HELDERSCHE
KV VIEIIWEDIEPËR COURANT.
1876. N°. 128.
Woensdag 25 October.
34 Jaargang.
Algemeen Nieuws- en Advertentieblad voor Hollands Noorderkwartier.
Binnenland.
„W ij huldigen
het goed e,"
Verschijnt Dingsdag, Donderdag en Zaturdag namiddag.
Abonnementsprijs per kwartaal1.30.
w w franco per post - 1.65.
Uitgever A. A. BAKKER Cz.
Bureau: NOLENPLEIN M°. 163.
Prijs der Advertentiën: Van 14 regels 60 Cents,
elke regel meer 15 Cents.
Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend.
Eiken Donderdag vertrekt de mail naar
Oost-Indië. Laatste ligting 's avonds 6 uur.
IIELDEE en NIEOTYEDIEP, 24 October.
De Deensclie schoener Jurrgen Ring, kapitein Fisker,
van Libau met een lading gerst naar Schiedam bestemd
en op de Noorderhaaks gestrand geweest, is gisteren avond,
na een gedeelte der lading gelost te hebben, vlot geraakt
en heden morgen binnengekomen. Zeldzaam gebeurt het,
dat een schip van die gevaarlijke plaats afkomt, maar
alles werkte hier mee in het voordeel van het gestrande
vaartuig. Gunstige oostenwind vergemakkelijkte de gedeelte
lijke lossing in blazers en het daarop invallende kalme
weder redde verder het schip.
Wij ontvingen het programma van het eerste winter-
concert van het muziekkorps der artillerie-schutterij. Behalve
een aantal nieuwe ensemble-stukken, die op dien avond
(Donderdag a. s.) zullen worden uitgevoerd, zullen de
donateurs, leden en geïntroduceerden tevens een waar kunst
genot smaken door de verschillende solo-stukken, die ten
gehoore zullen komen. Het doet ons werkelijk een groot
genoegen in de gelegenheid te zijn onzen plaatselijken
muziek-directeur, den heer Egbers, op dien avond als
viool-solist te kunnen hooren, terwijl de begaafde dilettant
zangers, de heeren J. en M., stellig het hunne zullen bij
dragen, om ons Donderdag a. s. een kunstvollen en genot
rijken concert—avond te verschaffen. Blijkens achterstaande
advertentie en ingevolge het reglement, hebben heeren
donateurs en leden van het muziekkorps, op vertoon van
3) MOOI P LEUNT JE.
Een Noordhonandsclie Dorpsliistorie, door Jan van der Hemt.
Na cene afwezigheid van vijf jaar maakte Maurits bij zijne
weder-verschijning op het dorp den besten indruk. Onnoodig te
zeggen dat de predikant niet in gebreke bleef den veelbelovenden
student behoorlijk de keunis te laten hernieuwen bij de dorps
notabelen, van den burgemeester af tot den schoolmeester toe.
Allen waren met den jongen man ingenomenieder nam hem voor
een dinctje of een avondje in beslag, en bet is later bij toeval
uitgekomen dat. „de student" zelfs bet onderwerp was van een
zeer vertrouwelijke correspondentie tusschen de achttienjarige Emma
van den docter en de twee-en-twintigjarige Louise, de notaris
dochter.
Binnen drie dagen was hij een dorpsrmerkwaardigbeid geworden
zonder bet zelf begeerd te hebben. Hij had geen vinger bewogen
om bet te zijn.
Dien September-avond, dat wij hem het boschje zien uittreden,
kwam bij terug van een uitgestrekte wandeling, na het middagmaal
bij zijn oom ondernomen. Brieven van buis en van vrienden
hadden de neiging bij hem opgewekt, een tijdlang met zijne
gedachten alleen te zijn. Zonder zich een bepaald doel te kiezen,
had bij den geheelen namiddag over velden en wegen rondgedwaald,
in ietwat melancholische stemming, totdat bij eensklaps bemerkte
dat bij veel verder van huis was verwijderd geraakt, dan bij dacht.
Hij begaf zich haastig op den terugtocht en om een omweg af te
snijden ging bij over dc weilanden totdat bij buiten bet berken-
boschjc kwam en daar de beide meisjes in het oog kreeg.
Het was reeds lang over den tijd, waarop men hem in de
pastorie met de thee wachtte. Maurits was moede en had dorst.
Pas had hij dit bemerkt, of hij ontdekte tevens bij zich zeiven den
lust om een praatje te maken.
Aafke laat even de saamgevouwen banden op den bezem rusten
en terwijl zij rondziet, valt haar oog op den vreemdeling aan de
overzij van den weg. Een welkome afleiding, meent zij, voor
Pleuntjes sombere gepeinzen.
Allemeugend, Pleun, roept ze, met den uitgestrekten rechter
arm in de richting van het boschje, als je niet oppast, ziet dominé's
wachtschipper (logeergast) je nog builen ook. Wat zal bjg je uit
lachen
Zij vindt het denkbeeld zoo koddig, dat zij zelf luidkeels een
gullen lach laat hooren.
Maurits hoort bet ter dege en kan wel raden dat hij half en
half de aanleiding is tot den vroolijken uitval van het boerinnetje.
Hij is er volstrekt niet door van zijn stuk gebracht. Hartelijk
klinkt zijn avondgroet over den dorpsweg heen tot de meisjes door.
Pleuntje ziet op eu wischt de sporen van haar tranen haastig weg
dat ging anderen niet aan.
Mag 'k eens overwippen? vraagt Maurits om wat te vragen.
Waarom niet? Maar je mag wel loopen ook, luidt het
schalksche antwoord van Aafke, die zich met het geheele geval
zeer vermaakt.
Eu drinken ook? 'k Zou wel wat melk willen hebben,
klinkt het nog eens van het weiland.
Wel zeker; drinken ook al, herneemt Aafke lachend.
Een sprong en hij is de sloot over op den weg. Nog een paar
stappen, het hek door en de meisjes worden nogmaals door hem
gegroet.
Met een oogopslag heeft hij gezien dat hij de mooie dochter
van den rijken boer Staphorst met de dienstbode voor zich heeft.
Maar met denzelfden oogopslag, een kennersblik, dien zelfs dominé
hun diploma, vrijen toegang met de dames tot hun huis
gezin behoorende. Wij herinneren dat ook niet-leden op
dien avond tegen betaling kunnen geïntroduceerd worden.
De Nederl. schepen Margeretha, kapt. Kappen, van
WTindau naar Harlingen, en Hooite Wigcher, kapt. Klasen,
van St. Petersburg, zijn met elkander in aanvaring geweest
het eerste is vol water binnengesleept, het laatste zwaar lek.
H. M. de Koningin zal Zaturdag a. s. de residentie
verlaten tot het doen van een reis naar het zuiden van
Frankrijk. De vorstin zal dien dag tot Parijs doorreizen en
zich daar een paar dagen ophouden. (Dld.)
Bij de regering bestaat het voornemen, om de regeling,
welke ten vorigen jare met de stoomvaart-maatschappij
«Nederland» is getroffen voor een regelmatige vaart, om
de vier weken of om de maand, tusschen Nederland en
Indië via Napels, toe te passen op een «driewekelijksche»
dienst, zoowel uit Nederland als uit Indië. (D.)
Het correspondentschap van Multapatiors-Bond is
bereidwillig aangenomen o. a. door den heer D. C. Loman,
burgemeester te Texel.
Beroepen te Kollum de heer E. B. Gunning, pred.
te Alkmaar.
Bedankt voor het beroep naar de Herv. gemeente te
Herkingen door ds. W. Ellens, pred. te Hoorn op Terschelling;
naar 's Hage door ds. II. V. Iiogerzeil, pred. te Arnhem.
De gemeente-begrooting te Hoorn voor 1877, den
17 Oct. jl. door den raad vastgesteld, bedraagt, zoowel in
ontvang als uitgaaf, f 125,180.16. Onder de inkomsten
komen voor: wegens vroegere diensten f 7126.17, van
gemeente-eigendommen f 8077.60, van belastingen en
heffingen f 102,224.39, van verschillenden aard f 352 en
Elsma bij zijn „jongen" niet vermoedt, heeft Maurits gezien hoe
gunstig Pleunlje ontwikkeld is in de vijf jaren dat hij haar niet
gezien heeft. Het aardige boerendeernje van vroeger is een lief
tallige maagd geworden, die voor den bewonderenden blik van den
verrasten student verlegen de oogen neerslaat. Mnurils en Pleuntje
zijn geen vreemdelingen voor elkaarmaar de veelbelovende student
en het bekoorlijke landmeisje gevoelen wel dat er een scheidsmuur
tusschen hen is opgerezen, die het verledene in een gausch ander
licht plaatst.
Dus zoudt ge me wel pleizier willen doen met een flink glas
melk? vraagt Maurits aan Aafke.
Hij is vriendelijker, minzamer dan ooit; maar beide meisjes zijn
nu tegenover hem veel minder op haar gemak, dan toen hij een
heel eind verder op het weiland stond.
Pleuntje is opgestaan en verzoekt hem binnen te gaan; vader
zal wel net zoo thuis zijn gekomen en anders zal ze hem wel
efkens roepen. Aafke staat met grappige verlegenheid aan dc
banden van haar voorschoot te draaien.
Maar Maurits wil van geen binnenkomen weten. Hij heeft veel
te weinig tijdhij moet dadelijk naar huis en als hij zijn dorst
wat gelescht en een sigaar opgestoken heeft, zal hij gauw weer
opstappen. Een oogenblik gaat hij op den rand van het hek zitten,
met den rug naar de ondergaande zon, die Pleuntje in het gelaat
schijnt. Aafke is in huis om de melk te halen.
Met Maurits alleen gebleven, is Pleuntje geheel niet op haar
geraak. Zij weet zoo goed alsof het haar gezegd wordt, dat hij
haar aanziet, dat zijn glinsterende bruine oogen haar opmerkzaam
gadeslaan, en dat hij meteen zal bespeuren dat zij geschreid heeft.
Dat wou ze voor heel de wereld niet.
En hij ziet haar ook aan. Is het zijn goede genius of is het
zijn booze demon, die zijn blik als gekluisterd houdt op het donzige
gelaat van dat jonge meisje? Hij ziet haar voortdurend aan, terwijl
hij haar naar allerlei onverschillige dingen vraagt, en hij bemerkt
ook dat ze geschreid heeft.
En terwijl Aafke hem een kom vol heerlijke, versehe melk toe
reikt, die hij schielijk en met lange teugen ledigt, herinnert hij
zich eensklaps wat hij terloops door zijn oom omtrent het mooie
Pleuntje heeft hooren verhalen. Nu wekt ze in dubbele mate zijn
belangstelling.
Hij steekt zijn sigaar op, maar hij heeft geen haast meer. Aafke
is de eenige die haar beschroomdheid aflegt. Ze is niet onkundig
van Maurits aanstaande herderlijke betrekkingniet onwaarschijnlijk
ziet ze. in hem den aangewezen opvolger van „den dominé" en
dat brengt haar in eens op een veel vertrouwelijker voet met
dominé's neef.
Eenmaal op dreef geraakt, komt er aan den woordenstroom van
het praatzieke Aafke haast geen einde. Ze verhaalt de heele historie
met Kees van meet af aan. Soms komt Pleuntje aan 't woord,
om haar vader zooveel mogelijk van schuld te ontlasten, als Aafke
het bij hare broksgewijze mededeelingen ten zijnen opzichte wat al
te gortig maakt. Uitgelokt door Maurits belangstellende vragen,
die van ongeveinsde deelneming getuigen, wordt de trouwe meid
allengs welsprekend, terwijl van tijd tot tijd een herhaald „nie-
waar Pleun?" het zegel op haar waarheidsliefde drukt.
Intusschen raakt Maurits op die wijze kostelijk op de hoogte.
Zijn werkzame geest en zijn ontvankelijk gemoed zouden met vrij
wat minder gegevens om het hoofd van het lieve Pleuntje den
stralenkrans der martelares geloovcrd hebben. Hij zag Pleuntje
minnende en bemind; hij begreep den tweestrijd in haar gemoed
tusschen de liefde voor den jongman harer keuze en het kinderlijk
ontzag voor het bevel baars vaders; het werd hem angstig te moede
als hij bedacht hoe een diepgewortelde veete hier oorzaak was van
buitengewonen aard f 7350. De uitgaven zijn gesplitst als,
die voor: kosten huishoudelijk bestuur f 13,101, invordering
belastingen enz. f 7427, onderhoud gemeente-eigendommen
f 30,686, openbare veiligheid en brandweer f 14,302,
plaatselijke gezondheidspolitie f 255, onderwijs f 36,217,
armwezen f 11,840, renten en aflossingen f 2905, pensi
oenen en wachtgelden f 3260, andere uitgaven niet onder
de vorige hoofdstukken begrepen f 3125, buitengewone
uitgaven f 800, onvoorziene uitgaven f 1212.16.
Het geregtshof te Amsterdam heeft bij arrest van
gisteren zich volkomen vereenigd met de gronden, waarop
de bekende geneesmeester van den fistel, Klaas Ursem, van
Nibbixwoude, door de arrondissements-regtbank te Hoorn
is schuldig verklaard aan het onbevoegd uitoefenen der
geneeskunst als bedrijf, en te dier zake veroordeeld tot
betaling eener geldboete van f 75. Dat vonnis is door het
hof bekrachtigd, nadat zoowel het O. M. als de beklaagde
niet-ontvankelijk waren verklaard in hun tegen het tweede
gedeelte (veroordeeling ter zake van het onbevoegd uit
oefenen der artsenijbereidkunst) ingesteld hooger beroep.
Het hof heeft zich mitsdien niet vereenigd met den eisch
van het O. M. om een zwaardere straf op te leggen dan
het wettelijk minimum.
De Amst. Crt. is thans in staat het een en ander
mede te deelen omtrent de feestelijkheden, die op 1 en 2
Nov. ter gelegenheid van de openstelling van het Noord
zeekanaal en de haven worden verwacht.
Op 1 Nov. zullen de genoodigden enz. bijeenkomen te
Velzen bij de Noordzeesluizen. Z. M. de Koning zal in
persoon den nieuwen weg ontsluiten en vervolgens, aan
boord van hetzelfde stoomschip, waarmede hij de haven
velerlei leed, en hij vond Pleuntje hoe langer hoe belangwekkender.
Hij, die nergens ter wereld bezwaren kende en ze nog nooit on
overkomelijk had genoemd, zag zich hier als voor een berg geplaatst,
waartegen hij machteloos was. Een oogenblik dacht hij er ernstig
over, boer Staphorst onverhoeds op het lijf te vallen met een
betoog dat hij verkeerd handelde; maar het volgende oogenblik
was hij verstandig genoeg ora die gedachte als onzinnig te ver-
oordeelen.
Al pratende is de schemering ingevallen. Maurits zal nu toch
huiswaarts keeren, maar niet dan na op zijn verzoek van Pleuntje
verlof te hebben verkregen, dat hij er nog eens ernstig met „den
dominé" over zou spreken. Wel zeker, dat mocht hij wel; maai
de dominé zou er toch heusch haast niets aan kunnen doen.
Die onderstelling liet Maurits onbeantwoord. Met een haastigen
groet nam hij afscheid „tot later" en reikte Pleuntje de hand;
haar poezele vingeren rustten een oogwerk iu zijn handdruk. Een
oogwenk slechts. Toen ging hij heen en trad hij met zijn lichten
veerkrachtigen stap den weg naar de pastoiïe op.
De kalme, landelijke omgeving werkte gunstig op zijn gemoeds
stemming. Hij vloekte het lijden, de ellende, de ongerechtigheden
dezer wereld, maar om straks des te levendiger te beseffen hoe
heerlijk het is dat lijden te lenigen, de ellende te verzachten, mede
te strijden tegen de ongerechtigheid. En in zijn binnenste legde
hij nog eens de belofte af, dat hij met alle kracht en met alle
macht dien strijd zou medestrijdenHet was bijna geheel
donker toen hij op de pastorie kwam. Aan het souper werd
weinig gesproken.
Truce, sprak dominé Elsma dien avond toen hij met zijn
wederhelft alleen was, vondt ge niet dat onze jongen dezen avond
niet zoo was als gewoonlijk?
Alsof mevrouw Elsma zoo iets niet zou opgemerkt hebben
Maar ze meende dat de oorzaken van dat verschijnsel nog al voor
de hand lagen: Maurits had zich overloopen; misschien wat druk
over zijne brieven nagedacht; en het was buiten twijfel dat hij
doodmoe thuis gekomen was.
Niet iedereen staat des morgens op met dezelfde denkbeelden
waarmede hij den vorigen avond is iugeslapen. Bij dag hebben
de dingen dadelijk een heel ander aauzien. Niet zoo bij Maurits.
Zijn besluit om die treurige geschiedenis van boer Staphorst en
diens mooie dochter in orde te maken, stond nog even vast bij
hem, als toen hij op het hek der boerderij leunde om de bedroefde
Pleuntje te troosten. Na het ontbijt stelde hij oom Elsma eeu
wandeling voor, die daartoe altijd te vinden was.
Onderweg bracht Maurits de zaak van boer Staphorst te berde.
Hij verkreeg volstrekt niet wat hij wenschte. Oom Elsma wist
hem de werkelijke oorzaak der veele tusschen den rijken boer en
zijn armen dorpsgenoot niet zeker te zeggen. De predikant geloofde
dat de zaak niet meer bij te leggen was; hij althans had van zijn
kant alles gedaan om den twist te doen eindigen,-? maar steeds te
vergeefs. Dominé had geen licht in de zaak. Wilde Maurits nog
eens zijn overredingskracht bij den hardnekkige» boer beproeven,
het stond hem vrij, maar hij moest er zich niets van voorstellen.
Dominé Elsma was vijftig jaar oud en Maurits nog geen een en
twintig. Maurits stelde zich van zijne pogingen heel veel voor en
toen men dien middag aan tafel zat, was hij weêr even spraakzaam
als gewoonlijk. Hij gevoelde zich wel honderd pond lichter, want
zijn besluit stond vast om bij de eerste gelegenheid de beste, van
daag of morgen nog, den koppigen boer ouder handen te nemen.
Hij zou naar de Staphorst gaan.
Maurits begon waarlijk veel belang in het arme, lieve Pleuntje
te stellen. Zoo mooi, zoo jong en zoo verdrietig!
Wordt vervolgd