HELDERSOHË EN IVIEUWEDIEPER COURANT. 1876. N°. 143. Woensdag 29 November. 34 Jaargang. Algemeen Nieuws- en Advertentieblad voor Hollands Noorderkwartier. Binnenland. HOOGER DAN DE KERK. „W ij huldigen het goed e." Verschijnt Dingsdag, Donderdag en Zatnrdag namiddag. Abonnementsprijs per kwartaal1.80. w t franco per post - 1.05. Uitgever A. A. BAKKER Cz. Bureau: MOLENPLEIN N°. 163. Prijs der Advertentiën: Van 11 regels 60 Cents, elke regel meer 15 Cents. Groote letters of vignetten worden naar plaatsruimte berekend. Blken Donderdaf vertrekt de mail Oest-Indlë. Laatste ligting 's avonds 6 uur. VERGADERING van den RAAD der gemeente ANNA PATJLOWNAop DONDERDAG den 30 NOVEMBER 1876, des namiddags ten 2 ure. Anna Paulowna, 27 November 1876. De Burgemeester C. E. PERK. Onderwerpen ter behandeling: 1. Vaststelling Suppletoir Kohier Hoofdei. Omslag, dienst 1876. 2. Benoeming armvoogden. 3. Herziening politieverordeningen. 4. Verzoek om ontslag van den plaatselijken 6. Mededeeling ingekomen stukken. HELDEK en NIEUWEDIEP, 28 November. Men leest in de Amst. Crt. van heden: «Zoowel aan de beurs, als door hetgeen naar aanleiding van het aldaar loopend gerucht, in de dagbladen vóór en tegen werd geschreven, is de vraag met levendigheid be sproken, wat er waar of niet waar is van eene poging tot oproer aan boord van de Prinses Amalia. Heden wordt ons door een onzer stadgenooten een brief medegedeeld van een zijner naastbestaanden, die zich aan boord van gemeld stoomschip bevindt. Die brief, gedagteekendter reede van Ismaïla, 15 Nov. 11., en afkomstig van volkomen vertrouwbare hand, behelst het volgende «In plaats van ons gisteren avond te Port-Saïd aan wal te vermaken, hebben wij geagiteerde oogenblikken gehad. Omstreeks 6 ure namelijk verspreidde zich de mare, dat er oproer was onder de troepen aan boord (125 man). Men trachtte, om de dames niet te verontrusten, het gerucht niet tot haar te doen doordringen; maar toen de kruidkamer, die achteruit was, ontsloten werd, en al de wapens, die in de nabijheid van onze hutten worden be waard, naar voren gebragt werden, kon, ondanks alle voorzorg, de zaak niet voor de dames geheim blijven. Aanvankelijk waren de geruchten en mededeelingen ver- 6) EEN "VERHAAL UIT DEN OUDEN TIJD, door Morroaw VOS HILLEUN- BIKCH. {Slot.) V. Vervuld Hans ?ag Maili niet weder; vader Ruppacher begreep, dat hij het meisje niet meer bewaken kon en hij zelf bracht haar naar het klooster Marianau, zoodat ze voortaan woord noch blik met den geliefde wisseleu kon. Maar de afzondering der schooue gevangene was toch niet zoo streng, of nu en dan drong er wel eens een groet, een lied of een bemoedigend woord van Hans Liefrink tot h^ar door. Ook Hans leefde intussoben als een kluizenaar in zijn huisje. Van de eerste ochtendschemering tot diep in den nacht werkte hij zonder ophouden door, en geen bidden of dreigen kon hem bewe gen, zijn werk aan ongeroepenen te laten zien. Het stond niet in zijn contract, antwoordde hij telkens als men hem er toe wilde overhalen, en zoo bereikte de nieuwsgierigheid der Breisachers den hoogsten trap. Twee lange jaren waren voorbijgegaan, waarin de eerste onlusten ter oorzake der Hervorming plaats hadden; en ook Breisach had vele bange dagen doorleefd. Hans had zich door niets laten afleiden; onvermoeid had hij voortgewerkt, zonder naar rechts of links om te zien, en eindelijk in den zomer van het jaar 1526 verscheen hij op het raadhuis en verklaarde dat het werk vol tooid wa3. Nu kwam er groote beweging in Breisach. De Münsterkerk bleef drie dagen gesloten, zoolang het altaar opgericht werd. Honderden nieuwsgierigen stonden om Hans Liefrinks huis en bij de kerk, om toch maar iets van het werk te kunnen zien. Maar zorgvuldig ingepakt kwamen de afzonderlijke stukken uit de werkplaats en de spanning nam te meer toe. Den vierden dag was het Maria Hemelvaart en nn zou het altaar ingewijd worden. Reeds zeer vroegtijdig stroomde eene onafzienbare menigte menschen den berg op, naar het nu weder geopende Godshuis. Blijmoedig noodigend klonk de groote klok verre weg over den Rijn en de omliggende plaatsen. In dichte groepen, tc voet of in rijtuigen, kwamen de landlieden uit den Kaiserstuhl en den Elzas aanstroomen, om het wonderwerk te zien, waarover nu reeds twee jaar lang gesproken werd. Hans Liefrink was reeds sedert het aanbreken van den dag in de kerk. Nog eenmaal beschouwde hij met een onderzoekend oog zijn werk, en toen de groote klok boven zijn hoofd begon te luiden, om de geloovigen saam te roepen, toen trilde zijne hooge, slanke gestalte onder eene lichte siddering, hij nam zijn muts af en sprak met gevouwen handen: „Heere, zegen Gij nu mijn arbeid!" Het was wel een kort gebed; maar wie ooit jaren lang in het zweet zijns aanschijns gewerkt heeft voor zijn gansche toekomst, ward, totdat eindelijk met zekerheid vernomen werd, dat de soldaten, die allen beneden in het schip waren, den toegang van het soldaten-kwartier tot de gangen der officiers-verblijven wilden verbreken. In groote haast vlugtten nu de dames in een der vele langs zijde liggende sloepen en gingen, onder begeleiding van enkele heeren, naar den wal. De officiersvrouwen en ook de moeders bleven aan boord, dewijl vele kinderen reeds te bed lagen. Omstreeks half elf werd het berigt naar den wal gezonden, dat de orde hersteld was. Zij, die derwaarts vertrokken waren, keerden daarop naar boord terug. De zaak had zich volgenderwijze toegedragen: De manschappen waren beneden in hun verblijf gecon signeerd, omdat de majoor bevreesd was voor desertie. Niet ten onregte zeker, want ook te Southampton reeds had drie man zich daaraan schuldig gemaakt. Doch die maatregel beviel hun niet. Eenigen spraken toen af om het schip in brand te steken en in massa te deserteren. Eerst trachtten zij door de luiken aan het dek te komen, maar de onderofficieren stonden er op wacht om hun dit te beletten, en wilden ten dien einde de trappen optrekken. Doch daarop begon een algemeen tumult. De belhamels sloegen de lantaarns stuk, wierpen met de stukken en alles wat zij maar grijpen en vangen konden naar boven. Toen werd het scheepsvolk gewapend en begon er een degelijke vechtpartij met den sabel. Doch eerst nadat er een paar revolverschoten gevallen en zeven der oproerlingen buiten gevecht gesteld waren, werd men de kerels meester, die gelukkig geen andere wapens dan huisraad, ketels, banken, enz. hadden, waarmede zij evenwel eenige scheepsofficieren gewond hebben. De zeven gekwetste muiters zijn er niet malsch afgekomen; sabelhouwen op het hoofd, en een, twee ribben stuk. Ten 12 ure konden alle passagiers zich gerust naar bed begeven, 's Nachts evenwel werden zij weder door geroep: «te wapen,» gewekt. Alles vloog, zooveel mogelijk gewapend, naar boven. Maar gelukkig, ditmaal was het een loos alarm. Een onderofficier, door het gebeurde in den slaap vervolgd, was uit zijn kooi gevallen en had dien wapenkreet geuit. Het volk op wacht had daarop alarm gemaakt. Een onderofficier, in de eerste opschudding door een matroos voor een oproermaker aangezien, ont- zijn geheele geluk, die kan begrijpen hoe Hans Liefrink bij die weinige woorden te moede was. en de Heere God wist het ook wel. Nu stroomde de menigte de kerk binnen en was het gewichtige oogenblik gekomen waarin een kunstenaar het werk van zoovele eenzame dagen en nachten aan het publiek zou overgeven. Nog éón laatsten blik wierp Hans Liefrink op zijne schepping en daarna trok hij zich in stilte terug en bespiedde in angstige spanning den indruk, dien zij op de saamgekomen menigte maken zou. De ochtendzon wierp hare schitterende stralen door de vensters, vlak op het altaar, en een kreet van verbazing, van vreugde, van bewon dering weêrklonk langs de ruime gewelven. Daar stond zij dan nu voor de oogeu der menschen, de gansche Hemelsche Glorie, zichtbaar, tastbaar, in vorm en gestalte! God de Vader en de Zoon, tusschen beiden in de Maagd Maria, de armen over elkander gekruist, het hoofd demoedig buigend onder de kroon, die de Vader en de Zoon boven baar hoofd hielden. Een storm van vreugde scheen door den ganschen Hemel te waaien als in een stormwind golfden de gewaden en de haarlokken der Goddelijke Personen; was dat werkelijk hout, stug, hard hout, dat daar zoo bewegelijk scheen? Was het mogelijk, het levenlooze levend te maken? Bewogen zich die gestalten? En die Engelen scharen, die in luide jubelkooren hun Hallelujahs zongenEn dan al die Heiligen, ieder zoo echt natuurlijk en overeenkomstig zijn bijzonder karakter! Alle figuren levensgroot, en het geheel om slingerd en gekroond met dichte ranken van kunstig loofwerk, waarvan de middelste, hoog oploopend, tot aan het gewelf van het koor reikte. Het ongeoefende oog der goede lieden kon niet zoo op eens al de heerlijkheid omvatten die hier te zien was. Zulk een werk had nog geen van allen, die daar bijeen waren, ooit gezien, en de eenvoudige zielen namen de onbewuste betoove- ring der kunst met kinderlijken eerbied in zich op. De hoogmis begonzulk een mis kon men zich niet herinneren dat cr ooit gehouden was. Een huivering van ontzag doortrilde het kerkgebouw; nooit nog waren de lieden zoo van aangezicht tot aangezicht tegenover het Hemelsche geplaatst, hoe moest daar wel gebeden worden! En toen de schellen by de ver wisseling klonken, toen durfde niemand de oogen op te slaan; allen geloofden zij dat de Verlosser daar boven hen nu levend zou worden en uit zijn omlijsting in hun midden zou komen. Toen echter de godsdienstoefening afgeloopen was, heersehte er een onbedwingbare aandrang om den meester te zien, die het werk tot stand gebracht had. De koster werd uitgezonden om Hans Liefrink te zoeken. Daar trad hij van achter het altaar te voorschijn, bescheiden en hevig ontroerd, maar zoo fier en vol edelen, echten trotsch, dat ieders oog met welgevallen op hem rustte. De burgemeester, die vroeger het eerst een goed woord voor hem in den raad gesproken had, kwam naar hem toe en schudde hem, onder een hartelijkeu gelukwensch, herhaaldelijk de hand; de geheele raad volgde zijn voorbeeld, behalve Ruppacher, die nijdig tegen een zuil geleund stond, omdat hij zich in het gedrang niet had kunnen wegpakken. ving van hem een sabelslag, die echter geen kwetsuur veroorzaakte; althans de bedoelde onderofficier deed van morgen zijn dienst reeds weder. Heden is een eerst onderzoek ingesteld, tengevolge waarvan een vijftal dadelijk in de boeijen werd gesloten. Dit onderzoek heeft voorts de bovenvermelde misdadige oogmerken bevestigd. Het krachtdadig optreden van majoor Giffroy en de andere officieren heeft alles gelukkig ver ijdeld. De schuldigen zijn speciaal Franschen en Belgen. Menschenlevens zijn niet te betreuren. Vermelding evenwel verdient, dat een passagieres 2de klasse, tengevolge van den schrik, ontijdig bevallen is.» De heer L. J. Lefèbre van 's Hage, uitvinder van een nieuw systeem misthoorn, heeft gisteren alhier in tegenwoordigheid van Marine-autoriteiten proeven met zijne nieuwe vinding genomen, welke, naar wij vernemen, zeer goed geslaagd zijn. Een agentschap van dit nieuwe instrument is bij den heer L. A. Laurey alhier gevestigd. De instrumenten zijn bij genoemden heer tentoongesteld en verkrijgbaar. Zr. Ms. stoomschip Samarang, van Rotterdam naar Buenos-Ayres, was den 24 dezer bij Falmouth. H. M. de Koningin bevindt zich thans te Pau. De vereeniging van officieren der schutterij in Neder land, het centraal-comité van den weerbaarheidsbond en de vereeniging van officieren der schutterskorpsen in Neder land hebben tot den Koning een adres gerigt, waarin, onder betreuring van den toestand onzer weerbaarheid, middelen aan de hand worden gedaan om daarin verbetering aan te brengen. De middelen zijn: 1. behoud van de militie met aanwijzing van het jaarlijksch contingent door loting; 2. afschaffing van het regt van plaatsvervanging en nummerverwisseling van de door het lot tot de dienst bij de militie aangewezenen; 3. onmiddellijke inlijving van elk weerbaar man, niet tot dienst bij de militie geroepen, in de op nieuw georganiseerde schutterij; 4. diensttijd van 2040 jaren, deels actief, deels in reserve; 5 indeeling der bij de militie gediend hebbenden, na expiratie van diensttijd, bij de schutterij als reserve; 6. algemeene dienstoefening van staatswege op de scholen; 7. verkorte diensttijd en andere voordeelen, bijv. keuze van wapen en Zijne dochter had voor deze plechtige gelegenheid het klooster mogen verlaten en stond met opgeheven hoofd naast hem, bleeker dan ooit, maar met eene uitdrukking van zalig genot op het bekoorlijk gelaat. „Vindt ge niet, dat Ruppacher's dochter sprekend gelijkt op de Moeder Gods daar boven onsfluisterde iemand zijn buurman toe. „Ja, dat is waar!" „En God de Vader lijkt op Keizer Max!" merkte een bejaard man aan; „juist zoo zag hij er uit!" En als een loopend vuur ging het. nieuws door de menigte: Liefrink had Maria Ruppacher en Keizer Max afgebeeld. „Ja, lieve vrienden," sprak Han3 bedaard en duidelijk, „dat heb ik gedaan, omdat ik niets schooners op de wereld ken dan Keizer Max en Maria Ruppacher. God heeft de menschen als zijn evenbeelden geschapen, en de kunstenaar, die den Schepper voorstellen wil, heeft het recht, zich aan diegenen te houden, van wie hij denkt dat zij Hem het meest nabij komen." „Goed gezegd!" klonk het van alle kanten. „Meester Liefrink, gij komt nog in den gemeenteraad, dat voor spel ik u!" zei de burgemeester. Doch nu stapte Hans met vasten tred naar de bank, waar Rup pacher vergeefsche pogingen deed om zijne dochter met zich voort- tetrekken. „Halt, meester Ruppacher!" riep hij op beslisten toon, „ik heb u nog iets te zeggen en nu moet gij mij aanhooren! Gij hebt me nu twee jaar geleden eene zonderlinge voorwaarde gesteld; de éénige waarop gij mij uwe dochter tot vrouw wildet geven. Weet gij dat nog?" Ruppacher bewaarde een verachtend stilzwijgen. Hans ging voort: „Gij hebt toen iets verlangd, dat niet mogelijk scheen: ik moest een altaar snijden, dat booger is dan de kerk waarin bet staat, en gij deedt een plechtigen eed, dat ik dan uwe dochter krijgen zouWelnu, meester Ruppacher, zie naar boven het altaar hier is juist een voet hooger dan de kerk, en toch staat het cr in. Ik heb slechts de spits omgebogen." Ruppacher staarde naar het gewelf en verbleekte: daaraan had bij niet gedacht! Een goedkeurend gemompel deed zich onder de omstanders hooren. „Derhalve, meester!" vervolgde Hans kalm, „ik heb mijne voor waarde vervuld; vervul gij nu uwen eed en geef mij uw dochter ten huwelijk!" Ruppacher was als door een beroerte getroffenhij dreigde ineen te zinken, zoodat men hem moest ondersteunen, doch hy had een sterk gestel en kwam spoedig bij. Hij was de man niet om met eeden te spelen; Hans Liefrink had hem aan zijn woord gehouden op eene wijze, die niemand kon vermoeden; het gegeven woord moest gehouden worden en wel met fatsoen en waardigheid. Een raadsheer mocht niet aan al het volk ergernis geven. Er ontstond een lange stilte; Hans bleef geduldig wachten. Eindelijk baande Ruppacher zich een weg door de menigte en ge leidde plechtig zijn dochter naar den jongman. „Een Ruppacher heeft nog nooit zijn eed geschonden. Daar hebt ge mijn kind,

Kranten Regionaal Archief Alkmaar

Heldersche en Nieuwedieper Courant | 1876 | | pagina 1