerd Bestuur op te
zenden, zoodat er geene aan- of opmerkingen ingewacht behoeven
te worden. Waarom dit is weder de vraag van schrijver
aan de hoofden van de Plaatselijke Besturen niet zoodanig inkomen
verzekerd, dat men vragen, ja eischen mag, dat zij zich toewijden
aan de belangen der hun toevertrouwde gemeenten? Of zoo dat
voor kleine gemeenten te bezwarend, te drukkend wordt geacht,
waarom dan niet zes, acht gemeenten onder één hoofd gebracht?
Het komt schrijver voor dat dit zeer gemakkelijk geschieden kan,
als hij ziet op de beide gmeenten Wormerveer en Westzaan, die
jaren lang den heer Metelerkamp tot gemeenschappelijk hoofd
hebben gehad. Die beide gemeenten zijn groote gemeenten,
beide, ten minste Wormerveer, met elf raadsleden, beide uitgestrekte
gemeenten, Wormerveer vereenigd met West-Knollendam en West
zaan met Nauerna; beide gemeenten zijn geene aan elkander gren-
zende gemeenten en toch jaren lang hebben ze één hoofd gehad.
Heeft er een vereeniging van onderscheidene gemeenten onder één
hoofd plaats, dan is den Burgemeester een fatsoenlijk burgerbestaan
verzekerd, dan kan hij alle bijzaken, waardoor hij een middel
van bestaan moet verkrijgen, laten varen, en hij kan zich toewijden
aan de hem toevertrouwde gemeenten. Maar wat kan, wat mag
het Openbaar Lager Onderwijs van het tegenwoordig personeel
verwachten? Jaren gaan er dan ook voorbij zonder dat een lid
van de zoogenaamde plaatselijke Schoolcommissie een voet in de
school zet om den gang van het onderwijs, dat ze toch niet in
staat is te beoordeelen, na te gaan.
In de tweede plaats komt het schrijver voor, dat het een hoogst
wenschelijke zaak ware, dat er orde werd gezet op de heffing of
niet heffing en op de hoeveelheid der heffing van schoolgelden,
daar deze zaak in onderscheidene plattelands gemeenten zeer ver
schillend is. In de eene gemeente wordt niet, en in de andere
wel schoolgeld geheven. Wat het beste is, laat schrijver iu het
midden, ofschoon hij voor zich de meening is toegedaanhet
onderwijs moet de gemeentenaren zoo gemakkelijk mogelijk worden
gemaakt, en elk voorwendsel, waarvan gebruik gemaakt kan worden
om het onderwijs te verzuimen, moet den menschen zooveel mogelijk
benomen worden. Hiertegen wordt wel ingebracht, dat het
geen den menschen geen offers kost. ook niet door hen op prijs
wordt gesteld en dat bij gevolg het kosteloos onderwijs aanleiding
tot geringschatting en minachting van het Lager Onderwijs zou
geven; maar met grond meent schrijver hiertegen te mogen
beweren, dat personen, die het kosteloos onderwijs niet op prijs
stellen, die het onderwijs niet liefhebben om het ouderwijs zelve,
het waarlijk niet gebruiken zullen als ze er nog geld voor moeten
betalen. Waar het inzicht van het hoog belang van het onderwijs
niet bestaat, daar zal dat inzicht niet geboren worden door er geld
voor te vragen. Maar over deze kwestie wil schrijver niet spreken,
wanneer hij orde op de heffing en de hoeveelheid der heffing van
schoolgelden verlangt. Is men voor de heffing vau schoolgelden,
dan moeten alle kinderen betalen, ook de armen, want ook aan
hunne kinderen wijdt de onderwijzer zijne krachten, en dat er
betaling geschiede, hetzij van gemeente, hetzij van kerk, acht schrijver
noodzakelijk, opdat het eergevoel van ouder en kind niet gekwetst
worde en de ouderwijzer de gelegenheid worde ontnomen om de
kinderen der armen als stoffer en vuilnisblik te gebruiken, dat zoo
licht geschieden kan, als voor die kinderen niet betaald wordt.
Daarom wil hij op eene zaak bij de heffing der schoolgelden wijzen,
die stellig hoogst verkeerd is en die toch in sommige gemeenten
bestaat. Hij heeft het oog op zulke gemeenten waar het inkomen
van den onderwijzer voor een gedeelte uit de heffing der school
gelden gevonden wordt, en, waar de onderwijzer wekelijks van de
schoolkinderen de schoolgelden ontvangt Deze twee zaken kunnen
en behooren, naar de overtuiging van schrijver, ten spoedigste ver
anderd te worden. (Slot volgt.)
Benoemingen, enz.
Met den 16 dezer worden de navolgende officieren geplaatst aan
boord van Zr. Ms. schroefstoomschip Samaraug: de luits. ter zee
2de kl. L. C. Rovers, A. Voormolen en W. Allirol, eerstgenoemde
als oudste officier; de off. van gez. 2de kl. P. A. Risch en de off.
van adm. 3de kl. O. R. Paehlig.
Oost-Indië. Ontslagen: eewol uit 's lands dienst, wegens
ligchamelijke ongeschiktheid, met behoud van regt op pensioen, de
2de baassmid bij het marine-etablissement te Soerabaija, A. Hamwijk.
Benoemd: tot scheepsteekenaar bij genoemd etablissement J. Hol;
met ingang van genoemd tijdstip, waarop hem een eervol ontslag
uit de zeedienst zal zijn verleend, tot 2den machinst bij de gouver-
nements-marine, de mach.-leerling 1ste kl. M. A. Raasveldt.
STATEA'-GEAERAAL.
Tweede Kamer.
Gisteren en lieden hielden de afdeelingen zich onledig met het
onderzoek van de volgende wetsontwerpen verhooging van hoofd
stuk Vlli? voor 1876; voorstel-de Jong c. s. tot het houden van
een enquête omtrent de besmettelijke longziekte onder het rundvee;
vaststelling van de Indische Staatsrekening voor 1876; wering jvan
besmetting door zeeschepen; aanleg van een kanaal en weg in het
waterschap de Wildervanksterdallcn; regeling nopens dc beëedigde
vertalers; begrooting voor den arbeid der gevangenen over 1877;
wijziging van Hoofdstuk IV der Saaatsbegrooting voor 1875.
Frankrijk.
Het Journal des Débats bevat een brief uit Genève,
waaruit het een en ander wordt medegedeeld omtrent het
congres voor de Zondagsviering, hetwelk daar gehouden
is, waartoe uit alle oorden van Europa belangstellenden
waren toegestroomd en welks zittingen door een talrijk
gehoor werden bijgewoond. Uit de discussiën bleek, dat de
Zondagsrust in Duitschland niet vooruitgaat. In Oostenrijk
schorsen alleen de universiteiten des Zondags hare lessen;
allerlei andere scholen en colleges gaan hunnen gang, de
ministers geven audiëntie, sommige fabrieken werken voort,
een menigte winkels blijven open, markten en kermissen
worden soms, ter wille- van de Israëlieten, van Zaturdag
juist op Zondag verzet, telegraaf- en postkantoren en spoor
treinen doen als gewoonlijk dienst, het hof geeft bals, wed
rennen worden gehouden, koffijhuizen en restaurants worden
na elf uur 's morgens drukker dan ooit bezocht. In Enge
land, men weet het, is het omgekeerd het geval en ver
mindert bijv. het getal spoortreinen des Zondags van
17,750 tot 8240.
De uitkomst van het congres zal een internationale bond
zijn, «bestemd om den eerbied voor en de viering van den
Zondag te verhoogen en aan te moedigen overeenkomstig
de bijbelsche grondslagen, in de bescheiden, van het congres
uitgaande, op den voorgrond gesteld.»
Rusland.
De Russische dame, die laatstelijk op den Russischen
gezant te Bern een pistoolschot afvuurde, heeft thans het
ziekenhuis van Walda, waar zij opgenomen was, in brand
gestoken. Tijdig werd het gebeurde ontdekt, anders ware
het geheele gesticht, dat door 300 personen wordt bewoond,
een prooi der vlammen geworden. De dame had alles
gereed gemaakt voor haar vlugt. Thans is zij naar de
gevangenis overgebragt. Zij wordt nog altijd voor krank
zinnig gehouden.
Vergadering van Vrijdag 6 October 1876.
Afwezig de heeren P. Langeveld en J. Tijs Zijm.
Na opening der vergadering worden de notulen gelezen en goed
gekeurd.
1. De Voorzitter brengt ter tafel eenige provinciale bladen en
circulaires, die voor kennisgeving worden aangenomen.
2. Er wordt voorlezing gedaan van het proces-verbaal van
opname der boeken en kas van den gemeente-ontvanger, over het
3de kwartaal 1876. Aangenomen voor kennisgeving.