HELDERSCHE
EK NIEUWEDIEPER COURANT.
1876. N". 139.
Zondag 19 November,
34 Jaargang.
Algemeen Nieuws- en Advertentieblad voor Hollands Noorderkwartier.
„W ij huldigen
het goed e."
Verschijnt Dingidag, Donderdag en Zaturdag namiddag.
Abonnementsprijs per kwartaal1.80.
0 00 franco per post - 1.05.
Uitgever A. A. BAKKER Cz.
Bnrean: MOLENPLEIN N°. 163.
Prijs der Advertentiën: Van 11 regels 60 Cents,
elke regel meer 15 Cents.
Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend.
Eiken Donderdag vertrekt de mail naar
Oost-Indtë. Laatste ligting 's avonds 6 uur.
De sluiting der mail naar Batavia en Padang, te ver
zenden per Stoomschip Prins van Oranje, geschiedt voor
drukwerken den 24 November, na aankomst van trein III
(Noordhollandsche Spoorweg) ten 10.58 des avonds, voor
brieven den 25 November, na aankomst van trein I ten
9.47 des morgens.
AANBESl^DTNG.
Op VRIJDAG den 1 DECEMBER 1876, des avonds
ten zeven ure, zal, aan het Raadhuis der gemeente, in het
openbaar, alleen bij inschrijving, worden aanbesteed:
Het maken van den bovenbouw eener
IJzeren Draaibrug over het Kanaal bij de
Poststeeg, te Helder.
Het bestek en voorwaarden ligt ter lezing aan de Secre
tarie der gemeente en is aldaar tegen betaling van 50 cents
per exemplaar verkrijgbaar.
Aanwijzing in loco zal worden gedaan door den Gemeente-
Bouwmeester, den Heer N. J. LEIJER, op Woensdag den
29 November 1876, des voormiddags ten 10 ure.
Helder, den 17 November 1876.
Burgemeester en Wethouders dier gemeente,
STAKMAN BOSSE, Burgemeester.
L. VERHEY, Secretaris.
BEKENDMAKING.
Burgemeester en Wethouders der gemeente Anna Paulowna
brengen ter kennis van de belanghebbenden, dat door hen voor-
loopig vastgesteld en gedurende de eerstvolgende veertien werk
dagen, op de gewone kantooruren, van des morgens 9 tot 1 ure,
op de Secretarie der gemeente, voor een ieder ter lezing i9 neder-
gelegd, het SUPPLETOIR KOHIER van den HOOFDELIJKEN
OMSLAG, voor het dienstjaar 1876.
Binnen dien tijd kan elk op het kohier aangeslagene tegen zijn
aanslag bij den Raad bezwaren inbrengen.
Anna Paulowna, 16 November 1876.
Burgemeester en Wethouders voornoemd,
C. E. PERK, Burgemeester.
A. J. DE JONGH, Secretaris.
HOOGER DAN DE KERK.
een vehhaal uit den ouden tijd.
4oor Matroaw von HILLERN—bikch
(Vervolg).
I. Het Mes.
Het was in het jaar onzes Heeren 1511, toen twee kloeke mannen-
gestalten over het grasveld van het stille Münsterplein gingen. De
een, een bejaard man met scherp gebogen neus, een dichte, licht
blonde baard en haarlokken, die rijkelijk van onder zijn roodzijden
barret te voorschijn kwamen, stapte met zulk een vorstelijke hou
ding voort, dat men bij den eersten oogopslag wel zag dat hij geen
gewoon Christenmensch was, maar iemand op wiens breede schou
ders een onzichtbare wereldbol rustte. Welgevormd, groot en edel,
zoo als men zich de aanzienlijksteu onder het menschdom voorstelt;
een Keizer een Duitsche Keizer van den hoofdschedel tot de
voetzool; tegelijkertijd een dichter en een held in den waren zin
des woords; de laatste ridder van Auastasius Griin: maximi
liaan i«
Hier in «zijne stad" Breisach, zooals hij ze noemde, rustte de
Keizer gaarne uit van de beslommeringen, die hem en met hem de
wereld beroerde; hier in déze diepe rust en stilte arbeidde hij aan
zijn «W eiszenkunig;" hier sohreef hij die hartelijke brieven
aan zijne dochter Margaretha in de Nederlanden. Het nu zoo onbe
kende, geminachte stadje aan den Boven-Rijn, was het „Sanssouci"
van Keizer Maximiliaan. Maar omstreeks het jaar 1511 pakten
zich ook om dit „Zonderzorg" dreigende wolken samen, die op 's
Keizers gelaat een donkere schaduw wierpen en een storm voor
spelden, die hem verre weg met zich voortslepen zou, voor altijd
verre weg van het rnstige plekje gronds, dat hij zoo lief had.
Reeds smeulde hier en daar in zijn eigen Rijk onder de asch het
vuQr van den Boerenkrijg, en daarbuiten broeide weder iets kwaads
in den heilloozen vulkaan der volken; het verlies van Milaan
was te wachten, en de oude draak, de Turk, kwam ginds in de
verte weder te voorschijn: het was bijna te veel, zelfs voor een
Keizer. Zoo ging hij met heren maar zwaren tred langs den
omheiningsmuur van het Münsterplein heen, en zijn oog rustte
droefgeestig op het lachende landschap aan zijne voetende onzicht
bare wereldbol drukte heden meer dan ooit op zijne schouders.
Plotseling bleef hij staan.
«Wat zijn dat voor kinderen?" vroeg hij aan den heer, die achter
hem liep, den edelen ridder Marx Treitzsauerwein, zijn geheim
schrijver, en hij wees daarbij naar een tweetal kinderen, die met
veel ijver in een nis van den muur een klein rozenboompje
plantten.
Het waren kinderen zoo schoon, als slechts de fanlasie des
kunstenaars ze zich denken kan. Een meisje en een knaap, de
eerste bijna acht, de andere twaalf jaar oud. De kleinen waren
Ter bevordering van beschaving en
goede zeden!
Voor één gulden buitengewone gelegenheid, geld-
makerij, de man legt er geld bijkrijgt gij zooveel
papier, een potlood, een of twee romans en een lot, een
kans op eene piano, een gouden liorologie of een partijtje
boterletterstoe. De tweede-handsboekhandel, een
op zichzelf nuttige tak van bedrijf, die goed geleid veel
zoude kunnen doen tot uitbreiding van beschaving en het
verbreiden van goede werken onder een kring, die weinig
geld kan uitgeven voor ontwikkelende lectuur, daalt in
ons land met zigtbare snelheid af tot dat van marktventer.
Deze handel neemt meer en meer manieren aan, die aan
de wonderlijke grimassen van den kiezentrekker op de
kermis herinneren, en zoekt haar debiet in de speelzucht
van het publiek.
Dit nu is betrekkelijk eene onverschillige zaak. Dat
een tak van bedrijf zich encanailleert is meer gezien, en
is in de eerste plaats tot schade en schande van hen, die
er zich aan schuldig maken.
Dat het publiek zich getroost slechte sigaren te rooken
in de hoop in één kistje, ieder meent in zijn kistje, een
bankbillet te zullen vinden, gaat niemand aan, is hoogstens
onaangenaam voor hem, dien de onwelriekende Amers-
foorter in het gezigt wordt geblazen.
Tot nog toe is deze nieuwe, maar weinig aanbevelens
waardige manier van klanten zoeken hoofdzakelijk in den
smaak gevallen van zekere klasse van boeken- en sigaren-
verkoopers.
En als, wat te verwachten is, want niet alleen goede
voorbeelden trekken, en onhebbelijke manieren zijn in den
handel besmettelijk, morgen of overmorgen hetzelfde
systeem wordt toegepast op koek, koffij, planken en manu
facturen, zullen wij er ons niet over verwonderen, en niets
er van zeggen. Vooral niet, omdat het ons nmtts helpen zal,
en het bewustzijn om te wezen als de stem des roependen
in de woestijn, verre van aanlokkend is.
Maar het systeem, zooals het meer en meer veld wint,
op boeken te zien toegepast, is te ergerlijk, dan dat men
er, zelfs in de woestijn, over zou kunnen zwijgen.
zoozeer in hun arbeid verdiept, dat zij den Keizer niet hoorden
aankomen; eerst toen hij vlak voor hen stond, rezen ze verbaasd
op, en de jongen stootte het meisje aan en zeide vrij luid«zeg,
dat is de Keizer!"
«Wat doet ge daar toch?" vroeg Maximiliaan, en zijn kunste-
naarsoog vergastte zich in den aanblik van het bekoorlijke tweetal.
«Wij planten een rozenboompje voor Onzen Lieven Heer," sprak
de knaap vrijmoedig.
«Denkt ge dat Onze Lieve Heer daar zeer blijde mee zal zijn?"
De jongen haalde de schouders op. «Och ja, wij hebben niets
beters."
De Keizer lachte. «Dan zal Hij wel den goeden wil voor lief
nemen! Hoe heet ge toch?"
«Hans Liefrink."
«En die kleine meid, is dat uw zuster?"
«Neen, dat is Marietje, van de Ruppacher's, mijn buurmeisje.
Foei, Maili, neem toch dat schort uit uw mond."
«Wel zoo; en houdt ge zooveel van elkaar?"
«Zeker; zoodra ik groot ben en een mes heb, trouw ik met haar."
De Keizer zette groote oogen op. «Is er dan een mes noodig
om te trouwen
«Wel degelijk!" antwoordde de knaap vol ernst. «Als ik"géén
mes heb, kan ik niet snijden, en als ik niet snijden kan, verdien
ik geen geld, en mijn moeder heeft mij verteld, dat men zonder
geld niet kan trouwen, en ik moet veel geld hebben, als ik Marie
wil krijgen, omdat zij de dochter van een Raadslid is."
Maar", vroeg de Keizer al verder, «wat wilt ge dan toch snijden?"
«Wel, hout
«Aha, nu begrijp ik het, ge wilt houtsnijder worden. Nu her
inner ik mij ook, dat ik eens twee jonge gezellen, die evenals gij
heetten, bij Dürer in Nürnberg zag; zijn dat verwanten van u?"
«Ja, mijne neven."
«Oefenden hun vader en de uwe ook die kunst uit?"
«Ja, en ik heb, toen ik nog klein was, goed toegezien, en nu
wil ik het ook leeren; maar vader en oom zijn dood en moeder
koopt geen mes voor me."
De Keizer tastte in den zak en haalde een fraai zakmes met
een kunstig bewerkt hecht en vele kleine mesjes te voorschijn.
«Zou het hiermee gaan?"
De jongen kreeg een kleur van blijde verrassing; men zag bijna
door zijn grof, versleten hemd hoe snel zijn hart klopte.
«O, zeker", stamelde hij, «dat zou heerlijk gaan!"
«Welnu, neem het dan en werk er vlijtig mee," sprak de Keizer.
De schalk nam het prachtstuk zoo voorzichtig uit 's Keizer9
hand, alsof het gloeiend heet was en hij er zijn vingers aan zou
branden.
«Ik bedank u wel duizendmaal!" was alles wat hij uitbracht,
maar in de donkere oogen van den knaap straalde een schitterend
vreugdevuur en het stortte over den Keizer als ware 't een vonken
regen van liefde en dankbaarheid uit.
Welke boeken, stoffige winkel- en zolderbewoners siuts
jaren, worden er op deze wijze aan den man gebragt?
Alle, goede en slechte, maar van de laatste het meest,
van de eerste slechts enkele.
Want op deze wijze brengt men alles aan den man.
Het boek, dat men heet te koopen, is hijzaak, de ver
lokking, de reden om te koopen, ligt in den uitgeloofden prijs,
het horologie, de speeldoos, of het kwart-anker champagne.
De slechtste boeken, de treurigste prullen zijn voor
deze soort van tusschenhandelaars de beste, want op de
fondsveilingen brengen zij het minste op. Wat verkocht
wordt boven den prijs van misdruk is hunne gading niet.
Dat kan ieder, al is hij vreemd aan de geheimen van het
vak, weten, als hij nagaat welk een groot deel van den
gestelden verkoopsprijs aan onkosten en uitgeloofde premiën
worden besteed. Nu mag van tijd tot tijd eens een res-
tantje, een gering bij den uitgever overgebleven getal
exemplaren van goede boeken voor dien prijs worden opge
ruimd, als regel kan daarvoor slechts worden gekocht wat
geen waarde heeft, slechte romans, prullige novellen, in
het beste geval verouderde geschriften, die goed geweest zijn.
Dat alles behoorde terug te keeren naar den papiermolen
en het zou onvermijdelijk daarheen geraken, ware het niet,
dat de schreeuwende combinatie van de bedrijven van
boekhandelaar en speelhuishouder het aan die bestemming
onttrok, en onder het publiek bragt.
Het is te vreezen, dat ze daar kwaad zullen doen. Een
kwaad boek is veel erger dan een slechte sigaar, daarvan
krijgt slechts één mensch hoofdpijn, maar wie gaat de
langzaam en in 't geheim zich verspreidende werking van
een slecht boek na?
Nu bedoelen wij onder slechte boeken niet die enkele
openlijk en erkend onzedelijke, niet die, welke onder
kruisband verkocht worden, en die kooper en verkooper
van elkander overnemen terwijl ze zich beiden schamen;
die ergste klasse zou zelfs ouder de meer en meer
gebruikelijke vlag eener loterij zich niet durven vertoonen,
en voor de eer van hen, die zich aan deze moderne uit
oefening van een eerbiedwaardig bedrijf wijden, nemen wij
ook gaarne aan, dat zij deze zelfs onder die vlag niet
zouden willen verbreiden.
Ook niet die uitingen van een in het slijk wentelend
„Zoudt ge niet graag naar uwe neven te Nürnberg gaan en ben
helpen platen snijden? Er is daar heel wat te doen."
«In Nürnberg bij Dürer zou ik wel willen wezen, maar ik wil
geen platen maken. Ik kan die houtsneden niet uitstaan; die zijn
zoo plat dat men er met de hand over heen kan strijken, en zoo
in elkaar gewerkt dat men niet weet wat dichtbij en wat veraf
is en er de helft bij denken moet. Dan snijd ik liever figuren;
die zien er veel natuurlijker uit en men kan ze grijpen!"
«Men kan ze grijpen!" herhaalde de Keizer lachend; «de echte
zin voor het plastische! Gy zult een flinke kerel worden, Hans
Liefrink. Ge hebt gelijk; houdt het met datgene wat natuurlijk is
en wat men grijpen kan, dan ztflt ge in de wereld vooruitkomen
Hy haalde nu eeu lederen taschje uit zijn fluweelen wambuis
en gaf het den knaap. «Pas op, Hans. Bewaar de goudguldens
idie hier in zitten zeer zorgvuldig; geef ze aau niemand, ook aan
uw moeder niet; zeg dat de Keizer bevolen beeft, dat gij ze
alleen voor uw onderricht besteden moogt. Leer dapper, en als
gij groot zijt en reizen kunt, ga dan naar Nürnberg bij Dürer,
breng hem mijn groet over en zeg hem, dat zooals zijn Keizer
eenmaal voor hem de ladder heeft vastgehouden, hij uu ook voor
u de ladder vasthouden moet, opdat gij heel hoog zoudt kunnen
opklimmen. Belooft ge mij dat en wilt ge me daar de hand
op geven?"
«Ja, heer Keizer!" riep Hans in vervoering uit, terwijl hij
's Keizers rechterhand greep en die in zijn uitbundige blijdschap
uit al zijn macht drukte en schudde.
«Heer Keizer", stamelde hij schier onmachtig, «als ik ooit eens
jOnzcn Lieven Heer snijd, dan maak ik Hem zooals gij, juist
kooals gij moet Hij er uitzien."
«'t Ga u wel!" sprak de Keizer lachend en daalde met zijn
geleider den berg af.
De knaap bleef een oogenblik staan alsof hij gedroomd had;
Maili had, hoe streng het haar ook verboden was, langzamerhand
eeu gat in haar voorschoot gebeten en hield nu de natte plek
vast alsof zij versteend was. Doch spoedig snelde zij de dienstbode
tegemoet, die al knorrende het kind was gaan zoeken, en fluisterde
haar toe: «Verbeeld u, de Keizer is bier geweest en heeft Hans
een mes geschonken eu heel veel goudguldens." De dienstmaagd
wilde het uiet gelooven, maar toen zij het mes zag aanvatten
durfde zij het niet toen moest ze het toch wel gelooven, en
zij riep tot onder aan den berg toe de menschen bijeen en allen
wilden het mes zien en den inhoud van het taschje, maar dien
toonde de slimme jongen aan niemand.
'8 Anderen daags reisde de Keizer af, eu de geschiedenis met
Hans Liefrink was nog verscheidene weken lang het stadsnieuwtje
in Breisach: «Waarlijk, het was geen wonder; die Hans Liefrink
was altijd een geslepen klant geweest, met een tongetje zoo glad
als een aal; waarom zou hij ook niet den Keizer met een
mooi praatje hebben weten in te pakken?"
Wordt vervolgd.)